Dick Bessem
ZAALSPORTEN
Olympisch
stadion
MET LANDEPLOEGEN KEERDE 00K
MARCEL BIDOT IN TOUR TERUG
DE T.ETOSE COURANT
VIA
TAXIRIT
VAN
ZEVENTIG
KILOMETER
NAAR
AFSCHEID
VAN
„ZIJN"
(Van onze sportredactie)
AMSTERDAM „Olympisch
stadion? Jazeker gaan we
daar naar toe." Alsof je een
wildvreemde bent in de „we
reldstad" van je eigen land,
zo neemt de tramconducteur
het gesprek over. „Wat mot je
daar doen meester?" vraagt
de man niet zonder enige on
bescheidenheid, zoals alleen
Amste la miners dat maar
kunnen vragen. Ach, op zo'n
moment v je hem niet te
leurstellen en Je geeft hem
antwoord. „We hebben een
afspraak met de directeur
van hetVerder kom je
niet. „Dikkle Bessemzo
zo". En h\j kijkt je aan of je
'n wereldwonder bent. .Aar
dige man, meneer", vervolgt
hij zyn monoloog en onge
vraagd volg: een hele uiteen
zetting van de persoon van
„Dikkle" Bessem zoals de
tramconducteur hem tegeljj-
kertijd goedmoedig en bewon
derend noemt. De beschrij
ving van de heer D. J. Bes
sem klopt volkomen. Een iet
wat grjjzonde man, keurig ge
kleed en een bijzonder ge
zond en gebruind gezicht,
waarvan men echt geen 67
jaar afleest. Als hij spreekt
kijken twee guitig twinke
lende blauwe ogen je aan. Hij
vertelt graag over „zijn" sta
dion waar hij gisteren voor
de laatste maal officieel resi
deerde.
Dick J. Bessem, geboren 2
september 1900, is een druk
bezet man, vooral in deze
laatste dagen van zijn direc
teurschap van net Olympisch
stadion. „De pers loopt de
deur plat. De meesten zien er
wel een verhaal ln. Maar Ja,
ik ben twintig Jaar directeur
geweest van het stadion en ik
ben nu op een leeftijd geko
men dat ik stop moet zeggen.
Kijk", -ïgt hij breed gesticu
lerend, „ik ben zevenenzestig
en ik voel me goed gezond.
Dat wil ik zo houden. Dat is
beter dan door te gaan en
straks het loodje te moeten
leggen. Met ouderdom ko
men immers de gebreken en
ik blflf liever zo lang moge
lijk gezond. Vervelen zal ik
me niet, ook al zal ik veel
terugdenken aan die twintig
prachtige jaren. Ik ben tevre
den, het lev,, heeft mij alles
geboden wat een mens zich
maar kan wensen. Maar nu
wil mijn gezin me wel eens
wat meer zien. Dat directeur
schap brengt een groot aan
tal besognes met zich mee.
Soms is dat wel prettig, maar
af en toe wil Je toch rustig
thuis zijn."
Dick Bessem heeft totaal
geen moeite zich de gebeur
tenissen van twintig Jaar ge
leden te herinneren. „Zoiets
blijft Je altijd bij. Neem bij
voorbeeld mijn verkiezing tot
directeur in 1947. Ik was toen
werkzaam als afdelingschef
bi) het bankierskantoor Hop
pe en Co. hier ln Amster
dam. Vrienden va me had
den vernomen dat er bij het
stadion een directeur werd
gevraagd. Na veel aandringen
heb ik óók een sollicitatie
brief geschreven. Ik keek wel
raar op toen ik op de dag
van i'e afspraak zag dat er
niet minder dan 100 gegadig
den waren. Uiteraard gaf ik
mezelf maar heel weinig
kans, maar tot mijn verba
zing was ik bij de voorselectie
nog steeds op het lijstje ge
handhaafd. Er waren er toen
nog tien over. Het is net dat
verhaal van die tien kleine
nikkertjes. U kent het. Van
de twee die uiteindelijk over
bleven had ik naar mijn idee
inlet de beste papieren, maar
wonder boven wonder werd
de eenvoudige afdelingschef
toch directeur van het Olym
pisch stadion. Ik zie me die
le april nog staan voor de
tafel van de aandeelhouders
Onvergetelijk".
