SCHAT VAN
SEROOSKERKE
Prof. Belinfante
4
Veilingmeester
Schulman „hamert"
Waarde opgelopen van zeshonderd kalveren
tot een slordige half miljoen gulden
Van kapot horloge naar mini-kogellagertjesfabrie
DE LEIDSE COUR AN.
ZATERDAG 5 NOVEMBER
»jiii'ii!UmiDiiii|i)mi'^'ni.|m|n.1'|H'|;f|';||||||l||n||1]'|T1';||||HH^|i||UH|HHB||HUmBBB||||B|l[I|||
ilMin!IIIMIIIIIIIIIlllWPIIII!llilifillllilll|||l|IIH^
(Van onze Amsterdamse redacteur
AMSTERDAM Nog een paar nachtjes slapen
en dan is het voor alle numismatische lekker
bekken Sinterklaas. In het Amsterdamse Carlton
worden dan de kalender staat op 15 novem
ber 868 gouden munten geveild, zijnde de
sprookjesschat van Serooskerke minus 155. Dit
restje is niet gestolen („muntjes gezien, kluisje
gaat dicht", luidt het avondlijk devies op iedere
kijkdag), maar ófwel aangekocht door het Ko
ninklijk Penning Kabinet in Den Haag ófwel ver
deeld tussen de rechthebbenden, waaronder
men de vinders en de gemeente moet verstaan.
Het sorteren van de ruim duizend munten vergde nogal
wat tijd. Als men de munten niet naar waarde rangschikt
maar geografischheeft men de kaart van half Europa
voor zich.
De grote hap echter, de klaterberg. die
de ezel van Serooskerke, zich al dan niet
strekkend, in de klei van Walcheren ach
terliet, komt pas 15 en 16 november voor
verpulvering aan de beurt. Met geweldige
klappen zal dat gaan, tachtig per minuut,
allemaal van de hand van veilingmeester
Jacques Schulman, die overigens niet bang
is voor een lamme pols, want hij hamert
al veertig jaar. Daarna is het sprookje
uit het wonder verbleekt tot een zwem
bad, de herinnering aan een sensatie, de
hopeloze hartewens, dat zoiets nog eens
mag gebeuren in Jóuw tuin bij voor
keur. Behalve voor boer Christiaansen
dan, zoon Plet en knecht Arie, want die
krijgen de helft van de opbrengst en noem
dat maar eens géén wonder, als je denkt,
gewone bieten te rooien.
Opbrengst
Die opbrengst, schat muntenveiler
Schulman, bedraagt minstens 506.590 gul
den. Daarop taxeert hij althans de markt
waarde van de poet maar als het méér
wordt, zal hij niet verbaasd zijn. gezien
de grote belangstelling uit het buitenland.
Hoe verhoudt dit slordig half miljoen zich
tot de waarde, die de munten hadden,
toen ze in 1622 of 1623 onder de zoden
verdwenen? Moeilijk te zeggen, wel
enigszins te benadelen, als men bedenkt,
dat men in die dagen voor een gouden
rijder (tien gram goud) een kalf kon
kopen of honderd pond kaas. Op die
basis mag men stellen, dat de Seroos-
kerker schat met zijn totale gewicht van
6000 gram indertijd minstens het rinke
lende equivalent is geweest van 600 kal
veren of zestigduizend pond kaas een
aardige handel, maar toch niet indruk
wekkend, a la men het vergelijkt met de
rente, die de verzamelwoede
daag er bovenop legt. Zo verwacht de
heer Schulman voor een enkel goud
reaaltje uit de tijd van Philips Et onge
veer 9000 gulden te vangen. Als je dat
heden ten dage vertaalt in volvette
Leidse, kun je spoedig geen kaas meer
zeggen.
„Waar de schat vandaan komt, is nog
steeds een mysterie", verklaart burge
meester De Kam van Serooskerke in het
herderlijk schrijven, dat hij de catalogus
meegeeft. Muntenmakelaar Schulman
echter heeft uit zijn belegen ervairnig
een theorie geperst, die hij vrijblijvend
als volgt adstrueert. Er was in het begin
van de zeventiende eeuw veel rijkdom
op Walcheren, belichaamd In een aantal
blakende landgoederen. Eén van die
buitenplaateen heette ,,'t Huys Om" en
heeft gelegen binnen een straal van
vijftig meter van de plaats, waar de
schat is gevonden. Daar leefde indertijd,
zo melden de kronieken, meneer J. de
Knuyt, die behalve zeer weledel ook zeer
schraperig was een Zeeuwse Shylock
met vingers, krom van het bijeengaren.
