John
Raedecker
DE GRENZEN VAN DE ZEE
Sterkst in jannetjes' en portretten
Beeldhouwkunst
van gisteren in Academie
te Amsterdam
kiltwe"? DROEVIG LOT VAN DE NEERLANDICUS
Peter
Ustinov
DE LEIDSE COURANT
Tien jaar geleden, op 12 januari 1956, overleed de beeldhouwer John
Raedecker. Om hem te herdenken is in de Rijksacademie voor Beeldende
Kunst te Amsterdam een overzichtstentoonstelling van zijn werk Ingericht
die men daar tot 10 december kan gaan zien. Bij de opening sprak
Raedeckers vriend en vakgenoot Mari Andrlessen. „Raedeckers werk".
*o zei hij, „zal waarde houden als de tijd een reeks van pretentieuze
dingen heeft weggevaagd". In zo'n uitspraak zit een stuk kritiek op het
werk van de huidige beeldhouwersgeneratie. Die kritiek is begrijpelijk.
Lang niet alles van wat nu gemaakt wordt zal immers door een later
geslacht als waardevol worden beschouwd en veel ervan wordt ook door
tijdgenoten niet gewaardeerd. IVIaar als het al moeilijk is om objectief
te staan tegenover de kunst van vandaag, nog veel moeilijker is het om
zich eerlijk op te stellen tegenover de kunst van gisteren. Omdat die
lefinitief voorbij lijkt zonder dat men gelegenheid heeft er al voldoende
ifstand van te nemen.
Cunst van gisteren. Daar valt
ok het werk van Raedecker on
er. Men kan dit rustig consta-
?ren zonder dat dit iets af hoeft
doen aan de waardering, die
len er desondanks voor kan
;bben. Het is voorbij evenals
jvoorbeeld het werk van een
harley Toorop, die met hem be
ziend was en wier werk hij be-
önderde. Wij noemen speciaal
■ze naam om de vergelijking
Siver te houden. Wy houden
imelijk enorm veel van Charley
'orops werk en het feit, dat de
Inst sindsdien andere wegen is
gaan heeft daar niets aan kun-
m veranderen.
fedeckerg naam zal ongetwijfeld
bVen bestaan. Al was het maar
oi zijn monumenten, die de
eewen wel zullen trotseren. Bij-
vcrbeeld het Nationale Monu-
met op de Dam in Amsterdam
al dit niet zijn beste werk,
me» al omdat de samenwerking
meiarchitect Oud achteraf toch
nietso gelukkig is gebleken. Dat
Natnale Monument is overigens
een oed voorbeeld van de stroom-
vera:lling waarin de kunst van
onzéijd is geraakt. Het staat er
pas letrekkelijk kort, maar we
kunm ons niet voorstellen, dat
het indaag de dag in eenzelfde
vorrtreving in Nederland zou
kunm verrijzen.
Van huis uit
Rae<fcker kreeg de liefde voor
plastche vormen van huis uit
mee.ïijn vader was houtsnijder.
een ambachtsman, die ook boet-
seerlessen gaf. Zelf heeft hij een
tijdlang verschillende academies
bezocht, maar in zijn manier van
werken was hij toch eigenlijk
autodidact. Een beeldhouwer had
het voor de oorlog niet gemak
kelijk in ons land, dat nauwelijks
een traditie kende. John heeft het
vaak heel moeilijk gehad als er
geen opdrachten waren en er toch
brood op tafel moest komen. Toch
had hij enkele vrienden die ar" en
toe van hem aankochten. Later
kwamen ook opdrachten, zelfs in
de crisisjaren, maar goed werken
in een royale atelierruimte kon
hij pas voluit na de jongste oor
log, toen hij bezig was met het
Nationale Monument.
Waardering voor zijn werk was er
over het algemeen wel. Hij kreeg
al gauw een goede pers en zijn
tentoonstellingen werden meestal
gunstig beoordeeld. Officiële waar
dering was er minder. Wij herin
neren ons dat toen in 1936 zijn
Haagse Tooropmonument werd ge
plaatst er in de gemeenteraad har
tige opmerkingen over werden ge
maakt. Een raadslid, 's mans
naam is ons gelukkig ontschoten,
opperde toen zelfs het denkbeeld
om de figuren terzijde van
Toorops kop maar weg te hakken.
