Circus in Europa Klant wordt van „koning" vaak tot „verbruikende aanwezige" Thomas van der Ven, lid concilieraad „Studenten geloven in pastoraal concilie" DE LEIDSE COURANT ZATERDAG 21 JANUARI 196' Fijn boekje van Fred van Sluis De Amsterdamse journalist Fred van Sluis heeft een, vooral voor circusllef- hebbers, heel fijn boekje geschreven zijn hobby: „Circus ln Europa", dat uitgegeven is door C. A. J. van Dishoeck te Bussum. De titel Is in een bepaald opzicht wat te bescheiden. Van Sluis begint zijn ruim honderd pa gina's tekst namelijk met het schet- van de historische achtergrond het circus. Hij toont aan, dat het circuskunsten maken al zo oud is als de wereld, dat het hedendaagse clr- als georganiseerde voorstelling ln manege in de oudheid het eerste vergelijkingspunt vindt In de Romein- brood-en-spelen-schouwspelen en dat het circus, zoals wij dit thans kennen, in feite teruggaat tot de twee de helft van de zeventiende eeuw, toen de Brit Philip Astiey op een met tou wen afgezet stuk weiland luidruchtig aangekondigde „sensationele staaltjes rijkunst" liet zien. Het is uiteraard niet nieuw, wat Fred Sluis over de geschiedenis van het circus te vertellen heeft. Er be staat over die historie heel wat litera tuur. De «verdienste van Van Sluis is evenwel, dat hij de gegevens nog eens heeft gerangschikt en op een directe, journalistieke wijze heeft weergege- Weliswaar blijkt duidelijk zijn grote belangstelling voor het circus, nergens uit hij zich ziekelijk- zwijmelend of overdreven roman tisch, zoals sommige zogeheten cir cusvrienden wel willen doen. Van Sluis beperkt zich trouwens in zijn „docu mentaire" niet tot een verblijf in het verleden, hij schrijft ook over het cir- 'an vandaag en Iaat daarbij dui delijk uitkomen, dat een circus on danks al het uiterlijke klatergoud bikkelharde onderneming is, die heel zakelijk en efficiënt moet worden geleid en die verbeten moet knokken het hoofd boven water te houden. In menig opzicht kan men zeggen: Van Sluis laat het circus ook van de andere kant zien. Is de titel van het boekje in 'n bepaald opzicht te beperkt, in een ander op zicht is hij te pretentieus. Doordat Van Sluis ook over individuele circus- schrijft, wordt de indruk gewekt dat hij alle in Europa rondtrekkende ondernemingen onder de loep gaat ne- Maar dan blijkt, dat het over zicht niet compleet is. Tal van bedrij- worden slechts terloops genoemd dan wel onvermeld gelaten. In het op zicht van de Nederlandse circussen ontdekt men wat subjectieve beoorde lingen en hier en daar is de docu mentatie niet gtneel volledig. Het zijn geen „doodzonden", maar we moe ten het vaststellen op grond van de ti tel. .Circus van Europa" is rijk geïllu- streerd. Men treft er vele foto's in aan Ross van Heyst, die een reputa tie heeft (en hooghoudt) op het gebied sfeervolle circusopnamen. Het zijn allemaal plaatjes van mensen en dieren tijdens de voorstelling of de voorbereiding daarop. We missen juist omdat Van Sluis terecht diep in-: gaat op de achtergronden van het cir- cusbedrijf, de taak van de directeur, nvermoeibare reizen én trekken, de zwaarte van de circusberoepen van die zaken: een exterieur,; het op- en afbouwen, het verladen, re- petities, om maar iets te noemen. Dit gemis wordt echter grandioos gecom-1 penseerd door reproduk :s van heel oude en moderne affiches uit het ar- chief van verzamelaar Jaap Best, en andere oude prenten. Ondanks en- kele minpunten vinden we „Circus 1 in Europa" een heel fijn werkje, j waaruit bij alle zakelijkheid toch de sfeer van dat nooit geheel te doorgron- den rijk van de manege omhoog De koffiekop stond in een miniatuur-voetbadje. De kelner ving een opmerking daarover op met „Het tocht hierbinnen een beetje, meneer", en dan néém je 't. Een andere keer is de koffie uitste kend gezet, alle accessoires koekje, room, glaasje water staan óók op het zilveren blaadje, maar de bedienende man torst een gelaat van minstens twaalf dagen zwaar weer en heeft een daarmee corresponderend humeur. De koffie smaakt dan echt minder lekker En als er in een druk restaurant een tiental minu ten durende eeuwigheid een kelner langskomt die