HET RIJKE JOODSE LEVEN De sjlemiel der historie is geliquideerd HONDERD JAAR NIEUW ISRAELIETISCH WEEKBLAD. OFWEL Dr.l.H.J.VOS MOEDER, Is het verhaal waar, dat grootvader vertelde? Is het waar, dat er boven bij God f f een beker staat en dat bij ieder verdriet, dat wij hebben, uit de ogen van God een traan valt in die wonderbeker en dat, als de tranenbeker vol is, dat eindelijk de Messias zal komen? Is dat waar, moeder?" „Ja, mijn kind, dat is waar". Het kind zwijgt, maar denkt en denkt. En dan vraagt het opnieuw: „Maar hoe komt hel dan. moe der, dat die beker nog steeda niet vol is, boordevol met tranen? Zijn de tranen van al die eeuwen dan opgedroogd? Of is er misschien een heel klein gaat je in die beker, een gaatje waardoor de tranen weer wegdruppelen? En de moeder kijkt i van haar kind en nt de i r haar opgeheven ogen zwijgt en denkt ze, en lang zaam vormt zich in haar ogen een traan. „O, God, voeg deze traan bij de andere in uw volle beker. Misschien." Zomaar een citaat uit het Nieuw Israëlitisch Week blad, dat aan zijn honderdste jaargang bezig is en dat daarmee verreweg het oudste nog verschijnende opinieblad in Nederland is. Ter gelegenheid van dit feit, is met steun van het Prins Bernard Fonds, een lijvige paperback uitgegeven, die de geschiede nis van de eerbiedwaardige periodiek behandelt. Een merkwaardig boek. het Rijke Joodse Leven, geboekstaafd aan de hand van duizend en één merk waardige, geestige, woedende, schrijnende cita ten, maar méér dan dat, méér dan een documentai re la Michel van der Plas. Het kon ook bezwaarlijk anders; je kunt per slot van rekening niet met jezelf aan het spotten blij ven, als er een moment komt, waarop je geloofs- en rasgenoten bij miljoenen tegelijk worden uitge roeid. Bij deze nachtmerrie aangeland ontstijgt 't boek (schrijver: dr. L. Lipschits) dan ook 't ni veau van de meesmuilend beschreven sociale en re ligieuze folklore en wordt het een huivering wekkende aanklacht, niet in het minst tegen de sjacher-mentaliteit van veel joden zelf, die dachten: biijf zitten waar je zit en verroer je niet, dan laat Hitier je wel met rust. Zo ontbreekt bijvoorbeeld niet het hoofdartikel, dat hoofdredacteur Staal in 1932 schreef naar aanleiding van het feit, dat Hit- Ier de joden ontzette uit openbare functies en ver tegenwoordigende lichamen. Het luidt: ,,Is dit alles met betrekking tot de joden, wat Hit- Ier wenscht? Alleen geen joden op de regeringsze tels? Welnu, als dit het enige is, zullen wij de heer Hitier dit pretje gunnen. Nog niet zo lang geleden konden de vrouwen nergens in de regeringslichamen plaats nemen en in sommige landen thans nog niet. De Joden zullen dan gelijkgesteld zijn met de vrouw, wat gezien de geestesgesteldheid van veel mannen nog niet een een degradatie isEn wat te zeggen van het volgende citaat, eveneens van Staal: „Wij weten, dat onze geloofs- en stambroeders in Duitsland niet onfeilbaar waren. Wij weten pre cies, hoe en waarin sommigen zijn tekort gescho ten. Wij zijn niet blind voor het onverstandige opr treden van velen hunner. Wij zijn vrij van alle een zijdigheid, ja, wij geloven dat niet alles in het na zisme even afkeurenswaardig is". En dan te we ten, dat de goede man dit neerschreef in augus tus 1938 toen Hitiers vernietigingsmachine al op vol le toeren draaide. Was Staal zich misschien niet bewust van wat er in Duitsland gebeurde Dan had hij zijn eigen blad niet goed gelezen. Neem het vol gende berichtje: „Door den fotograaf Harder te Eisenchach is een ansichtkaart gemaakt en in de omloop gebracht, waarop een werptent is afgebeeld die op een kin derfeest in deze stad aanwezig was. Als doelwit voor het werpen waren karikaturen van joden op gesteld. waarbij in grote letters opschriften