Een OW'er zelfs, dit heerschap, als we
de kronieken mogen geloven, die een
fikse huzarensla uit de tachtigjarige
oorlog sloeg door zich aan de Spanjaar
den te verkopen.
Daarmee is nog niet verklaard, waar
om bij zijn geld begroef veilingmeester
en watertandende numlsmaat Schulman
geeft het toe. Weliswaar was In 1622 het
twaalfjarig bestand achter de rug en
woedde de krijg weer met zeventiende-
eeuwse kracht, maar daar moet men
van- daarna is het uit. Dan zijn alle munten
geveild „bij opbod, tegen contante beta
ling en met een opgeld van 15 procent",
en is de grootste muntenvondst op Ne
derlandse bodem evenzeer historie als
de man, die de schat begroef, en de tijd,
waarin het gebeurde.
Munten begraven
door een vrek
zich voor wat Walcheren betreft geen al
te grote vooretelling van maken. Men
kon in Serooskerke 's avonds rustig een
ommetje maken over de Vliedberg (een
soort terp; hij werd rond 1860 geslecht,
voor wie dit niet mocht weten) zonder
vrees, aan een Spanjoolse hellebaard
geregen te worden. Maar vrekken zijn
voorzichtig, dat weet ieder kind, die
naar Moeder de Gans heeft geluisterd.
Aardrijkskunde
Een ander vraagteken blijft de samen,
stelling van de vondst. Als men de
munten niet naar waarde rangschikt,
maar geografisch, heeft men de kaart
van half Europa voor zich. Alleen het
Nederlandse aandeel in de schat al is
een volwassen aardrijkskundige les. Op
de morgen van de vijftiende komen
munten onder de hamer uit Gelderland,
's-Heerenberg, uit Holland. Gorinchem,
uit West-Friesland en uit Zeeland, ter
wijl de catalogus op de middaguren
j Utrecht heeft staan. Friesland. Over
ijssel. Deventer, Kampen. Zwolle, Gro-
ningen. Groninger Ommelanden. Bra-
iiant, Maastricht, 's-Hertogenboech en
Antwerpen De volgende dag echter
wordt het pos goed ingewikkeld, want
dan gaan we ver over de grens
smorgens naar Gent. Hainaut. Tournal.
I Rom-d'Reich. Salzburg, Siebenburgen.
Hongarije, Brandenburg, Breslau. Do-
nauworth, Keulen, Passau, Pfaltz en
I Engeland, 's middags naar Schotland,
Besangon, Man to va, Messerano, Modena,
Savola, Tassarolo, Venetië, Polen. Por
tugal, Navarre. Valencia, Aragon en
Marokko. Kortom: het lijkt wel de folder
van een reisbureau, dat voor iedere beurs
Iets heeft.
Verkeers
reglement
in
internationale
banden
vond het onzin
alleen voor Nederla
zoveel werk te doen
(Van i
verslaggevers)
AMSTERDAM Prof. mr. A. D. Belifante.
sinds 1959 te Amsterdam hoogleraar in het
administratief- en staatsrecht, is er de man
niet naar om graag in de publieke belang
stelling te staan. Toch gebeurt dat af en toe.
Nederland begon gelukkig vindt hij zelf
juist zijn door de t.v.-rechtbank bekend ge
worden gezicht wat te vergeten, toen hij
plotseling weer „in het nieuws" kwam naar
aanleiding van de totstandkoming van het in
Nederland op 1 januari 1967 van kracht
wordende en voor heel West-Europa praktisch
uniforme reglement „Verkeersregels en Ver
keerstekens". Als wetgevingsdeskundige, daar
toe in 1958 door de ministers van Verkeer en
Waterstaat en van Justitie uitgenodigd, nam
hij op zich, het nogal juridisch en van te
veel „verboden" voorziene oude reglement te
moderniseren en het tevens meer léésbaar
te maken, met rechtstreekse richtlijnen voor de
Provo's geen probleem
ze uiten zich alleen
niet tactisch genoeg
Prof. Belinfante (55) Hagenaar
van geboorte en na zijn studie in de
rechten te Leiden tot 1940 werkzaam
op het advocatenkantoor van zijn in
de oorlog omgekomen vader kwam
na 1945 bij het Ministerie van Justitie.
