HET RIJKE JOODSE LEVEN
De sjlemiel der
historie
is geliquideerd
HONDERD JAAR NIEUW ISRAELIETISCH WEEKBLAD. OFWEL
Dr.l.H.J.VOS
MOEDER, Is het verhaal
waar, dat grootvader
vertelde? Is het waar,
dat er boven bij God
f f een beker staat en dat
bij ieder verdriet, dat
wij hebben, uit de ogen van God een
traan valt in die wonderbeker en dat,
als de tranenbeker vol is, dat eindelijk
de Messias zal komen? Is dat waar,
moeder?"
„Ja, mijn kind, dat is waar".
Het kind zwijgt, maar denkt en denkt. En dan
vraagt het opnieuw: „Maar hoe komt hel dan. moe
der, dat die beker nog steeda niet vol is, boordevol
met tranen? Zijn de tranen van al die eeuwen dan
opgedroogd? Of is er misschien een heel klein gaat
je in die beker, een gaatje waardoor de tranen
weer wegdruppelen?
En de moeder kijkt i
van haar kind en nt
de i
r haar opgeheven ogen
zwijgt en denkt ze, en lang
zaam vormt zich in haar ogen een traan. „O, God,
voeg deze traan bij de andere in uw volle beker.
Misschien."
Zomaar een citaat uit het Nieuw Israëlitisch Week
blad, dat aan zijn honderdste jaargang bezig is en
dat daarmee verreweg het oudste nog verschijnende
opinieblad in Nederland is. Ter gelegenheid van
dit feit, is met steun van het Prins Bernard Fonds,
een lijvige paperback uitgegeven, die de geschiede
nis van de eerbiedwaardige periodiek behandelt.
Een merkwaardig boek. het Rijke Joodse Leven,
geboekstaafd aan de hand van duizend en één merk
waardige, geestige, woedende, schrijnende cita
ten, maar méér dan dat, méér dan een documentai
re la Michel van der Plas.
Het kon ook bezwaarlijk anders; je kunt per slot
van rekening niet met jezelf aan het spotten blij
ven, als er een moment komt, waarop je geloofs-
en rasgenoten bij miljoenen tegelijk worden uitge
roeid. Bij deze nachtmerrie aangeland ontstijgt 't
boek (schrijver: dr. L. Lipschits) dan ook 't ni
veau van de meesmuilend beschreven sociale en re
ligieuze folklore en wordt het een huivering
wekkende aanklacht, niet in het minst tegen de
sjacher-mentaliteit van veel joden zelf, die dachten:
biijf zitten waar je zit en verroer je niet, dan laat
Hitier je wel met rust. Zo ontbreekt bijvoorbeeld
niet het hoofdartikel, dat hoofdredacteur Staal in
1932 schreef naar aanleiding van het feit, dat Hit-
Ier de joden ontzette uit openbare functies en ver
tegenwoordigende lichamen. Het luidt:
,,Is dit alles met betrekking tot de joden, wat Hit-
Ier wenscht? Alleen geen joden op de regeringsze
tels? Welnu, als dit het enige is, zullen wij de heer
Hitier dit pretje gunnen. Nog niet zo lang geleden
konden de vrouwen nergens in de regeringslichamen
plaats nemen en in sommige landen thans nog niet.