Niet voldoende
„Natuurlijk heb ik veel rrtèn-
sen ontmoet. De belangrijk
ste? Da's niet moeilijk. In
1948 kreeg ik een groot aan
tal koningen, prinsen en an
dere staatshoofden over de
vloer, da was ter gelegen
heid "an de inhuldiging van
koningin Juliana. Eigenlijk
hebben talloze .>ersonen van
importantie hun voetstappen
op de stenen van het stadion
terrein achtergelaten. Op
sportgebied waren dat o.a.
Sir Stanley Rous en een
J. H. MELLEGERS
Nieuwe directeur van het
Olympisch Stadion.
Emil Zatopek. Als u weet
hoeveel sportieve manifesta
ties hier al l.ebben plaatsge
vonden, zou u aan ettelijke
kranten nog niet voldoende
hebben om alles op te schrij
ven. Voetbalwedstrijden, atle
tiek, wielrennen, basketball,
hockey, ach, je kunt eigenlijk
geen tak van sport opnoemen
of we hebben er hier wed
strijden van gehad."
„Een van de mooiste momen
ten was overigens het wereld
kampioenschap wielrennen in
1948 toen Gerrit Schulte in
die fascinerende achtervol
gingsfinale de onvergetelijke
Fausto Coppi versloeg. Maar
ook de finale in 1962 van de
Europa Cup tussen Real Ma
drid en Benfica was een
zeldzaam evenement. Boven
dien vierden we toen Juist het
zilveren Jubileum vaaa de N.V.
en het is dan grandioos om
bij zo'n feest voetbalgroothe
den als Dl Stefano en Puskas
over het veld te zien zwerven.
Neem bijvoorbeeld ook toen
Fanny Blankers-Koen vier
gouden medailles won op de
Olympische Spelen van 1948
in Londen. Dat móést gevierd
worden en dat gebeurde in
ons stadion. Het viel echter
niet mee om de diverse groot
heden naar Amsterdam te
krijgen. Soms heb ik op een
dag zeventig kilometer in een
taxi gereden om de atleten te
kunnen spreken. Maar toen
het eenmaal gelukt was had
den we ook het neusje van de
zalm op de sintels. Emil Za
topek, Fanny zelf natuurlijk,
Slijkhuis cn nog veel meer
atleten van grote klasse."
Trots
„Vanzelfsprekend heb ik ook
wel wat nare dingen beleefd,
dat kan haast niet anders.
Een van de meest trieste
voorvallen was het ongeluk
bij een ielerwedstrijd achter
grote motoren toen gangma
ker Van Ingelhem kwam te
vallen en daarbij een zeer
ernstige hoofdverwonding op -
liep." De heer Bessem stopt
even, peinst ln sombere her
innering na. De gedachten
van zich afschuddend gaat
hij echter weer snel verder.
„Er zijn ook momenten dat je
je trots voelt directeur te zijn
van zo'n grote zaak. In 1954
startte ln het Olympisch sta
dion de Tour de France. Ik
heb er nog een aandenken
van", en een hand waarin
een enorme sigaar wijst naar
de muur van zijn eenvoudig
ingerichte bureau. Er hangt
'n bekend bordje: „L'Equipe,
Tour de France 1954". Het is
niet het enige dat aan de
Tour herinnert. Een andere
wand laat 'n foto zien waar
op hij is afgebeeld met Jean
Garnault, adjudant van tour
baas Jacques Goddet.
Wandelen
De laatste daad van stadion-
baas Dick J. Bessem is de
organisatie van het wereld
kampioenschap wielrennen
dat in augustus gehouden
wordt. an is het echter
voorbij. Niet dat ik hier niet
meer komen zal, ik moet er
niet aan denken. Voorlopig
heb ik nog wel het een en
ander te doen. In de aller
eerste plaats moet ik mijn op
volger, de heer J. H. Melle-
gers, ex-majoor bij de Ko
ninklijke Marechaussee, vol
ledig Inwerk'i, en dan komt
dus nog het wielrennen.
Voorts heb il door mijn func
tie in de lcjp der tijd in een
aantal comités zitting geno
men en daar kan Ik toch zo
maar niet ineens wegblijven.
