WAT IS LINKS?
De daad van Koning Willem I
Dankbaarheid geboden bij 150-jarig bestaan van
Kon. Kabinet van Schilderijen
Koninklijke Bibliotheek
Koninklijke Penningkabinet
Historisch overzicht in Mauritshuis
DE TiETDSE COURANT
Over koning Willem de Eerste doen totaal uiteenlopende
meningen de ronde. Men zegt van hem dat hij eigenzinnig
was, dat hij nauwelijks rekening hield met de meningen
van anderen, dat hij belust was op eigen voordeel en dat
hij een rampzalige politiek gevolgd heeft na de Belgische
afscheiding. Het mag allemaal waar zijn, maar toch staat
het naar onze mening buiten kijf dat hij een groot koning
is geweest. Voor de periode van 1813 tot 1830 was hij in
vele opzichten precies de man die op de Nederlandse troon
gewenst was. Dat geldt voor de wijze waarop hij handel
en industrie bevorderde. Het geldt minstens evenzeer voor
wat hij deed voor kunsten en wetenschappen. Hoezeer
dit het geval is blijkt uit de tentoonstelling „150 jaar", die
tot 8 januari van het volgend jaar in het Haagse Maurits-
huis wordt gehouden. Het is een historische tentoonstelling,
ingericht ter gelegenheid van het honderdvjjftigjarig be
staan van resp. het Koninklijk Kabinet van Schilderijen,
het Koninklijk Penningkabinet en de Koninklijke Biblio
theek. Ze heeft het karakter van een eerbetoon aan Willem
I, niet omdat men uit heeft gezien naar een opgeschroefde
pro-Oranjedemonstratie, maar omdat men eenvoudig niet
onder het historische feit uitkon: zonder de oorspronkelijke
vrijgevigheid van de koning en zijn voortdurende daad
werkelijke belangstelling zou het met deze drie verzame
lingen, zou het met het gehele Nederlandse museumwezen,
er heel anders uitzien dan thans het geval is.
jPortret van koning Willem I.
WAT is er in 1816, anderhal
ve eeuw geleden dus,
beurd? Na moeizame onder
handelingen keerde toen 'n
deel van de stadhouderlijke
bezittingen uit Parijs terug.
Ze waren daarheen met karrevrachten
vervoerd bij de inval der Fransen in
1795. Stadhouder Willem V had slechts
een klein gedeelte van zijn belangrijke
collectie weten te redden. Na de terug
komst van de schilderijen, boeken, pen
ningen en rariteiten uit Parijs werd
het opnieuw verkregene samengevoegd
hij wat in het bezit van de stadhou
der gebleven was. Koning Willem I
deed toen een opmerkelijke stap: hij
bracht zijn persoonlijke bezit onder in
een aantal instellingen, de schilderijen
in wat later de Mauritshuiscollectie zou
Worden, de boeken in de in 1798 ge
stichte Nationale Bibliotheek, de mun
ten en penningen in de zich sinds
1810 te Amsterdam ondergebrachte
nationale verzameling en de overige
voorwerpen in het Koninklijk Kabinet
van Zeldzaamheden.
Kern: stadhouderlijk bezit
Kern van al deze verzamelingen vorm
de het voormalige bezit van stadhouder
Willem V. De Oranjes hadden van het
begin af een lust tot verzamelen gehad.
