feest
d rrii_E
Toneel
provo's
gevraagd
e
Jkomst
der
38ste
PlUH
fa
fa
NEDERLANDSE DEMOCRATIE
PAGINA 10
DB TiKTDSB CX)URANT
ZATERDAG 29 OKTOBER 196
Nederland Is een nieuw historisch
tijdschrift rijker geworden .Spiegel His-
toriael". Het werd in het Toneelmuseum
ten doop gehouden, en dat is juist, want
de wereld, zoals Vondel zei, is een speel
toneel en wat er zich op afspeelt is dus
komedie. Het komt ons voor, dat de re
dactie, die de viering van de geboorte
in bedoeld museum liet plaatsvinden
daar iets meer rekening mee kan hou
dery Een tikje meer sensatie dan in dit
eerste nummer mag wel, nu men
groter publiek wil bereiken. Verantwoor
de sensatie uiteraard. Het tijdschrift is
rijk en uitnemend geïllustreerd, dat
wil men zeker in deze tijd, maar dat is
altijd prettig, men wil ook zien waar de
schrijver het over heeft en wie. Als in
de opkomst der Nederlandse democra
tie dr. C. H. E. de Wit schrijft over
Willem V en diens echtgenote, over de
gebeurtenissen bij de Goejanverwelle-
sluis over het geweldige aanranden en
tegenhouden van Haare Koninglyk Hoog
heid" en over de patriot Pieter Paulus
is het goed dat men personen en ge
beurtenissen in waarachtige afbeeldin
gen voor zich ziet. En dat ziet men in
de eerste „Spiegel Historiael". Terecht
fijst De Wit erop dat die late achttien
de eeuw, in onze vaderlandse geschiede
nis, een vergeten, weinig gekend en bo
vendien versmaad tijdvak is. Ten on
rechte volgens hem, want hoe men ook
over Oranjemannen en patriotten den
ken mag, in die tijd kwam een wezen
lijke omwenteling tot stand.
,,De kanonschoten die "t dapper strij
dende maar zwak uitgeruste eskader van
Zoutman in augustus 1781 op de Engel
se vloot afvuurde, luidden, om zo te zeg
gen, het einde in van ons bewind, ons
ancien régime of, zoals de tegenstan
ders zeiden, onze gotische orde. Zeker,
wij vierden die slag als een overwinning,
ook al omdat er geen enkele andere te
vieren was. Doch het was eigenlijk een
nederlaag, want evenmin als de Duitse
vloot na de gevechten in het Skager-
rak in 1916, eveneens uitbundig gevierd,
kon onze vloot nog op de zeeën ver
schijnen of onze handelsschepen be
schermen. De rampen waren niet
meer van de lucht, de verontwaardiging
algemeen. Velen, althans met enige ont
wikkeling, verloren het vertrouwen in de
bestaande orde van statenbond, oligar
chische klieken, privileges, wanordelijke
stadhouderlijke macht, en monopolies
van de grote handelscompagnieën. Het
zou uitgroeien tot een revolutie. ,,De
burgers van een Staat", aldus op pagi
na 7 van een der belangrijkste patriotse
programma's. Het Leids Ontwerp van
1875, „kunnen nimmer, zonder kwetsing
van hun geweten en duure verplichting,
onverschillig zijn, ten opzichte van ge
beurtenissen en omstandigheden, die den
ondergang van het Vaderland zouden
kunnen na zich slepen".
TWEE STROMINGEN
De Wit laat duidelijk de twee stromin
gen in de patriotse beweging uitkomen,
de stroming van de aristocraten tegen
de macht van de stadhouder en de stro
ming der burgers, die, anders dan de
artikel weer bijzonder interessant. In de
zelfde Maatstaf staat ook een artikel
over Korea, dat op enkele punten wijst
die gewoonlijk vergeten worden. Het lag
toch iets anders dan men over het alge-
In het spatiale Vers Univers staan
aristocraten of liever de regenten, on-
NIEUW
dj
PALET
w
MAAKT
SCHILDERIJEN
TOT EEN
w
Plenitude et my stère d'un jar din (1965).
deze keer ook enige niet spatiale bijdra
gen, bijvoorbeeld het interview met de
Vlaamse 'schilder T uc Peire door Frans
Vanderlinde. Peire, die abstract con
structivistisch schildert, heeft het na
tuurlijk over Mondriaan.