op de vraag of je iets bestellen kunt antwoordt: „Dit is mijn wijk niet, me neer", kun je beter je jas pakken en gaén. Maitres d'hötel doen er iets aan Iedereen die al dan niet geregeld bulten de deur iets eet of drinkt, kent uit eigen ervaring de zaken waar de bediening prettig en voorkomend is, waar nog „service" wordt gegeven. Maar daar staan dan tientallen etablissementen tegenover, waar de klant van ..koning" geworden is tot „verbruikende aanwezige". En geen gezeur verder, da's allemaal „Dat is helemaal niet ouderwets. Ja, het serviele dienstbetoon, de met veel strijkages en overtollige glimlachjes werkende kelner, dat is uit de tijd. Maar het menselijk contact, ook in de horeca- sector, kan altijd op een correct niveau staan. En juist dit niveau is aan het dalen." De man die deze woorden spreekt, weet waar hij het over heeft. Het is de heer H. W. Vink. hoofdredacteur van „Journal d'Hótel" en voorzitter van de commissie „Dienen in beroep" Het ver vlakken van het dienstbetoon was is nóg een grote zorg van de Soeiété Internationale des Maitres d'Hótel, de vereniging van de managers van het café en het restaurant van een aantal, ge renommeerde bedrijven. Ze besloten er iets aan te gaan doen. „We wilden deze achteruitgang niet zonder meer accep teren. De dienstverlening, zij het op modern stramien, is een belangrijk be- schavingsgoed. dat behouden moet blij ven. Wp zyn om de tafel gaan zitten, en het resultaat van ons beraad was deze commissie. Kijk, de slogan „Uitgoed voor u", mag nóg zo aanslaan; als de bezoeker van een horecabedrijf bij het weggaan denkt: „Uit..., u ergert zich", is die hele campagne natuurlijk een slag in de lucht. Wij willen de service dus verbeteren, en daartoe moet je de men sen die ze moeten verlenen, prikkelen." Niet op de vingers tikken Hoe? Kijk, je kunt natuurlijk begin nen met een soort op-de-vingers-tikkerij, een directe, maar eigenlijk verwerpelijke methode Je stoot de mensen er eerder mee af. dan aat je ze aantrekt. En trou wens; deze tjjd is door gestegen wel vaart nu niet direct de beste voedings bodem voor moraal prediking en zo Nee. we hebben gezocht naar bepaalde prikkels en waarop kun je die beter richten dan op de „zwakke zijden" van het menselijk karakter? Beroepstrots, beroepsmatige na ijver en beroepsijdelheid: allemaal prach tige aangrijpingspunten." Van Delfzijl tot Vaals en Vlissingen hebben zich kelners opgegeven om een proeve van bekwaamheid af te leggen. En zo kan het gebeuren dat in deze maanden enkele commissieleden een kop koffie gaan drinken ln het bedrijf waar een van de betreffende obers werkt. De man wordt dan een uur lang minutieus op de vingers gekeken en krijgt cijfers voor omgang met de gasten, kleding en verzorging etc. „Op de dag dat hij in alle openbaar heid dat zal zo ongeveer tegen het begin van het seizoen zijn de officiële test moet ondergaan, zet de man natuur lijk zijn beste beentje voor", zegt de heer Vink. „daar hoeven we niet aan te twijfe len. Maar de beoonieling van dén zal belangrijk worden beïnvloed door de cijfers die we de man hebben gegeven toen hij niet wist dat hij beoordeeld werd." Sterren contra blanco's Degenen die de proef beide proeven doorstaan, krijgen een ster op hun revers, een duidelijk onderscheidings teken dus. voor het publiek en voor hun collega's. „Wat denkt u dat er gebeurt, als een bedrijf vier ster-obers heeft rond lopen en de bedienende sector van een etablissement aan de overzijde loopt ge heel met blanco revers? Dat laten ze niet op zich zitten, ze willen óók een ster. En dan gaan we de goede kant op." De klachten van de meeste gasten vinden hun oorzaak in een doodgewoon tekort aan fatsoen aan de zijde van de bediening De heer Vink: „Ik zat de laatste zomer op een terras in Scheve- ningen. had al een tijdie gewacht en zie een ober. Bestellen? Gaat niet. meneer, het is mijn tijd om te gaan eten Met een kennis zit ik in een gerenommeerd restaurant, de ober vraagt ongeveer Service met hoofdletters. in het voorbijgaan „Wat willen de heren?". Kijk, dat is nou onfatsoenlijk. Die kennis van mij wilde bovendien een kleinigheid eten. Nou, de kelner zou