als 't volgende: treft jood in zijn bek, opdat hij zijn schurkestreken vergete..." Het dateert uit 1935: En de volgende beschrijving van de viering van Rosj Hasjana, het joodse nieuwjaar, in Berlijn tref fen we in de jaargang uit 1931 aan: „Plotseling weerklonk een gebrul:, Deutschland erwachte, Juda verrecke. Schalgt die Juden tot. Wenn Judenblutt von Messer fliesst dan gehst noch mal sogut e.d. Joods uitziende personen, die de straten doorliepen werden met vuisten, gummiknup- pels en Ijzeren staven geslagen onder het geroep: de synagoge brandt; Sara pak je koffers.". Even verder, In de jaargang uit 1953 zien we, dat de lezers van 't Nieuw Israëlisch Weekblad zelfs wis ten, wat de naam Dachau betekende, gezien het volgende bericht: „Slechts zeer zelden dringen vanuit de zorgvuldig van de buitenwereld afgesloten Duitse concentratie kampen tijdingen tot de algemene openbaarheid door, waaruit maar al te duidelijk blijkt, hoe on gehinderd zich daar willekeur en de scherpste ter reur kunnen uitleven. Het ergst gaat het wel toe in het Beierse concentratiekamp Dachau. Daar wordt aan de willekeur der laagste instantie van de SA geheel geen weerstand geboden. Dagelijks komen in dit kamp zware mishandelingen van weerloze gevangenen voor". Op 27 november 1940 werd het Nieuw Israëlietisch weekblad door de bezetters verboden, op 17 mei '45 verscheen het eerste nummer na de bevrijding Met de tussenliggende beschamende periode van het Joodsche Weekblad, uitgave van den Joodschen Raad, heeft het NIW dus niets van doen gehad. Trieste lectuur, die na-oorlogse nummers. Ze be stonden bijna uitsluitend uit overlijdensadverten ties in deze trant. "Op 19 augustus overleed, totaal uitgeput en be roofd van al zijn dierbaren, de heer John Bosboom oud 44 jaar, gedurende 14 maanden mijn vriend in lief en leed te Bergen Belsen. Zijn oprechte kame raadschap en opofferende gemeenschapszin hebben DE LEIDSE COURANT hem voor ons allen onvergetelijk gemaakt. Namens allen uit Bergen Belsen". Het citaat over de wonderbeker vol tranen waar mee dit verhaal begon, dateert uit '55. Het werd ge schreven in het nummer, waarin de tiende verjaar dag van de Duitse capitulatie werd herdacht, en er moge uit blijken, dat ook de na-oorlogse periode de joodse gemeenschap nog onpeilbaar leed moet heb ben gebracht. Ook hier gaat het boek van dr. Lipisch uitvoerig op in. Bijvoorbeeld de volgende alinea uit het Limburgs Dagblad, gedateerd op 30 mei 1945: „Boven de nevel zien we thans de schim van een joodsch gevaar. Dit behoeft ons geenszins tot prin cipiële antisemieten te maken, maar wel is het ui terst noodzakelijk, dit grote gevaar te beseffen en ons in pijnlijke verbazing af te vragen hoe 'n rege ring het gebrek aan fijngevoeligheid kan hebben om een volk, dat gedreven door. nationale collegi aliteit, onze eigen joden herbergde en koesterde, thans te overstelpen met geprivilligeerde en op al le mogelijke hooge Militaire Gezagsposten en be trekkingen in het openbare leven opduikende lieden. Een andere schrijnende bladzijde is het lot van de 5000 joodse kinderen, die tijdens de oorlog door op offerende pleegouders onder de hoede genomen, vaak met levensgevaar na de bevrijding door uitgedunde joodse gemeenschap werden terugge- eist. Men herinnert zich ongetwijfeld de trieste ge vallen Anneke Beekman en Betty Milhado, die uit deze situatie resulteerden. Hoe delicaat de kwestie lag, blijkt uit het volgende hoofdartikel in het NIW „Ieder, die de joodse probleemstelling kent, van de historie onzer vervolging op de hoogte is, moet inzien dat hier geen Nederlandse kinderen vervolgd werden als Nederlandse kinderen, maar Joodse kin deren, met de bedoeling, niet de Nederlandse maar de joodse bevolking te vernietigen. De