Neen, dat moet allemaal ge
leidelijk gaan, totdat ik alle
tijd over heb voov mijn lief
hebberijen. Ik wandel graag.
Dat heb ik altijd heerlijk ge
vonden, net zoals tennissen
trouwens. Dan heb ik na-
Dick Bessem, weg uit de
vertrouwde omgeving met
de marathontoren
tuurlijk ook nog een vrouw
en kinderen die mij graag
thuis willen hebben, dus een
zaam zal ik me niet behoe
ven te voelen. Bovendien, en
dat zeker niet in de laatste
plaats, word ik voorzitter van
de sociëteit van mijn vroegere
vereniging AFC, waarvan ik
vroeger bestuurslid ben ge
weest."
Deur dicht
Ze zien hem niet graag gaan,
de mensen die aan het sta
dion verbonden zijn. „Het is
een fijne kerel", zegt de por
tier die al sinds 1914(!) bij
het stadion werkt. Al zijn
collega's stemmen ermee ln,
de schilder, de timmerman,
de controleur, de barkeeper
van het restaurant. Gisteren
ging de deur achter Dick
Bessem dicht. Toen zegde hij
die vertrouwde omgeving met
de marathontoren vaarwel,
bleven de hockeysticks (een
aandenken van Pakistan) en
al die vaantjes achter. Voor
bij was een 20-jarige periode
waarin hij met vaste stap
door de gangen onder het
stadion liep om leiding te ge
ven .,an een zaak waar hij
met heel zijn persoonlijkheid
achter stond.
Op de terugweg treffen we
dezelfde conducteur weer aan.
„Geweest meneer?" vraagt
hij een overbodige vraag,
want ons notitieboekje ligt
vlak voor zijn neus Over
„Dikkle" Bessem heeft hjj het
niet méér, die Lc hü weer
vergeten. „AJax wordt kam
pioen meneer" vertrouwt hij
ons ditmaal toe. „Centraal
station" wringt hij nog even
vlug tussen zijn loftuitingen
over de aanstaande lands
kampioen door. Verdere woor
den tot ons gericht zijn ver
spilling van energie, want
zijn gesprekspartner is inmid
dels uitgestapt. Diens aan
dacht is gericht op Dick Bes
sem. Ex-directeur van het
Olympisch Stadion.
DEN HAAG Met zijn ruim een half miljoen
actieve leden is de Kon. Ned. Voetbal Bond nog
immer de grootste en machtigste sportbond in
Nederland. Het imponerende bondsgebouw aan
de Verlengde Tolweg in Den Haag manifesteert
de kracht en de grootheid van de voetbalge
meenschap. In de loop van driekwart eeuw werd
het ingewikkelde bondsapparaat gekneed in het
bijna volmaakte model, dat wij thans kennen.
Menselijkerwijs kan er niets fout gaan in de
voetballerij met zijn eigen wetten en regels. Het
pleit voor een beredeneerde zuinigheid en effi
ciency, dat de KNVB, met, zoals wordt gezegd,
een miljoeneninvestering, niet meer dan 51 ge-
salarieerden in vaste dienst heeft. Dat is slechts
tien meer dan in 1954. Bekijkt men de begin
periode van de toenmalige Ned. Voetbal Bond
met „maar" drie bezoldigde mensen in dienst,
(vooral volleybal)
tasten
alleenrecht van voetbal
al aan
dan kan moeilijk worden beweerd, dat de
voetbalbond het verleidelijke systeem volgt van
„ga je gang maar, het kan toch niet op". Behalve
het personeel, dat in het hoofdkwartier te Den
Haag de voetbalzaken regelt, heeft de KNVB
nog 12.740 daadwerkelijke medewerkers,
scheidsrechters, consuls, districtsbestuurders
enz.,, onmisbare functionarissen, die de bond aan
salaris geen cent kosten. Uiteraard worden de
onkosten vergoed, maar daarvoor zijn de maat
staven ook alweer dermate streng, dat geknoei
daarmee vrijwel een onmogelijke zaak is. Bij
bondsvergaderingen krijgen bijna alle afgevaar
digden een onkostenformulier met vaste be
dragen voor consumpties enz. Kaviaar en
champagne zijn er niet bij; de bedragen, aan
gepast aan de huidige maatstaven, zijn zo „be
keken", dat de afgevaardigde er redelijk van
kan eten, maar meer ook niet. Er zijn bovendien
diverse afgevaardigden, voor wie zelfs het
zakelijke in het voetbal een hobby is gebleven.