Reeds Willem de Zwijger was in het be
zit van een belangrijke muntencollectie
en van een enorme inboedel, o.m. uit de
erfenis van René de Chalon, maar hij
moest tijdens de strijd tegen Spanje een
groot deel daarvan te gelde maken. De
prachtlievende Frederik Hendrik legde
een grote collectie schilderijen aan. Hij
kocht o.m. de zeven Rembrandts (waar
van er zich nu zes in de Alte Pinako-
thek te München bevinden) maar zijn
bezit ging na de dood van Amalia van
Solms op haar dochters over en kwam
voor een groot deel in het buitenland te
recht. Stadhouder Willem III verzamelde
met grote hartstocht. Hij was zoals men
weet tevens koning van Engeland en hij
liet een aantal belangrijke schilderijen
van Windsor Castle naar Het Loo over
brengen. Queen Anne, die hem op de
Britse troon opvolgde, heeft veel moeite
gedaan om deze schilderijen voor het
Britse hof terug te winnen. Zonder veel
resultaat overigens, want de stukken be
vinden zich voor het merendeel nog in
het Mauritshuis of als bruikleen in het
Amsterdamse Rijksmuseum. Het zijn
o.m. de befaamde Piero di Cosimopor-
tretten, de voorname Holbeins en ,,De
jonge moeder" van Gerard Dou, lang
een der meest geroemde stukken van
de Haagse verzameling.
Voortvarend werd er verzameld door
de stadhouders Willem IV en Willem V.
Zó voortvarend dat het stadhouderlijk j
kwartier aan het Binnenhof al gauw niet
meer toereikend was om alles op te stel
len. Voor het Natuur- en Kunstkabinet
werd toen het gebouw op de hoek van
het Buitenhof (het tegenwoordige Kadas
ter) ingericht en voor de schilderijen
werd naast de Gevangenpoort een gale
rij gebouwd, die thans nog intact is (hij
doet dienst als... opslagplaats voor afge
legde kohierformulieren van 's rijks be
lastingen). Het werd wellicht het eerste
openbare museum ter wereld, want
na voorafgaande aanmelding stond
het drie maal per week een uur voor het
publiek open.
Van hoe groot belang de daad van
Koning Willem I van 1816 was, ivordt
wellicht het beste bewezen aan de hand
van wat na de dood van zijn opvolger
Willem 11 gebeurde. Deze had weer een
eigen kunstverzameling aangelegd, die
toen echter verkocht moest worden.
Een Van Eyck ging toen b.v. naar het
buitenland omdat de 7.000 gulden die het
werk opbracht niet in Nederland gevon
den konden worden. ,,De lijst alleen al
zou thans meer opbrengen" merkte prof.
Lunsingh Scheurleer bij de opening van
de tentoonstelling schamper op. Willem
I bleef de door hem ingestelde verzame
lingen een goed hart toedragen. Met
schenkingen, o.m. 7.000 delen uit de bi
bliotheek van het slot Dillenburg, en fi
nanciële bijstand uit zijn bijzondere
fondsen" die telkens weer kostbare aan
kopen mogelijk maakten.
De daad van de koning had nog een
ander effect. Hij stimuleerde het aanleg
gen van andere openbare verzamelin
gen. Toen in 1880 het Koninklijk Kabinet
van Zeldzaamheden werd opgeheven
werdende collecties ervan opgedeeld.
Het Amsterdamse Rijksmuseum en de
befaamde Leidse collecties werden
ermee verrijkt. Trouwens het feit
dat Leiden het oudste volkenkundige mu
seum ter wereld bezit is niet los te den
ken van de initiatieven die de Oranjes in
Tot 1840
Al met al dus reden genoeg tot viering
van dit anderhalve-eeuwfeest met een
bijzondere manifestatie. Men heeft bij
het inrichten van de tentoonstelling in
het Mauritshuis als tijdslimiet 1840 ge
steld. Niet ten onrechte, want toen de
stimulerende invloed van Willem I er
niet meer was gingen de instellingen in
een soprt slapend bestaan over waarin
vrijwel niets werd aangekocht. Deze toe
stand zou tientallen jaren duren tot
het werk van Victor de Stuers ook hier
in verandering bracht. Op het eerste ge
zicht maakt de inrichting een wat rom
melige indruk. We vermoeden dat hier
bij een bepaalde opzettelijkheid voorge
zeten heeft, om op deze wijze de hetero
geniteit van het getoonde duidelijker te
onderstrepen. Men verzamelde vroeger
immers op de eerste plaats om het ver
zamelen, terwijl de museumman van
vandaag er vooral van uitgaat dat hij
zijn beste stukken op een zo voordelig
mogelijke wijze moet tonen; ook als dat
betekent dat hij daardoor, veel ,,in de
pot" moet houden.
