PAPOEAKUNST in het Rijksmuseum Italo Svevo de mens en de schrijver DE T.KTDSE COURANT VRIJDAG 22 JULI 196? De grote zomertentoonstelling van het Rijks museum te Amsterdam is gewijd aan de kunst van de Papoea's. Een kwarteeuw geleden zou dat misschien nog ondenkbaar zijn geweest. De „afgodsbeelden", maskers en gebruiks voorwerpen van dat vreemde, woeste volk-van- koppensnellers een kunst? Het waren curiosa, en zeker geen mooie. Dingen die thuis hoorden in een etnografisch museum om daar door volkenkundigen te worden bestudeerd, maar die esthetisch nagenoeg niets te betekenen hadden. Het is merkwaardig dat bijvoorbeeld de negerkunst van Afrika veel eerder in esthe tische beschouwingen betrokken is. Europese kunstenaars gingen voor, Picasso bijvoorbeeld, door zich door die kunst te laten inspireren, en musea volgden. Maar voor de kunst van Nieuw-Guinea ging men zich eigenlijk pas na de tweede wereldoorlog interesseren. Nieuw-Guinea tonen een uiterste varia tie in hun kunst. Zij hebben boeiende mensbeeldjes met merkwaardige in een soort slurf uitlopende neus. prachtige Gelukkig was er in ons land toen al veel materiaal verzameld, dat lag opgetast in de volkenkundige musea dank zij wier medewerking deze tentoonstelling mogelijk werd: het Rijksmuseum voor Volkenkunde te Leiden, het Koninklijk Instituut voor de Tropen te Amsterdam, het Museum voor Land- en Volkenkunde te Rotterdam, het Volkenkundig Museum ..Justinus van Nassau" te Breda en het Missiemuseum te Steyl. In deze instituten pleegt men niet op de eerste plaats te komen om „kunst" te zien. Daarom is het goed dat een keuze uit deze collecties, waarbij uitsluitend op het esthetische aspect is gelet voor deze tentoonstelling is losgemaakt uit de etno grafische sfeer om zo een indruk te geven van hun kunstzinnige waarde. De gelegenheid daartoe deed zich min of meer toevallig voor. Bij het Rijks museum i» men bezig ook de tweede bin nenplaats te bebouwen, waar t.z.t. de ge schiedkundige afdeling een plaats zal krijgen. De bouw moest tijdelijk worden stilgelegd en mén vond het jammer om de reeds verkregen ruimte, een enorme grote en vooral hoge hal niet te benutten. Die hal bleek uitermate goed geschikt de Papoeakunst. Stukken zes meter hoog of van vele meters lang kunnen in de eigen musea maar vaak met moeite worden opgesteld. Hier was een imposante ruimte beschikbaar die door Dick Elffer. voorzichtig, maar voor treffelijk werd aangepast plm. 500 gekozen voorwerpen, ook al door een geraffineerde belichting prachtig ge toond konden worden. Papoeakuns t dus. De Britse kunst historicus G. A. Stevens heeft geschre ven: Primitieve kunst ia de zuiverste, meest eerlijk denkbare vorm van kunst; gedeeltelijk omdat ze in hoge mate ge- inspireerd is door religieuze denkbeelden en geestelijke ervaringen en ook omdat ze als kunst totaal onzelfbeicust is. Er zijn geen trucjes die onwaardigen zich kunnen verwerven en geen technisch vertoon dat een gebrek aan inspiratie verhult." Stevens schreef dit over Afrikaanse kunst, maar het citaat is geheel van toe passing op wat thans (tot 25 september) in het Rijksmuseum te zien is. De makers hebben zich ook geen „kunstenaars" in Europese zin gevoeld. Wat zij maakten waren gebruiksvoorwerpen voor de cultus, voor de feesten en voor het dagelijks le ven. Uiteraard zal de beste houtsnijder wel de leiding hebben gekregen als er voor de cultus iets nieuws moest worden ge maakt, maar verder: geen onzin. Na ge bruik verloor het voorwerp zijn waarde en werd zonder sentiment afgedankt Overrompelend Dit gold b.v. voor de bisjpalen van de Asmatters, die een overrompelende indruk maken zodra men de zaal betreedt. Het zijn vele meters hoge palen van een man groveachtige boom gemaakt. Die boom heeft plankwortels, die als een soort vin nen uit de stam groeien. Een van die plankwortels liet men zitten om hem in de compositie op te nemen. De boom werd vervolgens bekapt tot men een reeks mensfiguren overhield. Zij stelden de van de stam voor die door het koppensnellen om het leven waren ge komen en die nog niet gewroken waren. Die palen deden dienst bij een ceremonie waarbij die mensen werden herdacht. Na afloop daarvan werden ze in het sago- moeras geworpen en voor het volgende feest werden