eens kijken of de keuken open was. maar hij vreesde het ergste. „De keuken is dicht, meneer, ze zitten bij de tillevisie." En zó help je niet alleen de naam van je bedrijf, maar die van de hele horeca- sector naar de maan. Want zelfs al is de keuken dicht en zit iedereen bij de teevee, een of ander koksmaatje moet toch in staat zijn een uitsmijter klaar te maken Overigens acht de heer Vink het uit het oogpunt van efficiency normaal dat Lunch „uit de de keuken op een bepaald moment dicht géat De kostenfactor is vooral ln de dienstverlenende bedrijven zeer groot. En de sociale werkomstandigheden voor het personeel zijn er zeer moeilijk. Wer ken als andere mensen vrij zijn is niet altijd prettig, zeker niet zo rond de decemberse feestdagen „Maar", zo stelt de heer Vink, „die kostenfactor kan door een meer rationele opzet "aanzienlijk verlaagd worden. In veel bedrijven zou een efficiency-expert werkelijk wonderen kunnen doen. U moet niet vergeten dat de bouw van nieuwe hotels waar VWs en anderen zo op aandringen een investering vergt van zo'n forse twintigduizend gulden per bed. En als je dan je geld er nog wil uithalen, moet je de zaken wel doordacht opzetten. Met een tekort aan service dek je die investering niet". Er zijn in Nederland restaurants, waar alles automatisch gaat. Daar haal je je complete diner uit de muur. Dan kun je ook niets méér verwachten dan een tafel en een stoel om je maaltijd zittend te kunnen nuttigen. Mar ga je naar een gewoon restaurant, dan mag je eisen dat het personeel je correct behandelt De oorzaak van het gebrek aan dienstbe toon? De heer Vink wijt het aan de wel vaart. de mensen niet alleen de gas ten worden gemakzuchtiger. „En het is overigens merkwaardig, dat het voor al de wat oudere werknemers zijn. die ertoe gebracht moeten worden wat meer service te verlenen. Als we erin slagen door de officiële afsluiting van de eerste „sterrenactie" meer mensen attent te maken op het bestaan van dit onder scheidingsteken, zijn we al een heel eind op weg om het vak op een hoger plan te brengen. Maar dan zijn we er nog niet, we willen dan ook een voortdurende con trole op de sterredraeers. iuist als me* de Guide Michelin. moeten we de ster weer kunnen afnpmen ais het dienstbe toon van de betreffende man aanzien lijk is verminderd Maar daar zullen ze wel voor waken, denk ik". De heer Vink besluit: „Het gaat ons om de ontmoeting mens-medemens, waar bij de man naast de tafel het tot zijn plicht acht zijn medemens met alle zo geroemde deugden van de gastvrijheid tegemoet te treden". Betere tijden voor horeca door goede kop koffie AMSTERDAM (A.N.P.). Vol gen» dr. M. C. Tideman, eco mlsch adviseur voor toerisme horecavraags tukken, lopen bestedingen in de vaderlands horecabedrijven terug doordat consument te vaak het gevo- heeft dat de gevraagde prijs opweegt tegen de ontvangt dienst of dat de mate van dienst verlening niet evenredig i prijs is gestegen. De heer Tideman sprak tijdei een koffieochtend die in het kade van de Horecava '67 in het An sterdamse RAr-gebouw werd houden. Hij hield de horecabedri ven voor, dat zij aan het kon koffie alle zorg moeten bestede omdat deze meest gebruikte dran van oudsher één van de voornaar ste graadmeters is bij de be oor ling van het horecabedrijf. ,.R kopje koffie i« de grote trekk voor de overige omzet en het k: de consument steeds weer de terugkeren", aldus dr. Tideman. Hij wees erop, dat de verminden omzet onder meer het gevolg van de prijsstijgingen. Naar zij mening was het echteir onjui van de horeca-ondernemer zv tegenover de consument te ve dedigen door zijn kostprijsstijgii te gaan verklaren. Hij moet 1 bedrijfsvoering veel meer ga: zien zoals de gast dat doet. Dez let op tempo bij de bediening e wil een relatief goedkoop produk dat bovendien van goede kwalite moet zijn. „Door goede koffi kunnen er voor de horecabedrij' betere tijden aanbreken", meende dr. Tideman. UTRECHT. „Wq wlUen als katho lieke studenten meespreken ln het pasto raal concilie, weergeven wat er onder ons leeft en dat inbrengen 'ln het beraad. Echt niet om per se onze zin te krijgen wel ln de hoop. dat er naar ons