KATTENBURG LAATSTE STUIPTREKKING VAN L helse patrouille gaf doodsteek aan pittoreske amsterdamse wijk (Van onzer verslaggever») een of andere reden zijn de hoekhuizen op Kattenburg tot nog toe de slopershamer ontsnapt. Verder op is alles allang „plat": er groeit onkruid waar eens mensen woonden. IAAT ons er dU6 geen doekjes om winden. Het Kattenburg, waar Arthur van Schendel het decor vond voor zijn onsterfelijke „fregatschip Johanna Maria" en waar de wiegen stonden van uiteenlopende nationale beroemdheden als oud-minister Schokking, Corry Vonk, Dirk Parmentier „ome" Jan v, Zutphen, dat Kattenburg is morsdood. Wat blijft is een handjevol herinnerin gen, die de komende generatie als zand door de vingers zullen stromen. O ja, het beeld van de dokwerker zal men blijven kennen als belicha ming van Amsterdams verzet tegen de nazibeulen. Maar hoevelen zullen nog weten, dat beeldhouwer Marl Andries- sen met dat bronzen brok onverzette lijkheid precies het portret maakte van de Kattenburger Kootje Blink, die on der het motto: „De moffen motten met d'r pote van onze rotjoden afblijven", voorging in de heroïsche februarista king? Daarom dit naschrift op het graf van Kattenburg. Een vierdelig na schrift voor elk der levens één. Eerste leven Het eerste leven begon in 1658, toen er in het IJ-water kunstmatige eilanden werden aangeplempt. Kattenburg was er een van. Al spoedig concentreerde er zich de nationale scheepsbouw, die. onmisbare heipaal onder de welvaart van de Gouden Eeuw. De grachten paleizen zouden niet zijn gebouwd, als de Kattenburgers niet zo naarstig waren geweest met kromhout en teer pot en bovendien nog uitmuntend scheepsvolk hadden geleverd ook. Vol- schepen, klippers en driemastbarken liepen op Kattenburg aan de lopende band van stapel en werden in hetzelfde tempo bemand. Zo groeide 't eiland tot het meest waterverwante, watermin- nende deel van de waterrijke stad, hetgeen zeggen wil. Het leven tierde er welig, want er was geld genoeg voor een regelmatige oor lam. Er werd van tijd tot tijd enorm geknokt, zoals tsaar Peter de Grote aan den lijve gevoeld heeft, toen hij. op Kattenburg in de scheepsbouw lief hebberend, eens iets te veel zei. Het is dan ook in die dagen, dat het ras der „bijltjes" geboren moet zijn de onstuitbare vechtersbazen van de eilan den, wier vuisten actief waren bij het aardappelopróer en later tegen de Duitse bezetter. Ze zijn er nog, de bijltjes, al werden ze van lieverlee ha venarbeider in plaats van scheepsbou wer. Ze spreken nog steeds een eigen taal, waarin 't cijfer 1 „aas" heet, elf „een kwak", achttien „een maagd", achtentachtig „een dubbele krake ling" en negentig „een dubbelhanger". Men vindt ze in veel veembedrijven. Maar daarmee lopen we op de geschie denis vooruit. Tweede leven Het begin van de periode van Katten- burgs 2de leven is vaag. Toen veel ei landbewoners samen met de midden stand wegtrokken naar de aanpalende Dapperbuurt, waar de straten beter waren en de huizen ruimer. In plaats daarvan kwamen immigran ten, vooral uit de oostelijke provincies, die door de crisis naar Amsterdam werden gezogen en op Kattenburg de laagste huren vonden een cosmopoli- tische bevolking ook, die hen zonder problemen qpnam. Terugkijkend ver baast men zich erover, hoezeer de tijd op de eilanden was blijven stilstaan en hoe groot de nood van de immigranten en achterblijvers geweest moet zijn, dat zij onder deze omstandigheden wilden leven. Er waren veel kelderwoningen, die be neden de waterspiegel stonden en dan ook voortdurend overstroomden. Klei ne, stinkende woonruimten, vaak niet groter dan één vertrek. Het daglicht kwam