HAATLIEFDE van THUISLOZE
Zijn het er 25 of 250 die hun
trieste lot uitleven in Rotterdam?
„Uithuiiers" te zwak om opnieuw te beginnen
KANS OP
T.V.-TOESTEL
VERKEKEN
NAAMLOOS
DRANK
DRIE NACHTEN
DB LBCDSE COURANT
Oude kranten worden uitgespeld. Deze vormen soms h un enige binding met de maatschappij.
(Van een onzer verslaggevers)
ROTTERDAM Soms Is 't lot a
een beheerder van een nachtasiel
voor thuislozen nog triester dan
dat van de thuislozen zelf. Luister
zelf naar zijn verhaal: „De thuis
lozen zyn boos, dat ik geen t.v.-
toestel heb staan in wat ik de
recreatiezaal zou willen noemen. Zy
hebben gelijk en daarom laat ik hen
af en toe kyken in mijn huiskamer,
vooral als er voetbalwedstrijden zijn,
waar heel Rotterdam vol var
Maar dat kan ik niet altyd doen.
Zo groot is myn hulskamer niet
bovendien moet er een plekje oa
blyven voor myn vrouw en kind. Ik
heb onlangs van hogere instanties
duizend gulden gekregen. Daar
mocht ik een t.v.-toestel voor kopen.
Maar de douche moest nodig her
steld worden en bovendien heb ik
het geld gebruikt voor andere doelen,
Dat zit zo. Soms wordt een zwerver
verliefd en komt hij met een vrouw
aan bij het asiel. Die mag ik niet
toelaten. Ook komt er in de nacht
ten einde raad Avel eens een zwanger
meisje, dat door haar ouders de deur
is uitgegooid. Die help ik dan wel
door naar andere instellingen, r
daar kun je in de nacht ook niet
altijd terecht.'Ik heb daarom een af
spraak met een fatsoenlyk hotel, dat
my in voorkomende gevallen helpt,
overigens tegen normale betaling.
Dat Aind ik belangrijker dan een t.v.-
toestel. Ik word liever niet met name
genoemd, omdat ik met deze be
stemming van het geld eigenlyk bui
ten myn boekje ben gegaan. Maar
wat moet ik? De thuislozen vinden
het niet meer dan normaal, dat hier
een t.v.-toestel staat. Ik weet mo
menteel niet, hoe lk eraan moet
komen".
ELK leven kent zijn
ei
igen tragiek. Velen
verbergen het. Maar de
zwervers en de thuis
lozen zija er zichtbaar
niet mee Llaar gekomen.
„Schrijft u over mij maar niet",
zegt er één, een rijzige kerel van
even veertig, Zijn lange, nerveuze
vingers aan bonldge, geschonden
werkhanden strijken door zijn
haar. Met vat lotgenoten hangt
hij weggedoken tegen de binnenpui
van de hal van het Rotterdamse
Centraal Station. In de hal is een
schatting omgetrokken, waarbinnen
dynamische Rotterdammers zich
naar beneden wroeten, een in- en
uitgang yoor de toekomstige
metro. Aclter die schutting voelen
de thuisloze wachters in de hal
zich beschermd tegen de koele,
vragende blikken van immer be
drijvig drentelende reizigers.
„Schrijft x over my maar niet. Er is
niets waarvoor ik me hoef te schamen,
maar als u mij waagt, of ik een thuis
eou Avillen nebben, dan waag ik u: wat
is een thüs? Ik was zes, toen mijn
ouders uit elkaar gingen. Ik ging naar
een tehuis voor kleine jongens, daarna
naar een tehuis voor grote jongens.
Toen ze wnden, dat het nuttig kon zijn
voor mij om ook het gezinsleven te
leren kernen, kwam ik in een pleeggezin.
Beste meisen, maar ik moest ze altijd
dankbaar zijn. Dat vond ik te veel
gewaagd. Ik zat niet om dat gezin
verlegen. De had mezelf niet in dat gezin
geplaatst, Toen moest ik naar een
internaat zogenaamd omdat ik daar
een vak kon leren. Ik mis geen thuis.