overgeble ven joden wensen geen verwijdering, zij zijn niet ondankbaar zij kunnen echter in geen geval dulden, dat de kinderen, de hoop voor de toekomst dt gedunde gemeenschap ontgaan. Er bestaat een krachtige wil tot samenwerking, maar vierkant en open staan wij tegenover de doop onzer kleinen, te genover het vervreemden van eigen omgeving,te gen het verliezen van de band met het joodse volk. Duidelijk opgelucht schrijft dr. Lipschits aan het eind van het hoofdstuk, dat dit probleem behandelt „In februari 1965 het NIW was aan zijn honderd ste jaargang bezig werd het vraagstuk der jood se oorlogswezen geschiedenis: het laatste kind werd in die maand meerderjarig." Verrukkelijke bloemlezing Men durft na deze onheilszwangere jaargangen, waarin op iedere bladzijde de bijna totale onder gang van gans een volksdeel beschreven staat „een onafgebroken lijn, die steeds dieper voert tot dat diepe, waar wij ons geen enkele voorstel ling van kunnen maken" bijna niet meer te spre ken over de rest van de historie van het Nieuw Israëlitisch Weekblad, zo futiel lijkt, die in vergelij king met wat er later gebeuren zou. Maar dr. Lip schits doet het rustig en inderdaad is het voor de kennis van de geschiedenis der joodse gemeenschap in Nederland essentiël, in al die vergeelde nummers te grasduinen. Hoe leefden de joden? Wat hield hen bezig? Waar streefden zij naar? Hoe was hun ver houding onderling en die tot de rest van de natie? Het eerste deel van Lipschits boek geeft verruk kelijke antwoorden op dit soort vragen? Hier onder vindt u zomaar een willekeurige bloemlezing. het Nieuw Israëlietisch Weekblad in de Amsterdamse binnenstadhonderd jaar geleden. Feuilleton uit 1869.- „O, hoe schoon zijt gij, mijne vriendin, uwe ogen zijn zacht als die der druiven", riep Benoni, de rijkste van Stam boel* wisselaren, in geestdrift uit, zijn geliefde gade, Leïla, zacht- kens tot zich trekkend en in zijne armen sluitende, terwijl de kinde ren dezer minnenden op het kost baar tapijt aan hunne voeten dar telden. Leïla omhelsde haren echtgenoot, kuste hem vurig, en lispelde in de beeldrijke taal van het Hooglied (hare moeder taal): ,,Ik ben de roos van Sarons, de lelie des dals". Benoni wilde antwoorden, maar Leïla bedekte met hare sneeuwwitte hand zijnen mond en fluisterde, hem steeds vaster knellend: Gelijk de appel boom onder de bomen der bossen, zoo is mijn vriend onder de jonge lingen. Bekoorlijk is mij zijne schaduw en zoet zijn zijne vruch ten voor mijn verhemelte". Het spel moede luisterden de kinderen vaar de zoetklinkende woorden der ouderen •k Over het dragen van uniformen door de bewoners van joodse be jaardentehuizen, waartegen verzet kwam: „Het feit, dat onze oudjes door hunne kleding duidelijk ken baar zijn, is van groot belang. Juist dit costuum is voor vele oudjes een redding geweest bij het te water ge raken, bij ongevallen op straat enz. en ook is het daardoor menigmaal uitgekomen, dat oudjes zich schul dig gemaakt hadden aan bedelarij of zich aan misbruik van sterke drank bezondigden Ingezonden brief uit 1889 over de wyze, waarop een caféhouder lid was geworden van de kerkeraad van Leeuwarden: „Deu ochtend van de Vele advertenties hielden verband met goed „nasjen" (eten) want vasten is Gode welbehaaglijk, maar gegeten moet er ook worden. De joodse koekebakker Liever met zijn Hebreeuwse chocoladeletters voor chanoekafeest. stemming begeven zjj zich naar een kroeg. Daarheen weten zy alle kie zers te lokken, die nogal van echte Schiedammer houden. Velen gaan half dronken ter stembus en weten te bewerken, dat iemand, die nog byna nooit een synagoge heeft be zocht; die krachtens zyn optreden toont, niets met Abraham noch met diens God te maken te willen heb ben, een kroeghouder, tot