De Joden zullen dan gelijkgesteld zijn met de
vrouw, wat gezien de geestesgesteldheid van veel
mannen nog niet een een degradatie isEn
wat te zeggen van het volgende citaat, eveneens van
Staal:
„Wij weten, dat onze geloofs- en stambroeders in
Duitsland niet onfeilbaar waren. Wij weten pre
cies, hoe en waarin sommigen zijn tekort gescho
ten. Wij zijn niet blind voor het onverstandige opr
treden van velen hunner. Wij zijn vrij van alle een
zijdigheid, ja, wij geloven dat niet alles in het na
zisme even afkeurenswaardig is". En dan te we
ten, dat de goede man dit neerschreef in augus
tus 1938 toen Hitiers vernietigingsmachine al op vol
le toeren draaide. Was Staal zich misschien niet
bewust van wat er in Duitsland gebeurde Dan had
hij zijn eigen blad niet goed gelezen. Neem het vol
gende berichtje:
„Door den fotograaf Harder te Eisenchach is een
ansichtkaart gemaakt en in de omloop gebracht,
waarop een werptent is afgebeeld die op een kin
derfeest in deze stad aanwezig was. Als doelwit
voor het werpen waren karikaturen van joden op
gesteld. waarbij in grote letters opschriften als 't
volgende: treft jood in zijn bek, opdat hij zijn
schurkestreken vergete..." Het dateert uit 1935:
En de volgende beschrijving van de viering van
Rosj Hasjana, het joodse nieuwjaar, in Berlijn tref
fen we in de jaargang uit 1931 aan:
„Plotseling weerklonk een gebrul:, Deutschland
erwachte, Juda verrecke. Schalgt die Juden tot.
Wenn Judenblutt von Messer fliesst dan gehst noch
mal sogut e.d. Joods uitziende personen, die de
straten doorliepen werden met vuisten, gummiknup-
pels en Ijzeren staven geslagen onder het geroep:
de synagoge brandt; Sara pak je koffers.". Even
verder, In de jaargang uit 1953 zien we, dat de
lezers van 't Nieuw Israëlisch Weekblad zelfs wis
ten, wat de naam Dachau betekende, gezien het
volgende bericht:
„Slechts zeer zelden dringen vanuit de zorgvuldig
van de buitenwereld afgesloten Duitse concentratie
kampen tijdingen tot de algemene openbaarheid
door, waaruit maar al te duidelijk blijkt, hoe on
gehinderd zich daar willekeur en de scherpste ter
reur kunnen uitleven. Het ergst gaat het wel toe
in het Beierse concentratiekamp Dachau. Daar wordt
aan de willekeur der laagste instantie van de SA
geheel geen weerstand geboden. Dagelijks komen
in dit kamp zware mishandelingen van weerloze
gevangenen voor".
Op 27 november 1940 werd het Nieuw Israëlietisch
weekblad door de bezetters verboden, op 17 mei '45
verscheen het eerste nummer na de bevrijding
Met de tussenliggende beschamende periode van
het Joodsche Weekblad, uitgave van den Joodschen
Raad, heeft het NIW dus niets van doen gehad.
Trieste lectuur, die na-oorlogse nummers. Ze be
stonden bijna uitsluitend uit overlijdensadverten
ties in deze trant.
"Op 19 augustus overleed, totaal uitgeput en be
roofd van al zijn dierbaren, de heer John Bosboom
oud 44 jaar, gedurende 14 maanden mijn vriend in
lief en leed te Bergen Belsen. Zijn oprechte kame
raadschap en opofferende gemeenschapszin hebben
DE LEIDSE COURANT
hem voor ons allen onvergetelijk gemaakt. Namens
allen uit Bergen Belsen".
Het citaat over de wonderbeker vol tranen waar
mee dit verhaal begon, dateert uit '55. Het werd ge
schreven in het nummer, waarin de tiende verjaar
dag van de Duitse capitulatie werd herdacht, en er
moge uit blijken, dat ook de na-oorlogse periode de
joodse gemeenschap nog onpeilbaar leed moet heb
ben gebracht. Ook hier gaat het boek van dr. Lipisch
uitvoerig op in. Bijvoorbeeld de volgende alinea uit
het Limburgs Dagblad, gedateerd op 30 mei 1945:
„Boven de nevel zien we thans de schim van een
joodsch gevaar. Dit behoeft ons geenszins tot prin
cipiële antisemieten te maken, maar wel is het ui
terst noodzakelijk, dit grote gevaar te beseffen en
ons in pijnlijke verbazing af te vragen hoe 'n rege
ring het gebrek aan fijngevoeligheid kan hebben
om een volk, dat gedreven door. nationale collegi
aliteit, onze eigen joden herbergde en koesterde,
thans te overstelpen met geprivilligeerde en op al
le mogelijke hooge Militaire Gezagsposten en be
trekkingen in het openbare leven opduikende lieden.