In die tijd was hij kantonrechter
plaatsvervanger; daarom was het pre
sideren van de tv-rechtbank niet zo
moeilijk. Het werd wèl een grappige
ervaring. In zijn kantonrechtertijd vond
hij het nemen van beslissingen in za
ken over woningen kortweg ellendig:
óf hij moest oude mensen, óf juist
jonge inwonende mensen ver
driet doen zonder dat iemand aan de
kwestie schuld had. Bij strafzaken
ligt dat heel anders!
Als raadadviseur in algemene dienst
van „Justitie", bij ,,de braintrust voor
ie Nederlandse wetgeving", werkte
prof. Belinfante onder andere mee
aan de gevangenis-, de advocaten- en
allerlei administratieve rechtspraak-
wetten.
„Het was een voordeel voor me dat
ik mij vanaf 1954 grotendeels kon be
zighouden met het maken van Inter
nationale verdragen, zoals over de
aansprakelijkheid voor atoomreactors,
verkeersstrafzaken en rechtshulpver-
De heer P. C. Christiaanse, de eigenaar van het kapitale preiveldje.
dragen", vertelt prof. Belinfante, die
het niet zo'n kunst vindt deskundig te
worden in een bepaalde materie, o.a.
door de gelegenheid lets van anderen
te leren. „Nadat eenmaal vaststond
dat ik verkeerswetgeving zou maken
werd in overleg met België en Luxem
burg besloten heel klassiek te begin
nen: met een diplomatieke in okto
ber 1959 belegde conferentie in
Den Haag. We vonden de Benelux te
klein, maar daarentegen de Parijse
conferentie van verkeersministers te
groot, evenals de Europese afdelingen
van de V.N. waaraan ook Oost-Europa
meedoet. Er werden uitnodigingen ge
zonden aan de Franse, Duitse, Italiaan
se, Zwitserse en Oostenrijkse regering,
die de rechtstreeks voor de verkeers
wetgeving in hun land verantwoorde
lijke mensen afvaardigden. Met ons
achten hebben we lange tijd rondge
reisd. Regelmatig hielden we vergade
ringen in eikaars hoofdsteden en leer
den mede daardoor eikaars verkeers
situatie goed begrijpen. Op een gege
ven moment brachten we als beperkte
groep ons plan in de verkeersminister
conferentie. Wie mee wilde doen, kon
meedoen. Alle Scandinavische landen,
Spanje, Portugal, Turkije, Grieken
land en zelfs Engeland verschenen.
Engeland wil op den duur rechts gaan
rijden, wat Zweden in de loop van
volgend jaar al gaat doen)."
Italië en Oostenrijk hebben met hun
moderne verkeerswetten vanzelfspre
kend de grootste voorsprong bij de ten
uitvoerlegging. Ook Nederland komt
bepaald niet achteraan. Natuurlijk
moest elk land wat „cadeau geven"
vóór het „verhaal met regels" (dat elk
land naar eigen Inzicht in zijn eigen
taal kan overbrengen) tot stand kwam.
Zo had prof. Belinfante (die het ver
keer In ons land soms rommelig vindt
en van oordeel is dat vooral de Italia
nen en de Fransen scherp en duidelyk
rijden) het lichtknipperen bij inhalen
ln de steden liever niet ln het regle
ment opgenomen gezien. Uitdrukke
lijk hield hij vast aan de voor Neder
land enige uitzondering: voorrang van
de auto boven de fiets. Daaruit kunnen
zijns Inziens geen moeilijkheden ont
staan; hoogstens gééft iemand voor-
Voor oplossen ernstige problemen
zelf niet te somber zijn
rang die zelf voorrang heeft. Naar
onze mening echter is dit een toch niet
zo ongevaarlijke zaak: de Nederlandse
automobilist moet In het buitenland
immerB voor de daar „meer rechtheb
bende" fietsers extra oppassen!
Eén „griezelig" ding behoort in elk
geval tot het verleden, ook in België
zullen wegen-met-tramrails niet meer
onvoorwaardelijk voorrang genieten.
De Belgen zullen leren ook ln andere
landen op zulke wegen en straten
minder levensgevaarlijk te gaan rijden!
VERGT TIJD
De commissieleden hebben zich wel
eens opgewonden. Prof. Belinfante ver
telt zo'n voorval. De Duitser in het ge
zelschap zag de noodzakelijkheid van
een opheffingsbord voor een autosnel
weg niet in. Toen hij Nederland leerde
kennen, begreep hij dat ons land re
klein is om alle autowegen buiten de
steden te leggen, zodat er bijvoorbeeld
nog 10 km over een gewone weg naar
Amsterdam moet worden gereden. In
zijn land speelt zo'n luttel aantal ki
lometers op de grote afstanden geen
rol.
