SCHAT VAN SEROOSKERKE Prof. Belinfante 4 Veilingmeester Schulman „hamert" Waarde opgelopen van zeshonderd kalveren tot een slordige half miljoen gulden Van kapot horloge naar mini-kogellagertjesfabrie DE LEIDSE COUR AN. ZATERDAG 5 NOVEMBER »jiii'ii!UmiDiiii|i)mi'^'ni.|m|n.1'|H'|;f|';||||||l||n||1]'|T1';||||HH^|i||UH|HHB||HUmBBB||||B|l[I||| ilMin!IIIMIIIIIIIIIlllWPIIII!llilifillllilll|||l|IIH^ (Van onze Amsterdamse redacteur AMSTERDAM Nog een paar nachtjes slapen en dan is het voor alle numismatische lekker bekken Sinterklaas. In het Amsterdamse Carlton worden dan de kalender staat op 15 novem ber 868 gouden munten geveild, zijnde de sprookjesschat van Serooskerke minus 155. Dit restje is niet gestolen („muntjes gezien, kluisje gaat dicht", luidt het avondlijk devies op iedere kijkdag), maar ófwel aangekocht door het Ko ninklijk Penning Kabinet in Den Haag ófwel ver deeld tussen de rechthebbenden, waaronder men de vinders en de gemeente moet verstaan. Het sorteren van de ruim duizend munten vergde nogal wat tijd. Als men de munten niet naar waarde rangschikt maar geografischheeft men de kaart van half Europa voor zich. De grote hap echter, de klaterberg. die de ezel van Serooskerke, zich al dan niet strekkend, in de klei van Walcheren ach terliet, komt pas 15 en 16 november voor verpulvering aan de beurt. Met geweldige klappen zal dat gaan, tachtig per minuut, allemaal van de hand van veilingmeester Jacques Schulman, die overigens niet bang is voor een lamme pols, want hij hamert al veertig jaar. Daarna is het sprookje uit het wonder verbleekt tot een zwem bad, de herinnering aan een sensatie, de hopeloze hartewens, dat zoiets nog eens mag gebeuren in Jóuw tuin bij voor keur. Behalve voor boer Christiaansen dan, zoon Plet en knecht Arie, want die krijgen de helft van de opbrengst en noem dat maar eens géén wonder, als je denkt, gewone bieten te rooien. Opbrengst Die opbrengst, schat muntenveiler Schulman, bedraagt minstens 506.590 gul den. Daarop taxeert hij althans de markt waarde van de poet maar als het méér wordt, zal hij niet verbaasd zijn. gezien de grote belangstelling uit het buitenland. Hoe verhoudt dit slordig half miljoen zich tot de waarde, die de munten hadden, toen ze in 1622 of 1623 onder de zoden verdwenen? Moeilijk te zeggen, wel enigszins te benadelen, als men bedenkt, dat men in die dagen voor een gouden rijder (tien gram goud) een kalf kon kopen of honderd pond kaas. Op die basis mag men stellen, dat de Seroos- kerker schat met zijn totale gewicht van 6000 gram indertijd minstens het rinke lende equivalent is geweest van 600 kal veren of zestigduizend pond kaas een aardige handel, maar toch niet indruk wekkend, a la men het vergelijkt met de rente, die de verzamelwoede daag er bovenop legt. Zo verwacht de heer Schulman voor een enkel goud reaaltje uit de tijd van Philips Et onge veer 9000 gulden te vangen. Als je dat heden ten dage vertaalt in volvette Leidse, kun je spoedig geen kaas meer zeggen. „Waar de schat vandaan komt, is nog steeds een mysterie", verklaart burge meester De Kam van Serooskerke in het herderlijk schrijven, dat hij de catalogus meegeeft. Muntenmakelaar Schulman echter heeft uit zijn belegen ervairnig een theorie geperst, die hij vrijblijvend als volgt adstrueert. Er was in het begin van de zeventiende eeuw veel rijkdom op Walcheren, belichaamd In een aantal blakende landgoederen. Eén van die buitenplaateen heette ,,'t Huys Om" en heeft gelegen binnen een straal van vijftig meter van de plaats, waar de schat is gevonden. Daar leefde indertijd, zo melden de kronieken, meneer J. de Knuyt, die behalve zeer weledel ook zeer schraperig was een Zeeuwse Shylock met