,WeZ, Mondriaan, inderdaad, heeft 'n
zuiverheid nagestreefd, maar Mondriaan
streefde de zuiverheid na in een be
paald streven. Het was een stijl en hij
legde zich dit op. De mens zelf, de emo-
an de mens was meer uitgescha
keld. De schilderijen realiseerde hij
gelang hij die 100 procent gedacht
had. Het was ook zonder dat in de
verkeerde zin te gebruiken een soort
formule, maar het was een gewilde, hij
wilde dat zelf, het was een manifest
voor hem. In Mondriaan vindt ge dan
de mens terug wanneer ge ziet hoe hij
in bepaalde vlakken zijn kleuren behan
delde. En daar voelt men dat het ge
daan is door een mens die een sensibi
liteit bezit".
Weverbergh ontleedt in de laatste
Komma Willem Frederik Hermans laat
ste roman „Nooit meer slapen".
Hij komt tot verrassende resultaten.
In het boek komt een Amsterdamse pro
fessor Sibbelee voor en de moeder van
de hoofdpersoon Alfred, heet Aglaia.
„Aglaia is de naam van Alfreds moe-
Een van de illustraties in Spiegel Historiael „Verblijf var, HAARE KONINGLYK HOOGHEID in Zeker Boerenhuis"
bij Goejan Verwellen Sluijs, alwaar een Vrij-Corporist met een ontbloot Zijdgeweer de Wacht houd. den 28. Junij 1787".
Gravure door G. B. Probst.
der: hij releveert dit
naam zoekt voor Dido, Eva's vriendin.
Met Aglaia kan men nu twee wegen uit
die allebei in het kader van het boek
verstrekkende betekenis hebben. Voor
eerst doet dit woordje denken
Megalesia, de feesten ter ere van Ma-
galé Mêtêr, dit is de alma mater, de
grote moeder, i.z. Kybele, of in het La
tijn Cybele (spreek uit sibbelee). „Tij
dens de Megalesia ontmanden de volge
lingen zich". En zo naderen wij 't pro
bleem van de impotentie. „Zoals
weet is Alfred in het hoge noorden op
zoek naar meteorieten. Weverbergh
wijst erop dat Sibbelee, dit is
Cybele, de moedergodin aanvankelijk
werd vereerd in de vorm van. een steen,
en nog wel een meteoriet. „Verbazing
wekkende constatering: inderdaad, Al
fred gaat op zoek naar 'n meteoriet, maar
zoekt ook zijn vader (identificatie om de
moeder te bezitten, maar ook om de
vader te vermoorden) zoekt dus zijn
moeder. Te ver gezocht?"
Het is een vraag die de lezer van het
interessante artikel zelf maar moet be
antwoorden.
BEZORGDHEID
Theater vraagt om toneelprovo's. Het
maakt zich namelijk bezorgd over het
Nederlandse toneel.
