Ars Aemula Naturae
Wordt hoogbejaarde Leidse
schider- en tekenacademie
over enige tijd dagschool?
PAGINA 5
DE LEIDSE COURANT
ZATERDAG 21 JANUARI 1967
<4 4
pr zijn verenigingen in Leiden, die vrijwel
onbekend zijn, ofwel omdat ze van geen
betekenis zijn, ofwel omdat ze belang hebben
bij de verborgenheid om des te beter tot ont
plooiing te komen. „Ars Aemula Naturae",
de Leidse Schilder- en Tekenacademie, geves
tigd aan de Pieterskerkgracht, behoort tot de
laatste categorie en wat de eerste categorie
betreft, het belang van de academie voor de
Sleutelstad is groter dan menigeen zou ver
moeden. Deze school voor liefhebbers van de
teken- en schilderkunst in de ware zin des
woords amateurs vindt haar oorsprong te
gen het eind van de zeventiende eeuw en is
gedurende twee en een halve eeuw de baker
mat geweest van de beeldende kunst in Leiden.
VOORZITTER
TIVEEHUYSEIS
ontwikkeling niet lang meer tegen te houden
Uit de school
van Gerrit Dou
De Leidse schilders stichtten
eerst in 1648 onder het pa
tronaat van St. Lucas een eigen
gilde. Een opleiding tot schil
derkunst was dit allerminst,
want de praktijk van het schil
deren werd als vanouds op de
ateliers van erkende meesters
geleerd. Kort voor het einde
van de 17de eeuw richtten twee
volgelingen van Gerrit Dou, de
Leidse „fijnschilders" Willem
van Mieris en Carel de Moor
een „vergadering of academie
der Kunstschilders en Teke
naars" op.
ZIJ ONDERWEZEN in een lokaal
onder de Saaihal, de tegenwoor
dige Lodewijk8kerk, teken- en schil
derkunst tegen een matige vergoeding
om de levende modellen te kunnen
honoreren. Deze academie ontving
van de gemeente een jaarlijkse sub
sidie van 75,- met ingang van 1702.
In dit jaar ook werd het onderwijs
verplaatst van de Saaihal naar de
oude Rijnsburgerpoort (of Blauw
poort) aan het einde van de Turf
markt, waar ook de leden van de
Rederijkerskamer ,,In liefde Bloeyen-
de" een vergaderlokaal hadden.
Toen deze poort in 1735 werd af
gebroken verhuisde het schilders
gezelschap naar de Rijnsburgse poort
(tussen Mors- en Rijnsburgersingel).
De leermiddelen van de academie
waren uiterst bescheiden en even leek
het er in 1763 op, dat er meer finan
ciële armslag zou komen, toen Frans
van Mieris de Jongere een legaat van
3000,- aan de academie vermaakte.
Zijn nicht Aletta Elisabeth Trioen
kreeg echter tot haar dood het vrucht
gebruik van deze erfenis toegewezen.
Blijkbaar had Aletta een gezond ge
stel want ze leefde tot 1798.
Dood kondigt
zich aan
|*VE GELDZORGEN werden voor
de academie door het uitstel
van de baten van het legaat steeds
groter en de band van het genoot
schap werd losser. In 1795 telde de
groep nog maar vier leden. In deze
weinig rooskleurige periode werd
de academie bovendien een gevoeli
ge klap toegebracht toen een groep
Franse soldaten werd ingekwar
tierd in de Rijnsburgse poort. Zij
staken al het meubilair ln brand
om zich te warmen tegen de felle
kou. Het jaarlijkse subsidie van de
gemeente werd in die tjjd niet meer
uitgekeerd. De dood van een aca
demie kondigde zich aan.
De dood van Aletta Trioen blies
het genootschap in 1798 echter nieuw
leven in, want nu kreeg het de be
schikking over de erfenis van 3000,-
die Van Mieris indertijd voor de aca
demie had bestemd. Het scheen of de
donkere wolken plotseling aan de
einder verdwenen en een tijdperk van
nieuwe bloei was aangebroken. Be
gunstigers kochten in 1799 voor
j 1000,- het pand aan de Papengracht,
waarin thans de redactie van de
Leidse Courant werkzaam is. Hier
werden zowel tekenoefeningen als
kunstbeschouwingen gehouden. In
samenwerking met enkele leerlingen
van de academie richtten de kopers
van het pand, de kunstminnaars prof.
