-antai°s- Het Geheim van Toonneel der Zeggen wat niet te zeggen is Befaamde atlas van JOAN BLAEU in nauwgezette facsimile-uitgave DE LEIDSE COURANT Uit zelfverdediging In zijn nieuwste boek Het Geheim van Antaios verdedigt Pierre H. Dubois Jean-Paul Sartre tegen de kritiek op diens boek Les Mots. Het is een bekwame verdediging. Dubois kent Les Mots ook door en door, want hij heeft dat boek ver taald. Hij citeert in die verdedi ging Sartre ook en het is een merkwaardig citaat. „Op een ochtend in 1917 in La Ro- chelle stond ik op vrienden te wach ten", schrijft Sartre, „die met mij naar het lyceum zouden gaan. Ze bleven lang weg en al gauw toist ik niet meer, wat ik verzinnen moest om mij bezig te houden. Ik besloot aan de Almachtige te denken. Op hetzelfde moment tuimelde hij om laag in het azuur en Verdween zonder verdere uitleg: hij bestaat niet, zei ik bij mezelf met beleefde verwondering n ik dacht dat het daarmee was af gelopen." Het is geen wonder dat Du bois juist dit aanhaalt. Hetzelfde is hem overkomen. Ook hij bemerkte momentaan, dat hij niet meer geloof de of liever dat hij nooit geloofd had. Niet iverkelijk. Hij noemt dit een saulinische ervaring. In omgekeerde zin is het dat. Men kan ineens gelo ven, als Saulus die Paulus werd, men kan ook ineens niet meer geloven. Toch ivordt dit moment wel voorbe reid en is het meer schijnbaar zo ogenblikkelijk. Toen hij nog betrek kelijk kort publiceerde, schreef Du bois een kritiek op het werk van een geestelijke die zich met literatuur bezighield. Men kan soms bijzonder kinderachtig op kritiek reageren en men moet ouder zijn dan Dubois toen PIERRE H. DUBOIS was om dit vermakelijk te vinden- Bovendien ivas in zijn geval de reac tie wat bont. Toen hij te biechten ging, werd hem de absolutie gewei gerd, omdat hij „niet tegen geestelij ken behoorde te schrijven". Waar- schijnlijk heeft dit toch wel bij hem mede geleid tot de juiste of onjuiste ontdekking dat hij nooit werkelijk ge loofd had. Maar wie tot deze ontdekking komt stelt hij kort na het citaat uit Sartre vast. ..staat voor het probleem aan zijn oestaan een zin te géven, de leegte t vullen". Niet-weten Nu hij afgezien heeft van het weten van buitenaf, komt hij te staan vooi het met-weten, waarmede iedereen die zich van een geloof, vroeger al of niet werkelijk aanvaard, verwijdert gecon fronteeid wordt. Dubois zou zich dan kunnen vergelij ken met de reus Antaios, de zoon van Poseidon en Gea. die zijn krach ten herwon en in staat was zijn tegen standers te lijf te gaan. telkens als hij met zijn voet zijn moeder Gea. de aarde, raakte. Door zich met de aarde, de werkelijkheid, in verbinding te stel len. voelt hij het vermogen zich te ver dedigen. De bundel essays Het Geheim van Antaios. die bij Nijgh en Van Dltgnar te Den Haag verscheen, immers is een voortdurende zelfverdediging, al in het eerste gedeelte Centripetaal, het auto biografische gedeelte, waarin Dubois over zijn jeugd vertelt, de reeds ver noemde saulinische ervaring mede deelt en zijn eerste roman, die daar het gevolg van was. Een Vinger op de Lip pen, verdedigt tegen de kritiek, die VitelU. de hoofdpersoon, te zeer ver eenzelvigde met Savonarola Met Idio- pathisch journaal besluit Dubois dit eerste gedeelte. Hij laat daar zien dat een waardering van de werkelijkheid van verkeerde gronden uit kan gaan. dat men zich kan vergissen Het niet-weten moet benaderd worden Dubois ziet in dat men er met de ratio, de rede. alleen niet komt. Dat daarom de metafysische stelsels hem evenmin beslissend kunnen helpen als het. naar zijn mening, de godsdienst kan. Idealisme