Altijd achterop in de Groene Hel
GEVECHT TEGEA LEVEASLAAGE
SLAVE RA IJ IA GAMMELE BOOT
ZATERDAG 17 SEPTEMBER 1968
DB LEUDSE COURANT
PAGINA 9
IN Igarapè Min, negen uur varen van
Belém, de beruchte smokkelstad aan
de monding van de 7000 kilometer lange
Amazonerivier in Noordoost-Brazilië, ligt
aan de Rio Tocantins 'n eenvoudige boot,
die al bijna op is. Het interieur is een
versleten hangmat, enkele medicijnkist
jes, een paar boeken en wat flessen
water. De eigenaar van het wrakke geval
heet André Rombouts. Hij is een Neder
lander (neen, zeg niet missionaris, want
dan is de belangstelling al over) en hij
heeft zorgen. Zijn voedsel bestaat uit
maniokmeel, assai, iets dat op stopverf
lijkt en soms wat vis. Hij is niet ge
salarieerd. Hij moet zelf zorgen dat hij
aan de kost komt, want in dit „voor
geborchte van de groene hel", zoals hij
zijn gebied noemt, is de armoede even
groot ais het oerwoud, even moeilijk te
dragen als de verstikkende, vochtige
warmte van de dampende moerassen.
André Rpmbouts laat mij zijn boot zien, die hij in
dit waterrijke gebied even hard nodig heeft als wij
in Nederland onze fiets. Ei- is niet veel moois van
over. De motor weigert om de paar uur. De verf
is eraf gebladderd. Hij lekt, maar voor reparatie is
geen geld. Er is trouwens nooit geld, noch voor
André Rombouts, noch voor de uitgebuite slaven,
die aan zijn zorgen zijn toevertrouwd. Fel glanst
het water van de rivier onder de brandende zon.
Het oerwoud lijkt prachtig, maar wié het kent weet.
dat de gevaren niet te tellen zijn: slangen, muskie
ten, bloedzuigers en nog primitieve indianen.
De eerstvolgende dagen leer ik het dorpje Igarapè
Mirt en de troosteloze moerassen honderden kilo
meters er omheen wat beter kennen. De bewoners
zijn afstammelingen van Indianen, Caboclo's, koper
kleurige, kleine, veel te magere mannen, vrouwen
en kinderen met zwart haar. Ze zijn arm. apathisch
en ondervoed, maar tevens taai, somber en op een
aandoenlijke wijze gastvrij
In het dorpje zelf werken ze over het algemeen in
de Cachacafabrieken, waar uit suikerriet de veel te
sterke Braziliaanse jenever wordt gebrouwen, na het
water de goedkoopste, maar met zijn hoog percen
tage alcohol, de gevaarlijkste drank van de jungle.
Wie arm is drinkt om zijn armoede te vergeten.
Dat weten de senhores-fabrikanten maar al te
goed en zij maken er gebruik van. Daarom kunnen
er in een jungledorp als Igarapè Mirt dertig van de
ze fabriekjes bestaan. Daarom ook regeert de heb
zucht de Rio Tocantins. Ik had gedurende mijn laat
ste 40.000 km lange reis, al heel wat sociale on
rechtvaardigheid gezien, maar wat ik hier tijdens
mijn dagelijkse trektochten moest ervaren, over
trof mijn meest pessimistische verwachtingen.
Als oude mannetje*
In het begin, vertelde me André Rombouts. merk
je weinig van de schreeuwende sociale onrecht
vaardigheid in deze oerwouddrankfabriekjes. Je
bent .bezig aan je eerste acclimatisatieproces. dat
langer dan een jaar duurt Je hebt nog geen ver
voer, het dialect is je vreemd. Je kent de mensen
niet en bovendien moet je aan het vochtige, warme
klimaat wennen. Je vraagt je al of Je het vol zult
houden, niet alleen lichamelijk, maar ook geeste
lijk: urenlang lig je 's nachts onder je muskieten
net wakker en je luistert naar de krekels en de
muskieten. Je begrijpt amper wat je hier anders
kunt doen dan in de dorpen langs de rivier de mis
lezen, dopen, biechten en wat preken. Het lijkt een
hopeloze opdracht in een hopeloze streek. Is die tijd
eenmaal voorbij dan begin je aan je tweede accli
matisatieproces. Je blik is niet meer naar binnen,
maar naar buiten gericht en de logische consequen
tie is dat je de sociale ellende ontdekt. Begin je
die eenmaal goed door te krijgen, dan roept alles
MILJONAIRS IN BRAZILIË
LACHEN OM ROM BOLTS
in je om een oplossing. Je weet dan dat een mis
sionaris niet alleen een theoretische, maar ook een
praktische boodschap van naastenliefde moet bren
gen. Dat is een groot woord, maar hier zijn de fei
ten, zoals ik ze zelf ontdekte.
