paul van vliet:
HAAGSE KUNST
IN BRANDING VAN NIEUW
SEIZOEN
ernst-jan beeuwkes:
kees van bohemen:
.DUINEN ZIJN VOOR MIJ IDEALE BROEDPLAATS'
ZATERDAG 2 SEPTEMBER 1967
Met de zee en de stervende zomer als getuigen hebben drie Haagse kunstenaars hun
plannen voor najaar en winter gesmeed. Schilder Kees van Bohemen, cabaretier Paul
van Vliet en couturier Ernst-Jan Beeuwkes onthulden in de branding van het nieuwe
seizoen, wat Nederland van hen mag verwachten. Voorlopige oogst: een nieuwe serie
kleurige sportfiguren, een kersverse aflevering van populair PePijn en een handvol
nieuwe modecreaties, die de knie als basis hebben. Driemaal inspiratie is scheeps
recht in deze exclusieve reportage.
ZIJN MODEGOLVEN SLAAN WEER ROYAAL BOVEN DE KNIE
De modegolven in de gloed
nieuwe collectie van coutu
rier Ernst-Jan Beeuwkes
(lancering eind september)
slaan nog steeds tot ver
boven de knie. Tien centi
meter voor de bloemlge hip
pies, t|)( centimeter voor
dames, die iets minder smurf
getalenteerd zijn; op de knie
voor hen, die de waarheid
over hun schoonheid liever
in het midden willen laten.
„Dis Partjse modekoningen
kunnen me nog meer
vertellen", zegt van nature
weinig aggressieve Beeuw
kes, „ze kunnen nou wel
honderd keer decreteren,
dat de vrouwen voortaan
lange rokken en lange
jassen moeten dragen, maar
daar trapt geen zinnig mens
ln. De vrouwen zijn net
gewend aan de makkelijke,
jonge mode. Ze hebben ont
dekt, dat jeugd niet ge
bonden ls aan een leeftijd,
maar aan mentaliteit. Het
zou onzinnig zyn, als in die
situatie opeens verandering
komt. Ik heb er dan ook
geen moment serieus over
gedacht om mijn creaties
langer te maken".
Beeuwkes heeft deze keer
op z'n modepalet veel zwart
en bruin gemengd. Voor de
avondkleding voegde hij
daar een handvol lichtere
kleuren aan toe. Veel rood
ln allerlei variaties, daar
naast met mate oranje.
„Oranje", zegt hy, „ls dit
seizoen geen uitgesproken
modekleur meer. Geel ls
ook „uit". Dat kun je als
modebewuste vrouw niet
meer dragen.
Wat er wel steeds meer
Inkomt is bont. De coutu
riers hébben tegenwoordig
de beschikking over de
verrukkelijkste bontsoorten.
In mijn nieuwe collectie
heb ik dan ook royaal met
bont gewerkt. Meer dan ln
alle voorgaande jaren.
En voor de reet moet Iedere
vrouw maar voor zichzelf
uitmaken, wat ze wil
dragen. De moderne mode
is een persoonlijke, een
mode, dio zich als een ka
meleon aanpast aan de
vrouw. Do ontwerper ia al
lang geen dictator meer.
die zijn cliënten kan
dwingen om een bepaalde
creatie te dragen.
Ik kan me alleen niet goed
voorstellen, dat ze in zo'n
onwijs lange soepjurk wil
len stappen, die volgens
Parijs de toekomst heeft.
Ik houd het ln elk geval op
tien centimeter. Boven ds
knie".
„ALS IK DE ZEE SCHILDER, WORDT HET EEN LACHERTJE"
Snelheidsmaniakken in
een groezelige nimbus van
zweet en olie, vierkante super
helden met leren pakken en
glimmende helmen, wankelende
boksers, vertwijfeld graaiende
rugbyspelers, verbeten vechtende
schaatsers. Het zijn stuk voor
stuk onderwerpen, die schilder
Kees van Bohemen mateloos
intrigeren, Hij staat als vaste
waarnemer op het circuit van
Zandvoort, snuift in de pits van
de Nürburgring de benzinedam
pen op, likt van het televisie
scherm de wrede slijtageslagen
in Le Mans, Indianapolis en
Monaco.
„Die dingen interesseren me", legt hij
uit, „omdat het grenssituaties in de
samenleving zijn. Die kerels worden in
zo'n raceauto geschoven als brood in
een oven, als lijken in een doodkist.
Even later zie je ze met een vaart van
220 kilometer per uur langsscheuren.
Dat ls dynamiek, pure sensatie. De
acrobaat in de nok van het circus.
Zonder vangnet. De mens, die zich laat
BIJ DE FOTO'S
(VAN SIMON E. SMIT):
Kunst in de branding
van het nieuwe seizoen:
van links naar rechts:
Antoinette in een avond
japon van witte zijde
met gebrodeerd boven
stuk, staande ontwerper
Ernst Jan Beeuwkes, zit
tend cabaretier Paul van
Vliet, cabaretière Lise-
lore Gerritsen in een
complet van cyclaam-
kleurige wol en manne
quin Yvonne in een jas
van Canadees pecan-
bont.