Een andere schrijnende bladzijde is het lot van de
5000 joodse kinderen, die tijdens de oorlog door op
offerende pleegouders onder de hoede genomen,
vaak met levensgevaar na de bevrijding door
uitgedunde joodse gemeenschap werden terugge-
eist. Men herinnert zich ongetwijfeld de trieste ge
vallen Anneke Beekman en Betty Milhado, die uit
deze situatie resulteerden. Hoe delicaat de kwestie
lag, blijkt uit het volgende hoofdartikel in het NIW
„Ieder, die de joodse probleemstelling kent, van
de historie onzer vervolging op de hoogte is, moet
inzien dat hier geen Nederlandse kinderen vervolgd
werden als Nederlandse kinderen, maar Joodse kin
deren, met de bedoeling, niet de Nederlandse maar
de joodse bevolking te vernietigen. De overgeble
ven joden wensen geen verwijdering, zij zijn niet
ondankbaar zij kunnen echter in geen geval dulden,
dat de kinderen, de hoop voor de toekomst
dt gedunde gemeenschap ontgaan. Er bestaat een
krachtige wil tot samenwerking, maar vierkant en
open staan wij tegenover de doop onzer kleinen, te
genover het vervreemden van eigen omgeving,te
gen het verliezen van de band met het joodse volk.
Duidelijk opgelucht schrijft dr. Lipschits aan het
eind van het hoofdstuk, dat dit probleem behandelt
„In februari 1965 het NIW was aan zijn honderd
ste jaargang bezig werd het vraagstuk der jood
se oorlogswezen geschiedenis: het laatste kind
werd in die maand meerderjarig."
Verrukkelijke bloemlezing
Men durft na deze onheilszwangere jaargangen,
waarin op iedere bladzijde de bijna totale onder
gang van gans een volksdeel beschreven staat
„een onafgebroken lijn, die steeds dieper voert
tot dat diepe, waar wij ons geen enkele voorstel
ling van kunnen maken" bijna niet meer te spre
ken over de rest van de historie van het Nieuw
Israëlitisch Weekblad, zo futiel lijkt, die in vergelij
king met wat er later gebeuren zou. Maar dr. Lip
schits doet het rustig en inderdaad is het voor de
kennis van de geschiedenis der joodse gemeenschap
in Nederland essentiël, in al die vergeelde nummers
te grasduinen. Hoe leefden de joden? Wat hield hen
bezig? Waar streefden zij naar? Hoe was hun ver
houding onderling en die tot de rest van de natie?
Het eerste deel van Lipschits boek geeft verruk
kelijke antwoorden op dit soort vragen? Hier onder
vindt u zomaar een willekeurige bloemlezing.
het Nieuw Israëlietisch Weekblad in de Amsterdamse binnenstadhonderd jaar geleden.