Men ziet dat debatten als recen
telijk rond de Moore-aankoop niet
zonder precedent zijn.
„Mannetjes"
De tentoonstelling in de Academie
geeft een goed overzicht van
Raedeckers oeuvre. Men kan er
hem in volgen van het begin af.
In die beginjaren werkte hjj veel
in hout en meest in een klein for
maat. Het zijn fraaie „gesloten"
beeldjes, gesneden met een hoe
kigheid die ze iets bewust-primi-
tiefs geven. Later ging hij zich
toeleggen op zijn „mannetjes",
stevige aardgebonden figuren in
hout of beton, die ons van zijn
werk misschien nog het meeste
aanspreken. Een klein meester
werkje uit die tijd is bijvoorbeeld
zijn ebbehouten Johannes de
Doper (1923'25) en zijn beton
nen Mannetje met vleugels (1922
'23) heeft een haast magische
kracht. John heeft zich altijd aan
getrokken gevoeld tot de kunst
van Griekenland en van Egypte.
Vooral het oude land van de Nijl
heeft 'hem gèïhspirèerd. Men kan
dit in tal van beeld^p nagaan, bij
voorbeeld al in het zelfportret van
1910 en sterker nog in zijn ia-
tere vrouwenfiguren die het ty
pisch frontale van de Egyptische
AnnetJe^Fernhout,
kunst hebben en waar vooral de
bewerking van kop en haren
ïegelrecht ontleend schijnen te
zijn aan wat hij uit plaatwerken
kende van de monumentale kunst
van Egypte.
Prachtige portrettén
De kunst van de katholiek opge
voede Raedecker heeft altijd een
mystieke inslag gehad. Dat blijkt
uit zijn „mannetjes", maar ook
uit zijn altijd wat verdroomde
vrouwenfiguren en zelfs uit zijn
portretten. Hij heeft een aantal
prachtige portretten gemaakt,
waarbij dat van Annetje Fernhout
de kroon spant: werk, dat de tijd
inderdaad wel trotseren kan. Zijn
beelden hebben meestal meer
zwaarte als men wel nodig zou
vinden. Dat kan men bilvoorbeeld
merken aan het naakt met de
arm voor het hoofd. Een geteken
de voorstudie ervan is ook op de
tentoonstelling aanwezig. Het is
een soepele, plastische tekening.
Het beeld zelf is veel aardser,
plomper, meer Raedecker. Toch
zijn er ook wat dit betreft, uit
zonderingen. We denken aan een
staand naakt uit 1951, een klein
werkje, waarvan de slanke, soe
pele vorm aan Kolbe doet denken
We noemden al een tekening.
Daarvan is er een dertigtal op de
tentoonstelling. Uiteraard zijn het
meest voorstudies van iaat hij
later wilde gaan beeldhouwen.
Notities dus, die vooral dienden
om de plastische kwaliteiten van
zijn onderwerp naar voren te laten
komen. Maar vaak hebben die
tekeningen toch een sterke zelf
standige kwaliteit. We denken aan
zijn bekende zelfportret uit 1929
waar hij zichzelf met een aapach
tige smoel weergeeft. Uit 1925 is
er een potloodschetsje van een
veulen dat gngelooflijk mooi ge
daan is en heel sterk, haast met
de kracht van rotsschilderingen uit
de oertijd, is een hert in zwart
krijt uit 1922.
Zijn monumentale werk kon hier
uiteraard vrijwel niet getoond
worden. Wel zijn er schetsen
voor het monument te Waalwijk.
Die vergeestelijkte, haast zweven-
de mannenfiguur behoort tot het
beste wat de Nederlandse beeld
houwkunst van na de oorlog heeft
opgeleverd. Het is jammer, dat
Raedecker zich niet vaker op dit
zeer hoge niveau heeft bewogen.
want voor dit werk en voor en
kele andere dingen zal Andrles-
sens uitspraak ongetwijfeld op
gaan. Het zal zijn waarde houden
als de tijd veel zal hebben uitge
wist. Vg.
Vrouwenkop, zandsteen 1930.
Zoals leder Jaar geeft het Museum Boymans-Van Beu-
ningen te Rotterdam ook nu weer een jaaragenda uit.
