CHINA: DIALECTIEK VAN DE ONVREDE RODE BOEKJE IN CHINA verplichte bestzeller Toenemende dreiging dwingt Chinezen tot een wanhopige inspanning ZATERDAG 21 JANUARI 1967 DE LEIDSE COURANT PAGINA 8 door dr. S. L. Kwee Kwee Swan-Liat, geboren 1922 uit Chinese ouders in Indonesië. Stu deerde 1947-1952 wis- en natuurkun de, filosofie en sociologie te Lei den. Promoveerde op een disser tatie over „Methoden der verge lijkende wijsbegeerte". Thans werkzaam aan het Filoso fisch Instituut der Rijksuniversi teit te Leiden. Publiceerde o.a.: China, 700.000.000 mensen in be weging (Amsterdam '62)Denken met de rechterhand (1966). Werkt mee aan de cursus „Ontwikkelings problematiek en communisme: China" van de Werkgroep 2000 aan de Grote Winkler Prins over China, geschiedenis, godsdienst en wijsbegeerte. De betrekkelijk schaarse berichten, die we hier over de recente ontwikkelingen in China ontvangen, meestal via China niet bepaald gunstig gezinde nieuwsagent schappen in Japan, Hongkong, de Sovjet- Unie, Tsjecho-Slowakije en Joego-Slavië, geven ons een verwarrend, tegenstrijdig en soms verbijsterend beeld. Die verwar ring heeft ten minste twee gronden. Ten eerste is onze houding ten opzichte van China zelf tegenstrijdig. We zijn te mak kelijk geneigd om China te zien als de grote politieke en militaire tegenspeler van het „vrije, democratische" Westen en RADICALE KOERS AANLEIDING TOT MACHTSSTRIJD Al met al ls de situatie er één van we reldwijde, tragische misverstanden. Ob jectief gezien is er voor ons in het Wes ten geen enkele doorslaggevende reden om China te vrezen. China vormt noch militair noch politiek een bedreiging voor het Westen. In het ideologische conflict met Moskou heeft het altijd het standpunt verdedigd, dat de commu nistische partijen in de onderontwikkelde landen zelf, via een nationaal volksfront en zonder directe steun van de commu nistische grootmachten, de revolutionaire hervormingen in die landen moeten zien te verwerkelijken. Er vechten wel anti communistische Amerikanen, Austra liërs, Koreanen, Formosanen, Philippij- nen in Vietnam, maar beslist geen communistische troepen afkomstig van buiten Vietnam. Secretaris-generaal Oe Thant is er met wijlen premier Nehroe en de huidige premier mevrouw Gan dhi van overtuigd, dat een verenigd communistisch Vietnam de grootste hinderpaal zal vormen voor een ver spreiding van de invloed van het Chi nese communisme naar Zuidoost-Azië. De escalatie in Zuidoost-Azië komt. dui delijk niet van communistische, maar. van Amerikaanse zijde. Het is eerder de toenemende militaire en politieke bedreiging tegen China, die dit land verder en verder dwingt tot een wanhopige en verbitterde krachtsinspan ning, die de interne verhoudingen bin nen het economisch naar verhouding toch al niet al te welvarende land en binnen de waarschijnlijk meer dan 700 miljoen zielen tellende bevolking vrij wel onhoudbaar maken. In dit licht zul len we de recente ontwikkelingen moe ten bezien. De ideologische tegenstel lingen binnen de top van de Chinese Communistische Partij zijn verscherpt, waarschijnlijk doordat de noodzaak van een radicale koers wordt aange voeld zonder dat er duidelijk overeen stemming bestaat over de keus tussen verschillende, op zichzelf nadelige al ternatieven. zoeken achter wat er momenteel in China plaats vindt te gauw een vijandige bedoe ling, een superstrategie, ontsproten uit het meesterbrein van Mao Tse-Toeng of Lin Piao. We spreken in onze kleuren blindheid van het gele of rode gevaar, van de aggressie van het Chinese com munisme, ofschoon we weten dat China geen enkele militaire basis heeft, zelfs geen enkele Chinese soldaat heeft buiten Chinees grondgebied, bij geen enkel mili tair pact is aangesloten, als