noch materialisme geven hier uitkomst. In een verbeelding Het enige wat men kan doen is het onformuleerbare der ervaring in een JEAN-PAUL SARTRE ,Jn mijn ogen althans is de roman", schrijft Dubois, „niet een verhaal maar een wijze om iets te zeggen dat nog niet gezegd is, over de mens, over mijzelf, maar niet over mijzelf alléén, over datgene waardoor ik hoop, tegen alle vermoeden in, iets van een weer klank te wekken, die een communi catie zou zijn Iets dat nog niet gezegd is. Want ik geloof niet dat alles al gezegd is; ik geloof het niet omdat geen enkel schrijver ooit be reikt heeft wat hij bereiken wilde, uitgedrukt wat hij wilde uitdrukken. En omdat iedere tijd andere mensen voortbrengt met hun eigen onopge loste problemen, hun eigen onvervul- bare vrijheid. En tenslotte en vooral omdat wat iedere werkelijke schrij ver uit wil drukken datgene in hem is WAT NIET GEZEGD KAN WOR DEN en toch alleen de moeite van het zeggen waard is. Daarom snnrijft de romanschrijver niet alleen om zich uit te drukken maar wel degelijk ook om te scheppen." Men ziet dat Dubois, na tot het niet weten gekomen te zijn en de ontoerei kendheid van de rede en de metafysi sch^ stelsels erkend te hebben, niet I Daarom ook verdedigt hij ln het derde en laatste gedeelte van zijn bundel, in Centrifugaal, dit metafysische in zijn verzet tegen wat hU de eenzijdigheid acht van de nouveau roman in de zin van Robbe-Grlllet. daurom verdedigt hij JeRn-Paul Sartre wiens metafysica wordt misverstaan Hij verdedigt er ,'jchzelf evenals ln het grote slotessay Tragedie en tragiek, waarin hij het aglsch besef nagaat vanaf het Griek - -c drama tot ln onze tijd. Pragmatisch Maar zelfs de twee voordrachten van het tweede gedeelte van zijn boek. dat hij Pragmntlsch tot titel gaf. zijn. ln de verdediging van anderen, zelfverde diging Hij laat In zijn beschouwing over het schrijverschap en de materie naar aanleiding van de positie van Louis Coupenis. de positie van alle schrijvers in Nederland zien. ook die van hem zeil en ln Literaire kritiek en literaire cultuur, gedeeltelijk uit een voordracht die hij hield. toen. hij de •irijs der kritiek kreeg ln het Muidt r- slot. verdedigt hij opnieuw de schrij ver dus ook zichzelf tegen de Invtoe den die volgens hem de waarde van het schrijverschap bedreigen. Maar deze zelfverdediging ls. zoals men zag. steeds ook verdediging van anderen, van de schrijvpr ln deze we reld en zij ls steeds serieus. Dat en de erkenning van het metafysische stelt Dubois buiten de mode van de dag Er zullen daarom mensen zijn die hem ouderwets vinden, maar dan vergissen zij zich. want wat hij zegt heeft meest al een geldigheid bulten tijd en ogen blik. JOS PANHUJJSEN „lek offer u nu Nederlant in twee deelen, verciert met de namen van Koninglijck, en Vereenighd: 't een vervat de Steden van de Neder landen onder des Konings gebiet 't ander die van de Vereenighde Nederlanden onder de regering der Staten; welcke af deeling hen, buiten twijfel niet mishagen sal, om datse door haar seld gedaen is LATE Behalve de prachtige kaarten nen leggen. Daarom wa gedachte van Elsevier en prenten ook los i het een goede m alle kaarten erkrijgbaar te VAN GEMEENTE SECRETARIS stellen. Men kan dus b.v. de platte grond van de stad zijner inwoning ver krijgen, of een van de opgenomen prenten, voor een prijs die naar gelang het formaat van de afbeelding varieert van f 11,- tot h,90. En deze bedragen zijn bepaald niet te hoog voor de fraaie wandversiering die deze afzon derlijke bladen opleveren. Naast de atlas ls een afzonderlijk deel uitgekomen waarin mr. B. van 't Hoff