vingers, krom van het bijeengaren. Een OW'er zelfs, dit heerschap, als we de kronieken mogen geloven, die een fikse huzarensla uit de tachtigjarige oorlog sloeg door zich aan de Spanjaar den te verkopen. Daarmee is nog niet verklaard, waar om bij zijn geld begroef veilingmeester en watertandende numlsmaat Schulman geeft het toe. Weliswaar was In 1622 het twaalfjarig bestand achter de rug en woedde de krijg weer met zeventiende- eeuwse kracht, maar daar moet men van- daarna is het uit. Dan zijn alle munten geveild „bij opbod, tegen contante beta ling en met een opgeld van 15 procent", en is de grootste muntenvondst op Ne derlandse bodem evenzeer historie als de man, die de schat begroef, en de tijd, waarin het gebeurde. Munten begraven door een vrek zich voor wat Walcheren betreft geen al te grote vooretelling van maken. Men kon in Serooskerke 's avonds rustig een ommetje maken over de Vliedberg (een soort terp; hij werd rond 1860 geslecht, voor wie dit niet mocht weten) zonder vrees, aan een Spanjoolse hellebaard geregen te worden. Maar vrekken zijn voorzichtig, dat weet ieder kind, die naar Moeder de Gans heeft geluisterd. Aardrijkskunde Een ander vraagteken blijft de samen, stelling van de vondst. Als men de munten niet naar waarde rangschikt, maar geografisch, heeft men de kaart van half Europa voor zich. Alleen het Nederlandse aandeel in de schat al is een volwassen aardrijkskundige les. Op de morgen van de vijftiende komen munten onder de hamer uit Gelderland, 's-Heerenberg, uit Holland. Gorinchem, uit West-Friesland en uit Zeeland, ter wijl de catalogus op de middaguren j Utrecht heeft staan. Friesland. Over ijssel. Deventer, Kampen. Zwolle, Gro- ningen. Groninger Ommelanden. Bra- iiant, Maastricht, 's-Hertogenboech en Antwerpen De volgende dag echter wordt het pos goed ingewikkeld, want dan gaan we ver over de grens smorgens naar Gent. Hainaut. Tournal. I Rom-d'Reich. Salzburg, Siebenburgen. Hongarije, Brandenburg, Breslau. Do- nauworth, Keulen, Passau, Pfaltz en I Engeland, 's middags naar Schotland, Besangon, Man to va, Messerano, Modena, Savola, Tassarolo, Venetië, Polen. Por tugal, Navarre. Valencia, Aragon en Marokko. Kortom: het lijkt wel de folder van een reisbureau, dat voor iedere beurs Iets heeft. Verkeers reglement in internationale banden vond het onzin alleen voor Nederla zoveel werk te doen (Van i verslaggevers) AMSTERDAM Prof. mr. A. D. Belifante. sinds 1959 te Amsterdam hoogleraar in het administratief- en staatsrecht, is er de man niet naar om graag in de publieke belang stelling te staan. Toch gebeurt dat af en toe. Nederland begon gelukkig vindt hij zelf juist zijn door de t.v.-rechtbank bekend ge worden gezicht wat te vergeten, toen hij plotseling weer „in het nieuws" kwam naar aanleiding van de totstandkoming van het in Nederland op 1 januari 1967 van kracht wordende en voor heel West-Europa praktisch uniforme reglement „Verkeersregels en Ver keerstekens". Als wetgevingsdeskundige, daar toe in 1958 door de ministers van Verkeer en Waterstaat en van Justitie uitgenodigd, nam hij op zich, het nogal juridisch en van te veel „verboden" voorziene oude reglement te moderniseren en het tevens meer léésbaar te maken, met rechtstreekse richtlijnen voor de Provo's geen probleem ze uiten zich alleen niet tactisch genoeg Prof. Belinfante (55) Hagenaar van geboorte en na zijn studie in de rechten te Leiden tot 1940 werkzaam op het advocatenkantoor van zijn in de oorlog omgekomen vader kwam na 1945 bij het Ministerie van Justitie. In die tijd was hij kantonrechter plaatsvervanger; daarom was het pre sideren van de tv-rechtbank niet zo moeilijk. Het werd wèl een grappige ervaring. In