geluisterd zal worden. Op slot van reke ning vonnen wij een duidelijke categoriale groepering, waarvan een kritische bijdrage mag worden verwacht. En is de Kerk er niet alleen voor de oudere heren". t zegt Thomas van der Ven (22), derdejaarsstudent rechten aan de univer siteit te Utrecht. Hij heeft samen met enkele anderen de leiding van het Stucon, afkorting voor Studentenberaad in het kader van het pastoraal concilie. Werd uit de concilieadviseurs tot lid van de concilieraad gekozen. En is nu een druk bezet man. die naast zijn studie ook nog alle mogelijke conciliezaken moet behar tigen. Van der Ven ontvangt ons op zijn „kast" ergens aan de buitenkant van Utrecht, twee hoog. alleen te bereiken langs ge vaarlijk steile trappen. Op zijn bureau liggen de besluiten van het Vaticaans con cilie. die hij bezig is door te werken. „Daar staan heel mooie dingen ln". zegt hij „maar het blijft allemaal een beetje vaag. een beetje algemeen, hier en daar een beetje politiek- Wij zullen de lijn het concilie ln Nederland door moe- trekken Maar dan duidelijker, con creter en scherper, aangepast aan onze nationale situatie" Denkt u. dat het concilie aan de ver wachtingen van de studenten zal beant woorden? Dat hangt ervan ai. Voor degenen, die :r se hun zin willen doordrijven, moet, het een teleurstelling worden. Maar die groep is niet zo groot als men wel eens denkt. De meeste studenten beseffen heel goed. dat het concilie een gesprek gaat worden en dat een gesprek gelijk staat met overleg. Neen. wij willen geen concilie ln het concilie maar eerlijke deelname aan het gemeenschappelijk beraad. Wij willen meespreken en meeluisteren. Dat ons ge luld zal doorklinken, daarvoor staat mijn opname in de concilieraad garant. Ik beschouw die als een ernstig gemeende geste, niet als het patriarchale schouder klopje. dat alleen de bedoeling heeft, een lastig element ongevaarlijk te maken. Daar zou Ik trouwens feestelijk voor be danken. gen gedaan om dit percentage met andere benaderingswijze wat op te voeren Fei- Maar zijn de studenten dan niet uit gesproken links georiënteerd? Neen. dat kun je in het algemeen zeker gedeelte af van de belangstelling die de studentenmoderator voor het Stucon heeft. In dit verband is het minstens opvallend je er ook zeer conservatieve geesten onder. een vrij dooie boel) ruim 400 deelnemers reid tot gesprek. Natuurlijk hebben wij stuk of tien, veruit het minste van alle zijn meestal personen met een negatieve een groep buiten Nederland, in Leuven Seminaristen opvallende uitzondering ondergrond. Ze geloven niet. dat het met Ze staan daar met open mond te kijken. pessimisten zijn het. Wat Is bet aandeel van nlet-katholleke veel pessimistischer (ja ook negatiever) zijn dan de gewone universiteitsstuden ten? Hoe he' komt weet ik niet. Misschien staan ze te dicht bü bepaalde personen, die ze als de incarnatie van het conserva tisme beschouwen Zo lang die iets in dc pap te brokken hebben, wordt het nooit wat. zeggen ze En zijn dan ook uiter Dat verschilt van universiteit tot univer siteit. In Nijmegen is het uiteraard niet zo groot. Maai- elders vind je nlet-katho- lieken in zo goed als elke gespreksgroep Ik heb ergens gelezen, dat de studenten de „God-is-dood-vraag" als de centrale kwestie van de huidige kerkelijke proble mate mate moeilijk voor een zaak als het Stucon te winnen. Dezer dagen ben ik nog op een seminarie geweest. Van de 200 studenten waren er maar 8 bereid om in een gespreksgroep zitting te nemen matiek beschouwen Denkt u. dat deze vraag op bet concilie aan de orde zal Ja. daar wordt zeker een plaats voor ingeruimd. Er, terecht: want het is een representatief voor wat er onder de jeugd den geconcentreerd Of wij hem in Neder - Een moeilijke vraag. Natuurlijk zijn ei heel wat problemen, die bij alle jongeren leven: democratisering van de Kerk. af schaffing van bepaalde kerkelijke gebo den. schepping van een levensechte litur gie. ernst maken met de oecumene. Maar ik geloof toch. dat wij studenten op deze problemen onze eigen visie hebben. En dat het belangrijk is. die naar voren te brengen. Neen, wij pretenderen echt niet, dé jeugd