raadslid wordt gekozen." Oproep tot financiële steun uit 1927: .HEVIG BLOEDVERLIES. O, wat ontzettend, daar ligt hij, op zijn ziekbed, overmand door hevige bloedspuwingen, nog in de kracht van zijn leven, hij, die stumper, die zelf altijd goed was voor zijn mede mensen, altijd hulp verleende, waar dat nodig was, is nu zelf een wrak. Wat moet er in hem omgaan, te moeten lijden in het aangezicht van een ziekelijke vrouw en 4 stumpers van kinderen. De moeder kan door rheumatiek en oogziekte ook al niet voorzien in de dagelijkse benodigd heden. Helpt deze fatsoenlijke, bra ve mensen aan een klein beetje levensvreugde. ER IS HEEL VEEL GELD NODIG Uit een hoofdartikel van hoofdre dacteur Elte ter gelegenheid van het bezoek, dat koningin-moeder Emma en koningin Wilhelmina brengen aan Amsterdam: Geëer biedigde Koningin; geëerbiedigde Koningin-Regentes, langs deze weg naderen wij eerbiedig Uw troon en zeggen: Mevrouw, indien onverhoopt iets van dat ongeoor loofd optreden (bedoeld wordt het aandringen op een republiek door de Sociaal Democratische Bond. waarin ook enkele joden zaten) van enkele zich noemende joden ook ter Uwer kennisse mocht zijn gekomen, dat het U dan moge be hagen, de verzekering aan te ne men, dat het jodendom als zoda nig geheel onschuldig is aan dat misdadig optreden; dat zij, die zich 'niet enkel joden noemen, maar het ook in waarheid zijn, als altijd gerekend mogen worden Verslag van het bezoek, dat prinses Juliana ih 1938 aan d Joodsche In valide bracht „Straks komt zij, in Wier handen eenmaal zal liggen hel lot van het Vaderland zoals het thans veertig jaar heeft berust bij Haar Koninklijke Moeder, zij, in hoogheid gezeten aan de treden van den troon; Zij, omgeven door vor stelijke luister Zij daalt neer naar de armen van Haar volk; naar rle sponde der lijdenden; naar hen, die gebukt gaan onder ongeneeslijke smart; naar hen, wier tong ver lamd, wier oog verduisterd, wier ledematen verschrompeld zijn. Zij wil hen toespreken, door Haar be moedigende blik troost bieden, in den feestelijken tijd een lichtstraal brengen, ook op hun pad Wie kan gevoelen, wat in he. hart van al deze door het noodlot gewonden omgaat bij het zien van hun Prin ses, bij het hooren van Haar vrien delijke stem, bij he' gemoedelijke woord van opbeuring, bij den gul len dank voor het aangeboden hul deblijk Wordt h°t woord des pro feten waarheid in dit wondere uur Ontspant zich de tong der sprakeloze - stamelt de stomme klanken van dank aan den AlgoedP, Die hem dit moment liet beleven In het jodendom wordt veel „geleerd"'t N.I.W. deed daaraan mee door educatieve artikelen over geloof en zeden. Wat matses waren wist iedereen, maar ook hoe ze gebakken werden? Voordat de matses gebakken worden, reinigt men met een gasvlam de deeg- machine. Trillen de bewegingloze kaken met het van vreugde bevende hart in dit ongedachte uur Komt er glans in de doffe ogen bij het licht van den vorstelijke glans Een advertentie „MEISJES IN NOOD. zakelijk is het. indien u op de hoogt" van het koken wilt zijn. dat u dan ook hebt den vyfden ver- bcterenden en vermeerderden druk van het oorspronkelijke Israëlitisch Kookboek van S. Vos. Een huwelijksadvertentie: ,,Een honorabel jongeling, 26 jaar oud, wenst in het huwelijk te treden met een meisje van den Israël. Godsdienst, tussen de 20 en 30 ja ren, en bruidschat van minstens 20.000 gld. (Twintig Duizend Gul den) kunnende aanbrengen. In 't huwelijk wordt zij Mevrouw ge noemd". Nog een „ZELDZAME GELEGEN HEID bestaat er voor een energiek orthodox bem. jongmens om een prachtige affaire met of zonder dochter over te nemen. Brieven met opgaaf van beschikbaar kapitaal enz. worden ingewacht En nog een: ..Huwelijk. Lieve, fatsoenlijke, huishoudelijke, een