Vuur. Lucht. Aarde en Water zijn dus de onderwerpen
die men gekozen heeft uit het rijke bezit van het museum
en in voortreffelijke reprodukties in de agenda heeft
afgebeeld. Men kan er vergelijkingen maken tussen
zeer uiteenlopende kunstwer
ken en kunstenaars uit ver- TM** vipi*
schillende tijd en milieu. Om
die vergelijking nog wat gron-
diger te laten zijn heeft men £101Qdlt<Oll
ook verschillende detailfoto's
gemaakt, en die zijn bijna altijd verrassend. Zes afbeel
dingen zijn in kleur uitgevoerd. Om aan te geven hoe
geschakeerd de keuze is noemen we enkele der voor
naamste kunstenaars van wier werk men afbeeldingen
in de agenda vindt: Jeroen Bosch. Pieter Brueghel,
Hendrick Goltzius, Willem Buytewech. Rubens, Rem
brandt. Jacob van Ruysdael. Miliet, Jongkind. Van Gogh,
Maillol, Bissière en Manessier.
'n Raam neemt de neerlandicus Fons
Srneel de „obscure figuur van de neer-
ladicus" onder handen, die volgens
hm een beunhaas, veracht door zijn
lerlingen en veracht door zichzelf, is.
L man heeft volgens Sarneel, die het
wten kan, een onmogelijke taak. ,,Het
til de slechtste geesten niet," stelt hij
vot, „die in hem de inspirator willen
zin van literaire ontvankelijkheid, de
btchermer ran alles wat poëzie is in
h< gemartelde schoolkind. Maar lang
nil alle neerlandici zijn zo literair be-
gafd als een wijdverbreid maar kort-
zictig misverstand ze hebben wil. Een
grot deel is taalkundig van oriëntatie
en ïeeft in zijn hart niet zo veel om
litettuur. Een gering percentage is in
staa tot redelijke voordracht van een
gedithk en een nog geringer deel,
meest onder de 50, heeft voldoende
belezenKii om serieus te kunnen mee
praten o» wat door hun pupillen ge
lezen of veslonden wordt. De meesten
priegelen z\h kinds aan correctiewerk,
dat deprimAender is dan lopende-band-
werk waaroizo sociaal kan worden ge
scholden. Hë gros van hen is niet op
geleid, heeft le aanleg niet of is door
andere oorzahn niet geschikt voor on
derwijs in eignlijk lezen. Het is ook
niet redelijk d\ geschiktheid van iedere
neerlandicus beisen.
Zonder dat i de veelzijdigheid die
men van hem vergt al aanzienlijk gro
ter dan die men verwacht van zijn col
lega's. Niemand heeft oog voor de on
mogelijkheid van zijn positie, die al
leen overtroffen wordt door de gods
dienstdocent... Hij onderwijst met
geestdrift en bedriegelijke overtuiging
een grammatica waarin hij zelf niet ge
loven kanOfschoon ze hem niet in
niger ter harte gaan dan Norbert
Schmelzer en Albert van Dalsem, do
ceert hij met verve Maerlant en Von
del
Opstellen
Vein dikwijls dertig man per klas be
spreekt hij de opstellen die hij verge
lijkenderwijs heeft nagezien tijdens
uren en uren avondwerk en hoewel dit
extra-voorbereiding vergt, doet hij dit
in een persoonlijk onderhoud, zonder
erg veel hoop dat het ergens toe dient,
en door niets anders gesterkt dan
maatschappelijk plichtsbesef".
Hoe dit ook beschouwd mag worden,
er zit waarheid in deze jeremiade, de
opstelbeoefening op de Nederlandse
scholen is meestal een onding en men
leert er niet werkelijk lezen over het
algemeen gesproken. Literatuur, wezen
lijke literatuur leert men doorgaans
er zijn uiteraard uitzonderingen
buiten de school kennen, door zelfop
voeding.
De gevangene
van de
Mont-Saint-Michel
Sarneel is ervoor, dat het leren le
zen op de middelbare school zou wor
den toevertrouwd aan een aparte le
raar, die geen neerlandicus hoeft te
zijn. Hij mag het wel zijn, maar het
voornaamste is, dat hij de kinderen le
zen wil leren en de begaafdheid daar
toe bezit, dan hoeft de neerlandicus
niet langer „de grootste beunhaas ran
de school, het onbetrouwbaarst indivi
du, de risée van het corps" te zijn.