enige atoom- mogendheid herhaaldelijk verklaard heeft niet als eerste zijn kernwapens te zullen gebruiken. Ten tweede is er de verwar ring en onzekerheid in China zelf; een innerlijke onzekerheid die maar al te dui delijk blijkt achter de zelfverzekerdheid van de dogmatische uiilatingen van de Chinese leiders. Deze onzekerheid is mede een gevolg van het volslagen isole ment waarin China verkeert, ten dele door de moedwillige uitsluiting van buiten af, ten dele uit de angst en het wantrouwen van het Chinese volk en zijn leiders op grond van de frustrerende ervaringen met aggressieve buitenlandse mogendheden gedurende de laatste eeuw en meer. Machtsstrijd Onder deze omstandigheden is een in terne machtsstrijd binnen de partij on vermijdelijk. Dat die machtsstrijd tot nu toe heeft kunnen plaatsvinden zonder de massale eliminaties zoals in de Sovjet- Unie onder Stalin, is een aanwijzing dat de Chinese communisten in de lijn *an de confuciaanse traditie aan overreding de voorkeur geven boven ge weld. Misschien voor ons een reden om in deze zigzagvorm van de culturele re volutie meer te letten op het tactische geduld en het inzicht van premier Tsjoe En-Lai dan op de strategische acties van de minister van Defensie Lin Piao. In tegenstelling tot de laatste ls Tsjoe na melijk wel doelwit geweest van felle kri tiek op muurkranten en affiches, maar hij heeft deze dank zij het algemene ver trouwen in zijn reputatie glansrijk door staan. Kritiek is eveneens geleverd op Soeng Tjing-Ling, vice-presidente van de Chinese Volksrepubliek en weduwe van wijlen dr. Soen Jat-Sen, vader van de Chinese nationale revolutie, die eind 1966 nog op grootse wijze is herdacht. Dat die herdenking onder deze omstandigheden heeft kunnen plaatsvinden toont op z'n minst aan, dat patriottische gevoelens een even grote rol spelen als ideologi sche motieven. Bij die herdenking heb ben Tsjoe En-Lai en Soeng Tjing-Ling zuster van mevrouw Tsjiang Kai-Sjek grote redevoeringen gehouden Een voorzichtige conclusie die we mogen trekken ls misschien, dat de „grote proletarische culturele revolutie" In haar huidige vorm eerder een uit schietend partieel verschijnsel is dan 'n consequente faze fn de centrale ont wikkelingslijn. De wending die de be weging in de zomer 1966 genomen heeft is waarschijnlijk niet welberaden en be wust gepland. Ze is eerder ontstaan uit een algemeen gevoelde innerlijke vrede onder vele Chinese jongeren, die na de eerste min of meer spontane uitbar stingen door sommige partijleiders is aangegrepen en aangemoedigd, in een poging om deze jongeren te mobilise- Helden worden alle Chinezen ge noemd, die zich verdienstelijk maken. Deze ^helden van het boorteam", zoals het vaandel vermeldt, zijn erin geslaagd onder vaak gevaarlijke omstandigheden gas- en oliebronnen voor gebruik geschikt te maken. Het voorspel begon met een felle aanval op 29 november 1965 in het le- gerblad in Sjanghai op de toneelschrij ver Woe Han, 30 november overgeno men door het Volksdagblad in Peking. ;Van februari tot begin april 1966 breid de de kritiek zich uit over andere schrijvers. In april werd een aanval gelanceerd tegen P'eng Tsjen rge- meester van Peking en vooraanstaand partijman met grote invloed in kringen van geleerden en kunstenaars. In juni werd P'eng afgezet. Later richtte de kritiek zich op meer belangrijke partij functionarissen, onder meer' tegen pre sident Lioe Sjao-Tsj'i en partijsecreta ris Teng Siau-P'ing. Door de beweging aangestoken beginnen scholieren en stu denten in Peking zich te roeren. In be wogen discussies eisen ze verdergaande hervormingen van het onderwijs, af schaffing van de in hun ogen ver de sociaal lagere klassen discriminerende toelatingsexamens, verkorting van