staan
KLEUREN
GEBLAZEN!
KERSTNUMMER 1966
O O O
KERSTVERHAAL
VOOR DE KINDEREN
ERSCHRIKKELIJK koud was het. Zó koud. dat
de mannetjes uit Tijdland koude handjes kregen,
toen zij op die wintel-morgen seconden aan het
tellen waren.
Eigenlijk is Tijdland geen echt land, maar een
hele diepe kuil in de grond, een ravijn, waar alle
seconden van de komende jaren opgestapeld liggen te
wachten tot ze er door de tijdmannetjes één voor één uit
getrokken worden om hun rol in de geschiedenis te spelen.
Waar Tijdland precies ligt? Als je op een hoge toren of
een berg gaat staan kun je net de rand van de tijdkuil
zien. precies daar waar de wereld eindigt en de lucht begint.
Waar de zon opkomt en waar de regenboog het land raakt.
Waar de wolken vandaan komen en de rivieren beginnen.
Daar ligt Tijdland.
Daar wonen de tijdmannetjes. die geen andere taak hebben,
dan de hele dag seconden naar boven te trekken, te tellen
en aan elkaar te rijgen tot minuten, uren, dagen, maanden,
jaren en eeuwen. Sommige seconden hebben geluk. Zij
worden precies op het moment uit de tijdkuil getrokken,
waarop er iets belangrijks op de wereld gebeurt. Dan voelt
die seconde zich heel gewichtig. Hij wordt dan beroemd en
komt in de geschiedenisboekjes te staan.
Maar nu lagen de seconden beneden in de kuil te dringen
van jewelste. Morgen zou het Kerstmis zijn en dat was
een belangrijke dag. Alle seconden wilden dan wel aan de
beurt komen, want het is veel leuker om je korte leventje
te slijten op een feestdag, dan op een doodgewone dagelijkse
door-de-weekse dag. waarop het regent, of waait en alle
kinderen gewoon naar school moeten. Zij, die een beetje
onderaan lagen en daardoor pas op 26 december mee mochten
tellen, schopten en sloegen om een beetje bovenaan te
komen. Ook niet té ver bovenop natuurlijk, want dan zouden
ze vandaag, op 24 december al in de putemmer terecht
komen en dèt was natuurlijk ook niet de bedoeling.
1JET was daar beneden maar een rommeltje.
Li Trouwens, boven bij de rand was het ook niet helemaal
pluis. Daar zaten de tijdmannetjes met koude handjes en
voetjes aan de seconden te trekken, iets wat ze sinds Adam
en Eva altijd met veel plezier hadden gedaan. Maar vandaag
was het zó verschrikkelijk koud en de seconden in de kuil
waren zó ontevreden, dat de tijdmannetjes er allemaal een
boze bul van kregen.
..Bah. ik vertik het verder", mopperde Blm Bara, één van
de tijdmannetjes tussen twee tellen door. ..Alle seconden,
die ik vandaag naar boven trek. kijken lelijk en mopperen
tegen mij. omdat ze vandaag niet willen werken. En morgen,
op Kerstmis, als iedereen tevreden is en ik van mijn werk
zou kunnen genieten, dan mag ik natuurlijk weer niets
doen. Dat was laatst, toen die raket naar de maan werd
geschoten ook al zo. Ais het belangrijk is. dan mag Bommetje
altijd werken Ik hoor hem nog triomfantelijk tellen, zodat
de hele wereld het goed kon horen: tien. negen. acht. zeven
enzovoort en toen heel hard: NUL. Ik hoor hem nu nog
lachen. O, wat had hij toen een pret. Maar ik? Ik ben
nog nooit een belangrijke seconde tegen gekomen.*' Maar
plotseling kreeg hij een kleur van schrik. Wat was er ge-
mopperen, was hij de tel kwijt-
beurd? Terwijl hij
geraakt!
Was hij nu bij negenenzeventig of bij drieëntachtig? O, o.
wat verschrikkelijk. Hij krabbelde zich eens achter zijn
tij door, want dat wilde nog wel eens helpen. Maar ook dat
bracht nu geen uitkomst.
Tersluiks keek hij eens naar zijn vriendjes, die niets hadden
gemerkt en rustig doorgingen met seconden pompen. Daar
kwam weer zon kwaad ding naar boven, die schreeuwde:
..Ik wil nog niet. ik wil nog niet en plotseling werd het
kleine tijdmannetje zó kwaad, dat hij met een van zijn
voetjes een schop gaf tegen het bergje seconden dat al
klaar lag naast de kant. Met veel lawaai rolden ze weer
terug in de kuil. kraaiend van plezier: „Hoera, hoera, wij
zijn de enige seconden van de hele eeuwigheid, die twee
keer mee mogen doen". Maar hoe harder de herrie in de
tijdkuil werd (want al die seconden beneden werden vreselijk
jaloers op elkaar), zo stil werd het bij de tijdmannetjes.