De opzet is historisch. Men begint dus
met de stadhouderlijke verzamelingen
tot 1795. Behalve de hierboven genoem
de stukken van Holbein en Terborch
treft men er al stukken in aan, die
ook thans nog de glorie van het Mau
ritshuis uitnjaken: de Adam en Eva van
Rubens-Brueghel, Rembrandts Simeon
in de tempel, Jan Steens Soo ghewon-
nen, soo verteert, en het doek dat toen
en nog veel later ook gold als hèt top
stuk van de collectie: de Stier van Pot
ter. Voorts waren al vroeg aanwezig
Van Dijck. Van Ostade en twee ande
re Rembrandts, waaronder zijn gevoe
lige ..Suzanna in het bad" (voorstudie
voor het Berlijnse schilderij?). Van deze
grootmeester der Nederlandse schil
ders merkwaardigerwijs echter géén
doeken uit zijn latere periode. Ook geen
z.g. Nederlandse primitieven.
Paulus Potter
De jonge stier.
Pronkstuk bij manuscripten
Voornaam is uit die vroege tijd al 't
boekenbezit. Pronkstuk is het Getijden
boek van Isabella van Castilië met su
blieme voorstellingen in kleuren uit 't
leven van de H. Maagd. Het is een van
de prachtige handschriften die hier ge
toond worden en die aan de tentoon
stelling een heel aparte charme geven,
met tal van belangrijke oude drukken
en andere boeken. Zo is er b.v. de His
torie van de Heer Willem Leevend" van
Betje Wolff en Aagje Deken, dat deel
uitmaakte van de boekverzameling van
stadhouder Willem V.
Uit het Leidse Museum voor Oudhe
den kwamen enkele antiquiteiten uit 't
voormalige stadhouderlijke bezit, o.m.
fraai beschilderde Griekse amfo-
die sedert het midden van de 18de
n bekend staat als „De vaas van
de stadhouder" en er is een rijke col
lectie munten, penningen en gesneden
stenen te zien, o.m. de befaamde Livia-
an het Penningkabinet. Er zijn
andere, soms heel merkwaar-
Idige voorwerpen. Wij noemen een hor-
j loge van goud, geheel beschilderd met
voorstellingen betreffende het huwelijk
i van stadhouder Willem II met Maria
Stuart, een drinkkan van ivoor met "n
.triomf van de eucharistie", meer merk
waardig dan kunstzinnig, vooral als
bedenkt dat deze. „dit typische
produkt van de triomferende Katho
lieke Kerk", verzameld werd door een
zeer protestantse stadhouder. Er zijn
sieraden, o.m. uit Ceylon en India en
prachtig bewerkte wapens, waarbij 'n
uitermate fraai kanonnetje (veroverd in
Ceylon) de ereplaats inneemt.
Begin Rijksmuseum
Een apart onderdeel van de tentoon
stelling vormt de periode 17951816. De
Fransen hadden niet alles weggeroofd.
Van wat achterbleef is een deel geveild
(en verdwenen), maar een ander deel
werd opgenomen in 's rijks verzame
ling die door koning Lodewijk Napo
leon werd gesticht en die sindsdien ..Het
Rijksmuseum" vormt. In deze afdeling
boeken, prenten onder meer Manteg-
na en Rembrandt munten en pennin
gen en een enkel schilderij.
Voortvarende belangstelling
Van de voortvarende belangstelling
die koning Willem I ook na het ont
staan der vier collecties ervoor aan de
dag bleef leggen geeft de tentoonstel
ling een goed beeld. Bij de schilderijen
waren daar onder meer enkele belang
rijke Italiaanse doeken: de Magnas-
co's en Murillo's Madonna, die sinds
1948 in bruikleen zijn bij het Rijksmu
seum, maar ook Rembrandts Anatomi
sche Les en die parel van de Maurits-
Jftvhom* •ru~Vvk'fcai
utcr tanu'frnn ft
fvnminé ft
ff»'
pïtufr1
ut.lmCrtVf JVafc'twf&uiafnmi
ft\\n ie tvv w Ctvt< t^uc
huiscollectie: Rogiers Kruisafneming.