zijn kantonrechtertijd vond hij het nemen van beslissingen in za ken over woningen kortweg ellendig: óf hij moest oude mensen, óf juist jonge inwonende mensen ver driet doen zonder dat iemand aan de kwestie schuld had. Bij strafzaken ligt dat heel anders! Als raadadviseur in algemene dienst van „Justitie", bij ,,de braintrust voor ie Nederlandse wetgeving", werkte prof. Belinfante onder andere mee aan de gevangenis-, de advocaten- en allerlei administratieve rechtspraak- wetten. „Het was een voordeel voor me dat ik mij vanaf 1954 grotendeels kon be zighouden met het maken van Inter nationale verdragen, zoals over de aansprakelijkheid voor atoomreactors, verkeersstrafzaken en rechtshulpver- De heer P. C. Christiaanse, de eigenaar van het kapitale preiveldje. dragen", vertelt prof. Belinfante, die het niet zo'n kunst vindt deskundig te worden in een bepaalde materie, o.a. door de gelegenheid lets van anderen te leren. „Nadat eenmaal vaststond dat ik verkeerswetgeving zou maken werd in overleg met België en Luxem burg besloten heel klassiek te begin nen: met een diplomatieke in okto ber 1959 belegde conferentie in Den Haag. We vonden de Benelux te klein, maar daarentegen de Parijse conferentie van verkeersministers te groot, evenals de Europese afdelingen van de V.N. waaraan ook Oost-Europa meedoet. Er werden uitnodigingen ge zonden aan de Franse, Duitse, Italiaan se, Zwitserse en Oostenrijkse regering, die de rechtstreeks voor de verkeers wetgeving in hun land verantwoorde lijke mensen afvaardigden. Met ons achten hebben we lange tijd rondge reisd. Regelmatig hielden we vergade ringen in eikaars hoofdsteden en leer den mede daardoor eikaars verkeers situatie goed begrijpen. Op een gege ven moment brachten we als beperkte groep ons plan in de verkeersminister conferentie. Wie mee wilde doen, kon meedoen. Alle Scandinavische landen, Spanje, Portugal, Turkije, Grieken land en zelfs Engeland verschenen. Engeland wil op den duur rechts gaan rijden, wat Zweden in de loop van volgend jaar al gaat doen)." Italië en Oostenrijk hebben met hun moderne verkeerswetten vanzelfspre kend de grootste voorsprong bij de ten uitvoerlegging. Ook Nederland komt bepaald niet achteraan. Natuurlijk moest elk land wat „cadeau geven" vóór het „verhaal met regels" (dat elk land naar eigen Inzicht in zijn eigen taal kan overbrengen) tot stand kwam. Zo had prof. Belinfante (die het ver keer In ons land soms rommelig vindt en van oordeel is dat vooral de Italia nen en de Fransen scherp en duidelyk rijden) het lichtknipperen bij inhalen ln de steden liever niet ln het regle ment opgenomen gezien. Uitdrukke lijk hield hij vast aan de voor Neder land enige uitzondering: voorrang van de auto boven de fiets. Daaruit kunnen zijns Inziens geen moeilijkheden ont staan; hoogstens gééft iemand voor- Voor oplossen ernstige problemen zelf niet te somber zijn rang die zelf voorrang heeft. Naar onze mening echter is dit een toch niet zo ongevaarlijke zaak: de Nederlandse automobilist moet In het buitenland immerB voor de daar „meer rechtheb bende" fietsers extra oppassen! Eén „griezelig" ding behoort in elk geval tot het verleden, ook in België zullen wegen-met-tramrails niet meer onvoorwaardelijk voorrang genieten. De Belgen zullen leren ook ln andere landen op zulke wegen en straten minder levensgevaarlijk te gaan rijden! VERGT TIJD De commissieleden hebben zich wel eens opgewonden. Prof. Belinfante ver telt zo'n voorval. De Duitser in het ge zelschap zag de noodzakelijkheid van een opheffingsbord voor een autosnel weg niet in. Toen hij Nederland leerde kennen, begreep hij dat ons land re klein is om alle autowegen buiten de steden te