een inleidende beschouwing geeft. Be ginnend met de beroemde ln marmer gebeitelde stadskaart van Rome uit de keizertijd schrijft hjj over Blaeus voorgangers. Hij geeft de geschiedenis van het Amsterdamse huls en meldt en passant tal van bijzonderheden over de steden zoals ze rond 1650 ervoor ston den en hoe ze sindsdien gewijzigd zijn. Daarbij wijst hij op het merkwaardige aspect dat echt grote veranderingen eigenlijk eerst ln de laatste eeuw plaatsgrepen. In 1850 klopten de toen malige plattegronden ln de meeste ge vallen nog met die uit Blaeus atlas. Aan de hand van gegevens van plaat selijke deskundigen wordt tenslotte commentaar gegeven bij elk der kaar ten afzonderlijk. In de meeste gevallen betekent dat lof voor de wetenschappe lijke nauwgezetheid waarmee Blaeu en zijn medewerkers te werk zijn gegaan De kritische opmerkingen konden dan Dit schreef Joan Blaeu in 1648 in zijn voorwoord tot zijn stedenatlas van- de Nederlanden. Met de laatste van de aangehaalde woorden doelt hij op de Vrede van Munster die ln dat jaar' ge sloten was. Het was de gouden tijd der Nederlanden en er was behoefte aan een atlas die een duidelijk beeld zou geven van de steden in de Republiek der Verenigde Nederlanden en tevens van die der Zuidelijke Nederlanden die trouw bleven aaii het oude gezag, maar waarmee het verkeer door de vrede gemakkelijker zou worden. De naam Blaeu had toen al een uitstekende klank als uitgever. Stichter van het Amsterdamse huis was Willem Jansz Blaeu. die al in 1616 door P. C. Hooft als drukker en uitgever aanbevolen was aan Hugo de Groot. Van hem zijn nog een flink aantal aard- en hemel globes bewaard gebleven, destijds bijna onmisbare instrumenten voor de' zee vaarders. HIJ, en later zijn zoon Joan, gaven wereldkaarten en stedenkaarten uit. Later zou Joan de kolossale uit gave van een complete wereldatlas be ginnen die in een Nederlandse, Latijn se, Franse, Duitse en SpaaDse uitgave verscheen, de grootste en schoonste die ooit gemaakt was. Van de Nederlandse stedenatlas is thans bij Elsevier één deel ln facsimile- uitgave van de persen gekomen: „Toon neel der Steden van de Vereenighde Nederlanden met hare Beschrijvingen" Het omvat Holland en West-Vriesland Utrecht. De voorname uitgave, op het oorspronkelijke grote formaat, kon dank zij de moderne reproduktietech- niek een getrouwe weergave worden van het prachtige origineel. Het werk is uiteraard niet goedkoop 395 maar voor dat bedrag krijgt men dan ook een schitterend boekwerk dat de best denkbare indruk geeft van een der mooiste (thans onbetaalbaar-dure) uit gaven die ooit, waar ter wereld ook van de persen zijn gekomen Ook losse bladen Toch zullen er slechts betrekkelijk weinigen zijn dit dit bedrag voor een dergelijk werk op tafel willen of kun- ook ln die meeste gevallen beperkt blij ven tot nadere Informatie en kleine correcties. Uitzondering vormt de kaart van Goedernpde. De gemeentesecreta ris van dit goede stadje was nogal boos op de uitgever toen hem commentaar werd gevraagd op Blaeus kaart: „Dit s pure fantasie. Ik weiger mijn mede- erking", schreef hij. Het zal altijd wel sn raadsel blijven waarom Blaeu voor loedereede naar een fantasieprodukt leeft gegrepen. Maar Elsevier maakt liet verzuim na ruim drie eeuwen goed: in de toelichting ls een andere oude 'taart van Goedereede afgedrukt en die i zo goed dat geen gemeentesecretaris •r wereld er bezwaar togen kan heb- oorbeeld van 'n vroege'voorgun: i»i Blaeu mozaïek in de i itale te Ravenna, voorstellende de stad Jeruzalem f zesde eeu Godslastering en Dis'Sonanten In Raam, waar Beljon over André Bloc