Onder:
Kees van Bohemen: „Al*
ik de zee schilder, wordt
het een lachertje. Daar
om houd Ik het maar op
mijn sportfiguren. De
autoraces, de boksera en
schaatsers. Daar kun je
als kunstenaar wat van
vertellen".
betrappen in zijn grootheid en in zijn
opperste burgerlijkheid.
Ik heb hele series boksers gemaakt.
Vrijwel nooit de winnaars. Altijd de
verliezers, want die zijn voor een
kunstenaar de meest fascinerende
partij. Ik schilder de bronzen medaille,
de man, die jaren naar zo'n wedstrijd
heeft toegeleefd. Die zich alles heeft
ontzegd. Vroeg naar bed, geen sterke
drank, geen sigaretten. In tien minuten
wordt zijn droom in puin gestampt.
Dat is iets om de tranen van in je ogen
te krijgen, om spontaan krankzinnig
te worden. Een knock-out moet iets
verschrikkelijks zijn.
Ik schilder sportfiguren, omdat er iets
van te vertellen is. Omdat ze in situa
ties verzeild raken, waar je met verf
en een stuk linnen in kunt duiken.
Daarom maak ik nooit een schilderij
van de zee. De zee is er gewoon, die
moet je over je heen laten komen en
niet proberen te vangen in een plaatje,
dat altijd lummeliger is dan de zee
zelf. Als ik de zee schilder, wordt het
een lachertje. Dat is hetzelfde als een
sappig peertje proberen te schilderen.
Daar moet je als kunstenaar niet aan
beginnen, want je weet toch van te
voren, dat je er niet tegenop kan. Het
peertje wint het altijd. Je kunt het nog
opeten ook. Wat wil je er dan als
schilder nog aan toevoegen?".
Hoop puin
Kees van Bohemen, 38-jarige zoon van
een Haagse groenteboer, is veertien
jaar geleden voor het eerst met zijn
doeken in de openbaarheid getreden.
„Abstracte en impressionistische wer
ken. Je kent het wel. Ik had er al
gelijk groot succes mee en een man
als Sandbergh kocht bijvoorbeeld een
paar dingen.
Als ik de schilderijen uit die tijd nou
zie, schrik ik me vaak rot. Er zijn
doekjes bij, die het wel uit zullen
houden, voorzover ik dat objectief
kan zeggen. Maar er is ook een hoop
puin bij. Je oordeel is in de loop van
de jaren anders geworden, harder
vooral. Wat je vroeger accepteerde,
wijs je nu af. Je wordt kieskeuriger.
Ik heb ook een hoop schilderijen ver
nietigd. Een schaatsenrijder bijvoor
beeld. Dat is een impuls. Je vindt
opeens, dat het niet meer kan en je
denkt: „Of hij of ik". Als het linnen
nog goed is, smeer je er een afbijt-
middel op en schraap Je de volgende
dag de verf eraf. Vaak is het linnen
ook te moe geworden en trap je het
hele doek stuk. Ik moet toegeven, dat
ik er achteraf wel eens spijt van heb.
Van die schaatsenrijder bijvoorbeeld
Ik had hem nog niet vernield, of ik
wilde hem alweer terughebben".
Stand-by
Schilderen beschouwt Van Bohemen
als een therapie, als een welkome
afleidingsmanoeuvre. Hij sluit zich elke
dag om negen uur precies in zijn ate
lier op en blijft er tot bij vijven. „Dat
wil nog niet zeggen, dat je in die tijd
wat doet, maar je bent tenminste
paraat. Je bent voortdurend stand-by,
zodat je kunt ingrijpen, als het moet
gebeuren. Ik ben geen neuroticus, die
maanden op één doekje zwoegt Als de
kern er eenmaal is, als de situatie me
duidelijk wordt, zet ik hem binnen het
half uur op het linnen. De afwerking
„schilderen
is voor mij een
sportieve
prestatie"
komt later wel, maar de grote lijnen
staan vast. Als, het schilderij er na een
half uur nog niet is, hoef ik er niet
eens aan te beginnen.
Je moet als schilder wel een bepaalde
mentaliteit hebben. Je moet een jongen
met een lange adem zijn. We zijn
indertijd op de academie begonnen met
twee eerste klassen. Zoveel aanloop was
er. In de vierde klas waren we nog
met zes jongens, in de vijfde met drie
en uiteindelijk ben ik alleen over
gebleven. Als je denkt: „Het moet
binnen drie Jaar gebeuren", kun je
het beter helemaal vergeten. Je moet
één afgerond idee hebben en daar op
doorgaan. Het is hetzelfde als het
Kanaal overzwemmen. Er zijn er mis
schien 100.000, die het kunnen, maar
vier presteren het, omdat ze zich erin
vastbijten. Je moet gewoon een vol-
houdertje zijn.
Houtje bijten
Ik heb overigens zelf niet te klagen.