„Het zal nog even tijd nemen voordat
in heel West-Europa alle bordjes zijn
geplaatst", meent prof. Belinfante. die
het belangrijk vindt in de praktijk
verkeerskennis op te doen en die zeli'
graag en veel rijdt, maar tijdens zijn
vakantie dankbaar gebruik maakt van
autotreinen. „In een groot land als
Frankrijk kost het veel tijd en geld
om bijvoorbeeld alle voorrangswegen
aan te geven. Zoiets kan jaren duren.
Elk land kan op het ter plaatse meest
geschikte moment het reglement in
voeren. Dat kan ook in stukjes, zoals
bij ons. Denk maar aan het reeds in
gevoerde niet-parkeren op vluchtstro
ken. Het merendeel van de regels loopt
wel, de grootste moeilijkheid zit in die
bordjes".
We zullen spoedig wennen aan de
nieuwe verkeersborden (met moderne
tekeningen!) voor autosnelwegen, voor
keerverbod. aan het hier en daar
reeds geplaatste waarschuwings
bord voor laagvliegende vliegtuigen.
Prof. Belinfante ziet er geen gevaar in
dat niet alle borden in één week ge
plaatst kunnen worden. De meeste kos
ten voor Nederland liggen bij hel
drukken van de nieuwe formulieren
dagvaardingen, processen-verbaal, von-
weggebruiker. Hij nam ook het initiatief
internationale samenwerking; vond het óg
alleen voor Nederland zoveel werk te
Wij rijden immers vanuit het westen in anj
haif uur naar onze grenzen! Di
nationalisatie vindt prof. Belifante van g
gewicht. Het is op zichzelf erg interessan!
den duur van Stockholm naar Rome te kun]
rijden zonder dat er verkeerstechnisch
verandert.
nissen, bonnenboekjes van de po
„Dat moeten we er maar voor
hebben, anders komen we er n<
vindt deze verkeerawetgevingsde:.
dige.
„Het is de kunst de regels en
kens internationaal te houden",
deelt prof. Belinfante, „Om de
aan nieuwe ontwikkelingen te kur
aanpassen hebben we een soort pi i
duretje gemaakt. Bovendien is ho
bedoeling als de nog lopende dtt|
kwesties z(jn afgehandeld in
geval éénmaal per jaar een into
tionale conferentie te beleggen. Au
is alles na 3 jaar verouderd!'"
PROVO'S
Overstappend naar zijn professo
vertelt prof. Belinfante dat hij op
terrein heel duidelijke verschillen
tussen deze tijd en zijn studente
(rond 1930). Toen waren er o.a.
werkgroepen en géén uitgebreide
versiteitsadministraties. Er moest
meer van de student zelf uit?
Doordat hij zoveel studenten doe
(200 tweede- en 150 derdejaars)
het hem nooit ze allemaal een b
te kennen. Dat er zoveel jongelui
nen studeren vindt hij gelukkig;
woon nodig omdat in een zo inge
kelde maatschappij op velerlei plas
academici gewenst zijn.
Via de studenten onder wie ook
vo's komen we bij het „prove
bleem" terecht. Prof. Belinfante,
zelf vier kinderen heeft, zegt: „Ik|
het niet zo moeilijk; ik heb het
men enorm bang is en eigenlijk
niks! Een deel van de jongelui
geweldig in de politiek geïnteresseer
in de eigen rechtspositie. Daar h(
ze gelijk in. Maar ze uiten zich niei
tijd even tactisch. Déui word ik ook
dig! De zaak wordt ontzettend opge
zen, en dat wekt verbittering. Er
evenwel geloof ik bij het lat
op het Spui nog nooit een auto
sneuveld en er heeft nog nooit iem
van een provo een klap gehad. De jo:
lui doen duidelijk iets gerichts: zoal:
witverven van het Lievertje, dart; ei(
lijk maar een rotbeeldje
enige sentimentele waarde is. Of
kladden hét Van Heutzmonument. Jij
ze komen niet aan zinvolle standbeel
als dat van de dokwerker of van d«ji
tegere Thorbecke!"