publiceerde en waar P. H. II. Ha- winkels z\jn reeks gedichten over Brue ghel voortzet, die van een besliste oor spronkelijkheid blijken, laat Lambert Tegenboseh een nieuwjaarsklacht horen, niet over de Gysbrecht, door de Rotter damse jeugd zo smadelijk, maar niet ge heel zonder redenen op zijn nummer ge zet, maar over Goldoni, die we ook al tijd zo mooi moeten vinden. „Een stuk van Goldoni op nieuwjaarsdag. Ik ver baas me altijd over de mensen die uit eigen wil er een avond aan wagen, terwijl je op voorhand kan weten, wat het op zjjn best Is: de grolllgheden waar zelfs de sehmlnkdozen van de actrices nog goed Ln zijn. Met de rug naar het publiek gaan staan en dan ritmisch de billen samenknijpen. Heel mooi hoor. Of de be rooide markies tegenover het simpele, arme, maar o, zo schrandere en niet beet te nemen volksmeisje. Ook mooi. Dat je na twee scenes weet hoe het af loopt, hindert niet, is een voordeel. Run je rnstlg gadeslaan hoe die Jongens met h.b.s. en toneelschool het allemaal flik ken, die dingen die vroeger geflikt wer den door de sllmmerikjes van de Rijva degü Schiavoai in Venetië. Die waren niet academisch gediplomeerd, maar niettemin, neem ik aan, voor hun taak gekwalificeerd. Die laak ls trouwens be sehelden: beetje gein maken. Maar wat, bij al die gein, als je je verveelt, terwijl acteurs en actrices zich Inspannen? Hun ijver wordt hinderlijk en gênant. Hun draaitjes en gebaren worden aanstellerij. En ineens komt het je absurd voor, dat dit nu miljoenen moet kosten, dit toneel met zjjn pretenties van kunst, om die re den precies een factor in het menselijk bestaan, die men niet ln twijfel mag trekken zonder tot de barbaren gerekend te worden. Terwijl het zo goed als altijd alleen maar onbenul ls." In het tijdschrift Theater dat in het laatste nummer van de jaargang af scheid nam wegens gebrek aan belang stelling, is het beeld dat de redactie van het ballet toont in het afgelopen seizoen ook niet bepaald rooskleurig. Schrikbarend weinig „Ons land beschikt over twee perma nente. gesubsidieerde balletgroepen: het Nationale Ballet en het Nederlands Danstheater. De eerste seizoenhelft is voorbij en wat de beide groepen tot nu toe hebben laten zien ls bedroevend. Het Nationale Ballet melkt het succes van de uit het vorige seizoen stammende vol ledige Lac des Cygnes uit, danst zijn „Laatste protest uit de generaliteitslanden" Teleurstelling bij toneel en ballet Giselle door. nu met twee Nederlandse solisten, en kondigt voor de rest van het seizoen de première aan van Rudi van Dantzigs Romeo en Julia. Het Neder lands Danstheater produceerde, wat Greshoff zo plastisch noemde, een paar „kunstig gedraalde, maar verdomd klei ne keuteltjes" ln de vorm van pas-de- deux en dergelijke en stelt voor de rest niets in vooruitzicht. Dat is alles en dat is schrikbarend weinig. Dat Hans van Manen niet ieder seizoen met een omvangrijk werk voor de dag kan komen, is volkomen begrijpe lijk. Maar waarom heeft Danstheater dit stille seizoen dan niet gebruikt om een gastchoreograaf een al of niet nieuw werk te laten Instuderen. En een avond vullend ballet van een van onze promi nente choreografen kan natuurlijk heel boeiend worden. Maar men kan zich ter nauwernood voorstellen dat de voorbe reidingen daarvoor een groep van zo'n kleine honderd dansers een heel seizoen bezighoudt en dat er geen kuns was de choreografische staalkaart die het Natio- uiiiiniiHiiniuiRiiiiaiiaiiiniiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii ijujEnrium&ajKiFTENj nale Ballet pretendeert te geven, intus sen met een belangrijk staal aan te vul len. Hoe