De Koninklijke Bibliotheek werd door
Willem I uitermate goed bedacht. We
noemden al de Dillenburgcollectie,
maar er kwamen in zijn regeringsperio
de meer complete collecties bij, maar
ook kostelijke losse stukken. Op de ten
toonstelling is onder meer Het Getijden
boek van Philips de Goede te zien, met
voortreffelijke illustraties in grisaille
van onder meer Jan de Tavenier van
Oudenaarde, een zogenaamde Biblia
Pauperum' met houtsneden als blokboek
tgevoerd en het befaamde Evangela-
rium van Egmond. Het Penningkabinet
verwierf in deze tijd zijn beroemdste
stuk, de Grote Camee van Constantijn
en vele andere aanwinsten. En heel op
merkelijk zijn soms de zaken die voor
kwamen in het Kon. Kabinet van Zeld
zaamheden en die sindsdien verhuisden
naar Amsterdam en Leiden. Daar is ker
kelijk vaatwerk bij, een verzameling chi
noiserieën onder meer kostelijke
knikpoppen en sieraden. Bij de be
kendheid die de meeste schilderijen
de bezoeker bezitten (het leeuwe-
deel is immers altijd in het Mauritshuis
te zien) zijn het juist dergelijke zaken
die mét de kostbare boeken en de mun
ten en penningen het aantrekkelijke van
deze tentoonstelling uitmaken.
Als een avonturenroman
De catalogus is voortreffelijk. Prof.
Th. H. Lunsingh Scheurleer schreef een
deugdelijke inleiding en de stafleden
van de jubilerende collecties brachten
een voortreffelijke documentatie bijeen.
Citeren wij één voorbeeld:
waarschijnlijk In 315 na Chr. voor bet
hof van Constantijn de Grote gemaakt.
Men ziet dan de keizer en de keizerin,
als Dionysus en zijn bruid, in een door
centauren getrokken wagen. Crlspus, de
jonge zoon uit een vorige verbintenis,
zit voor hen; grootmoeder Claudia wijst
naar hem als de kroonprins. Overwon
nen vijanden getuigen van Constantijns
overwinningen. De camee heeft mis
schien aan Rubens toebehoord. In Ant
werpen werd toen de kostbare omlijsting
vervaardigd, waar nu alleen nog maar
de binnenste rand van over is. In 1628
werd de camee naar Indië verscheept
om aan de Groot Mogul verkocht te
worden. Het schip leed schipbreuk op
een rif aan de westkust van Australië,
maar de camee kwam tenslotte toch in
Batavia aan. Nu was inmiddels de
Groot Mogul gestorven, en na vele
vruchteloze reizen naar Perzlë, India
Deze
Herman J. Claeys stuurde vragenlijsten
Schrijvers moeten boeken vervaardigen
Het is tegenwoordig de mode dat een schrijver
„geëngageerd" is, zoals het nog niet zo heel veel
jaren geleden de mode was, dat 'n schrijver niet
„geëngageerd" was. In de verzamelbundel in
terviews „Wat is Links?", die door Herman J.
Claeys werd samengesteld, een verzamelbundel
interviews, die Claeys de al of niet „geëngageer
de" auteurs zelf afnam, is er nog wel iets van de
vorige mode te bemerken. Willem M. Roggeman
geboren te Brussel in 1935, van beroep „journa
list", laat dat duidelijk zien. „Een schrijver",
zei hij tegen Claeys. „is iemand die boeken ver
vaardigt, zoals een schoenmaker iemand is die
schoenen vervaardigt. De schrijver mag dan ook
niet beschouwd worden als een personaliteit
wiens oordeel op politiek of sociaal gebied moet
gevraagd worden. De rol van de schrijver
werd op dit gebied dikwijls overschat, dikwijls
door de schrijver zelf. De schrijver moet
zijn bevoegdheid niet tc buiten gaan. Deze be
voegdheid bestaat er alleen in literatuur voort te
brengen. Een goede roman moet alleen beant
woorden aan de vereisten van een goed kunst
werk. Het moet geen boodschap bevatten, daar
dienen de pamfletten voor". Hij voegt daar ech
ter aan toe: „Een roman met een boodschap Is
echter uiteraard nog geen slechte roman". Het
klinkt voor een jong schrijver als Roggeman wat
ouderwets misschien in sommiger oren, maar hij
heeft over de dingen nagedacht.