Feuilleton uit 1869.- „O, hoe schoon
zijt gij, mijne vriendin, uwe ogen
zijn zacht als die der druiven",
riep Benoni, de rijkste van Stam
boel* wisselaren, in geestdrift uit,
zijn geliefde gade, Leïla, zacht-
kens tot zich trekkend en in zijne
armen sluitende, terwijl de kinde
ren dezer minnenden op het kost
baar tapijt aan hunne voeten dar
telden. Leïla omhelsde haren
echtgenoot, kuste hem vurig,
en lispelde in de beeldrijke taal
van het Hooglied (hare moeder
taal): ,,Ik ben de roos van Sarons,
de lelie des dals". Benoni wilde
antwoorden, maar Leïla bedekte
met hare sneeuwwitte hand zijnen
mond en fluisterde, hem steeds
vaster knellend: Gelijk de appel
boom onder de bomen der bossen,
zoo is mijn vriend onder de jonge
lingen. Bekoorlijk is mij zijne
schaduw en zoet zijn zijne vruch
ten voor mijn verhemelte". Het
spel moede luisterden de kinderen
vaar de zoetklinkende woorden
der ouderen
•k
Over het dragen van uniformen
door de bewoners van joodse be
jaardentehuizen, waartegen verzet
kwam: „Het feit, dat onze oudjes
door hunne kleding duidelijk ken
baar zijn, is van groot belang. Juist
dit costuum is voor vele oudjes een
redding geweest bij het te water ge
raken, bij ongevallen op straat enz.
en ook is het daardoor menigmaal
uitgekomen, dat oudjes zich schul
dig gemaakt hadden aan bedelarij
of zich aan misbruik van sterke
drank bezondigden
Ingezonden brief uit 1889 over de
wyze, waarop een caféhouder lid
was geworden van de kerkeraad van
Leeuwarden: „Deu ochtend van de
Vele advertenties hielden verband
met goed „nasjen" (eten) want
vasten is Gode welbehaaglijk,
maar gegeten moet er ook worden.
De joodse koekebakker Liever met
zijn Hebreeuwse chocoladeletters
voor chanoekafeest.
stemming begeven zjj zich naar een
kroeg. Daarheen weten zy alle kie
zers te lokken, die nogal van echte
Schiedammer houden. Velen gaan
half dronken ter stembus en weten
te bewerken, dat iemand, die nog
byna nooit een synagoge heeft be
zocht; die krachtens zyn optreden
toont, niets met Abraham noch met
diens God te maken te willen heb
ben, een kroeghouder, tot raadslid
wordt gekozen."
Oproep tot financiële steun uit 1927:
.HEVIG BLOEDVERLIES. O, wat
ontzettend, daar ligt hij, op zijn
ziekbed, overmand door hevige
bloedspuwingen, nog in de kracht
van zijn leven, hij, die stumper, die
zelf altijd goed was voor zijn mede
mensen, altijd hulp verleende, waar
dat nodig was, is nu zelf een wrak.
Wat moet er in hem omgaan, te
moeten lijden in het aangezicht van
een ziekelijke vrouw en 4 stumpers
van kinderen. De moeder kan door
rheumatiek en oogziekte ook al niet
voorzien in de dagelijkse benodigd
heden. Helpt deze fatsoenlijke, bra
ve mensen aan een klein beetje
levensvreugde. ER IS HEEL VEEL
GELD NODIG
Uit een hoofdartikel van hoofdre
dacteur Elte ter gelegenheid van
het bezoek, dat koningin-moeder
Emma en koningin Wilhelmina
brengen aan Amsterdam: Geëer
biedigde Koningin; geëerbiedigde
Koningin-Regentes, langs deze
weg naderen wij eerbiedig Uw
troon en zeggen: Mevrouw, indien
onverhoopt iets van dat ongeoor
loofd optreden (bedoeld wordt het
aandringen op een republiek door
de Sociaal Democratische Bond.