van boven, net als in de roef AMSTERDAM Van een kat zeggen ze, dat hij negen levens heeft Kattenburg, een van Amsterdams schilderachtigste buurten, heeft het niet verder dan vier gebracht. Optimisten zullen tegenwerpen, dat op de plaats van de verkrotte straten straks kantoortorens sullen staan, studentenflats en andere strakgelljnde, nuttige voorzie ningen. maar de hoofdstedeling, die het hart op de rechte plaats draagt, wil daar niet aan. Voor hem is Kattenburg de wijk van de geurtjes en en geintjes, van de dokwerkers en de dragonders, van vlaggend wasgoed en winkelwaar op het trottoir het enige stukje stad behalve de Jordaan. dat een zoal niet fris, dan toch verfris send vleugje zuidelijkheid had. En dat Kattenburg is dood. UUeengebeukt door de loden kogel van de sloper. Als puin afgevoerd om het tracé van de IJ-tunnelwegen tot ondergrond te dienen. Van de 1407 wonin gen staan er nog maar 329. Over een jaar staat er hele maal niets meer. De bewoners? Het waren er 5440. Er sljn er nog duizend over en die moeten er ook uit. Naar zindelijke flat jes met veel glas, die uitzien op zindelijke flatjes, die met veel glas terugkijken. Naar buren, die „meneer" zeggen, terwijl je Je hele leven „ome Gerrlt" en „tante Leen" bent geweest. Naar buurten, die door een voormalige bewoner van Kattenburg met de plas tiek, dit volksdeel eigen, als volgt worden gek^ischetst: „BIJ ons ging je 's avonds nog wel erls de deur uit om lekkere malse makreel te ha len. Waar dacht je, dat je dat zou doen op de Calandlaan of ln Slotermeer? Welnee, man. Daar smaakt zo'n ding niet. Dat is een taaie, droge makreel, die Je niet door je keel krijgt van een schuit. Ratten drongen door tot in de wiegen van de baby's. Het tie rige Kattenburg van weleer was een vale verzameling scheefgezakte krot ten geworden, waarin alleen de kaalste armoede zich thuis voelde. Het over leefde de oorlog, maar Amsterdam was na de bezetting nauwelijks op adem gekomen, of het besluit kwam eruit: we gaan de binnenstad saneren en het ligt voor de hand, dat we met Katten burg beginnen. Derde leven Toen het strakke ontruimingsschema eenmaal was uitgedokterd, begonnen de bewoners in het looppas-tempo van 25 gezinnen per maand naar andere wijken te verhulzen. Maar de krotten konden niet meteen gesloopt worden, Woning na woning verdwijnt: de bewoners zijn zoals ze zelf zeggen uit hun buurt verjaagd. Ze moeten de knusheid van het Kattenburgse leven verruilen voor het steriele bestaan in Amsterdam-Noord of een Slotervaartse flat. omdat er onteigeningsprocedures te gen belendende percelen liepen en de hulzen waren te wrak, om geïsoleerd te kunnen blijven staan. Vier, vijf be woners, die weigerden vrijwillig te gaan, hielden de hele ontvolkte straat overeind. Daarmee begon, curieus ge noeg, in het leven van Kattenburg te gen de verdrukking in weer een faze, die de oude tierigheid had. De leegstaande panden bleken als mag neten illegale bewoners aan te trekken. Een waar leger van daklozen etreek op de eilanden neer. Er waren onder de clandestiene Kattenburgers ml- rabele dictu ambtenaren, maar het merendeel bestond toch uit studenten, artiesten, provo's en aanverwant intel lectueel grut. Vindingrijke jongelui die voor geen legale woonruimte in aan merking kwamen, maar die hier. oog luikend werden getolereerd. Ze hoef den niet eens huur te betalen en be steedden de aldus uitgespaarde pen- nlgen, om de onbewoonbaar verklaar de krotten weer bewoonbaar te maken, ieder op de manier die hem goeddacht Zo kreeg Kattenburg in een laatste opflikkering zowaar nog de allure van het beroemde Partjse Quartier Latin. De Illegale