Rau en prof. Brugmans, de genees
kundige H. Cuypers, de wijsgeer en
kunstverzamelaar J. A. Bennet en de
bestuursleden van „Wiskunde" J. P.
Pompe van Meerdervoort en M. van
Noort een „vriendelijke kring" op, die
de instandhouding van de academie
zou waarborgen. In feite was dit de
geboorte van het tegenwoordig nog
bestaande genootschap. Op 8 juli 1799
werd de le vergadering gehouden van
dit gezelschap, dat de naam kreeg
van „Leydsche Schilder- en Teeken-
accademie onder de zinsspreuk: Ars
Aemula Naturae".
Contract met
de Hogeschool
ALS GRONDSLAG voor de her
rezen schildersopleiding diende
het legaat van Van Mieris. De finan
ciële positie werd nog verstevigd,
toen er met de Hogeschool een con
tract werd gesloten. Op voorwaarde,
dat de studenten vrij toegang zouden
hebben tot de cursussen, stelde de
Hogeschool een jaarlijkse subsidie
beschikbaar van 500,-. In december
1801 was het weer mogelijk het lokaal
in de Rijnsburgse poort te betrekken.
Tot 1807 werden de kunstbeschou
wingen echter nog aan de Papen
gracht gehouden, totdat dit pand werd
verkocht aan het Nut. In het begin
van de negentiende eeuw kwam ook
een overeenkomst tot stand met
„Mathesis Scientiarum Genitrix",
waarbij het toezicht van Ars op de
tekencursussen van het wiskundig
genootschap werd vastgelged.
Was de belangstelling rond de
eeuwwisseling bloeiend te noemen,
anders werd dit, toen het subsidie
van de Hogeschool en bovendien hel
gemeentelijke subsidie achterwege
bleef. Onder Franse heerschappij
was het met de financiën alom in
den lande slecht gesteld. Het leden
tal daalde gestaag. In het vervolg
golfde het op en neer in teruggang
en opleving al naar gelang er een
tijdlang wel of niet subsidie werd
Een huis voor
een gulden
IN 1860 werd de Rijnsburgse poort
afgebroken. In dat jaar kreeg Ars
het aanbod van de bekende letter
kundige mr. J. Kneppelhout in een
tweetal lokalen van zijn huizen aan
de Pieterskerkgracht te komen wer
ken. Hij stelde de ruimten kosteloos
ter beschikking en zorgde zelfs uit
eigen middelen voor verlichting en
verwarming. In de gevel van dit pand
zijn twee stenen gemetseld met el
kaar aanvullende spreuken: „RVst
baart LVst" en „LVst met GoDt
RVst". Toen Kneppelhout in 1885
overleed, beheerde zijn echtgenote het
pand tot aan haar dood. waarna het
Op de schildersezels staan de werk
stukken van de cursisten geklemd,
het ene wat volmaakter dan het an
dere, maar alle vervaardigd met een
selfde inspanning, voor de schilders
De voorzijde van het pand, waarin
het genootschap gehuisvest is, wordt
algemeen als een der mooiste gevel
tjes in Leiden beschouwd.
,in eigendom overging van „Ars
Aemula Naturae". In het begin van
de twintigste eeuw, toen Ars on
mogelijk' aan alle financiële verplich
tingen kon voldoen, werden de ge
bouwen voor de symbolische somma
van ƒ1.- aan de gemeente Leiden
overgedragen, op voorwaarde, dat
Ars prioriteit zou genieten bij de huur
en dat de onderhoudswerkzaamheden
door de gemeente zouden worden
verricht. Deze transactie geldt op het
ogenblik nog.
Hoogtepunten zijn er in de
periode na de Franse tijd nauwe
lijks op te merken, of het zou
moeten zjjn, dat de beroemde schil
der G. W. Breitner in 1878 een jaar
lang als docent gewerkt heeft. Toen
de leerlingen, Floris Verster uit
gezonderd, niet in staat bleken hem
te volgen, trok hij zich weer terug.