de studieduur, meer op de produktie, de sociale praktijk en op de politiek ge richt onderwijs, politiek meer betrouw bare leraren. In de lijn van de op gang gebrachte ontwikkeling vonden deze „wensen" gehoor. Het normale middel bare en hogere onderwijs is sinds de zomer van 1966 opgeschort, naar het heette om radicale hervormingen voor te bereiden. De schoolgebouwen zelf werden waarschijnlijk niet gesloten. Scholleren en studenten en hun le raren kregen het consigne om zich in politieke studies te verdiepen, met na- 'me zich bezig te houden met de bestu dering van de werken van Mao Tse- Toeng. Voor dat doel werden de uit spraken van Mao opnieuw in een mil joenenoplage uitgegeven, in de sinds dien bekend geworden rode omslag, met een portret van „de grote leraar, de grote leider, de grote opperbevel hebber, de grote stuurman".. Gewapend met de gedachten van Mao Tse-Toeng gingen de scholieren en studenten op stap, discussieerden in het openbaar, leverden kritiek op „reactionaire en re visionistische elementen" in regering en partij, onder intellectuelen en kun stenaars, bedrijfsleiders en ambtenaren Ze gingen ook massaal demonstreren, hielden parades op het Plein van de Hemelse Vrede in Peking, in aanwezig heid van Mao Tse-Toeng en Lin Piao, schreeuwden „Lang leve Mao", zwaai den met de rodt boekjes, droegen leu zen mee en plakten muurkranten met kritiek. Mao zelf liet zich een rode band op de mouw spelden met het op schrift „Rode Garde", sindsdien een of ficieel insigne geworden voor de bewe ging. Met speciale bussen en spoortrei nen werden de Rode Gardisten gratis vervoerd naar Peking. Ook in andere steden werden soortgelijke betogingen gehouden. 12 18 miljoen jongeren - hoofdzakelijk scholieren en studenten met buitengewoon studieverlof zijn in actie gekomen. Hier en daar bleven botsingen met de politie, met plaatse lijke autoriteiten, met partijfunctiona rissen, met georganiseerde arbeiders niet uit. In een resolutie van het Centrale Co mité van de Chinese Communistische Partij op 8 augustus 1966 werd „de grote proletarische culturele revolutie" als „nieuwe faze in de socialistische re volutie" erkend en daarmee de bewe ging officieel gesanctioneerd. In deze resolutie heette het:,,De enige metho de is voor de massa's om zichzelf te bevrijden. Vertrouw op de massa's en eerbiedig hun initiatief. Wees niet be vreesd voor wanorde. De revolutie kan niet zo erg verfijnd, zo zachtzinnig, zo gematigd, mild, hoffelijk, gediscipli neerd en groothartig toegaan. De mas sa's moeten door de grote culturele re volutie zichzelf opvoeden en leren on derscheiden tussen juiste en onjuiste methoden". En verderop „Vele nieuwe vormen duiken op in de grote proletarische re volutie. De cultureel revolutionaire groepen, comités, congressen, ge vormd in vele scholen zijn nieuw en van grote historische importantie... De ze cultureel revolution groepen, co mités, congressen moeten zich consoli deren tot blijvende massaorganisaties geschikt voor scholen en universiteiten, voor fabrieken, mijnen en andere be drijven, voor stadswijken en dorpen". Spontane vormen Wil dit zeggen, dat spontaan uit de massa opduikende nieuwe organisatie vormen zich naast de bestaande econo- misch-technisch functionerende orga nisaties gaan plaatsen en zelfs deze laat ste gedeeltelijk of geheel zullen gaan vervangen? Erg waarschijnlijk ls dit niet, al zien sommige buitenlandse waar nemers in de ontbinding van het Alge mene Verenigde Chinese Va! verbond eind 1966 een neiging in die richting. Wei zien we hoe de fundamentele te genstelling binnen de partijleiding tus sen technocraten enerzijds en ideologen anderzijds duidelijker in de openbaar heid is getreden. De gedwongen militair- economische inspanning