„Het is uiel benauwend dat de dimen
sies waarbinnen de discussies zich in
Nederland bewegen, steeds kleiner en
enger lijken te worden. Men moppert te
gen het „bestel", tegen de versnippering
van krachten, tegen het „schnabbelen"
bij televisie, film en radio, tegen de pre-
mièredwang, het aantal voorstellingen,
tegen de gezelschappen, de directies, de
acteurs en tegen het publiek. Vervol
gens gaat men over tot de orde van de
dag: er komt met meer of minder suc
ces zowel zakelijk als artistiek een
gering Nederlands en voor de rest bui
tenlands repertoire
Cornellle Guillaume Beverloo, de schilder die
zijn doeken kortweg ..Corneille" signeert, is
vierenveertig nu. Dat is een leeftijd wagrop men
zijn wildste haren kwijt pleegt te zijn, een leef
tijd om als gerijpt kunstenaar naar voren te
treden. Het jongste werk van Corneille, tot 11
december te zien in het Amsterdamse Stedelijk
Museum, toont dat aan. Het is bezadigder ge
worden, zonder ook maar een spoor van be
daagdheid te hebben. Er blijkt in zijn kunst een
Tuinen als een
uitbundig tapijt
Dat valt te meer op als men niet ln de
gelegenheid was om de laatste jaren
kennis van zijn- werk te nemen. Ten
slotte is het weer vijf jaar geleden dat
hij hier (in Den Haag en Eindhoven) een
grote eenmanstentoonstelling had. In die
vijf jaar blijkt zijn palet geheel veran
derd te zijn, evenals zijn onderwerpen.
Want de nieuwe Corneille schildert weer
duidelijk onderwerpen, al doet hij dat op
een wijze die veel toeschouwers toch als
„abstract" zullen ondergaan.
De nieuwe Corneille? De tentoonstel
ling in Amsterdam is er om te bewijzen
dat dit in feite een totaal verkeerde be
naming zou zijn. Het is een overzichts
tentoonstelling, die loopt van 1948 af.
De tijd dus van COBRA en Reflex. Men
kan er zien dat er een enorme afstand
ligt tussen die eerste werken en de
doeken die in 1965 gereed kwamen. En
toch is er nergens een breukpunt. „Cor
neille is altijd rustig doorgegaan" zei
Stedelijk-directeur De Wilde bij de
opening. Zo is het ook. Er is veel ver
anderd sinds de wilde COBRA-jaren toen
een nieuwe kunst ontstond uit protest
tegen de toen geldende normen van
figuratie, maar die verandering ging bij
Corneille geleidelijk. Men kan hem nu in
Amsterdam als het ware voet voor voet
volgen en zien waarom hij logisch te
recht moest komen waar hij terecht
gekomen is.
Aanvankelijk somber
De schilderijen (en gouaches I) uit de
CÓBRA-tijd hebben iets van de groeps
activiteit die toen die kring beheerste.
De mensjes en vogeltjes kan men onge-
zo bij andere COBRA-mensen te
genkomen, al is Corneille dan al wat
element te zijn gekomen dat vroeger vrijwel al
wezig was. Dat is de blijheid die zijn jongsti
doeken kenmerkt. Corneille is altijd een goei
kolorist geweest, maar uit zijn vroegere werkei
bleek nooit zo'n vreugde om de kleur. Nu Is zijl
palet geheel anders. Onbezorgder, met feil
roden en gelen. Als men de zalen waar zlji
recentste werk hangt binnenkomt ervaart mei
dat als een verrassing. Het is een feest aan dii
wanden, een heel blij feest.
Corneille
delicater in zijn kleureffecten. Een eigen
stijl ontwikkelt hij later. Het is een over
het geheel nogal sombere stijl. Cor
neille lijkt een afkeer te hebben van de
stad, van het door mensen gemaakte te
hebben. Hij schildert die stad in som
bere grijzen, in kleurenvlakken die zich
elkaar verdringen. Het sterkst Is
dat fn het grote doek uit de eigen col
lectie van het Stedelijk „La grande
terre" uit 1958. Daar heeft de stad met
zijn waanzinnige verkeer en zijn hulzen
opstapeling iets beklemmends gekregen.
Daar beweegt Corneille zich op de grens
wat een schilder nog met verf kan
uitbeelden. Het is een fascinerend doek.
Maar laten we niet te lang stil blijven
staan bij die vroegere werken. Corneille
die altijd al veel en graag gereisd heeft,
go yo yo (1965).