SERIEUS. NIET SOMBEf, J
De rustig zijn woorden zoekende :<jf
fessor, die in elke zin ook werkelijk»
zégt. houdt niet van mensen die z«lt
op de hand zijn. Hij vindt dat men A
het vinden van een oplossing voor A
stige problemen (hij denkt even aar(F
belangrijke, moeilijke studentenhuis*
ting, waarmee hij zich jaren bezighi»
zelfs beter niet te somber kan zijn. H
kom je er helemaal niet uit. Seri*
taakopvatting is iets anders!
Prof. Belinfante kwam onlangs ook
in het nieuws met zijn boekje „De
ger en zijn staat', waarin hij o.a.»
instituut van de benoemde burgemee#
geducht op de korrel neemt. Hij Fr
voor een gekozen burgemeester. Verf
pleit hij voor invoering van juryred
spraak, het referendum en voor
tweepartijenstelsel. Het hele boei I
waarin hij bovendien zijn verba: A
toont over de gorte eerbied die Nee
landers voor hun notabelen hebben I
een levenswarm pleidooi voor et I
democratie.
Hoewel er weinig tijd voor g
speelt prof. Belinfante regelma: I
pianoheel erg klassiek meestift
graag Bach. Met een schilderen*
echtgenote aan zijn zijde is I
kunst dus goed vertegenwoordig,
in zijn aan de rand van Amstt 1
dam staande, moderne woning -I
Nauwkeurig werk
alleen voor
stofvrije dames
(Van een onzer verslaggevers)
MEDEMBLIK In Medemblik is
Een deel van de goudschat, keurig
gesorteerd voor de kijkdag.
Zakenman
De conclusie ligt voor di
«chat van Serooskerke moet vergaard
zijn door een zakenman, die vooral
handel dreef met gebieden buiten Zee
land. De munten zijn. voor wat het
buitenlandse deel betreft, alle geslagen
in steden langs de grote handelsroutes
van die dagen het stroomgebied van
Rijn en Donau, de Italiaanse en Engelse
kust en Vla&nderen. De Spaanse munten
kunnen verklaard worden door het feit,
dat tussen de Nederlanden en Spanje in
die dagen een druk handels- en oorlogs-
verkeer was. Het Marokkaanse geld is
weer wat moeilijker, of hadden ze toen
ook al gastarbeiders?
Wie de schat van Serooskerke bijeen
wil zien. moet ondertussen snel zijn. Nu
kan het nog. ten kantore van Jacques
j Schulman N.V. aan de Amsterdamse
i Keizersgracht, maar tijdens de twee
I officiële kijkdagen op 12 en 13 november
zal het ongetwijfeld al ellebogenwerk
I worden om een glimp op te vangen en
uniek bedrijf gevestigd, de M.P.B. Euro
pa N.V., dochteronderneming van het
Amerikaanse bedrijf „Miniature Preci
sion Bearing". Dit bedrijf, dat onlangs
werd geopend, levert miniatuur-kogella
gers. Het kleinste lager past om een as
je van 2 millimeter en is zelf 4 mil
limeter groot. Duidelijker gezegd: zo
groot als een vliegje. De lagertjes wor
den gemaakt in een volkomen stofvrije
ruimte, waarin een constante tempera
tuur van 22 graden Celsius heerst. De
i lucht in deze ruimte wordt voortdurend
hand: de gezuiverd van stof en andere ongereeh-
ook eigenlijk
rium. waarin de, uiterste nauwkeurig
heid wordt betracht. De mini-kogellager-
tjes worden gebruikt voor de draaiende
delen van prccisie-instrumenten. zoals
die voor de elektronische besturing van
staaljagers en ruimtevaartuigen wordt
M.P.B. Europa N.V. is een jong West
fries bedrijf. Na een lange t(jd van onder
handelen met het gemeentebestuur be
gon het bedrijf begin januari van dit jaar
met de produktie De heer P. C. Bomas
is er general-works-manager, een functie,
die in de praktijk neerkomt op het direc
teurschap. Formeel is hij procuratiehou
der. Hij heeft naast zich vijf werknemers,
bestemd voor administratie, ond rhouds-
dienst enz. De kogellagertjes worden uit
sluitend door vrouwelijk personeel ge
maakt. Er zijn bij het bedrijf acht jonge-
De white room", oftewel de stofvrije ruimte van het bedrijf. De meisjes, die er werken, dragen speciale uniformen,
die stofvrij zijn gemaakt. De lucht in deze ruimte wordt op een constante temperatuur van 22 graden Celsius gehouden.
dames in dienst, maar de heer Bomas
zou er best nog vijf tot zes bij kunnen ge
bruiken.