vereist een or ganisatievorm, waarbij de technocraten de boventoon voeren. De ontwikkeling van de vliegtuigindustrie, onderzeebo ten, elektronica, luchtverdediging, kern wapens betekende een drastische ver hoging van de militair-economische be stedingen. Tegelijk werd aan de andere kant de nadruk versterkt op het samen gaan rood en deskundig. Gezien de over weldigende achterstand in militair-tech nisch potentieel van de onderontwikkel de landen, zullen deze het veel meer moeten hebben van de ideologische wa pens, van de guerrillamethoden en van het zelfvertrouwen in het eigen Ideolo gisch gelijk. Het Chinese communisme is bij uit stek voluntaristisch: „De houding van de mens kan de wereldgeschiedenis wijzigen". Het miljoenenongeduld van zwoegende Chinese boeren, ploeterende arbeiders. geïndoctrineerde scholleren en studenten, wordt verwoord in de poëtische uitspraak van Mao Tse-Toeng „De tijd dringt. Tienduizend jaar is te lang". Anderen, met meer wetenschap pelijke zelfdiscipline en technische vol harding, brengen geduld op, combine ren vernuft en Intuïtie met specialis tische kennis en ervaring. Waar de func tionerende organisatievormen doelmatig blijken, zullen ze zich kunnen handha ven tegen de improvisorische vernieu wingen die spontaan uit de massa op duiken. Too Tsoe (links), vice-premier van China en tot vrijdag propagandachef ia doelwit geworden van de Rode Garde, ainds hij partij heeft gekozen voor president Lioe en Partijsecretaris Ten Sjao-Ping. decentralisatie. Het oud( China was geen eenheidsstaat maar een oecume nische confederatie. Bepaalde organi satorische scheidingen en onderscheidin gen zijn gebleven. Zo is er in het huidi ge China een merkwaardig ••fccherpe scheiding tussen hoger on^rwijs en techfifsch-wétehschappelijke research. De universiteiten zijn sinds 4 mei 1919 vaak broedplaatsen van revolutionaire vernieuwingsdrang en roerige ideolo gische activiteit. De researchlaborato- ria en instituten van de Academia Sini- ca daarentegen zijn rustige werkplaat sen met een grote mate van autonomie. China kon eind 1966 ondanks de beroe ringen van de proletarische culturele re volutie, zulke successen melden als de synthese van benzol en insuline, weten schappelijk theoretisch en technisch grote prestaties. Ook het project aan de ontwikkeling van eigen kernwapenen zal waarschijnlijk weinig door de beroe ringen worden aangetast, al zullen de politieke vijanden van China juist dit moeilijk kunnen aanvaarden. Maar nogmaals, van menselijk stand punt' uit' bezien, zijn de krampachtige uitbarstingen van ideologische spanning, waartoe dc „grote proletarische cultu rele revolutie" gerekend moet worden, om de menselijke schade die ze berok kenen alleen te betreuren. Het is mede onze verantwoordelijkheid om de Chine se mens te verlossen uit 't geestelijke en ideologische isolement, dat de tra giek van wereldhistorische omvang heeft voortgebracht. De agonlsche en spastische ontwikkelingen in China zijn een gevolg van een wereldwijde dia lectiek van de onvrede. Geen eenheidsstraat De Chinese maatschappij is beslist niet de minolithische structuur, volko men door de comr. mstische partij be heerst, waarvoor sommige buitenstaan ders haar houden. Het keizerlijke China dankte zijn cuturele continuïteit mede aan de grote mate van bewust georgani seerde bestuurlijke en maatschappelijke (Van een onzer redacteuren) Een klein boekje moet de wereld ver overen. Het ls helemaal rood, met een vlammende plasticomslag. Het ls het kleine boekje met de citaten van Mao Tse-toeng dat de rode gardisten bij htm demonstraties in de Chinese hoofdstad uitdagend omhoog steken. Het meet negen bij twaalf centimeter en bevat driehon derd pagina's prachtig papier, vooraf