dat ook zij. voor de balletlief hebbers is dit seizoen tot nu toe een dorre, steriele aangelegenheid." Op het omslag van dit laatste Theater staat een foto Theater had steeds bij zonder fraaie foto's van Wlm Sonne- veld en Ina van Faassen, die beslist In drukwekkend is en die toont dat de on gesubsidieerde kleinkunst niet de minste onder de Nederlandse kunsten ls. Niet aantrekkelijk Godslastering of de Dis-sonanten onder ons worden ln Kentering onder de loep ienomen door Win. Hazeu. HU geeft lal van voorbeeld ?n van godslastering In de literatuur in ons land en daarbuiten Hy wijst erop dat veel van die gedich ten of uitspraken zich niet richten tot God. maar tot de persoon die de Dissen van God in hun geest gemaakt hebben, geen bepaald aantrekkelijke persoon. Toen de bekende tekenaar George Grosz destijds wegens godslastering werd aangevallen, schreef dr. D. Wel- lershoff in zijn rapport: „In plaats van God te lasteren, polemiseert de tekst met het gemakkelijke misbruik, dat de tijd genoten met het woord „God" bedrijven, h(j komt in verzet tegen het feit, dat God als alibi van de onverschilligheid, als vernisje van de onmenselijkheid, als slaaptablet voor het geweten benut Dat is inderdaad niet zelden geschied ln Duitsland, maar beslist niet alleen in Duitsland en God heeft nog altijd veel te verduren van de gelovigen. In een brief aan T Govaart-Halke» karakteriseert Nel Noordzij het werk van deze dappere verdedigster van de emancipatie der vrouw, ook binnen de Kerk, als een „door en door ouderwets boek, liefdevol en Intelligent op de prak tische aanpassing afgestemd." ZIJ vindt Storm na de Stilte daarom echter niet afdoend genoeg. De brief ls in het weten schappelijk Jargon geschreven. Dat Is jammer, want niet alle lezers zullen be grijpen waar Nel Noordzij het over heeft en het Is toch de moeite waard ook voor degene die geen psychologie gestudeerd heeft van haar publikatle kennis te kun nen nemen. „Het laatste protest uit de genera liteitslanden" acht J. W. Oversein ln het laatste Contour de publlkatles van het drieluik Rekwlëm voor mijn vader Kaïn Protese voor 'n ziel. Mandala en moeder loog van Hades. Het thema van de bun del. die bij de Elndhovense uitgevers associatie Opwenteling verscheen, wordt aldus omschreven: „Er valt niet te loven met deze wereld en deze ik. Het enig troostende ls de lichamelijke liefde. Maar tenslotte rot ook die weg, zoals alles wegrot." „Deze loodzware belijdenis," vervolgt Overeem. „herhaalt zichzelf ln een aantal hijgerige composities, die wel intellectualistisch maar zeker niet, klas siek bedreven zijn. BIJ het lezen van het eerste lange Kaïnsgedicht denk Ik aan een mengsel van John Q'MIII. een sek- suologische encyclopedie en een verbo den Vlaamse Intemaatskrnnt. Maar: af en toe ontduiken haast virtuoze met ta lent gemaakte fragmenten de grote brei Actief ingrijpen in Spleghel Hlatorlael vertelt dr. Theo P. M. de Jong over Nederlanders ln Cen- traal-Amerlku ln de eerste helft van de vorige eeuw. hij toont daar ook dat ko- nlng Willam I zich voor d« betrekkin gen met ginds interesseerde „In zijn politieke handelen ruimde Willem I een plaats ln voor zijn historische overden kingen; hij greep actief In op het Neder landse gebeuren om niet te gronde te gaan aan de galerij d«-r vermoeiende klachten. Vanuit dece wilskrachtige In stelling construeerde Willem 1 een afzet gebied voor de Nederlandse nijverheid ln Latljns-Amerika." Men vergeet die din gen wel eens als men de persoonlijke geschiedenis van een vorst schrijft.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1967 | | pagina 7