Hij heeft het ook over wat „links" te beteke
nen kan hebben.
Links", zegt hij in het interview, „zie ik toch
wel liever als sociaal-gericht. Louis-Paul Boon
beschouw ik als een typisch linkse schrijver. De
term links" slaat voor mij dus op de inhoud
van een boek. Het is een feit dat linkse schrij
vers bij ons steeds vooruitstrevende schrijvers
zijn geweest. Men mag daarom nog niet .links"
als synoniem van „vooruitstrevend" beschouwen.
In Rusland bijvoorbeeld zijn veel linkse schrij
vers die op literair gebied zeer traditioneel en be
houdsgezind zijn". Er zijn natuurlijk ook andere
meningen over ..links" tegenwoordig. Toen
Claeys Hella S. Hausse de vraag voorlegde waar
om men meende dat ze „links" dus geënga
geerd'was, gaf ze ten antwoord: „Omdat voor
'n groot deel van 't publiek het bezeten zijn van
artistieke en/of intellectuele zaken nu eenmaal
geldt als iets dat altijd min of meer tegen de ge
vestigde orde indruist'(en waar 't 'n vrouw be
treft, dan ook nog gezien wordt als een blijk
van opvallende emancipatie). Ik sta bekend als
een buitenkerkelijke humaniste, vrijdenkster, of
hoe men het noemen wil (zelf heb ik er geen for
mule voor), en ook dat geldt als „links".
Dat klopt wel ongeveer met de mening om
trent „links" bij het grotere publiek, dat het pu
bliek van Hella S. Haasse is, die trouwens als
een voorbeeld kan gelden van eer „geëngageer
de" schrijfster, hetzij links hetzij anderszins.
Het citaat uit haar interview laat duidelijk
zien, dat Claeys op een zeer bepaalde manier te
werk is gegaan. Iemand die spontaan geïnter
viewd werd, zegt zulke zinnen niet als Hella S.
Haasse hier doet. Dat komt omdat Claeys dege
nen die hij interviewen ging eerst een rij vragen
stuurde, waar ze rustig over konden nadenken.
Er zijn auteurs en niet de slechtste die zo'n
vragenlijst verliezen of niet inkijken, maar een
vrouwelijke auteur is daar wellicht te nieuws-
Louis-Paul Boon en Theun de Vries gingen op
het verzoek om een interview niet in en ze om
kleedden hun weigering met redenen, maar de
anderen, deden dat wel. Evenals de reeds ge
noemden zijn het vogels van diverse pluimage,
wat de bundel van Claeys die bij J. Sonneville te
Brugge en voor Nederland bij Polak en van Gen
nep te Amsterdam verscheen, uiteraard rijk ge
schakeerd maakt.
Men vindt er Pierre H. Dubois naast de provo
Roel van Duyn, J. B. Charles naast Ewald van
Vugt, Jan G. Elburg naast Wim Hazeu, Ivo Mi-
chiels naast Nico Rost, Piet van Aken naast Har
ry Mulisch, Ward Ruyslinck naast Hedwig Spel-
liers, Paul de Wispelaere naast Ed Hoornik, We-
verbergh naast Ben Cami.
J. B. Charles heeft het uiteraard over het fas
cisme, dat nog niet dood is.