In Eindhoven is er een tentoonstel
ling geweest van Christo, zijn eerste
eenmanstentoonstelling in een museum
van Europa. Paul Panhuijsen schrijft
daar over in het Museumjournaal.
„Christo is de man die met voorwerpen
werkt. De voorwerpen die hij gebruikt
„zijn noodzakelijk", de werkelijkheid
houdt een eigen spanning in. De ver
pakking onttrekt de inhoud geheel of
gedeeltelijk aan het oog, maar toch,
verduisterd of vaag, blijft zij altijd
aanwezig. Onmiskenbaar is de samen
hang tussen de ontwikkeling van stijl
met die van het materiaalgebruik.
In 1959 laat hij het subjectieve kleur
gebruik achterwege en vervangt het
door onbewerkt materiaal; het roestig
metaal van olievaten, versleten en ge
rafeld zeildoek. Hij behoudt de dra
matiek door het element van de slijta
ge en daarmee de tijd in zijn werk te
brengen.
Daarna wordt het Christo mogelijk
steeds helderder en doorzichtiger te
worden, zijn persoonlijke ingreep in 't
materiaal wordt steeds geringer. Het
werk wint aan objectiviteit. Meubels
worden slechts gedeeltelijk ingepakt:
in de plaats van het ondoorzichtig ver
pakkingsmateriaal komt doorzichtig
plastic; in de plaats van gebruikte
voorwerpen komen nieuwe, regelrecht
uit de winkel. De ontwikkeling van het
werk van Christo is puriteins, conse
quent en logisch, een zoeken naar nieu
we mogelijkheden, naar nieuwe vor
men van beeldend taalgebruik". Door
deze laatste uitspraak zou men kunnen
denken, dat de Bulgaar Christo iets
van een neerlandicus had. Dat is niet
zo, gelukkig voor hem, hij heeft het
gezien zijn geringe persoonlijke in
greep wat gemakkelijker waarschijn
lijk.
Christo Verpakking
rijk geschakeerd. Voor het sensatione
le artikel zorgde ditmaal dr. Isabella H.
van Eeghen, die over De Gevangene
van de Mont-Saint-Michel schreef, Cha-
vigny, een Fransman, die in Amster
dam schotschriften vervaardigde of uit
liet geven, onder meer een op de aarts
bisschop van Reims Le Tellier, „Het
Gemijterde Varken". Hij werd naar
Frankrijk gelokt en op de Mont-Saint-
Michel opgesloten in een houten kool
zonder vuur en licht, op water en brood
,,De monniken van Mont-Saint-Michel
vertelden, dat de ratten aan de tenen
van de ongelukkige Chavigny knaagden
en het is niet te verwonderen dat hij
(na dertien jaar gevangenschap) ten
slotte in 1698 als krankzinnige de kooi
verliet en kort daarna stierf."
Van Eeghen noemt het schotschrift
op Le Cochon Mitré, die toespeling op
het amoureuze leven van de aartsbis
schop, thans tamelijk onschuldig.
De Nederlandse schoolmeester in de
eerste helft van de 19de eeuw wordt
ten tonele gevoerd door dr. R. Reinsma
en prof. A. E. Cohen zet zeer helder
uiteen hoe het historisch met de koning
Arthurlegende staat.
Weinig Nederlands
In Contour maakt Herman Post de re
kening op van het Nederlandse stuk
op het Nederlands Toneel. Hij vermeldt
van de Haagse Comedie en de Neder
landse Comedie de stukken van A. den
Hertog. Max Croiset, Hans Keuls. Mu-
lisch, Nooteboom en Claus. Bij het Rot
terdams Toneel en Theater noemt hij
Van het Reve, Keuls, Han Staal en
Frenkel Frank.
„Herr Direktor Guttmann van Ensem-
|IN DE TIJDSCHKIFTENB
ble heeft voor de zoveelste maal enige
tijd geleden in een buitenlandse krant
(Time) laten schrijven, dat zijn gezel
schap aan de spits staat en zowel klas
siek als modern toneel op hoog niveau
brengt. Ensemble bracht twee stukken
een van Lo van Hensbergen (eigen ac
teurJ en een van dramaturge en direc
teursvrouw Luisa Treves. Een over dit
alles heeft men negen jaar gedaan!"