Ik weetniet eens, wat dat is. Ik voel
me best zo."
Hy is niet bereid er veel meer over te
zeggen. Met zijn collega's wacht hij op
de koppelbaas. Die had beloofd te zullen
komen met een karweitje in de haven.
Maar let regent en dan houden veel
Bchippa's de luiken liever dicht.
„Watr Blaapt u vannacht?" Hij knijpt
de ogm even dicht. Hij schijnt te
overwegen, of hij het wel zeggen zal.
„Als die koppelbaas niet komt, zit ik
zonder geld. Naar het asiel van het
Leger des Hells hoef ik niet te gaan.
Dat at drie dagen op slot. Dat moest
ontsuBt worden, nadat er van de week
een nan onder de luis is komen
binneiwaaien. Er is plaats om te slapen
genoig: bouwvallen, onafgewerkte
nieuvbouw, in mooie zomernachten het
plansoen, bij regen onder dekzeilen,
daarvan is er genoeg in de haven."
Toor zijn doen is hij nog mededeel-
zaun. Zijn collega's blijven er zwijgend,
ongeïnteresseerd bijzitten. Zijn naam wil
hij niet noemen: „Zeg maar De Vries
ut Arnhem of De Meester uit Venlo.
Dit gaat niemand Avat aan. Bij de sociale
denst hebben ze een heel dossier met
hit verhaal van mijn leven. Wat schiet
daarmee op. AIs u mij een dag in de
lost neemt, met nog een drinkgeldja toe,
Sinds vorige winter vonden in Rotterdam drie thuisloze zwervers de dood. Eén bevroor
in een koude nacht in een vrachtauto, waarin hij een slaapplaats had gevonden. Eén
viel er dood van een balkon, toen hij erop klauterde om te gaan slapen. En zeer onlangs
werd er één dood gevonden in een vrachtauto. Rotterdam zuigt thuislozen aan, omdat
zij er los werk vinden. Hun getal varieert sterk, van 25 in de winter tot 250 in de zomer.
Maar over het algemeen laat Rotterdam zich aan hun' lot weinig gelegen liggen, zo
bleek uit gesprekken.
wil ik u alles vertellen".
Sociaal-voelende particulieren, die doen
Avat in hun vermogen ligt om de
thuislozen onderdak te verschaffen,
zullen ons later vertellen, dat de tragiek
van thuislozen is, dat ze geen binding
kunnen maken met hun omgeving. Ze
schuwen binding. Sommigen hebben 101
kosthuizen gehad, maar hielden het niet
uit op het kamertje en trokken weer
verder. Zij zijn het slachtoffer van een
constant werkzame nerveuze onrust,
waarvan ze zich slechts op twee manieren
tijdelijk kunnen losmaken.
Ten eerste heel hard werken. Dat kan
vooral in Rotterdam, waar ze in de
haven haastkarweien klaren, waar
gecontracteerde mannen met hun
achturige werkdag niet aan toekomen.
Ze draaien dan soms 24 tot 86 uur san
één stuk door. Direct daarnn bespringt
hen de onrust opnieuw. Die dempen ze
dan met drank. Daarna komt de slaap,
de vergetelheid.
dan elders. Van deze koppelbazen moeten
zy het hebben, maar zy haten ook die
koppelbazen, omdat sommige van hen
een gemeen spel met hen spelen. Als
het werk gedaan is, brengen deze
koppelbazen, die het zwakke punt
de thuislozen kennen en uitbuiten, de
mannen naar de kroeg. Zo'n koppelbaas
zet hen daar af met de toezegging direct
terug te zullen komen met het geld. „Op
mijn rekening," zegt hy gul, „kun je
vast een biertje nemen." Het blijft niet
bij dit ene biertje. De mannen gaan
voor eigen rekening verder. Als de
koppelbaas op komt dagen, is het
verdiende geld alweer in drank omgezet.