Monde mécanique (gouache 1952).
werkte de laatste jaren 's zomers
zuidelijke streken. Waarschijnlijk ondi
de invloed van de zon en het licht i
Spanje wordt zijn palet lichter. Hij wori
ook niet meer door de stad geobsedeerd
Het is vrijwel alleen de natuur die h;
gaat vastleggen. Zijn titels wijzen daa
op. Heel vaak zit er jardin, tuin, in. Jii
schildert ook werkelijk tuinen op
wijze die merkwaardig genoeg doe
denken aan de oude Perzische tuintapij
ten. Men kan er in vogelvlucht de pei
jes herkennen, de bomen, de bloemet
en de vijvertjes.
Er is vrijwel niets meer over
ongebondenheid van vroegere jaren. In
tegendeel, er is sprake van een streng
gebondenheid met vrijwel telkens
groot kleurvlak, waarin de verschillen
de onderdelen „ingevuld" zijn. Bij d
kleuren overheerst rood in vele n
zoals op het hierbij afgebeelde „Plénj
tude et mystère d'un jardin", of ee
fel feestelijk geel. Men moge overigen
wel bedenken dat een zwart-wit krant<
foto vrijwel niets overlaat van het kien
renfeest dat deze doeken opleveren. On
dat feest mee te beleven is het de moeit
waard om naar Amsterdam te gaan.
Bill Copley
Als men dan toch in het „Stedelijk" Is
moet men niet verzuimen om daar ee:
heel andere tentoonstelling te gaan zier.
die van de Amerikaanse schilder Wl!
liam Nelson (Bill) Copley. De heer Di
Wilde kreeg voor de catalogus het idei
deze te laten uitvoeren naar de lay-oi
het bekende tijdschrift Playbo<
Copley vertelde ons dat hij het een ve;
schrikkelijk goed idee vond. Het gee:
wel precies de sfeer aan waarin zij:
kunst zich beweegt. Copleys onderwen
jj en hij pakt dat onderwerp vas!
bijzonder originele manier aat
Zijn schilderijen lijken op cartoons wa
de opzet betreft, met zware lijnvoerini
en vaak ongemengde kleuren. Er zij;
I zelfs een paar complete stripverhals:
te zien, waarbij alleen de „balloons" o:
ingevuld bleven. „Ik vind het veel lei
I ker als de toeschouwers zelf hun tefo
bedenken", zei Copley.
Copleys werk lijkt op pop-art, die iro
mers ook wel met stripvergrotinge
werkt. Maar het is toch anders, voord
omdat het zo geestig is. Sex neem
Copley bepaald wel serieus, maar
zei hij ons, er gebeurt zoveel omhee:
dat dit serieuze niet verdienl
Zijn schilderijen vormen daar de
slag van. Het is erotiek-met-een-glim-
lach. Vaak verschijnt er een zet.
nelijk burgermannetje op met bolhoed
die in een bijna flagrante situatie word:
betrapt door een polltieagentje. Som.'
is er dan nog levensgroot „Think" -
bedenk je wel pp geschilderd, terwijl
de bijpassende titels het relativerend;
karakter van de schilderijen onderstre
pen. Grote kunst is het bepaald
Wel grappige.
Vg
vrede hadden „met het ancien régime
als systeem, met het regeren der regen
ten krachtens eigen gezag, zonder be
hoorlijke verantwoordelijkheid, met re
geermacht als familiebezit".
Mulisch zou zeggen: het is nog niet
uitgestorven, het zit er nog altijd in. In
elk geval is De Wits artikel een voor
beeld hoe goed populaire geschiedschrij
ving zijn kan en hoe verheugd men kan
zijn met een tijdschrift dat deze wil pu
bliceren. Het tijdschrift werd uitgege
ven door Van Holkema en Warendorf en
Van Dlshoeck te Bussum.
7n Maatstaf tracht Adrianus Roland
Holst Frederik van Eeden in ere te her
stellen. Hij maakt iets te veel voorbe
houden om geheel overtuigend te zijn.