Studio deed nog het meeste voor het
Nederlandse stuk, Centrum minder vol
gens Herman Post, want van de negen
stukken waren er twee van Keuls en
drie van Mies Bouhuys, „die ook al
geen artistieke vondst genoemd mag
worden".
In Theater zet Arthur Miller uiteen
wat een kunstwerk is. „Het is zoiets als
een gecomprimeerd, dynamisch beeld
van de buitenwereld met een zo veelzij
dig mogelijke benadering waarin het
leven zichtbaar, doorzichtig en begrij
pelijk is gemaakt. Door symbolen
moeten we trachten licht te scheppen
in de chaos van het werkelijke mensen
leven. Het is ook een kwestie van redu
ceren en daerdoor verteerbaar maken,
zoals een ruimtevaarder in een pil een
hele maaltijd kan innemen. Het moder
ne leven is een op psychologisch, eco
nomisch. politiek terrein en noem maar
op, zó complex en verward fenomeen,
dat het voor een gewoon mens niet
meer te doorgronden valt."
satirisch
PETER USTINOV
NOG niet zo heel lang geleden interviewde Peter Ustinov
de vertolkers van een zijner toneelspelen in verschil
lende landen voor de t.v. Hy maakte er een soort portret
van hem zelf van en het viel op hoe ongedwongen hij
met die vertolkers van zyn werk omsprong, of Peter
Ustinov al tevoren geweten had hoe ze ongeveer zouden
zijn In al die verschillende landen. Hij stelde hun ook
vragen die precies voor hen geschikt waren, zou men
zeggen, die hen uit hun schulp haalden en hun ware
aard naar voren brachten. Het was soms een beetje on
barmhartig, maar men moet zeggen dat het portret dat
Peter Ustinov al pratend en interviewend van zichzelf
gaf, ook een tikje onbarmhartig was. Hij trachtte zich
niet beter voor te doen dan hij was en niet belangrijker.
Hij bleek wel een veelbegaafd man. En dat is hij. Toneel
schrijver. toneelspeler, filmster cn bovendien nog schrijver
van een roman en vele verhalen, die van grote kennis
van zaken en personen getuigen en die laten zien dat
hij als Odysseus vele landen, volken en zeden zag. In
zijn nieuwste, bundel The Frontiers of the Sea, De
Grenzen der Zee, die zojuist by William Heinemann in
Londen verscheen, doet hij dat weer en zonder twijfel
briljant.
Als in dat televisieportret of die reeks televisieportretten
laat hij een menselijke grondslag zien, die het mogelijk
maakt voor de verschillende volkeren en naties elkander
enigszins te begrijpen, hij laat ook zien dat de ver
schillen echter bepaald niet te verwaarlozen zijn en dat
ze het onderling begrip aanmerkelijk kunnen bemoei
lijken.
In eigen gedaante
Hij heeft het over Spanjaarden. Zwitsers, Fransen,
Rumen, Engelsen, Hongaren en Italianen en met soma
Nieuwe bundel vertellingen
maar een paar woorden laat hij hen in hun eigen ge
daante zien. Ze zijn soms en dat is de bedoeling
verrukkelijk absurd, en het is ongetwijfeld die absurditeit
die Peter Ustinov het aantrekkelijkst vindt. Hij bezit
een behoorlijke kennis van de menselijke ziel. beschikt
over een heldere blik en op de eerste plaats over een
aanzienlijke nuchterheid, maar hij heeft ook een beetje
medelijden met wat men niet al te ongunstig, niet
in Zola s zin la béte humaine zou kunnen noemen, het
menselijk dier, dat zo slim en dom is. dat zo naar be
paalde normen reageert, die alleen maar zo onverwacht
zijn, omdat de normen overal een klein beetje ver
schillen. Peter Ustinov is een satiricus, hij haalt de
mensen en de volken erdoor, maar hij heeft een zwak
hart, zelfs voor de Russen, de Amerikanen en de Engelsen.
Ondanks zijn onweersprekelijke kennis van de menselijke
ziel is het hem in zijn vertelling niet te doen om een
volledig portret te geven van zijn personen tot hun
uiterste waarachtigheid. Hij werkt ongetwijfeld met typen.
Juist genoeg geïndividualiseerd om levend te worden, al
blijven ze dan nog een tikkeltje lijken op marionetten.