voudige, rijke dames, die oud, le lijk, corpulent of gebrekkig, doch niet ziekelijk zijn, kunnen thans een prachtig huwelijk doen". Een ander soort advertentie; „De ondergetekende beveelt zich min zaam aan tot het VERHUREN van alle benoodigdheden voor Besnijde nissen en andere gelegenheden, als ook van Zitstoelen gedurende treur dagen en Tochtschermen tegen con currerende prijzen". Verslag van de huldiging van de jubilerende rabbyn Coppenhagen: „Hy zag wel erg tegen deze bijeen komst op, maar toch is de hulde hem niet onaangenaam geweest. Zoo bescheiden als gezegd, is spr. niet. Eigenlyk is spr. in het geheel niet bescheiden. Dit zeggende, denkt hy aan het verhaal van een jong meisje, dat zich treurig gestemd voelde, omdat zy meende, gezondigd te hebben. Voor den geestelijke haar gemoed uitstortende, verklaarde zij zich bezwaard te gevoelen door de zonde der ydelheid. Zij had vaak zich voor den spiegel geplaatst en gezegd: wat ben ik toch mooi Het antwoord van den geestelijke luid de: Myn kind, dat is geen ydelheid, maar een vergissing (Luid gelach). Met een variatie op dit antwoord zou spr. willen zeggen, dat men slechts ijdel kan zijn op hoedanig heden, die men bezit Een advertentie uit 1903: EET JE SJABBES BIJ ME? Samensprüak tusschen Betje en Rachel. Rachel: Waarom? Wat heb je voor lekkers? Betje: Lekkers? Lekkers? Ik heb die uitmuntende spersieboontjes van R. Koster-de Kromme, Wees- perstraat 91, voor 53 centen, on der Rabbinaal toezicht. Daar zit zes pond in, nagewogen, daar eten we met ons hele huishouden Hoofdredacteur Elte contra Juf frouw Omstein van de Nederland se Zionistenbond „Het begint nu evenwel gevaarlijker te worden. Tot nu toe waren het de heren der Schepping, die over ons heen vie len. Thans is het iemand van het zwakke geslacht, die een aanval op ons doet en nu wordt het gevaarlij ker. Want wil je wat galant zijn, dan moet men met de zwakke kun-nj ne wat medelijden hebben, en dan, mag je haar slechts met glacé handschoenen te woord staan. Je moogt niet zeggen: waarde juf, ge werpt zo met modder, dat het waar- I lijk schijnt, alsof ge erin zyt opge groeid, en uwe kinder- en meisjes- jaren gesleten hebt in een buurt, die weldra tot het verleden zal be horen, en waar het, volgens de ver klaring van raadsleden en pers- kwalijk riekt, om ons; de zwakkej kunne euphemistlsch uit te druk ken, dat het niet alles aroma is, wat zich gehecht heeft aan de plun je van hem of héAr, die er lang heeft getoefd." Mededeling van de uitgever inj 1893 „Daar dcfor een c o 1 p o r - j teur, zekeren H. Brander, overal' wordt verteld, dat het NIEUW' ISRAEL. WEEKBLAD een oplage van slechts 500 nrs heeft, bericht de uitgever J. L. Joachimsthal, dat de heeren Gebr. Binger, Warmoes- i straat alhier, wegens een gebrek aan de machine aan de drukkerij des heeren Clausen van zijn blad een oplaag van 4000 ex. hebben ge drukt, terwijl ook de heeren Adver- J teerders bleefd worden uitgenoo- digd, zich des Donderdags zonder voorafgaande kennisgeving te over tuigen, dat iedere week TEN MIN STE 4000 EXEMPLAREN ter druk kerij St.-Jansstraat 40 worden ge- Een hoofdartikel van hoofdredac teur Elte tegen het Zionistische stre ven om terug te keren naar Israël; het dateert uit 1902. „Het Duitsche antiesemitisme moge bloeien gelijk de grashalm op het veld, het zal nimmer gedijen of van hoogen hand gesanctioneerd worden. Zoodat ik mij best kan verklaren, dat de Duit sche Jood met de schoonheden van het beloofde land in het gunstigste geval slechts als tourist zal wen- schen kennis te maken JOODSCHE KIEZERS! WEET GIJ, dat de Sociaal-Democraten in den Beierschen Landdag in 1930 de wet hielpen tot stand brengen, waarbij het ritueel tUcbtco verboden werd? WEET GIJ, dat Sociaal-Democraten