Van Eeden is sterk overschat, maar hij
was toch wel meer creatief dan Roland
Holst laat voorkomen, en hij heeft naast
enkele bekoorlijke verzen een roman
geschreven: „Van de koele meren des
doods", die staande bleef in de aan
goede romans niet zo rijke Nederlands
literatuur.
Vestdijk vervolgt zijn beschouwingen
over Marcel Proust. Hij laat duidelijk
uitkomen hoe de personen in „A la re
cherche du temps perdu" veranderen,
hoe een persoon aan het einde van dit
werk een heel andere image bezit, zo
als men tegenwoordig zegt, dan bij het
begin. Vestdijk schrijft dit toe aan de
macht die Proust wilde hanteren, de
macht der psychologie. Zelfs als men 't
hiermee niet met hem eens ls, blijkt zijn
Roman van Clifford Irving op de grens van literatuur en ontspanningslectuur
De roman „De 38e verdieping" van
Clifford Irving (een uitgave van A. W.
Sijthoff te Leiden) hoort tot de ontspan
ningslectuur, die dicht bij de literatuur
ligt. Sommigen zullen een dergelijk on
derscheid misschien niet willen aanvaar
den; als een boek ontspannend Is,
is het dan geen literatuur? zullen ze
misschien vragen. Maar op die manier
worden de zaken op een onjuiste ma
nier omgedraaid. Literatuur kan op een
verrukkelijke manier ontspannend zijn,
maar zij is niet gemaakt om de markt
van boeiende of vermakelijke leesstof
te voorzien. Ook wanneer zij op het ont
spannende, op het speelse van de geest
is gericht, is haar doel toch alleen
haar-zelf.
Literatuur bekommert zich niet om
de lezer, zij bekommert zich alleen
om haar eigen kwaliteiten. Natuurlijk
bestaan er literaire nufjes, ijdeltuiten
die het laatste leesteken niet meer ha
len: deze nufjes bekommeren zich om
hun opschik (waarbij ze naarstig aan
modeverschijnselen prutsen) en zien
daar hun kwaliteit in. Ze komen daar
door eigenlijk heel dicht bij de ontspan
ningslectuur te staan, want hun opschik
is voor een niet gering deel ook be
stemd voor de markt.
Enfin, ik z&l daar verder niet over
uitweiden, ik wil alleen duidelijk ma
ken dat het onderscheid tussen ont
spanningslectuur en literatuur niet voort
komt uit een snobistische hobbynei
ging, maar gebeurt uit de behoefte tot
waardebepaling. Misschien zouden we
kunnen zeggen, dat literatuur ontstaat
uit drang om zich schrijvende te uiten
(op gevaar af dat niemand het zal le
zen) en dat ontspanningslectuur ontstaat
uit de hoop het geschrevene te slijten
(liefst aan een zo groot mogelijk pu
bliek). Dit laatste is zeker geen onfat
soenlijke overweging en er zijn benij
denswaardige auteurs geweest, die het
eerste en het tweede met elkander uit
stekend hebben weten te verenigen. Tot
deze categorie hoort Clifford Irving niet,
al is zijn roman er een van „voornaam"
ontspanningsgehalte.
Politieke problemen
Het boek hoort tot de ontspannings
lectuur, die het zoekt ln de actuele pro
blematiek. Die problematiek heeft di
verse schakeringen, Clifford Irving heeft
de politieke schakering gekozen: men
zal onmiddellijk begrijpen wat det bete
kent tegenstelling communistische
wereld en vrije wereld, naar twee zij
den toe dreigende ontwikkeling van Chi
na's macht, atoombom, Verenigde Na
ties. Op schrandere en boeiende wijze
haalt Irving uit deze complexe grond
stoffen herkenbare anekdotische elemen.