Bergafwaarts in
de oorlogsjaren
ZOALS ZOVELE instellingen met
innerlijke verdeeldheid te kampen
hebben, die niet altijd tot scheuring
behoeft te leiden, zo botsten de me
ningen ook in Ars - vereniging van
kunstenaars, bij uitstek individua
listen - hetgeen in 1897 leidde tot een
splitsing. Een groep richtte „De kunst
om «Te kunst" (l'Art pour l'art) op.
een titel, die was ontleend aan de be
ginselen van de tachtigers. Deze
richting verenigde alle kunstenaars
in de stad, die op geoefend peil werk
ten. Ars Aemula Naturae bleef daar
naast voortbestaan als opleidings
instituut voor beginnelingen.
Kort na het uitbreken van de
Tweede Wereldoorlog verdween de
..Kunst om de kunst", omdat de leden
zich niet konden verenigen met het
gezag van de Cultuurkamer, die des
tijds vele instellingen voor de keus
stelde onder nationaal-socialistische
vlag voort te blijven bestaan of zich
zelf op te heffen. „De kunst om de
kunst" besloot tot het laatste. Ars
evenwel werd niet ontbonden, omdat
het bestuur ervan sympatiseerde met
de bezetter.
In dc vooroorlogse jaren was Ars
uitgegroeid tot een kleine academie,
waar overdag lessen werden ge
geven. Tjjdens da oorlog liepen do
zaken echter sterk achteruit. Tegen
het eind van de bezettingsjaren be
droeg het ledental niet meer dan
vier 4 vijf. Jan Wolkers heeft over
deze periode nog enkele herinne
ringen opgetekend ln zjjn boek
„Kort Amerikaans", waarin lijj
schrijft over zijn kunst- en andere
activiteiten tijdens de oorlog.
Krachtige aanpak
van nieuwe school
Kif AAR HET werd 1945 en Neder
land ademde weer vrij. De Inven
taris van de twee zusterinstellingen
werd opgemaakt. Uit leden van de
„Kunst om de kunst" werd een nieuw
bestuur gevormd. Dit lag voor de
hand, eerstens omdat de leden van
dit instituut niet „fout" geweest wa
ren en tweedens omdat hun aantal
dat van Ars verre overtrof. Als naam
van de gerestaureerde vereniging
nam men weer aan „Ars Aemula
Naturae". Hiermede was de „Kunst
om de kunst", waarvan de leden
tijdens de oorlog onderling contact
hadden bewaard, geruisloos aan zijn
eind gekomen.
Onmiddellijk werd een begin gemaakt
met oefencursussen in de avonduren.
De ruimte, waarover Ars beschikte,
was veel te groot voor de betrekkelijk
kleine groep. Daarom was het niet te
verwonderen dat anderen, die met
ruimtegebrek te kampen hadden, hun
oog lieten vallen op het gebouwen
complex van het schildersgenootschap
aan de Pieterskerkgracht. In de oor
logsjaren had het "Groene Kruis"
reeds een onderkomen gevonden in de
zaal achter de conciërgewoning, aan
grenzend aan de binnenplaats. Later
kwam deze ruimte ter beschikking
van de u.t.s. van "Mathesis", die uit
het oude schoolgebouw naast het
pand van Ars was gegroeid. In de
gelijkvloerse zaal aan de voorzijde van
het hoofdgebouw kreeg aanvankelijk
het Leids Politie Muziek Gezelschap
oefenruimte toegewezen, later kwam
sportschool Holvast er in en nu wor
den er de houdgrepen toegepast door
de toekomstige judo-cracks van sport
school Luiten. Nu het Ars beter gaat,
kan de academie de lokalen van de
"inwonenden" goed gebruiken. Na de
verhuizing van de u.t.s. naar het Boer-
havekwartier krijgt Ars tenminste
over deze lokalen weer de beschik
king. Er bestaan plannen om hier een
permanente expositiezaal in te rich
ten.
Gemeentelijke
ruggegraat
DE TEGENWOORDIGE voorzit
ter, schilder en graficus W. H.
Tweehuyzen, voorziet in de nabije
toekomst een nieuwe ontwikkeling.
"Wc nemen ernstig in overweging
er een dagschool van te maken. Het
ligt nog wel moeilijk met subsidi
ëring en erkenning, maar als de
belangstelling die stijgende lijn
blijft vertonen, die zich de laatste
jaren beeft afgetekend, kunnen we
de oprichting van een dag-academie
niet lang meer uitstellen. Voor de
jonge mensen, die nu nog naar Den
Ilaag en Amsterdam reizen, is het
ook veel plezieriger, als ze dichter
by buis terecht kunnen.