gegaan door een foto van partijvoorzitter De boekjes zwermen boven de massa Jongens en meisjes tijdens hun défilés over het Plein der Hemelse Vrede, open gehouden bij de foto van Mao of bij een willekeurige pagina, als was de bezitter juist gestoord in zijn lectuur. Dertig miljoen exemplaren omvatte de eerste druk van deze „onverbiddelijke best seller" die elke welmenende Chinees bij zich draagt, of liever voortdurend door bladert, zittend op zijn fiets of in de bus of tijdens zijn maaltijd. De lezer zou verwachten dat een der gelijk grote oplage een gemakkelijk soort katechlsmus had opgeleverd. Het tegen deel Is waar. De opgenomen teksten zijn bepaald niet de gemakkelijke passages uit het werk van de Chinese leider die de jeugd of de eenvoudige geesten zouden kunnen aanspreken. De teksten zijn ook geen vereenvoudiging van de leer van Mao, die in vier dikke delen in de biblio theken voorkomt, of zo maar een korte samenvatting. Het is een verzameling van weliswaar korte, maar vaak ab stracte en vurige teksten die niet een voudig te begrijpen zijn zonder een be- 'loorlijke marxistische scholing. Een voorbeeld is het volgende: „De actieve betekenis van de kennis wordt niet alleen duidelijk in de daadwerkelijke sprong van de bevattelijke kennis naar de rationele kennis, maar en dit ls belangrijker zij moet zich manifesteren in de daadwerkelijke sprong van de rationele kennis naar de revolutionaire praktijk". Bepaalde korte formuleringen van Mao hebben een grote bekendheid gekregen, zoals de „Honderd bloemen", en „De macht komt uit de loop van het geweer", maar doorgaans is Mao minder gemakkelijk en minder kort van stof. Het boekje bevat vrijwel alle onder werpen waarop een Chinese revolutionair zich moet bezinnen: de klassenstrijd, cul tuur en kunst, de vrouw, de Jeugd, de oorlog van het volk, de culturele ideolo gie e.d. In enkele honderden citaten staat weergegeven wat Mao in de loop der jaren hierover heeft bedacht, en wat zevenhonderdmiljoen Chinezen nu in hun hoofd moeten pompen en in daden Hieronder laten wij een aantal citaten volgen die in het rode boekje zijn op genomen. Ons Chinese volkbezit een grote in trinsieke energie. Hoe dieper de verdruk king, hoe groter zijn weerstand; dat wat lange tijd is opgekropt, zal zeker snel tot uitbarsting komen Onze gouden eeuw, onze eeuw van glans en glorie ligt voor ons. 1919. Het Chinese rode leger ls een ge wapende macht die de politieke taken van de revolutie moet volbrengen. Vooral nu zal het rode leger zichzelf niet tot vechten beperken; naast het gevecht om de militaire kracht van de vijand te ver nietigen, moet het zijn schouders zetten onder belangrijke taken als het voeren van propaganda onder de massa, het or ganiseren van de massa, hen bewapenen en hen helpen een revolutionair-politieke macht te vestigen en parttjorganisatles op te zetten. 1929. Onze strategie is „vecht met een tegen tien" en onze tactiek is „vecht met tien tegen een" dit is een van onze grond principes om onze vijand te overmees teren. 1936. Er mogen duizenden marxistische principes zijn, maar tenslotte kunnen zij worden samengevat in een zin: rebellie is gerechtvaardigd. 1939. Het volk, en het volk alleen is de drij vende kracht in de wereldgeschiedenis. 191,5. De jeugd is een van de meest actieve en vitale krachten in de maatschappij. Zij zijn het meest bereid te leren, zij z(jn het minst behoudend in hun denken. Dit is vooral zo in het tijdperk van het socialisme. 1955. Alle dwalingen, alle giftige woekerin gen, alle geesten en monsters, moeten onderworpen worden aan kritiek; in geen geval mag worden toegestaan dat zij onbelemmerd worden verspreid. 1957.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1967 | | pagina 9