in den Gemeenteraad van Potsdam er met genoegen toe medewerkten, om Hitier lot Eere-borfcr te benoemen WEET GIJ, dat de Duitsche Sociaal-Democraten eens prat zijn gegaan op de kracht van hun Vakverbond, dat nu in vollen omvang zich aan Hitier heeft overgeleverd WEET GIJ, dat onder Liberaal bewind sedert eeuwen de joden in Nederland vrijheid van Godsdienst hebben genoten WEET GIJ, dat het versterken van de Sociaal-Democratie beteekent. het versterken van het Marxisme, dus het binnenhalen van het Anti-Semitisme, evenals dit in Duitschland is geschied WEET GIJ, dat de Mirxiiteo io Rusland Uw synagogen hebben verwoest en het vervullen van Uw Godsdienstplichten verboden is? Alleen het Liberalisme is het eenige bolwerk tegen het Anti-Semitiime Stemt daarom op 26 April No. 1 van LIÜST 15 tm Met bovenstaande is de cirkel rond, want van hogerhand werd het antisemitisme later op afgrij selijke wijze gesanctioneerd, en niet alleen de Duitse joden, maar alle joden der wereld zijn in grote massa's opgetrokken naar Israël, niet als toerist, maar om er met bloed, zweet en tranen een eigen leefbare joodse staat uit de woestijnbo dem te stampen. Ook hiervan maakt het Nieuw Israëlietisch Weekblad trouw gewag, wanneer het eenmaal zover is. Eens stond er in een hoofdar tikel: „Uit religieuze gronden mogen wij ons niet aansluiten bij hen, die de joden weder tot een zelfsiandig volk willen maken; tot een volk, dat op eigen bodem leeft en ook politieke functieën oefent". Als contrast het volgende verslag (in een sier-rand) toen de Verenigde Naties in 1947 op het sticht: „De waardige, verstandige en gevoelige joodse po liticus Moshé Shertok (de latere Sjaret) verliet dc slotzitting der UNO-vergadering anders, dan hij haar had betreden. Hij kwam daar als pleitbezor ger der joodse zaak namens de Jewish Agency. Hij verliet dc zaal als eerste vertegenwoordiger van het door het delingsbesluit stilzwijgend erken de joodse volk. De jood, overal ter wereld, die za terdagavond door de radio het besluit vernam, be greep het eveneens zo. Hij voelde de tijding voor alles als een bevrijding, als een erkenning van het joodse volk als volwaardig lid der volkerengemeen schap. Voor de eerste maal in ballingschap heeft de wereld tegenover jodenvervolging en uitmoor ding nu joodse zelfbeschikking en zelfstandigheid gesteld. De genade de: volkeren maakt plaats voor recht. De rachmones-jood, of zoals Weiz- mann liet eens zei: de sjlemiel der historie" is geliquideerd." Een merkwaardig boek. zeiden wij in het begin. Een merkwaardig blad dan ook, dat Nieuw Israë lietisch Weekblad, dat nu als oudste opinievormende periodiek in Nederland aan zijn honderdste jaar gang bezig is. Een lijn zit er eigenlijk niet in. al heeft het vaak de pretentie van een lijn gehad, met name waar het er om ging, het orthodoxe jo dendom te verdedigen tegen liberale invloeden. Het is gewoon door de jaren heen de spiegel ge weest van wat er in de joodse gemeenschap in Ne derland omging. Gein cn bloedige ernst, bekrom penheid en wereldontstijgcnde profetie, lachwek kende haarkloverij naast universele wijsheid. Maar bovenal: het is blijven bestaan en het heeft een toekomst. Of, zoals dr. Lipschits het zegt in de slotzin van zijn herdenkingsboek: „De joden in Nederland kunnen weer gemeen schappelijk hun treurdagen eerbiedigen cn hun feestdagen vieren. Zeker, er zijn méér treurdagen dan vroeger, maar er is ook een feestdag bijgeko men: joni ha-atsmaoet, de onafhankelijkheidsdag van Israël. Want vooral in de strijd om de stich ting cn het voortbestaan van de joodse staat heeft de joodse gemeenschap de kracht gevonden om ge zamenlijk tot een herleving te komen".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1966 | | pagina 10