waarin ook enkele joden zaten)
van enkele zich noemende joden
ook ter Uwer kennisse mocht zijn
gekomen, dat het U dan moge be
hagen, de verzekering aan te ne
men, dat het jodendom als zoda
nig geheel onschuldig is aan dat
misdadig optreden; dat zij, die
zich 'niet enkel joden noemen,
maar het ook in waarheid zijn,
als altijd gerekend mogen worden
Verslag van het bezoek, dat prinses
Juliana ih 1938 aan d Joodsche In
valide bracht „Straks komt zij, in
Wier handen eenmaal zal liggen hel
lot van het Vaderland zoals het
thans veertig jaar heeft berust bij
Haar Koninklijke Moeder, zij, in
hoogheid gezeten aan de treden van
den troon; Zij, omgeven door vor
stelijke luister Zij daalt neer naar
de armen van Haar volk; naar rle
sponde der lijdenden; naar hen, die
gebukt gaan onder ongeneeslijke
smart; naar hen, wier tong ver
lamd, wier oog verduisterd, wier
ledematen verschrompeld zijn. Zij
wil hen toespreken, door Haar be
moedigende blik troost bieden, in
den feestelijken tijd een lichtstraal
brengen, ook op hun pad Wie
kan gevoelen, wat in he. hart van
al deze door het noodlot gewonden
omgaat bij het zien van hun Prin
ses, bij het hooren van Haar vrien
delijke stem, bij he' gemoedelijke
woord van opbeuring, bij den gul
len dank voor het aangeboden hul
deblijk Wordt h°t woord des pro
feten waarheid in dit wondere
uur Ontspant zich de tong der
sprakeloze - stamelt de stomme
klanken van dank aan den AlgoedP,
Die hem dit moment liet beleven
In het jodendom wordt veel
„geleerd"'t N.I.W. deed daaraan
mee door educatieve artikelen over
geloof en zeden. Wat matses
waren wist iedereen, maar ook hoe
ze gebakken werden? Voordat de
matses gebakken worden, reinigt
men met een gasvlam de deeg-
machine.
Trillen de bewegingloze kaken met
het van vreugde bevende hart in
dit ongedachte uur Komt er glans
in de doffe ogen bij het licht van
den vorstelijke glans
Een advertentie „MEISJES IN
NOOD. zakelijk is het. indien u op
de hoogt" van het koken wilt zijn.
dat u dan ook hebt den vyfden ver-
bcterenden en vermeerderden druk
van het oorspronkelijke Israëlitisch
Kookboek van S. Vos.
Een huwelijksadvertentie: ,,Een
honorabel jongeling, 26 jaar oud,
wenst in het huwelijk te treden
met een meisje van den Israël.
Godsdienst, tussen de 20 en 30 ja
ren, en bruidschat van minstens
20.000 gld. (Twintig Duizend Gul
den) kunnende aanbrengen. In 't
huwelijk wordt zij Mevrouw ge
noemd".
Nog een „ZELDZAME GELEGEN
HEID bestaat er voor een energiek
orthodox bem. jongmens om een
prachtige affaire met of zonder
dochter over te nemen. Brieven met
opgaaf van beschikbaar kapitaal
enz. worden ingewacht
En nog een: ..Huwelijk. Lieve,
fatsoenlijke, huishoudelijke, een
voudige, rijke dames, die oud, le
lijk, corpulent of gebrekkig, doch
niet ziekelijk zijn, kunnen thans
een prachtig huwelijk doen".
Een ander soort advertentie; „De
ondergetekende beveelt zich min
zaam aan tot het VERHUREN van
alle benoodigdheden voor Besnijde
nissen en andere gelegenheden, als
ook van Zitstoelen gedurende treur
dagen en Tochtschermen tegen con
currerende prijzen".
Verslag van de huldiging van de
jubilerende rabbyn Coppenhagen:
„Hy zag wel erg tegen deze bijeen
komst op, maar toch is de hulde
hem niet onaangenaam geweest.
Zoo bescheiden als gezegd, is spr.
niet. Eigenlyk is spr. in het geheel
niet bescheiden. Dit zeggende, denkt
hy aan het verhaal van een jong
meisje, dat zich treurig gestemd
voelde, omdat zy meende, gezondigd
te hebben. Voor den geestelijke haar
gemoed uitstortende, verklaarde zij
zich bezwaard te gevoelen door de
zonde der ydelheid. Zij had vaak
zich voor den spiegel geplaatst en
gezegd: wat ben ik toch mooi Het
antwoord van den geestelijke luid
de: Myn kind, dat is geen ydelheid,
maar een vergissing (Luid gelach).