leggen, zodat er bijvoorbeeld nog 10 km over een gewone weg naar Amsterdam moet worden gereden. In zijn land speelt zo'n luttel aantal ki lometers op de grote afstanden geen rol. „Het zal nog even tijd nemen voordat in heel West-Europa alle bordjes zijn geplaatst", meent prof. Belinfante. die het belangrijk vindt in de praktijk verkeerskennis op te doen en die zeli' graag en veel rijdt, maar tijdens zijn vakantie dankbaar gebruik maakt van autotreinen. „In een groot land als Frankrijk kost het veel tijd en geld om bijvoorbeeld alle voorrangswegen aan te geven. Zoiets kan jaren duren. Elk land kan op het ter plaatse meest geschikte moment het reglement in voeren. Dat kan ook in stukjes, zoals bij ons. Denk maar aan het reeds in gevoerde niet-parkeren op vluchtstro ken. Het merendeel van de regels loopt wel, de grootste moeilijkheid zit in die bordjes". We zullen spoedig wennen aan de nieuwe verkeersborden (met moderne tekeningen!) voor autosnelwegen, voor keerverbod. aan het hier en daar reeds geplaatste waarschuwings bord voor laagvliegende vliegtuigen. Prof. Belinfante ziet er geen gevaar in dat niet alle borden in één week ge plaatst kunnen worden. De meeste kos ten voor Nederland liggen bij hel drukken van de nieuwe formulieren dagvaardingen, processen-verbaal, von- weggebruiker. Hij nam ook het initiatief internationale samenwerking; vond het óg alleen voor Nederland zoveel werk te Wij rijden immers vanuit het westen in anj haif uur naar onze grenzen! Di nationalisatie vindt prof. Belifante van g gewicht. Het is op zichzelf erg interessan! den duur van Stockholm naar Rome te kun] rijden zonder dat er verkeerstechnisch verandert. nissen, bonnenboekjes van de po „Dat moeten we er maar voor hebben, anders komen we er n< vindt deze verkeerawetgevingsde:. dige. „Het is de kunst de regels en kens internationaal te houden", deelt prof. Belinfante, „Om de aan nieuwe ontwikkelingen te kur aanpassen hebben we een soort pi i duretje gemaakt. Bovendien is ho bedoeling als de nog lopende dtt| kwesties z(jn afgehandeld in geval éénmaal per jaar een into tionale conferentie te beleggen. Au is alles na 3 jaar verouderd!'" PROVO'S Overstappend naar zijn professo vertelt prof. Belinfante dat hij op terrein heel duidelijke verschillen tussen deze tijd en zijn studente (rond 1930). Toen waren er o.a. werkgroepen en géén uitgebreide versiteitsadministraties. Er moest meer van de student zelf uit? Doordat hij zoveel studenten doe (200 tweede- en 150 derdejaars) het hem nooit ze allemaal een b te kennen. Dat er zoveel jongelui nen studeren vindt hij gelukkig; woon nodig omdat in een zo inge kelde maatschappij op velerlei plas academici gewenst zijn. Via de studenten onder wie ook vo's komen we bij het „prove bleem" terecht. Prof. Belinfante, zelf vier kinderen heeft, zegt: „Ik| het niet zo moeilijk; ik heb het men enorm bang is en eigenlijk niks! Een deel van de jongelui geweldig in de politiek geïnteresseer in de eigen rechtspositie. Daar h( ze gelijk in. Maar ze uiten zich niei tijd even tactisch. Déui word ik ook dig! De zaak wordt ontzettend opge zen, en dat wekt verbittering. Er evenwel geloof ik bij het lat op het Spui nog nooit een auto sneuveld en er heeft nog nooit iem van een provo een klap gehad. De jo: lui doen duidelijk iets gerichts: zoal: witverven van het Lievertje, dart; ei( lijk maar een rotbeeldje enige sentimentele waarde is. Of kladden hét Van Heutzmonument. Jij ze komen niet aan zinvolle standbeel als dat van de dokwerker of van d«ji tegere Thorbecke!" SERIEUS. NIET SOMBEf, J De rustig zijn woorden zoekende :<jf fessor, die in elke zin ook werkelijk» zégt. houdt niet van mensen die z«lt op de hand