Toeval
De Amerikaanse Miniature Precision
Bearing is door toeval gekomen tot de
fabricage van miniatuurkogellagers. De
oprichter van hét bedrijf is de heer Pierce.
Deze vervaardigde 25 jaar geleden al
grote kogellagers. Op zekere dag begaf
zijn horloge het, doordat er een steentje
stuk raakte. Het bleek niet mogelijk dit
horloge in het grote Amerika gemaakt te
krijgen. De heer Pierce nam dit niet en
besloot een kogellagertje voor zijn hor
loge te maken. Dit lukte. Hij legde daar-
mee tevens de grondslagen voor het Ame
rikaanse bedrijf.
Ook de vestiging van een Europese
dochteronderneming in Nederland is toe
val. Het bedrjjf wilde met het oog op de
E.E.G. in Europa beginnen. Er werden
kandidaten gezocht voor de leiding
deze Europese vestiging. Sollicitanten
kwamen uit alle Westeuropese landen.
De keuze viel op een Nederlander, de
heer P. C. Bomas. De dochteronderne
ming werd derhalve in Nederland geves
tigd Medemblik werd vestigingsplaats,
omdat deze stad industriekern was met
alle faciliteiten, die daaraan zijn verbon
den.
De heer Bomas ziet de toekomst van het
bedrijf met vertrouwen tegemoet. De ont
wikkelingen in de techniek wijzen daarop.
Technische ontwerpers zijn er op uit om
technische apparaten steeds kleiner te
maken. Het gevolg is, dat de onderdelen
van deze apparaten, waartoe ook kogel
lagers behoren, steeds kleiner worden.
Hoewel het de bedoeling is ln de verre
toekomst een compleet produktieproces
naar Medemblik over te brengen, houdt
de Europese vesti .ng van M.P.B. zich nu
nog bezig met assembleren, testen en ver
pakken.
White room
De onderdelen voor de lagertjes komen
uit Amerika. Het in elkaar zetten, beproe
ven en inpakken "cschiedt ln Medemblik.
Dit gebeurt ln een stofvrij laboratorium,
de z.g.n. white room of witte kamer. Ko|
bare testapparaten zijn in deze
ruimte opgesteld. Ook machines, die I
laboratorium stofvrij moeten houden, 1
lucht in deze ruimte moeten zuiveren1 I
op constante temperatuur moeten bt
den zfln kostbaar. Stof is een elcme
dat het bedrijf vreest, want het kan
precisielagertjcs zwaar beschadigen.
De dames, die in dit laboratorium wij j
ken, dragen speciale uniformen, die in."
wasruimte van het bedrijf gewassen w*
den. Er is namelijk geen wasserij te vi 3
den, die de gewassen uniformen stof*
kan vervoeren. Dit zijn niet de en* 1
hygiënische maatregelen, die het bed: 'j
heeft genomen. De dames mogen niet r J
ken, mogen geen ake-up gebruiken.:/:!
moeten hun handen goed wassen voor)?
beginnen te werken. Zjj moeten hun hs*
dragen in een speciale muts en voor hj
werk gebruiken zij speciale rubbervingej
In het laboratorium staan werkbank*
die voorzien zijn van eer. eigen lucht:
veringsinstallatie. Deze reinigt de „schor
lucht in de werkruimte nog eens ex:
voor hij boven de werkbank komt. Di'
nodig, omdat op deze tafel uiterst
lige meetinstrumenten staan die zo
keurig zijn. dat zij een vijfduizend
deel van een millimeter meten.
Testen
Het grootste deel van de produktiei*
wordt besteed aan het testen. Na het r
elkaar zetten van de kogellagertjes ond' 1
gaan zij een uitvoerige en langdurige b
proeving. Voldoen zij aan de gestel
eisen, beter gezegd, worden er geen t
wijkingen geconstateerd, dan worden
verpakt.
Dat gebeurt in asperinebuisjes als I"
grotere hoeveelheden zijn of in plast: "J
vacutimverpakking. Pas daarna mogen i
lagertjes de stofvrije ruimte verlaten. I/I
verpakking is n.l. zo zorgvuldig, dat
geen stof bij kan komen.
Voor verzending maakt het bedrijf l"j
meest gebruik van de P.T.T. Dat kan pjj
makkelijk, want de lagertjes kunnen V-,
brief worden verzonden.