Met een variatie op dit antwoord
zou spr. willen zeggen, dat men
slechts ijdel kan zijn op hoedanig
heden, die men bezit
Een advertentie uit 1903:
EET JE SJABBES BIJ ME?
Samensprüak tusschen Betje
en Rachel.
Rachel: Waarom? Wat heb je
voor lekkers?
Betje: Lekkers? Lekkers? Ik heb
die uitmuntende spersieboontjes
van R. Koster-de Kromme, Wees-
perstraat 91, voor 53 centen, on
der Rabbinaal toezicht. Daar zit
zes pond in, nagewogen, daar eten
we met ons hele huishouden
Hoofdredacteur Elte contra Juf
frouw Omstein van de Nederland
se Zionistenbond „Het begint nu
evenwel gevaarlijker te worden. Tot
nu toe waren het de heren der
Schepping, die over ons heen vie
len. Thans is het iemand van het
zwakke geslacht, die een aanval op
ons doet en nu wordt het gevaarlij
ker. Want wil je wat galant zijn,
dan moet men met de zwakke kun-nj
ne wat medelijden hebben, en dan,
mag je haar slechts met glacé
handschoenen te woord staan. Je
moogt niet zeggen: waarde juf, ge
werpt zo met modder, dat het waar- I
lijk schijnt, alsof ge erin zyt opge
groeid, en uwe kinder- en meisjes-
jaren gesleten hebt in een buurt,
die weldra tot het verleden zal be
horen, en waar het, volgens de ver
klaring van raadsleden en pers-
kwalijk riekt, om ons;
de zwakkej
kunne euphemistlsch uit te druk
ken, dat het niet alles aroma is,
wat zich gehecht heeft aan de plun
je van hem of héAr, die er lang
heeft getoefd."
Mededeling van de uitgever inj
1893 „Daar dcfor een c o 1 p o r - j
teur, zekeren H. Brander, overal'
wordt verteld, dat het NIEUW'
ISRAEL. WEEKBLAD een oplage
van slechts 500 nrs heeft, bericht
de uitgever J. L. Joachimsthal, dat
de heeren Gebr. Binger, Warmoes- i
straat alhier, wegens een gebrek
aan de machine aan de drukkerij
des heeren Clausen van zijn blad
een oplaag van 4000 ex. hebben ge
drukt, terwijl ook de heeren Adver- J
teerders bleefd worden uitgenoo-
digd, zich des Donderdags zonder
voorafgaande kennisgeving te over
tuigen, dat iedere week TEN MIN
STE 4000 EXEMPLAREN ter druk
kerij St.-Jansstraat 40 worden ge-
Een hoofdartikel van hoofdredac
teur Elte tegen het Zionistische stre
ven om terug te keren naar Israël;
het dateert uit 1902. „Het Duitsche
antiesemitisme moge bloeien gelijk
de grashalm op het veld, het zal
nimmer gedijen of van hoogen hand
gesanctioneerd worden. Zoodat ik
mij best kan verklaren, dat de Duit
sche Jood met de schoonheden van
het beloofde land in het gunstigste
geval slechts als tourist zal wen-
schen kennis te maken
JOODSCHE KIEZERS!
WEET GIJ, dat de Sociaal-Democraten in den Beierschen Landdag in 1930
de wet hielpen tot stand brengen, waarbij het ritueel tUcbtco verboden werd?
WEET GIJ, dat Sociaal-Democraten in den Gemeenteraad van Potsdam
er met genoegen toe medewerkten, om Hitier lot Eere-borfcr te benoemen
WEET GIJ, dat de Duitsche Sociaal-Democraten eens prat zijn gegaan
op de kracht van hun Vakverbond, dat nu in vollen omvang zich
aan Hitier heeft overgeleverd
WEET GIJ, dat onder Liberaal bewind sedert eeuwen de joden in
Nederland vrijheid van Godsdienst hebben genoten
WEET GIJ, dat het versterken van de Sociaal-Democratie beteekent.
het versterken van het Marxisme, dus het binnenhalen van het
Anti-Semitisme, evenals dit in Duitschland is geschied
WEET GIJ, dat de Mirxiiteo io Rusland Uw synagogen hebben verwoest
en het vervullen van Uw Godsdienstplichten verboden is?