zijn. Hij vindt dat men A het vinden van een oplossing voor A stige problemen (hij denkt even aar(F belangrijke, moeilijke studentenhuis* ting, waarmee hij zich jaren bezighi» zelfs beter niet te somber kan zijn. H kom je er helemaal niet uit. Seri* taakopvatting is iets anders! Prof. Belinfante kwam onlangs ook in het nieuws met zijn boekje „De ger en zijn staat', waarin hij o.a.» instituut van de benoemde burgemee# geducht op de korrel neemt. Hij Fr voor een gekozen burgemeester. Verf pleit hij voor invoering van juryred spraak, het referendum en voor tweepartijenstelsel. Het hele boei I waarin hij bovendien zijn verba: A toont over de gorte eerbied die Nee landers voor hun notabelen hebben I een levenswarm pleidooi voor et I democratie. Hoewel er weinig tijd voor g speelt prof. Belinfante regelma: I pianoheel erg klassiek meestift graag Bach. Met een schilderen* echtgenote aan zijn zijde is I kunst dus goed vertegenwoordig, in zijn aan de rand van Amstt 1 dam staande, moderne woning -I Nauwkeurig werk alleen voor stofvrije dames (Van een onzer verslaggevers) MEDEMBLIK In Medemblik is Een deel van de goudschat, keurig gesorteerd voor de kijkdag. Zakenman De conclusie ligt voor di «chat van Serooskerke moet vergaard zijn door een zakenman, die vooral handel dreef met gebieden buiten Zee land. De munten zijn. voor wat het buitenlandse deel betreft, alle geslagen in steden langs de grote handelsroutes van die dagen het stroomgebied van Rijn en Donau, de Italiaanse en Engelse kust en Vla&nderen. De Spaanse munten kunnen verklaard worden door het feit, dat tussen de Nederlanden en Spanje in die dagen een druk handels- en oorlogs- verkeer was. Het Marokkaanse geld is weer wat moeilijker, of hadden ze toen ook al gastarbeiders? Wie de schat van Serooskerke bijeen wil zien. moet ondertussen snel zijn. Nu kan het nog. ten kantore van Jacques j Schulman N.V. aan de Amsterdamse i Keizersgracht, maar tijdens de twee I officiële kijkdagen op 12 en 13 november zal het ongetwijfeld al ellebogenwerk I worden om een glimp op te vangen en uniek bedrijf gevestigd, de M.P.B. Euro pa N.V., dochteronderneming van het Amerikaanse bedrijf „Miniature Preci sion Bearing". Dit bedrijf, dat onlangs werd geopend, levert miniatuur-kogella gers. Het kleinste lager past om een as je van 2 millimeter en is zelf 4 mil limeter groot. Duidelijker gezegd: zo groot als een vliegje. De lagertjes wor den gemaakt in een volkomen stofvrije ruimte, waarin een constante tempera tuur van 22 graden Celsius heerst. De i lucht in deze ruimte wordt voortdurend hand: de gezuiverd van stof en andere ongereeh- ook eigenlijk rium. waarin de, uiterste nauwkeurig heid wordt betracht. De mini-kogellager- tjes worden gebruikt voor de draaiende delen van prccisie-instrumenten. zoals die voor de elektronische besturing van staaljagers en ruimtevaartuigen wordt M.P.B. Europa N.V. is een jong West fries bedrijf. Na een lange t(jd van onder handelen met het gemeentebestuur be gon het bedrijf begin januari van dit jaar met de produktie De heer P. C. Bomas is er general-works-manager, een functie, die in de praktijk neerkomt op het direc teurschap. Formeel is hij procuratiehou der. Hij heeft naast zich vijf werknemers, bestemd voor administratie, ond rhouds- dienst enz. De kogellagertjes worden uit sluitend door vrouwelijk personeel ge maakt. Er zijn bij het bedrijf acht jonge- De white room", oftewel de stofvrije ruimte van het bedrijf. De meisjes, die er werken, dragen speciale uniformen, die stofvrij zijn gemaakt. De lucht in deze ruimte wordt op een constante temperatuur van 22 graden Celsius gehouden. dames in dienst, maar de heer Bomas zou er best nog