Zij weigeren pertinent een onkostennota in te
dienen. Zo een was ook ex-voorzitter Toon
Schroder, die er altijd op heeft gestaan zijn
reiskosten en verteringen uit eigen zak te be
kostigen.
Ruimteprobleem
en klimaat
dwingen
jeugd
naar de zalen
Zo'n degelijk geconstrueerde en geleide
organisatie kan eigenlijk niets gebeuren.
Ruim een half miljoen voetbalgrage
spelers draven elk weekeinde achter de
bal. miljoenen hebben in het voetbal
spel een passieve recreatie gevonden.
Het topvoetbal met als summum de
evenementen rondom de Europa Cup is
in staat het normale leven ln een ge
hele natie voor enkele uren vrijwel lam
te leggen. Daaruit moet wel geconclu
deerd worden dat voetbal nog steeds een
intens machtige sport is. En daarom zou
men de vraag: „Zal dit altijd zo blij
ven?" als onwezenlijk en ongerijmd
kunnen beschouwen.
Toch kan aan deze vraag niet worden
voorbijgegaan gezien de ontwikkeling
van verscheidene andere sporten en wat
nog belangrijker is: de interesse voor de
sport van een opgroeiende en komende
generatie. Naar de vrijetijdsbesteding
van thans en in de toekomst zijn onder
zoeken ingesteld, incidenteel en niet
vasthakend op een benaalde sport
Opvallend was wel. dat de vrijetijds
besteding wat de sport betreft voor de
toekomst een opvallend dalende tenden
tie toont. Het is niet zozeer een minder
wordende interesse dan wel het feit van
de beperktheid, onvoldoende gelegen
heden sport te bedrijven, ledenstops bij
clubs, te weinig en dan nog overvolle
zwembaden (open en overdekte), een
veel te laat gekomen overheidssteun bij
de bouw van sporthallen, te volle scho
len waardoor aan de (verplichte!) gvm-
nastiek niet die aandacht kan worden
gegeven die dat leervak vereist Die,
thans nog vrfjwel onopvallende dalende
tendentie voor de soort In het algemeen
is hoe zou het ook anders kunnen
reeds merkbaar in het westen van het
land. Aan de recreatieve ruimte is In
verhouding met de onmars van de ste
nen bouwkolossen v°el te weinig aan
dacht besteed. De daan»» niet te voor
komen problemen doen zich thans al
gelden. Of het dus voor voetbal zo ge
makkelijk zal bliijven gaan als het tot
dusverre is geweest, mag inderdaad als
een zaak worden gezien, die men niet
zonder mrer voorbij kan gaan. Een on
miskenbaar feit is zeker, dat aan de
groei van de K.V.N.B. een limiet is ge
komen. Men kan zelfs zeggen dat er een
overigens nog verre van onrustbarende,
daling in leden valt te constateren. De
voornaamste oorzaak Is een te gering
aantal velden, en daarnaast de snelle
groei en popularisering van een aantal
sporten, waaraan in de jaren voor de
oorlog nauwelijks, of. wegens onbekend
heid. geen aandacht werd besteed.
Minder gevaarlijk
Een typisch voorbeeld van een groeien
de sport is volleybal. Mét basketbal werd
volleybal na de oorlog in ons land ge
ïntroduceerd. Merkwaardig is. dat vol-
Oude
formaties
onder
andere
kleuren
(Van onze correspondent
PARIJS De Tour de France met landeploegen
heeft ook in Frankrijk het probleem gesteld van de
keuze van de ploegleiders. De oplossing werd ge
vonden in de benoeming van Marcel Bidot. De wieler
federatie benoemde hem tot „nationale keuzeheer voor
de beroepsploegcn in de Tour de France en voor het
wereldkampioenschap".
Met de terugkeer tot de oude formule, keert ook deze
oude bekende terug. Want Marcel Bidot (64) heeft
reeds een lange carrière in de wielersport achter dc
rug. Hij was de laatste ploegleider van de tricolores
vóór men in de Ronde overging op merkeploegen.