„O. o, wat heb Je nu toch gedaan", fluisterde Bommetje vol
ontzetting. „Nu weten we niet meer precies hoe laat het is,
en als wij het niet meer weten, weten de gewone mensen
op de wereld het ook niet meer."
Maar het werd allemaal nog veel erger, want van louter
schrik vergat de Tijd-Trek Ploeg het werk te doen. waar
door er geen seconden naar boven kwamen. En die akelige
dingen beneden hadden zo veel ruzie, dat ze zelf helemaal
vergaten erop te letten. En daardoor gebeurde er iets. wat
de hele eeuwigheid nog nooit voor was gekomen: de tijd
bleef stilstaan!!!!
DIT had verschrikkelijke gevolgen voor de mensen op
aarde. De moeders, die in de plumpudding roerden,
konden niet verder. De vaders, die inkopen deden voor de
feestdag, bleven midden in de winkel doodstil staan, som
migen met een heerlijke appel of peer in de hand. de ander
met een kerstcadeautje, de vliegtuigen die op weg waren
met mensen, die allemaal graag naar huis wilden, bleven
doodstil in de lucht hangen en de kerstklokken, die alvast
een beetje aan het oefenen waren, bleven midden in een
bons steken, zodat er op sommige plaatsen een vreemd ge
rommel was te horen. De vuren werden koud. kortom: de
ellende was onbeschrijfelijk.
En de tijdmannetjes stonden wit van schrik stil naast de
kuil naar de gevallen seconden te kijken en riepen: „Kom er
nu toch uit! Wie al geweest is moet in de ophaalemmer
kruipen." Maar de seconden deden net of ze niets hoorden.
Ze vochten maar en stompten elkaar bont en blauw. De
tijdmannetjes wisten niet meer wat ze moesten doen om
alles weer ongedaan te maken. Een paar vriendjes van Bim
Bam stonden te schreeuwen, dat ze geen seconden meer
hadden om tot minuten te rijgen en dat ze midden in een
minuut waren blijven steken.
De sfchrik van de andere tijdmannetjes en de ruzie beneden
maakten dat Bim Bam zenuwachtig van zijn ene beentje
op het andere stond te wippen. Hiervan werd Bommetje
ook weer nerveus, waardoor hij weer tegen Bim Bam begon
te schelden: „Als je nu niet gauw stilstaat geef ik je een
mep om je tijdoren"' „En als jij d&t durft te doen",, fluisterde
SHBB9BI
■KuÉHEXSiBiHHI
Bim Bam met een stemmetje dat hij heel dapper wilde
laten klinken, „dan schop ik jou in het ravijn en dan vis
ik je pas over honderd jaar weer op". Maar heel dapper
klonk het toch niet. want hij was altijd al een beetje bang
van Bommetje geweest, maar per slot van rekening kan
een man, en zeker een tijdman. zulke verschrikkelijke be
dreigingen niet over zijn kant laten gaan.
„Hou op, hou op met dat ruziemaken", riepen de andere
tijdmannetjes in koor. „Er is al ellende en'ruzie genoeg hier.
en dat terwijl we hier altijd in vrede met elkaar hebben
geleefd." Toen werd het doodstil in Tijdland. Niemand wist
meer wat er gedaan moest worden. Iedereen wachtte op
het moment, waarop één van hen met een goed idee zou
komen, om alle moeilijkheden op te lossen, maar niemand
zei er iets. En a! die arme kereltjes kregen het maar kouder
en kouder.
EINDELIJK verbrak Tik. het allerkleinste tijdmannetje, dat
nog op de tijdschool zat om te leren foutloos tot honderd
te tellen en goed op de klok te kijken, de stilte. „Ik geloof
dat ik iets hoor". Diepte hij. Alle tijdmannetjes sDitsten
hun oren en ja In de verte hoorden zij een zwak gerommel
dat snel sterker en 6terker werd. Een grote zwarte wolk
in de vorm van een zeilschip kwam snel dichterbij. Toen
de tijdmannetjes dat zagen ontstond er paniek. „O. o".
gilden zij. „dat is Koning Tijd. Wat zal hij verschrikkelijk
boos zijn. Maak allemaal dat je weg komt." En van de ene
seconde op de andere waren alle mannetjes verdwenen.
Bim Bam had zich verstopt achter een kluwen minuten-
garen. Bommetje had zich verstopt achter de ophaalemmer
en Tik achter een paar korreltjes zand. wat meer dan genoeg
voor hem was. want hij was toch de kleinste.