The Frontiers of the Sea. dat in Spanje speelt, gaat wat
dit betreft het diepst. Het lijkt ons ook de beste en
oorspronkelijkste vertelling van de bundel. Een oude
Spanjaard, die lezen noch schrijven kan een ^-on
derlijk maar nog altijd voorkomend verschijnsel in dit
land van een hoge en bijzondere cultuur redt een
Albanees die alleen maar Albanees kent uit de zee. De Al
banees wordt na enkele dagen als verdacht weggevoerd
uit de kustplaats om verhoord te worden. In die enkele
dagen was er echter een diepe band ontstaan tussen de
oude Spanjaard en de Albanees en de Spanjaard gaat
in hongerstaking tot hij beseft dat de Albanees weer
veilig is, weer aan een kust zit uit te staren naar zee
zoals hij.
In het voorbijgaan laat Ustinov nog even de praktische
beoefening van de katholieke godsdienst zien aan de
Spaanse kust. Dat is nogal heidens, maar beslist zakelijk
en bepaald vermakleijk. Het is Peter Ustinov vooral te
doen om vermakelijk en onderhoudend te zijn en daar
slaagt hij bepaald in. maar zijn satire kan fel zijn.
Ze is dat het meest in Dreams of Paua, waar hij een
Amerikaanse president ten tonele voert, die dol is op
postzegels en die de befaamde driehoekszegel van Paua
bezit. Hij stuurt die als gift aan zijn Russische collega,
omdat die ook dol is op postzegels. Dat wordt hem
bijna noodlottig, want zoals een psycholoog de
psychiaters en psychologen beheersen de gedragingen
der Amerikanen heelt uitgelegd: presidenten van
wereldstaten mogen geen filatelisten zijn. De brief uit
Rusland komt terug met adres onbekend, want er heeft
ondertussen een kleine staatswisseling in Rusland plaats
gehad. De president van de Verenigde Staten kan voort
gaan met zijn medewerkers, die plannen beramen om de
wereld voor het communisme te behoeden. Ze doen dat
weloverwogen, maar er gebeuren wel eens kleine ver
gissingen. Men moet zijn verontschuldigingen voor een
aanval per vergissing gedaan niet dria kwartier vóóc
Wijze
de aanval wordt uitgevoerd aan een land toezenden. Dat
is een tikje overijld.
De Fransen komen In De Moordenaars en in een ver
telling voor die zich in Zwitserland afspeelt Het gaat
daar over een Zwitsers horloge, dat aan de Italiaanse
gedienstige van de Franse bankier Petiton ls verkocht
en dat tot tal van verwikkelingen leidt De Demoruz en
de Knüsperlls dreigen er tot een vete te geraken. Ge
lukkig wordt een raad der ouden bijeen geroepen om het
geschil nader te bekijken.
raad
De doyen van de raad. monsieur Willy Demoruz-Knüsperli.
familie van beide partijen en tweeënnegentig jaar oud.
geeft in alle eenvoud zijn Zwitserse mening.
,J2lkanders goed te vernielen is even kortzichtig als
zijn eigen goed te vernielen. We zijn hier, bij de wil van
God. om in vrede te leven. We vochten al onze oorlogen
uit bij het begin van onze historie. We hebben geleerd
om het zonder oorlog te stellen. God, in zijn oneindige
barmhartigheid, gaf ons hoge bergen om ons te be
schermen, goede koeien om te melken, goed hout om
mee te bouwen. En, alsof dat nog niet goed genoeg was,
zond hij ons buitenlanders om te exploiteren. We hebben
alles wat we behoeven, en zelfs meer." Hij vermaant
Dumorez en hij vermaant Knilsperli om daar rekening
mee te houden en elkaar niet in de haren te zitten,
anders zou er wel eens iets vervelends kunnen gebeuren.
God, wiens wijsheid alle verstand te boven gaat, kon de
buitenlanders wel eens van hen weghouden. ,J)an
zouden we genoodzaakt zijn elkaar te exploiteren zoals
we dat deden toen we nog oorlogen hadden."
Aan zulk een fragment kan men al zien wat men aan
Peter Ustinov heeft. The Frontiers of the Sea is een
onderhoudend en soms bepaald briljant boek
JOS PANHUIJSEN