Ik heb een tijd lang op een houtje
moeten bijten, maar nou verkoop jk
lekker. Ik ben pas in Amerika ge
weest en heb daar twee schilderijen
verkocht. Vijftienhonderd dollar het
stuk. Het Guggenheimmuseum heeft
ook belangstelling, maar helaas moesi
ik halsoverkop terug naar Nederland
en daarom is de koop uitgesteld. Ame
rikanen moet je boven op hun lip
blijven zitten, want anders gaat het
Zulke zaken kun Je niet zelf regelen
De tijd, dat een schilder met zijn
doekjes langs de deuren leurde, is
voorbij. Dat kun je alleen nog met
veters doen.
Ik heb een manager, die alle contacten
onderhoudt. Hij organiseert de expo
sities in de hele wereld, maakt de
catalogi, regelt de verkoop.
Het enige wat ik doe is schilderen. Ik
heb geen andere keus".
Aan de vloedlijn van
een nieuw seizoen luidt,
ook de bei voor de derde
eabaretronde. In de ring:
Meester Paul van Vliel,
bekend van konlngsbral-
lolten en platcnpurtjjen,
Liselore Gerritsen, I'erd
lluga* en Rob van Kree-
veld. Er wordt gebokst
om de grote gunst van
liet Nederlands publiek.
Helper* weg. Het spel
gaat beginnen.
Paul van Vliet, kampioen
van Zuid-Holland in de
vedergewichtklasse (let
vooral op 't voetenwerk
heeft zijn tactiek in
middels bepaald: „Mijn
nieuwe programma is
minder verstandelijk,
minder intellectualis
tisch dan de voorgaande
twee. Het is ook minder
Leids, geloof ik. Als je in
Leiden hebt gestudeerd,
draag Je bewust of on
bewust toch altijd een
hoop studentikoze bal
last met je mee, die je
niet één, twee, drie kwijt
bent. Natuurlijk probeer
je in het cabaret die
Leidse invloeden zoveel
mogelijk te elimineren
en er zijn ogenblikken,
dat Je zelfs denkt: „Nou
ben ik er helemaal los
van", maar als je dan
later je teksten nog eens
kritisch doorlicht, ont
dek je het tegendeel.
Het gekke in dit vak ie,
dat je maar eene in dc
twee, drie jaar je crea
tiviteit ontlaadt. Ben
schilder en een beeld
houwer eijn voortdurend
bezig met hun ont
wikkeling; die schaven
en beitelen met stukjes
en beetjes. Zc kunnen
eens een dag, een week
niks doen, maar na een
jaar hebben ze toch een
produktie. Dertig schil
derijen, vijf plastieken.
Wü kunnen na twaalf
maanden alleen het aan
tal voorst el lingen turven
en vaststellen, dat we
goed geboerd hebben.
Als Je dan na twee Jaar
weer serieus gaat zitten
om een nieuw pro
gramma te schrijven,
ontdek Je opeens, dat er
in die tussentijd een
allemachtlge hoop ge
beurd ls. Je bent niet
alleen twee Jaar ouder
geworden, maar Je ont
wikkeling is ook door
gegaan. Je denkt andera,
je reageert anders op de
dingen. Het kost je ge
woon moeite om Jezelf te
herkennen in de vent
van twee jaar terug.
Timmerwerken
Die groeistuipen- zijn ook
duidelijk in mijn derde
programma terug te
vinden. Ik heb deze keer
wel minder moeite gehad
met het vinden van
woorden. Er is een pe
riode geweest, dat ik ge
weldige timmerwerken
maakte. Een woordje
erbij, een woordje eraf.
Ik zat net zolang te
prutsen, totdat er onder
myn handen heel ver
nuftige constructies wa
ren ontstaan. Ik geloof,
dat lk daar nu wel
overheen ben. Die lange,
ambachteiyke teksten
hoeven niet meer. Het
gaat nu meer om de
snelle uitwerking van
een Idee. Er wordt niet
zoveel meer uitgelegd in
mijn teksten en ik doe
vaker een beroep op de
fantasie van myn toe
schouwers. Het Is een
spel van licht en scha
duw geworden. Of, zoals
ik in het voorwoord heb
geschreven: een levens
liedje van tweeëneenhalf
Broed plaats
Zes weken vóór de on-
verbiddeiyke première
zyn vier Ideeën nog niet
volledig uitgebroed. Paul
van Vliet: „Ik heb nu
zeventien teksten klaar.
Dat Ls meer dan Ik had
durven hopen. Een deel
heb lk geschreven ln
Zuid-Frankrijk, de rest
ln de duinen by Scheve-
nlngen. Tussen de meer
koeten, de zilvermeeu
wen en de waterhoenen.
Ik ga er 'a morgens heen
en werk aan één stuk
door. Je ziet geen mens
en dat ls net, wat ik
nodig heb. Denken kan
ik overal, desnoods in
een trelncoupé of In een
overvol café, maar ala er
serieus getimmerd moet
worden, kan ik geen
hebben.
Daarom zyn die duinen
voor mij zo'n Ideale
broedplaat*".