Die ost bekleedde hij sinds 1952. Daarvoor was hij
ploegleider geweest van een regionale formatie. Hij
was zelf geen bijster succesvol coureur, maar wel een
uiterst betrouwbare ploegmaat in de vele ronden, die
hij gereden heeft. En ook een succesvol ploegleider.
Onder zijn leiding werd Louison Bobet driemaal
achtereen winnaar: in 1953, 1954 en 1955 en Jacques
Anquetll tweemaal: ln 1957 en 1961. Naast zijn werk
als vertegenwoordiger in champagne trad hij ieder
jaar aan om de tricolores voor het wereldkampioen
schap te selecteren en te lelden.
Hoewel hij een oude rot in het vak is, heeft hij als
ploegleider de handicap van een onderbreking sinds
1962 van vijf jaar. Die wil hij goed maken door zich
snel op de hoogte te stellen van het huidige beroeps
arsenaal. door het volgen van de klassiekers en door
inlichtingen over de renners ln te winnen bij de
leiders van de merkenploegen.
'.eybal het wat ontwikkeling en groei
betreft in ons land royaal heeft gewon
nen van basketbal. Men zou het anders
hebben gedacht omdat basketbal in het
land van herkomst-, Amerika, zeer po
pulair is en zeer intensief werd beoe
fend, hetgeen niet behoeft te verbazen
vanwege zijn dynamisch karakter. Het
is een fijne, gevarieerde, snelle en zeer
levendige sport. En toch won volleybal
het royaal van basketbal. In 1950 telde
basketbal 1500 beoefenaars, thans staan
er 7763 genoteerd: volleybal oftewel
de NeVoBo (Ned. Volieybalbond) startte
op 6 september 1947 met 800 leden, ln
1950 waren er al 3000. anno 1967 zijn er
37.500 en over twee jaren verwacht de
Bond de 40.000 vol te hebben. De com
missaris van politie in Voorburg, de heer
H. H. Spruit, Is penningmeester van de
NeVoBo. In feite regelt hU alle interne
en externe zaken. Vandaar zijn woor
den: „Ik ben officieel penningmeester,
maar ik ben eigenlijk alles".
Bij toeval raakte de heer Spruit in
het volleybal verzeild. Twee decennia
geleden was de toenmalige politiechef
van Voorburg verontrust over het toe
nemende aantal ongelukken en bles
sures in zijn korps. Oorzaak was dat
de politiemannen zich in de weekein
den zeer intensief met de voetballerij
bezig hielden. „Er is ergens in Den
Haag een nieuwe sport gekomen, min
der gevaarlijk, ga er eens een kijkje
nemen" zei hij tot zijn rechterhand
Spruit. Die had toen nog nooit van
volleybal gehoord, ging erheen en
werd er meteen zo door gepakt dat hij
nu nog volleybal een van de mooiste
en boeiendste sporten vindt.
Ideale binnensport
Het merkwaardige is dat volleybal
zijn grote kracht ontleent aan het
platteland. Men kan dan wel zeggen
dat volleybal minder dynamisch is
dan basketbal, maar het is zeker zo
spectaculair. Op het platteland zijn
echter talrijke gymclubjes en de leden
willen ook wel eens wat anders doen.
Zo kwamen zij tot volleybal. Het spel
sloeg enorm aan omdat het niet veel
ruimte vergt en daardoor een ideale
binnensport is. Trouwens, ons gure en
wisselvallige klimaat dwingt de spor-
Marcel Bidot is de git)te baas van de Franse beroeps-
renners geworden Voor de samenstelling van de
tricoloreaploeg heeft hij alle volmacht. En bij de
selectie van de renners voor de beide andere ploegen
werkt bij samen met een commissie. Maar zijn be
noeming als nationaal keuzeheer verplicht hem niet
ook zelf als ploegleider op te treden van de nationale
ploeg. Voor dat werk kan hij zich laten bijstaan
door één van de huidige ploegleiders.
Want dan zijn ln plaats van twee, drie van de vier
belangrijkste ploegleiders: Antonin Magne (Mercien.
Maurice de Muer (Pelforth), Raphael Qemlniani (Blei
er zeker van aangewezen te worden. En dat opent
interessante perspectieven voor een hergroepering
van de oude formaties, compleet met kopman en
vaste kern. Maar onder andere kleuren.