Alleen het Liberalisme is het eenige bolwerk tegen het Anti-Semitiime
Stemt daarom op 26 April
No. 1 van LIÜST 15 tm
Met bovenstaande is de cirkel rond, want van
hogerhand werd het antisemitisme later op afgrij
selijke wijze gesanctioneerd, en niet alleen de
Duitse joden, maar alle joden der wereld zijn in
grote massa's opgetrokken naar Israël, niet als
toerist, maar om er met bloed, zweet en tranen
een eigen leefbare joodse staat uit de woestijnbo
dem te stampen. Ook hiervan maakt het Nieuw
Israëlietisch Weekblad trouw gewag, wanneer het
eenmaal zover is. Eens stond er in een hoofdar
tikel: „Uit religieuze gronden mogen wij ons niet
aansluiten bij hen, die de joden weder tot een
zelfsiandig volk willen maken; tot een volk, dat op
eigen bodem leeft en ook politieke functieën
oefent". Als contrast het volgende verslag (in een
sier-rand) toen de Verenigde Naties in 1947 op het
sticht:
„De waardige, verstandige en gevoelige joodse po
liticus Moshé Shertok (de latere Sjaret) verliet dc
slotzitting der UNO-vergadering anders, dan hij
haar had betreden. Hij kwam daar als pleitbezor
ger der joodse zaak namens de Jewish Agency.
Hij verliet dc zaal als eerste vertegenwoordiger
van het door het delingsbesluit stilzwijgend erken
de joodse volk. De jood, overal ter wereld, die za
terdagavond door de radio het besluit vernam, be
greep het eveneens zo. Hij voelde de tijding voor
alles als een bevrijding, als een erkenning van het
joodse volk als volwaardig lid der volkerengemeen
schap. Voor de eerste maal in ballingschap heeft
de wereld tegenover jodenvervolging en uitmoor
ding nu joodse zelfbeschikking en zelfstandigheid
gesteld. De genade de: volkeren maakt plaats
voor recht. De rachmones-jood, of zoals Weiz-
mann liet eens zei: de sjlemiel der historie" is
geliquideerd."
Een merkwaardig boek. zeiden wij in het begin.
Een merkwaardig blad dan ook, dat Nieuw Israë
lietisch Weekblad, dat nu als oudste opinievormende
periodiek in Nederland aan zijn honderdste jaar
gang bezig is. Een lijn zit er eigenlijk niet in. al
heeft het vaak de pretentie van een lijn gehad,
met name waar het er om ging, het orthodoxe jo
dendom te verdedigen tegen liberale invloeden.
Het is gewoon door de jaren heen de spiegel ge
weest van wat er in de joodse gemeenschap in Ne
derland omging. Gein cn bloedige ernst, bekrom
penheid en wereldontstijgcnde profetie, lachwek
kende haarkloverij naast universele wijsheid.
Maar bovenal: het is blijven bestaan en het heeft
een toekomst. Of, zoals dr. Lipschits het zegt in
de slotzin van zijn herdenkingsboek:
„De joden in Nederland kunnen weer gemeen
schappelijk hun treurdagen eerbiedigen cn hun
feestdagen vieren. Zeker, er zijn méér treurdagen
dan vroeger, maar er is ook een feestdag bijgeko
men: joni ha-atsmaoet, de onafhankelijkheidsdag
van Israël. Want vooral in de strijd om de stich
ting cn het voortbestaan van de joodse staat heeft
de joodse gemeenschap de kracht gevonden om ge
zamenlijk tot een herleving te komen".