vijf tot zes bij kunnen ge bruiken. Toeval De Amerikaanse Miniature Precision Bearing is door toeval gekomen tot de fabricage van miniatuurkogellagers. De oprichter van hét bedrijf is de heer Pierce. Deze vervaardigde 25 jaar geleden al grote kogellagers. Op zekere dag begaf zijn horloge het, doordat er een steentje stuk raakte. Het bleek niet mogelijk dit horloge in het grote Amerika gemaakt te krijgen. De heer Pierce nam dit niet en besloot een kogellagertje voor zijn hor loge te maken. Dit lukte. Hij legde daar- mee tevens de grondslagen voor het Ame rikaanse bedrijf. Ook de vestiging van een Europese dochteronderneming in Nederland is toe val. Het bedrjjf wilde met het oog op de E.E.G. in Europa beginnen. Er werden kandidaten gezocht voor de leiding deze Europese vestiging. Sollicitanten kwamen uit alle Westeuropese landen. De keuze viel op een Nederlander, de heer P. C. Bomas. De dochteronderne ming werd derhalve in Nederland geves tigd Medemblik werd vestigingsplaats, omdat deze stad industriekern was met alle faciliteiten, die daaraan zijn verbon den. De heer Bomas ziet de toekomst van het bedrijf met vertrouwen tegemoet. De ont wikkelingen in de techniek wijzen daarop. Technische ontwerpers zijn er op uit om technische apparaten steeds kleiner te maken. Het gevolg is, dat de onderdelen van deze apparaten, waartoe ook kogel lagers behoren, steeds kleiner worden. Hoewel het de bedoeling is ln de verre toekomst een compleet produktieproces naar Medemblik over te brengen, houdt de Europese vesti .ng van M.P.B. zich nu nog bezig met assembleren, testen en ver pakken. White room De onderdelen voor de lagertjes komen uit Amerika. Het in elkaar zetten, beproe ven en inpakken "cschiedt ln Medemblik. Dit gebeurt ln een stofvrij laboratorium, de z.g.n. white room of witte kamer. Ko| bare testapparaten zijn in deze ruimte opgesteld. Ook machines, die I laboratorium stofvrij moeten houden, 1 lucht in deze ruimte moeten zuiveren1 I op constante temperatuur moeten bt den zfln kostbaar. Stof is een elcme dat het bedrijf vreest, want het kan precisielagertjcs zwaar beschadigen. De dames, die in dit laboratorium wij j ken, dragen speciale uniformen, die in." wasruimte van het bedrijf gewassen w* den. Er is namelijk geen wasserij te vi 3 den, die de gewassen uniformen stof* kan vervoeren. Dit zijn niet de en* 1 hygiënische maatregelen, die het bed: 'j heeft genomen. De dames mogen niet r J ken, mogen geen ake-up gebruiken.:/:! moeten hun handen goed wassen voor)? beginnen te werken. Zjj moeten hun hs* dragen in een speciale muts en voor hj werk gebruiken zij speciale rubbervingej In het laboratorium staan werkbank* die voorzien zijn van eer. eigen lucht: veringsinstallatie. Deze reinigt de „schor lucht in de werkruimte nog eens ex: voor hij boven de werkbank komt. Di' nodig, omdat op deze tafel uiterst lige meetinstrumenten staan die zo keurig zijn. dat zij een vijfduizend deel van een millimeter meten. Testen Het grootste deel van de produktiei* wordt besteed aan het testen. Na het r elkaar zetten van de kogellagertjes ond' 1 gaan zij een uitvoerige en langdurige b proeving. Voldoen zij aan de gestel eisen, beter gezegd, worden er geen t wijkingen geconstateerd, dan worden verpakt. Dat gebeurt in asperinebuisjes als I" grotere hoeveelheden zijn of in plast: "J vacutimverpakking. Pas daarna mogen i lagertjes de stofvrije ruimte verlaten. I/I verpakking is n.l. zo zorgvuldig, dat geen stof bij kan komen. Voor verzending maakt het bedrijf l"j meest gebruik van de P.T.T. Dat kan pjj makkelijk, want de lagertjes kunnen V-, brief worden verzonden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1966 | | pagina 8