Stel u voor een afgebrand stuk oerwoud, een verza
meling smerige gebouwen met stoomketels uit 1890
(ik ontdekte er zelfs een uit Leiden), een aantal op
palen gebouwde hutten, zonder keuken, zonder toi
letten, vuil, goor. verwaarloosd. Daarin wonen de
grote gezinnen van de arbeiders in één hok (ka
mer zou een veel te weidse naam zijn» bij elkaar.
Twaalf tot veertien personen, vader, uoeder. doch
ters en zonen. Intimiteit bestaat er niet. Kinderen
weten op hun achtste jaar al alles wat er in de
wereld te koop ls. Dronkenschap is normaal, vecht
partijen e
Een grote groep van deze beklagenswaardige we
zens vertrekt 's morgens vroeg al naar de suiker
rietvelden. Het zijn hoofdzakelijk mannen en kin
deren. Een gedeelte werkt in een temperatuur van
45 graden Celcius onder de gloeiende zon op de vel
den, de kinderen van 10 tot 14 jaar sjouwen het
suikerriet naar de rivier, waar liet in boten wordt
opgeslagen. Dagenlang heb ik dit tafereel gadege
slagen. Het is bijna angstaanjagend. Ze lopen even
apathisch als kleine ezels heen en terug, transpire
rend, amper opkijkend, geen glimlach, geen enkel
teken van vreugde, het lijken oude mannetjes niet
kinderlijven.
Af koelen"
Ik Informeer naar hun loon en hoorde dat ze 50
cent per dag verdienen. 50 cent voor een hele dag
sjouwen in de zon. Wanneer de boot in Igarapè
Mirt aanlegt, komen de sjouwers, die het suikerriet
naar de fabriek moeten dragen Ze zijn vrijwel al
len getrouwd en hebben gemiddeld een gezin van
zeven tot acht kinderen. Zij ontvangen 90 cent per
dag en wanneer ze daar niet tevreden mee zijn kun
nen ze gaan. Er zijn sollicitanten genoeg.
De man, die op een cachacafabriek hel meeste
verdient, is de smid, die tevens de rol vervult van
stoker. Hij ontvangt 2,50 gulden per dag, maar hij
moet dan ook werken in een bijna onhoudbare hit
te. Wil hij die even ontvluchten, dan kan hij buiten,
waar hei 45 graden Celcius is. .jafkoelen". Juist
tijden., mijn verblijf ln deze streek werd een stoker
van een der cachacafabrieken, die dertig jaar lang
bij 'déaelfde patrón had gewerth. op sta&ndè voet
ontslagen. Ik was nieuwsgierig naar de redenen
voor ziji. ontslag. De directeur deelde mij die zon
der blikken of blozen mee. De man had longontste
king opgelopen en daarna t.b.c. gekregen. Daar er
ln duizenden vierkante kilometers, ook niet in de
stad Belém, één sanatorium is te vinden, ls tb.c
ln de ogen van de oerwoudbewoners even erg, zo
niet vee' gevaarlijker dan melaatsheid.
De ontblagen stoker kreeg geen pensioen en geen
toelage. AOW bestaat niet en van levens- of ziekte
verzekeringen heeft nog nooit iemand gehoord. Het
gevolg was, dat hij de hulp Inriep van de enige man,
die zich voor hem interesseerde, de pater. Deze
bracht hem naar het ziekenhuis in Belém. waar
men hem misschien kan genezen. De cachacafabri-
kant is zich van geen enkel kwaad bewust. Juliflo,
een van de miljonairs van Igarapè Mirt. is een an
alfabeet Hij zit breeduit, gelukkig en onbezorgd in
zijn kantoortje en vertelt ons met brede gebaren, dat
hij de arbeiders onmogelijk meer kan uitbetalen,
omdat dan zijn fabriek failliet zou gaan, hetgeen
nog erger voor de arbeiders zou zijn. Reeds na een
paar vragen wordt het me duidelijk, dut ze als
mens totaal niets voor hem betekenen. Het zijn
werkkrachten, meer niet, minder ni«-t. Van hun wij
ze van leven heeft hij geen flauw benul en hij ver
diept er zich ook niet in. Dat een arbeider ook een
vrouw en kinderen heeft, gaat hem niet aan. Als hij
een woordenboek zou Hebben, hetgeen niet het ge
val ls, zou het enige woord daarin cachaca zijn.