Een van de anderen, die achter het stoeltje zat. waarop
anders het dienstdoend tijdmannetje mocht zitten om te
tellen, fluisterde in de richting van de kluwen garen: „Bim
Bam, sta niet zo afschuwelijk te wiebelen. Je lijkt de
slinger van een klok wel. Je kunt het van hieruit precies
zien. Straks verraad je ons allemaal nog." De arme Bim Bam
kon het niet helpen. Zoiets overkwam hem nu altijd als
hij zenuwachtig was of bang. Van louter ellende ging hij nu
maar op de ijskoude grond zitten en gluurde vanachter een
draad naar de lucht, die maar zwarter en zwarter werd.
Daar fcwam het grote Tijdschip aan. De zwarte zeilen bolden
in de wind en de touwen stonden strak gespannen. Precies
naast de Tijdkuil hield het stil en op het dek verscheen
Koning Tijd.
O, o, wat keek hij boos.
„Ik heb niks te doen". Zeggen
jullie dat ook wel eens in de
kerstvakantie? Nou, dat hoef
je dan niet eerder te doen dan
wanneer je deze plaat hebt ge
kleurd of geverfd. Wacht er
maar niet te lang mee. Anders
is de krant natuurlijk weer
netweg als je eraan beginnen
wil. Maak er vooral iets moois
van, want je kunt er een prijs
mee winnen. Dan moet je
hem natuurlijk wel opsturen
naar de krant. En zeg nou
niet, ik win toch niets, want
je weet het nooit. De krant
legt de tekeningen op stapel
tjes: een voor de kinderen tot
zes jaar, een voor die van zes
tot en met acht jaar, een voor
die van negen tot en met
twaalf jaar en een voor de
groten van dertien en veer
tien jaar. Vier stapels dus en
voor iedere stapel is er een
prijs. Zorg ervoor, dat de te
kening op maandag 9 januari
op de krant is.
0 ja, zet je naam en je leef
tijd en de straat en plaats
waar je woont even op het
vierkantje hieronder. We
weten anders niet dat de te
kening van jou is. Knip het
vierkantje dan uit en plak het
achter op de tekening. Nou,
veel plezier dan maar en veel
geluk.
r-1
Leeftijd 1
1 I
I Straatj
Woonplaats
Zijn lange witte baard zag zwart van kwaadheid en zijn
ogen, die twee sterren waren, schitterden boosaardig Met
een donderende stem bulderde hij: „Komen jullie allemaal
maar te voorschijn. Voor Koning Tijd kan niemand zich
verbergen. Ja. jij ook Bim Bam. je zit daar achter die kluwen
garen. Ik zie van hieruit het gewiebel."
Een voor een kwamen de tijdmannetjes aangeschulfeld
„Vooruit", schreeuwde de koning. „Allemaal in een rij. Tik,
jij moet naast Tak, en Bim Bam moet naast Bom." Heel
langzaam daalde hij af naar beneden en liep langs de lange
rij mannetjes, terwijl hij ze een voor een zo woest aankeek,
dat ledereen de kou vergat en zweetdruppeltjes van angst
op het voorhoofd kreeg.
Nu was het helemaal doodstil geworden. De seconden ln
de kuil hadden die donderende stem ook gehoord en wachtten
doodstil op de dingen die komen gingen.
MAAR wat was dat? De stem van Koning Tijd, die eens
zo machtig had geklonken, werd alsmaar zwakker en
zwakker. Zijn ogen gloeiden niet meer en zijn anders zn
prachtige baard werd vaal en slap. Dit was het moment
waarop Bim Bam zijn stem terugvond.
Hij was zo opgewonden, dat hij helemaal vergat van zijn
ene beentje op het andere te hippen. Hij deed een stap
naar venen en riep zo hard hij kon: „Vlug. vlug. allemaal
aan het werk. want als de tijd zo lang blijft stilstaan, gaat
onze koning dood". „Ja. natuurlijk", riepen alle mannetjes,
„maar hoe halen we de verloren tijd weer in?" „Dat beslist
de koning. Maar eerst moeten we hem beter maken", be
sliste Bim Bam
Er was bij hem nu niets meer van zenuwen te merken.
Kordaat deelde hij de bevelen uit: „Bommetje, aan het
werk. Jij moet mijn tellerij vandaag maar overnemen. Ga
op de telstoel zitten en tel de seconden. Ik was gebleven
bijToen stokte Bim Bam. Hij wist het niet. Want
hierdoor was immers alle ellende begonnen? Was het nu
bij negenenzeventig of bij drieëntachtig?
Maar ook nu nam hij snel een beslissing. „Begin maar
weer bij nul", zei hij. want in zijn achterhoofd speelde hij
met de gedachte dat de koning, als hij beter was. daar ook
wel een oplossing voor zou weten. Bommetje, die nog wit
zag van schrik, ging vlug op de telstoel zitten, klaar om
tot honderd te tellen. „En jullie", zei Bim Bam tegen de
Tijd-Trek Ploeg, „trek je niks aan van die lastige seconden.