Volleybal is de zaalsport, die de grootste vlucht heeft genomen.
Interieur van de sporthal in Wolvega.
De hal heeft "en stalen skelet met
half gebogen stalen spanten en werd
opgetrokken met geprefabriceerde
elementen. De spevlvloer (van latexfalt)
is 1,5 x £2.50 meter. De tribune biedt
plaats aan zeshonderd toeschouwers.
De hal kwam vorig faar gereed.
tieve jongen of meisje min of meer
naar de zalen. Veldhandbal la in fei
te zeker zo dynamisch als voetbal,
maar kan daarbij qua aantal deelne-
mers(sters) niet ln de schaduw staan.
Daarentegen heeft zaalhandbal een
krachtige stoot gegeven voor de popu
larisering van deze sport. Zaalhandbal
is momenteel zeker zo ln trek als vol
leybal en toch neemt de laatste sport
vlugger in aantal beoefenaurs toe. De
verklaring is gemakkelijk. Handbal
vereist een zekere techniek. Dc spe
lers worden veel uit het voetbal be
trokken of van het korfbal. BIJ volley
bal is het opvallend dat de meeste
beoefenaars(-8ters) tevoren nog nooit
aan een of andere sport hebben ge
daan. De groei Is zelfs zo sterk, dat
do NeVoBo ln steden al bedrijfscompe-
tlties heeft georganiseerd. Voorts
maakt de leiding de gehele zaak veel
minder omslachtig en ingewikkeld dan
het voetbal, waar alles tot ln de punt
jes juridisch is vastgelegd en men bij
de minste of geringste „ontsporing"
tegen dit óf dot reglement opbotst. De
volleyballeiders nemen het niet zo
nauw. Er zijn bijvoorbeeld ln Nijmegen
en Assen „wilde" verenigingen, clubs,
die bulten de bond staan. „Laat ze
plezier hebben" redeneert de bond,
waarvoor trouwens het recreatieve ele
ment in en door de sport een van de
hoofdwetten is. Volleybal heeft de
laatste jaren een grote propaganda
gekregen door de Olympische Spelen.
Als olympische sport heeft het u ook
in Amerika een krachtige .stimulans
gekregen. Amerika werd in Tokio ne
gende Rusland pakte de gouden
medaille en dnt heeft in dc V.S.
toch wel een schok gegeven.
Meer zalen
Een volkomen ontplooiing van de zaal
sporten in ons land hangt af van de
bouw van sporthallen. Dat is geen bij
komstigheid, want men zit bij wijze
van spreken veel meer om een sport
hal tc springen dan om een voetbal
veld. Vooral nu de binnensporten zo'n
opgang maken, zelfs zo, dat de volks
sport voetbal enig terrein verliest, is
het opzetten van sporthallen geen luxe
maar een harde noodzaak geworden.
De overheid heeft dnt (gelukkig) ook
ingezien en het moet worden gezegd,
dat cr zeker de laatste vijf Jaren (met
als grote promotor de sportmlndcd
minister mr. M. Vrolijk) veel aan dc
verwezenlijking van sporthalprojectie
is gedaan. Als vuststuand kun worden
aangenomen, dal de Nederlandse aport-
gemeenschnp min het einde vun dit
Jaar over zeker 70 sport- en spelhallen
de beschikking zul hebben. Deze prog
nose is van de heer J. Nieuwcnhuyzen
Kruseman, hoofd van de afdeling Sport
cn Recreatie vun het ministerie vnn
Cultuur. Recreatie en Maatschappelijk
Werk. Hij deed dat In het orgaan van
het ministerie ..TIP". Onder de kop
..Stijgende lijn in de bouw van sport
hallen" schrijft hij dat in 1906 bijna
tien miljoen aan rljksgoedkcurlngcn is
uitgegeven, ten minste een verdubbe
ling ten opzichte van 1904 en 1905. De
totale behoefte wordt op ten minste 150
sporthallen geraamd Bij het huidige
tempo en ook met het oog op de finan-
cieel-econorolsche situatie zal dit niet
eerder dan over vier Jaren kunnen zijn
gerealiseerd.
JAN LUTZ