ten, waarmee hij een verhaal opbouwt
dat de spanning heeft van een thriller,
het raffinement van een internationale
politieke schermutseling en het bewoge-
ne van individuele menselijke drama
tiek. r-
China heeft een zware kernontplof
fing tot stand gebracht en raketten met
atoomkoppen vervoerd naar de grenzen
van Vietnam; Amerika beseft de drei
ging achter de Chinese gestes en wil,
ter waarschuwing, een zeer zware kern
bom in de Stille Oceaan tot ontploffing
brengen, daarmee een breuk forcerend
met het atoomverdrag, dat door Rus
land, Engeland en Amerika samen is
gesloten. De secretaris-generaal der Ver
enigde Naties doorziet het gevaar; hij
is een Zweed, door geen politieke ban
den met de regeringen der reuzenmo-
gendheden gebonden, e> roept een confe
rentie bijeen, waarvoor ook China wordt
uitgenodigd. Heftige woede bij de Vere
nigde Staten. Voor de zwakke gezond
heid van de secretaris-generaal is het
allemaal teveel, hij krijgt een zenuw
inzinking zijn plaats wordt ingeno
men door zijn plaatsvervanger, een
Amerikaan van negerafkomst, John Bur
den.
Burden wordt door zijn Amerikaanse
politieke „vrienden" onder druk gezet,
maar hij is een rechtschapen man, die
meer oog heeft voor het welzijn van de
gehele wereld dan voor het prestige
van zijn geboorteland, dat eventueel be
reid schijnt te zijn om voor dat presti
ge het bestaan van de hele mensheid
te riskeren; zoals China bereid schijnt
dat te doen terwille van de overwinning
van „zijn" communisme. Burden vindt
steun bij de Sovjet-premier, tegen wie
geïntrigeerd wordt door de Sovjet-mi
nister van Buitenlandse Zaken, in sa
menwerking met de communistische Chi
nezen. Door zijn persoonlijke inspannin
gen slaagt Burden, die respect afdwingt
door zijn Integriteit erin een begin tot
stand te brengen van overleg.
Zijn actie wordt dan op twee manle
ren doorkruist. Het Amerikaanse mi
nisterie van Buitenlandse Zaken tracht
hem jmoreel onmogelijk te maken doo?
een foto te publiceren van Burden met
een vrouwelijk lid der Chinese delega
tie, dat Burden in zijn jeugdjaren heeft
gekend: Burden weet deze infame in
slag magistraal te boven te komen.
Maar dan zijn er nog de Sovjet-minis
ter van Buitenlandse Zaken en de Chi
nese Communisten, die een m.ordaan-
slag hebben beraamd op de Sovjet-pre
mier: deze weet Burden met opoffering
van zijn eigen leven te verijdelen. Aan
het einde van de roman zijn we onge
veer even ver als in het begin, maar de
aanzet tot een begin van overleg is er
geweest.
Eerste-klas confectie
De compositie van de roman is voor
treffelijk; zij draagt het stempel van
eerste klas „literaire" confectie. De le
zer krijgt van het „schouwspel" van
de internationale buitenlandse politieken
en van een tot sterk dramatische bewo
genheid opgeschroefde VN-politiek -
een VN-politiek die eindelijk de staf
waagt tot de zelfstandige actie -
cies de indruk die hij voor zich,
romantische illusies over politieke kui
perijen en integere macht van 1:
semble der volkeren, al heeft gevormd
De roman is een bevestiging van
gen die de gemiddelde mens graag
de VN zouden zien en die ze misschia
even hebben zien aankomen in Dai
Hammarskjöld. Het is duidelijk dat
afzonderlijke nationale „prestiges"
gevaarlijk gaan worden; we raken rij
voor het gezonde prestige van 1
gemeen menselijk welzijn. Op dat best
en die verwachting is „De 38e verdk
ping" als ontspanningsroman gebouwc
niet groots in verbeelding, maa
nuttig in de bevestiging van een t
nig tot gelding komende algemene vi
D. Ouwen#