bewoners hadden zelfs ln een bedompte kelder een eigen thea tertje, waar ze 's nachts, veertig tot vijftig man sterk, onder het genot van goedkope wijn en pikante liederen tot het dagkrieken bijeen bleven. Het heeft kort geduurd, want de publieke opinie maakte er terecht en tenon- rechte, dat kan in het midden blijven een eind aan. In hoeverre dit heeft bij gedragen tot de gewelddadige explosie van provo, moeten historici maar eens uitmaken. Vierde leven „De ratten van Kattenburg" onder die kop bracht een in Amsterdam ge drukt ochtendblad een reportage over de illegale bewoners van de eilanden. Aanleiding was een vechtpartijtje tus sen een echte Kattenburger en een „Il legaal". Een burenruzie, zoals se ln de beste families voorkomen, maar daar na was het mis. De reportage gewaag de over allerlei verslavende en sek suele buitensporigheden van de „ille galen" en dat maakte de „legalen" be zorgd voor de toekomst. Er kwam, ge heel in de traditie van de bijltjes, 'n knokploeg, die de bijnaam „de hel se patrouille" kreeg. Ze deden de „illegalen" geen lijfelijk letsel aan, dat niet. Wel wisten ze meteen, wanneer er weer een „illega le" vertrokken was, zodat er woon ruimte kwam voor andere legalen". Dan kwamen ze ln actie. Dan sprongen drie, vier man in een volks wagenbusje en raasden ze naar het betrokken pand. Gesloopt werd er niet. Zoals gezegd: men moest rekening houden met het feit, dat de huizen van Kattenburg letterlijk op elkaar leu nen. Er werd onbewoonbaar ge maakt". Toiletten en aanrechten (voor zover aanwezig) gingen onherstelbaar aan gruzelementen. De ramen gingen opstand hebben uitgezien. De filmster Curt Jurgena moet soleta hebben ge dacht. HIJ zei dezer dagen, in Amster dam voor opnamen, die verband hou- Eén van de vele dwarsstraten op Kattenburg ziet er nu zó uit: er wonen nog een paar mensen, de laatste van de ruim vijfduizend die in deze intieme en ras-Amsterdamse buurt hun jaren hebben gesleten. eruit. Vervolgens werden alle buiten-, kast- en andere deuren uit hun heng sels gelicht en kruiselings over de ga pende ramen gespijkerd. De gasbui zen werden doorgezaagd en aan het einde dichtgeknepen. Een knappe Jon gen, die zich ln deze chaos vestigt, om de reputatie van de Kattenburgers nog verder naar beneden te halen door ma rihuana te roken of zich aan andere, on-Katrtenburgse excessen te bulten te gaan... Aan de actie van deze „helse patrouil le" dankt Kattenburg zijn huidige uiterlijk meer dan aan de slopers. Het is het uiterlijk van een gebombar deerde, geplunderde, gebrandschatte stad. Als Je erdoor loopt, denk je, he lemaal ten onrechte, maar begrijpe lijk: zo moet Detroit er na de neger den met de Italiaanse film „From glory to hell", stomverbaasd: „Hos Is het ln 's hemelsnaam mogelijk, dat jullie hier, zo lang na de oorlog, nog steeds zulke littekens van die oorlog hebben overgehouden". Weet hij veel? Het zijn gewoon de laatste doodstuipen van het vierde leven van Kattenburg, die hij heeft gezien. Dat het hierna la afgelopen, zal inmiddels wel ledereen duidelijk zijn. Zeker: het moderne za kencentrum en de moderne studenten flats komen er. Maar dat heeft nleta met Kattenburg te maken. Het Katten burg van de geurtjes en geintjes, het onvervangbare, onverzettelijke, onbe schrijflijke Kattenburg van weleer, la dood. Amsterdam Is daarmee wel hygiënischer, maar ook armer ge worden. De Kleine Kattenburgerstraat, onbetwist eens de gezelligste straat van de hele buurt, ziet er. nu uit alsof er een bombardement heeft plaats gehad. Maar slecht» de slopershamer» hebben schuld,,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1967 | | pagina 11