van Nederland te vertegenwoor- Dat geloof ik niet. want het is geen louter nationale aangelegenheid, het is een zaak van de hele wereldkerk. Maar toch kun nen we hem op dit concilie niet uit de weg gaan: we zullen onze visie op deze vraag moeten geven en die met de rest van de Kerk verder uit moeten praten Dat is trouwens de houding, die door de concilieraad over heel de lijn wordt aange nomen. We laten geen enkel „heet hang ijzer" liggen, we pakken ze allemaal aan Zullen de studenten hun standpunten Hoeveel studenten bereikt u? Gemiddeld zo'n 5 h 6 procent. Soms wat meer, »om§ wat minder. Er worden pogin ook ln het openbaar verdedigen? Ja. dat ligt wel ln de bedoeling. Zo gauw het beraad in eigen kring la afge- rond. brengen wij de resultaten in de publiciteit, eventueel zelfs voordat ze bij het conciliesecretariaat worden ingediend. Verder zullen we pers, radio en televisie uitnodigen voor de vergadering tussen Pasen en Pinksteren, waar wq ons Intern beraad gaan afronden. Ieder mag weten, waarvoor wij staan. En ook bij de open bare conciliezittingen in de Rotterdamse Doelen zullen, als daar aanleiding toe is. onze deskundigen aan de gedachtenwlsse- ling deelnemen. Neen. wij verkeren nog in het stadium van de inventarisatie. De verwerking van het binnengekomen materiaal zal in de eerste maanden van 1967 geschieden. Wij sturen aan de gespreksgroepen zgn. „workingpapers" toe, die de bedoeling heb ben, de gedachtenwisseling op gang te hel pen. Ze gaan over religiositeit in het algemeen, oecumene, parochieleven, kerke lijk kader, theologie en leek. gezag en vrijheid, gemengd huwelijk, huwelijks- ethiek. seksuele ethiek, oorlog en vrede ontwikkelingswerk. Deze papers hebben een uitlokkend, soms zelfs een uitdagend karakter. Zo staat er in het paper over seksuele ethiek: „Het verleden laat een wonderbaarlijk gepreciseerde gedragscode zien rond ontmoetingen tussen jongens en meisjes, rond verkéring en verloving Op het ogenblik is deze code niet meer aan gepast. Jonge mensen zouden niet meer willen en ook niet meer kunnen trouwen na zulke beperkte en gestileerde ervarin gen met elkaar" Dat hoeft niet onze mening te zijn. het is bedoeld als een uit gangspunt. Van hieruit kan een gesprek worden opgezet Hetzelfde geldt voor het paper over het gemengde huwelijk, dat zegt: „De Katholieke Kerk moet voor de burgerlijke stand gesloten huwelijken, mits dat voor beide partijen het eerste huwe lijk is. erkennen als geldig en volledig. De gehuwden kunnen dan vanzelfsprekend een kerkelijke inzegening vragen: dit is niet noodzakelijk" Dergelijke passages moeten gezien worden als gespreksstof, meer mag men er niet achter zoeken. In de groepen proberen de studenten vooral te vertolken, wat er aan menselijk Wil Thomas van der Ven (22), die in de concilieraad het geluid van de katholiekc studenten laat. doorklinken. Hij heeft in alle universiteitssteden gespreks groepen achter zich. en christelijk levensgevoel in hen leeft, met alle gebrekkigheden van dien- De theologen zullen als ze dat horen mis schien wel eens met hun ogen knipperen. Maar de meesten zullen toch graag erken nen. dat het een stukje levende werke lijkheid is en dat het de moeite loont, daarmee rekening te houden. Ons gesprek loopt ten einde. In de auto, op weg naar het station, praten we nog even na over het mentaliteitsverschll tus sen seminaristen en universiteitsstuden ten. De opmerking van onze gespreks partner. dat seminaristen vaak nogal negatief zijn Ingesteld, heeft toch wel indruk op ons gemaakt. „Ik maak mij eens zorgen", zegt Van der Ven. denk: dat wordt nou ons toekomstig k< kelqk kader. Eigenlijk mocht je verwaci ten, dat juist zij voor een zaak als concilie heet zouden lopen. Maar dal niet het geval. Er zqn zelfs felle tcgd standers in hun kringen te vinden. jor gens die zeggen, het is niks en het word niks en het kan ook niks worden, hebben h n idee van vernieuwing, d- moet kost wat kost worden doorgevoed En dat lijkt me nou niet de mentalltrt die je van toekomstige priesters z gen verwachten" DR. ALFRED VAN DE WEIJEl

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1967 | | pagina 8