Soms rekent de koppelbaas ineens met
de caféhouder af en krijgt de thuisloze
in het geheel niets in handen. Dit is de
ideale situatie voor de koppelbaas. Hoe
meer thuislozen zonder geld zitten, hoe
groter het aanbod is. Op deze \Aljze
verzekert hij zich ervan, dat de ma:
's anderendaags alweer vroeg op het
Centraal Station voor werk te bereiken
zyn. Als de thuislozen alweer op weg
zijn naar asiel, vrachtwagen of plantsoen,
neemt de koppelbaas er glunderend nog
een borrel op, die hy gratis drinkt,
omdat hy de caféhouder ruime klandizie
gegund heeft. Beiden doen goede zaken.
De thuisloze kan verrekken. Moet-ie
maar beter op zichzelf passen.
De thuisloze zou graag een vaste baan
Vergeten thuisloze in grote stad.
met een goede baas willen hebben. Hy
zoekt een werkgever die zegt: „Kom bij
my, leer het vak en ik garandeer je een
goede toekomst." Na een week wordt de
groeiende nerveuze onrust hem te
machtig. Hij zegt tegen de baas: „Je
gezicht en je werk staan me niet aan.
Zoek het verder zelf maar uit."
Hij vindt ook, dat er meer voor de
thuislozen moet worden gedaan. Eigenlijk
moesten de thuislozen een eigen bond
oprichten om hun eigen belangen te
bepleiten. „Maar je kan het net zo goed
niet doen, want ze luisteren toch niet
naar je."
Tegen de winter zorgt de thuisloze
ervoor, dat hij wordt opgepikt en opge
nomen in Veenhuizen, In het voorjaar
gaat hij daar weer Aveg. Het was leuk
voor de Avinter, maar het regime daar
is te hard.
Hij is blij met een bed in het asiel,
maar vindt het echt niet nodig om zich
te onderwerpen aan de verplichting van
een douche vooraf.
De haat-liefdeverhouding beheerst het
leven van elke thuisloze, omdat hij
afhankelijk is van maatschappij en
medemens, waarmee hij geen contact
kan krijgen en waarmee hy eigenlijk
niets te maken wil hebben. Zij ervaren
de maatschappij als het slagveld voor
het recht van de sterkste, op welk
slagveld zij fungeren als de zwaksten.
Zelfs onderling zijn zy niet solidair.
Als de zwakste een uitzonderlijk
gunstige schuilslaapplaats gevonden
heeft, verdwijnt hy schielijk als de
sterkste er lucht van krygt en de plaats
opeist.
Volgens een thuisloze, die wij hierover
vroegen, ligt daar ook de oorzaak
De dossiers met al die uiteenlopende
levensgeschiedenissen voeren allemaal
terug op het ontluisterende geneesmiddel
voor de kwaal van de onrust: de drank.
Dit is de reden, waarom de een door
zijn vrouw is verlaten, de ander door
zyn kinderen uit huls is gezet, de derde
zijn kosthuis niet kon betalen, de vierde
in een constante roes het lichaam vergat
en vervuilde, de Aljfde na de gevangenis
tot paria werd. Een heel leger van trieste
thuislozen, niet te verwarren met
zwervers, die zeer bewust de vaste haard
verlaten hebben, zichzelf in de hand
houden en zo stabiel bedacht zyn op het
werven van hun kostje, dat ze zich gpede
logementen kunnen permitteren ei
behandeling onderscheiden willen worden
van labiele thuislozen, die van de
dag in de andere leven.
De zwervers klagen niet. Die zijn op
hun manier gelukkig. Kunnen hun
bestaan ook met humor bezien, zijn niet
zelden filosofisch aangelegd en baseren
hun geluk op het inzicht in
betrekkelijkheid van het bestaan.
Thuislozen daarentegen zijn typische
uithuiiers, dikA\ijls gesloten, maar bij
vlagen bevlogen door diep medelijden j
met zichzelf. Triester dan het „verhaal I
van hun leven'*, dat zij dan kwijt
moeten, is het feit, dat zij mentaal te
zwak zijn om opnieuw' te beginnen.