Eens lie* hij alle hutten van een stuk land, dat hij
gekocht had. in brand steken, omdat de Caboclo's
de hogere huur niet konden betalen. HIJ beseft niet
eens dat hij een soort schrikbewind voert en hij
heeft het gemakkelijk. Want als André Rombouts
met de werklieden over een arbeidersbeweging
praat en hun vertelt, dat ze dan contributie moeten
betalen, leest hij ln hun ogen. dat dit wel weer een
nieuw middeltje van de geestelijkheid zal zijn om
aan geld te komen.
Arliierop
André Rombouts begrijpt het ook nog. Zijn mensen
zijn ge» oon om te vragen, want se hebben niets.
Hun eigen ellende begrijpen se wel. de noodzaak
van een nrtteldernorganlnntle niet. I>e eaeh&cafa-
brikanten hehlxMi er plezier In, want niet de pater,
maar zijzelf beschikken over snelle motorboten. Zij
zijn hem in alles voor. Als er ergens In het bin
nenrand gepraat moet worden, zijn slj er al als de
goedwillende, nocluldenkende missionaris nog met
zijn aftandse motorboot over de brede rivier vaart.
Zo winnen zij altijd, elk uur, elke dag, elke maand,
elk Jaar. De Caboclo's van de Klo Tocantins blij
ven sln\ en, omdat de enige man, die hel voor hen
;el»rek
goed
i zijzelf.
eigenlijk even primitief Ls
Zo blijft in de sllkdorpen aan de Rio Tocantins de
ellende voortbestaan en met de ellende onwetend
heid. Artsen kent de jungleparoehle van André
Rombouti niet Sterven is een heel gewone zaak.
even gewoon als het trieste leven. Het schijnt, dat
niemand zich cr erg druk over maakt, wanneer hij
voorgoed afscheid moet nemen van een levenslange
slavernij ln het ..voorgebergte van de groene hei
Buiten liet dorp in de stinkende moerassen is dc si
tuatie nog erger. Daar heerst het oerwoud almach-'
tig over de mens. Het eentonige levensritme van al
ledag wordt slechts af en toe onderbroken wanneer
de motorboot van André Rombouts komt. Hij praat
met hen. luistert, gieft medicijnen en vaart dan
weer weg in de hoop. dat de motor het vandaag
beter zal doen dan gisteren toen hij een vertraging
van zes uur luid
Na een week weet ik. dat zijn primitiviteit Inder
daad groter is dan die van de slaven, waaronder
hij werkt. Als ik hem naar een oplossing vraag,
bekent hij dat hij het niet weel. Hij voelt zich als
een Jockey, die op een renpaard zou moeten zitten,
maar op een ezeltje rijdt, waardoor hij telkens ver
liest. Want wat betekent een missionaris, die zich
biet snel verplaatsen kan In dit enorme gebied van
moerassen en rlveren?
..Nederlandzei hij op een avond, „zouden
ze Het ls de altijd weer oplevende hoop van de
slechtst betaalde werkers in de ontwikkelingsgebie
den Zt| ontvangen geen dank van de mensen uit
de Jungle Zij krijgen amper waardering uit 't moe
derland ZIJ zijn bang om het thuisfront lastig te
vallen Daardoor blijven ze werken met primitieve
middelen onder primitieven, die onderdrukt en uit
gezogen worden door gewetenloze patróns. die
lachen on de buitenlander In zijn anertbootjr.
's Avonds spant hij ln zijn boot de twee hangmat
ten en we praten nog lang na. We horen de duizen
den geluiden van de tropenavond en we zien voor
en achter ons het oerwoud. Dan r«vt htj opeens
„Hoe kom ik er doorheen? Gisteren waren ze pi*
weer voor. Ze beloven dan van alles, maar Ik weet
dat ze niets doen. En ze lachen me nog uit ook als
ik in dl; middeleeuwse ding kom aangetuft. Af en
toe ben Ik er gewoon wanhopig van".
Ik denk aan de MIVA, de Missie Verkeersmlddelen-
urganlsatle en zeg hem dat. HIJ antwoordt niet Hij
is uitgeput In slaap gevallen.
WTM HORNMAN