Ars van het ogenblik is een bloei
end genootschap. De subsidie van ge
meente garandeert een zekere rugge
graat in het uitgegroeide lichaam van
de academie, dat echter niet op ver
dere groei berekend is. Aletta Trioen's
legaat vormt niet langer de finan
ciële basis, maar het is er nog en
wordt als een soort curiositeit in ere
beheerd. De leden van Ars houden re
gelmatig contact met elkaar op de
woensdagavonden, als ze naar de
academie komen om te schilderen
naar het naakt model. Enkele jaren
geleden kwamen ze ook vaker bij el
kaar in de bestuurskamer in gezel-
ligheidsverband. De sociëteit is even
wel van lieverlee een beetje dood, ge
bloed. Artiesten neigen over het alge
meen niet zo naar min of meer ge
dwongen samenzijn. Er werd op de
sociëteitsavonden gediscussieerd over
het werk en niet zelden leidden ge
sprekken tot verwijdering, omdat ie
dereen in zijn diepste innerlijk nu een
maal eigen opvattingen heeft. Nu
komen de leden van Ars in de regel
eenmaal in de jaar samen, ruim vol
doende naar veler mening.
Geen kwestie
van moeten
DE CURSISTEN zijn geen lid van
het genootschap. Ze kunnen
eerst toetreden, als een ballotagecom
missie gunstig oordeelt over ingezon
den werk en aan verschillende voor
waarden is voldaan. De meeste cursis
ten streven echter niet naar het lid
maatschap. Ze tekenen en schilderen
louter voor hun plezier. Soms duurt
het jaren voordat iemand vooruitgang
boekt, het geeft allemaal niet. Dat
Op de modellentafels zijn de merk
waardigste combinaties te vinden.
Een verweerde doodskop steunt tegen
een groen uitgeslagen trompet. Ver
gankelijkheid, door de tekenaars
Koppen van gips en klei, sommigen
nog gehuld onder een plastic zak
tegen het uitdrogen, meubileren het
boetseer atelier.
maakt het werken bij Ars zo fjjn. De
druk van het "moeten" kent men niet.
Vier avonden in de week geven er
kende docenten
De gaxlenierstcr Julia Brandle
uit Scheveningen geeft tekenonder
richt, evenals de Hagenaar Ad Van
Dijk en «le Leidenaar Gerard de
Wit, Fer Hakkaart uit Lelden do
ceert grafiek, de nieuwste afdeling
van Ar». Het Anjerfond» schonk
enige maanden gelden een etsper»
aan het genootschap om de grafi
sche afdeling van de grond te hel
pen komen. Arnold Smith uit Den
Haag geeft onderwijs In schilderen,
portretteren en modeltekenen. De
cursisten boetseren onder leidlng
van Lo Molenaar uit Noordwjjker-
Vormgeving naar
de natuur
/"VNDER HET WERK en tijden»
de pauze worden gesprekken
over en weer gevoerd over technische
werkwijzen, maar ook over de diep
ste drijfveren die de kunstenaars be
wegen. In het monumentale gebouw
waar de serene statie van vroegers
bewoners nog schijnt te zijn overge
bleven, krijgen de cursisten een zui
vere instelling ten opzichte van het
werk. Het tekenen, schilderen en boet
seren gebeurt nog altijd -als een hom
mage aan de oprichters- aemula na
turae, naar de natuur.
De docenten vinden het be
langrijk, dat de cursisten op
verantwoorde wijze vorm we
ten te geven aan hun onder
werp. Mocht iemand eventueel
in een later stadium een rich
ting uitgaan, die het non-figu
ratieve en abstracte de voor
rang geeft, dan is de scholing
bij Ars toch nooit verloren tijd
geweest. Volgens de leiding van
de academie, die onder een cu
ratorium staat, bestaande uit
prof. dr. H. van de Waal, direc
teur van het prentenkabinet en
drs. F. Pelinck, voormalig di
recteur van De Lakenhal, is het
doel van de academie de cursis
ten een zuivere instelling te
geven tegenover hun werk.