En jullie", tegend de anderen, „snel aan het rijgen". Iedereen
rende naar zijn plaats. Alleen Tik stond er nog. „Jij moet
als de bliksem maken dat je naar school komt", mopperde
Bim Bam tegen het ventje.
„Vlug, vlug", vuurde hij de mannetjes aan, met een blik op
de koning, die nu niet eens meer kon staan, maar op een
berg zand was neergezakt en bijna dood ging. „Sneller, want
anders is het te laat en als de koning dood gaat. kan de
tijd niet meer terugkomen en dan vergaat de wereld."
Iedereen deed zijn uiterste best en even later: ja hoor. daar
lag de eerste seconde weer op de kant. Ook lijkbleek en stil
van schrik. „Een", zei Bommetje, en toen alsmaar sneller:
„Twee. drie. vier. vijf".
Heel tevreden deelde Bim Bam zijn commando's uit, terwijl'
hij ondertussen goed op de koning lette. En ja hoor Heel
langzaam deed deze een oog open, wiebelde met een oor,
streek wat door zijn baard en plotseling hoorde iedereen
hem fluisteren: „Tjonge, jonge, dat was op het nippertje".
Opgelucht haalden de mannetjes adem en ijverig gingen
ze door met pompen, tellen en rijgen.
was Bim Bam ermee opgehouden. En Bommetje is nu precies
bij dertien, dus als hij nu wéér bij nul begint, is alles weel
bij het oude, want als de tijd weer goed loopt, gaan de
mensen op aarde weer leven."
Dit was een teken, dat de koning weer helemaal genezen
was. Alles liep weer op rolletjes en de tijdmannetjes waren
allemaal weer bezig met him eigen taak. zoals ze dat sinds
Adam en Eva altijd hadden gedaan
'Maar toen liep de koning met grote schreden in de richting
van Bim Bam Van louter zenuwen kreeg het kereltje weel
een hipaanval. en ja. Er gebeurde wat hij had gevreesd.
„Bim Bam". sprak de koning, „ik beveel je mij te volgen
op mijn schip". Zenuwachtiger dan ooit tevoren hipte het
kereltje achter de grote koning aan over de loopplank het
schip op.
Toen ze eenmaal Tijdland niet meer zagen, donderde de
koning: „Omdat je mij van een zekere dood hebt. gered,
zal ik je niet ontslaan uit m'n dienst. Maar wat ik allemaal
van jou heb gehoord, kan toch mijn goedkeuring niet weg
dragen." Hier hield de koning even op om zijn woorden
goed op Bim Bam te laten inwerken. En toen. met strenge
stem: „Ik heb gehoord, dat jij ontevreden bent omdat jij
denkt, dat je nog nooit een belangrijke seconde bent tegen
gekomen"
„Ja", knikte Bim Bam. „dat is waar. Alle belangrijke se
conden zijn voor Bommetje. Hij heeft bijvoorbeeld de hele
Tachtigjarige Oorlog mogen tellen Hij is altijd aan de
beurt, als er ergens een prinsesje wordt geboren of als de
Beatles op de radio zijn." Een beetje angstig toch nog keek
hij op naar de grote koning. „Sta daar niet zo te hippen'
gromde deze. „Bim Bam. het valt me van je tegen, dat jij
alleen maar zulke dingen belangrijk vindt. Kom.eens kijken."
Nieuwsgierig, en stiekem toch een beetje hippend, volgde
Bim Bam de koning naar het dek. „Kijk eens over de reling",
fluisterde de machtige stem naast hem Bim Bam keek en
wat hij daar zag deed zijn hartje sneller kloppen
Diep beneden hem op de wereld zag hij twee kinderen, die
het grootste plezier hadden met het opsieren van een
kerstboom. Hij zag een moeder, die pudding kookte voor
de grote feestdag, hij zag mensen op straat, die blij keken,
omdat het bijna Kerstmis was. Hij zag de prachtig ver
sierde steden Hij zag een wereld.'die straalde van blijd
schap en geluk.
TOEN sprak de koning: „Het is niet belangrijk om die
dingen te doen die in de geschiedenisboekjes komen
Het is geen prestatie om de Tachtigjarige Oorlog te teLlen
De belangrijkste seconden zijn die. waarin de mensen te
vreden en gelukkig zijn. en lief voor elkaar. Onthoud dat
heel goed. Bim Bam!" Bim Bam gaf geen antwoord. Heel
stil hing hij over de reling en genoot van de tevreden en
gelukkige wereld en hij vergat van zijn ene beentje op het
andere tc springen.
Koning Tijd glimlachte. Hij zag. dat het niet nodig was
Bim Bam nog iets te zeggen. Hij draaide zich om en met
vriendelijke stem gaf hij de wind opdracht terug te zeilen
™"nd' MARIJKE