Het is gevaarlijk te denken, dat het fascisme
is uitgestorven. Fascisme verkleedt sich soms in
ideologieën, vaak ook toljet men deze maskering
hooghartig af. Het heeft in feite met een ideolo
gie niets te maken, maar alles met de levens
houding van de mens. Fascisme is het lustvol
wensen te beleven van superioriteit. Die superio
riteit die er één kan zijn van de economie, van
de traditie, van de beschaving van het lichaam,
van de taal, van de huidskleur, van de gods
dienst Een fascist zegt niet„Ik ben supe
rieur, maar groen is superieur, en ik dank
God dat ik groen ben. Waarom is groen supe
rieur? Omdat God het wil. Maar God is een pro
jectie van mijnheer Groen zelf. Langs twee we
gen bereikt mijnheer Groen dus de rationalise
ring van zijn superioriteitswens"
Terwijl Roggeman duidelijk een voorkeur ver
toont voor de „roman die zichzelf schrijft", moet
G. K van het Reve van de roman la Robbe-
Grillet niets hebben. „Uit Robbe-Grllet en zijn
„nouveau roman" raak ik niet wijs. Ik houd niet
van het verpakken van wat je te zeggen hebt in
verschrikkelijke vormen. Als je iets heel bijzon
ders hebt mede te delen, dan kan dat heel bijzon
dere best een heel gewone verpakking dragen.
Ik geloof nog steeds in gewone verhalen, de ge
wone films, die met het begin beginnen en met
het einde eindigen".
Hans Plomp, geboren te Amsterdam in 1943,
mede-organisator van de tien februari tentoon
stelling over het politie-optreden, vindt „de leer
van Christus een sprong terug... Als we beden
ken wat voor ellende de leer van Christus de jo-
Het heftigst is op dit gebied Hugo Claus, maar
hij is meer gekant tegen de Katholieke Kerk dan
tegen de katholieke godsdienst. ,,Ik ben fanatiek
racistisch wat betreft de Katholieke Kerk. Dat is
als er een Ku-Klux-Klan zou zijn om 't te elimi
neren, zou ik er willen bijhoren Hij vindt de
Katholieke Kerk ,,'n erfenis die wij hoe dan ook
meegekregen heljben. Men kan zich geen ketter,
geen heiden noemen zuiver hereditair, hebben we
het gewoon ingezogen, daar is niets aan te doen.
Het belemmert onze meest onschuldige, onze
meest rialue bewegingen Ik zie ook dat er
door die erfenis ook positieve elementen zijn,
maar dat is dan de godsdienst. Maar de Kerk
dat is voor mij hoe zou ik dat zeggen een
steen des aanstoots. Daar heb ik persoonlijk last
van. Als men en daar ben ik totaal onredelijk
in als men mij zegt dat de jezuïeten'de voor
naamste aandeelhouders in de uranium zijn, dan
geloof ik het onmiddellijk, nietwaar, zoals een
nazi over joden".
Men hoort, dat Claus zijn vragenlijst waar
schijnlijk niet heeft ingezien, hij spreekt spon
taan en dat maakt zijn bijdrage zeker interessan
ter. Een interview moet 'n waagstuk blijven of
het wor„t een essay op voorschrift en dat wil
zeggen geen erg goed essay.
JOS PANHUY6BN.
Verguld-zit ven n ciborw uit 1376.
afkomstig uit 't Koninklijk Kabinet
van Zeldzaamheden, thans in het
Rijksmuseum te Amsterdam.
Atjel
hij
lotte weer in
Holland terug. Hij duikt in 1765 op een
veiling op; voor die gelegenheid werd
een gravure van de kostbare omlijsting
gemaakt. Herkomst: In 1821 door de fa
milie Pabst van Bingeiden aan koning
Willem I verkocht voor de enorme som
van 50.000 gulden en in het kabinet ge
plaatst.
Er volgen dan nog literatuuropgaven.
Men ziet het, dit lijkt op een avonturen
roman in het klein. Er zijn tal van der
gelijke avonturen in deze catalogus ver
haald, die het 'n genoegen maken de
tentoonstelling aande hand ervan te
gaan zien.