Iedereen doet te weinig voor hen, niet
alleen de liefdadige Instellingen en de
overheid, maar ook de particulieren.
Daarom mogen de meesten
Rotterdammers niet, omdat die nooit
bekommerd zyn om hun medemens
maar altijd om hun zaak, hun stad, hun
haven. Vele steden hebben Labrehuizen
en Amsterdam zelfs een tehuis voor
thuislozen, in Rotterdam zoekt men deze
tevergeefs, al roeit het Leger des Heils
er met de riemen, die het heeft.
Zy haten Rotterdam en kunnen
niet buiten, omdat alleen daar geregeld,
goed betaald loswerk ia en
koppelbazen «r actieve? in de weer zijn
Geliefde slaapplaats! de hal van het Rotterdamse Centraal Station.
de dood kortgeleden van de 52-jarige
Haagse thuisloze Nicolaas v. d. Harst,
die met een mes in het hoofd werd
gevonden in een Arrachtauto. Hij zegt:
„Van der Harst was voor zijn doen een
gave vent. Maar je moest niet aan zijn
rechten komen. De vrachtauto was zyn
slaapplaats. Dat wist iedereen. De jongen,
die zich als de dader heeft gemeld, heeft
per ongeluk of expres V. d. Harst zijn
plekje ingepikt. Daar moeten dan wel
moeilijkheden van gekomen zijn."
De thuislozen zeggen ook: „In
Rotterdam vinden ze de metro
belangrijker dan ons. Voor de metro zyn
er miljoenen, voor ons weinig of niets.
Bij de Sociale Raad van de gemeente
werpt men tegen: „Wij doen er wel iets
aan. Maar wy weten niet, hoe groot het
getal thuislozen in Rotterdam is. zyn
het er 25 of 250?"
Een werkgroep probeert al enige Jaren
deze vraag op te lossen, maar de
thuislozen willen niet geregistreerd
worden. Ook al doordat meer sociale
problematiek in Rotterdam opgelost
moest worden, is deze werkgroep nooit
verder gekomen. Nu met V. d. Harst de
derde thuisloze een trieste dood heeft
gevonden in deze welvarende wereldstad,
is echter opnieuw een commissie aan
het werk gegaan. Over enige maanden
verwacht men een rapport.
In het enige particulier asiel, dat Rot
terdam rijk is. mogen de thuislozen
slechts drie nachten per veertien dagen
slapen. Althans de gemeentelijke sociale
dienst geeft slechts voor drie nachten
in deze periode vergoeding. Zonder deze
strenge regel zouden de thuislozen gaan
menen, dat Rotterdam een luilekkerland
is, waar men elke nacht gratis kan
slapen en eten. Voor hun eigen bestwil
zal iets of iemand hen moeten dwingen
om aan het werk te blijven. Maar al zou
men alvast maar een uitzondering op
deze harde dwang maken voor zieke en
bejaarde thuislozen. Of moet zo'n ge
weigerd brokje menselijke ellende dood-
vriezen voor de deur van het asiel?
De gemeenschap staat machteloos
tegenover het verschynsel van de
thuisloze, die niet geholpen wil worden
en die de maatschappy veracht, omdat
deze niet helpt. Rotterdam weet, dat zij
hulp behoeven, omdat zij soms in barre
nood zich melden bij de ziekenhuizen,
maar Rotterdam wil beginnen met
registratie, terwijl de thuislozen zich
niet willen laten registreren. Zij weigeren
op te draaien voor alimentatie, waartoe
zij bij vonnis verplicht zyn, en wensen
niet, dat de politie hen op het spoor
komt voor he*- voldoen van boetes of
uitzitten van hechtenisstraffen.
De haat-liefde van de thuisloze maakt
het hem niet mogelijk dankbaar te zijn.
Veeleer stellen zij de eis, dat Avy
dankbaar mogen zijn, dat wij hen mogen
helpen. De asielbeheerders weten
daarvan mee te praten.
En wie zijn wij, dat wij dank
eisen voor hulp aan hulpbehoeven
den, zelfs als het ondankbare
i thuislozen zijn?