weer nieuwe gemaakt. In onze ogen is dat onbegrijpelijk, want het zijn prachtige expressieve stukken, maar het past volkomen in een ziens wijze die kunst geen aparte plaats toe kent in het levenmaar tvaar kunst en het leven totaal geïntegreerd is. Merk waardig dat bij primitieven dus een toestand bestaat die Sir Herbert Read, de man die vorige maand de Erasmus prijs werd toegekend, als ideaal stelt voor onze kunst: ,JLunst moet een deel van ons dagelijks leven uitmakenaf gestemd zijn op onze dagelijkse gewoon ten, toegankelijk voor onze dagelijkse noden. Pas wanneer de kunst de on middellijke hoop, verwachtingen en ver langens van de mensheid tot uitdrukking brengt, verkrijgt hij zijn maatschappe lijke betekenis." Vele culturen Wij noemden de Asmatters: hun kunst (b.v. ook de „zieleprauwen") spreekt mis schien wel het sterkst aan. Maar er zijn vele culturen op Nieuw-Guinea. Soms zijn er verbanden, soms zijn bepaalde bevolkingen streng afgescheiden van an dere bewoners van het immens-grote eiland. De Sepiks b.v. uit Australisch geklopte troon en kleuren. Het heeft wéinig zin om te trachten een opsomming te geven van wat er alle maal te zien is, nog minder om te trach ten na te gaan wat de achtergronden zijn van al die op het eerste gezicht zo vreemde voorwerpen. Daarmee zouden we trouwens weer op de etnografie belan den, wat juist de bedoeling van deze ten toonstelling niet is. Ook al daarom is er geen catalogus, wél een uitstekende schets van dr. S. Kooijman uit Lelden die een indruk geeft van de vele culturen van West- en Oost-Nieuw-Guinea. Dat boekje is prachtig geïllustreerd boven dien. Geen historisch perspectief Eén merkwaardigheid valt op: de ten toonstelling biedt geen enkel historisch Masker van geheim genootschap, Sepikgebied. perspectief, kan die ook niet bieden om dat we van de historie van de Papoea cultuur nagenoeg niets weten. De oudste voorwerpen zijn nog geen eeuw oud, pas zo'n 60 70 jaar geleden begon met etno grafica uit Nieuw-Guinea te importe ren en in het land zelf bleef niets oe- waard Dit als gevolg van het feit dat men geen metaal kende, vrijwel niet in steen werkte zodat alle gebruikte mate riaal zéker in'de moerassige atmosfeer van de meeste woongebieden snel tot verval 'kwam. Dat materiaal was vooral hout, boomschors, schelpen en boven het vuur gebakken aardewerk. Er is niet zo veel Papoeakunst over. Nederland heeft ongetwijfeld de beste collecties, en in het land zelf dreigt een snel verval. Reeds thans maakt men kunst-voor-de-export en wanneer straks het oude cultus- patroon (een hoogst onaantrekkelijk cul- tuspartroon overigens met zijn eeuwige beheersing door dood en wraak) zal zijn losgelaten zal daarmee de inspirerende kracht verdwenen zijn die deze Papoea- voorwerpen tot echte kunst maakt. Als u in de vakantletijd in Amsterdam komt moet u deze tentoonstelling beslist gaan zien en anders is ze een aparte reis zeker waard. Dr. A. van Schendel. hoofd directeur van het Rijksmuseum, vertelde ons dat er vooral van de zijde van de kun stenaars veel belangstelling voor de expo sitie was. Wellicht vinden we straks in hun werk invloedèn terug van wat thans in Amsterdam te zien is. Vg. Moor van Venetië liet voet achter in Istanboel k VENETIë (UPI) De voet voetloze Moor (een van de vier aan de tengevel van de basiliek van San Mar» in Venetië, is teruggevonden in Istanbo Turkije. Met dit nieuws is de Duitse oud heidkundige professor Fritz Wolbach ko men aandragen. Hij heeft opgravingen verricht bij de ruïnes van het keizerlijk paleis van Konstantinopel, zoals Istanboe! vroeger heette. De vondst is belangrijk, omdat men nu de precieze plaats weet waar de Venetla- nen in 1204 de bijna manshoge beel den vandaag gehaald hebben daarbij een voet achterlatend. Wolbach heeft de voet overigens nle: zelf gezien, maar hem is verteld dat hi; op een sokkeltje met opschrift staat Uil dit opschrift hoopt men wijzer te wordec omtrent de vele geheimen die de beelder omgeven. Misschien zóu men de namen t< weten kunnen komen van degenen die a voorstellen. De voet van de voetloze Moor van Ve netië berust in het oudheidkundig mu seum van Istanboel, aldus professor Wol-| bach. Of dit hem eventueel zal afstaat durft hij niet te voorspellen. LEIDEN Galerie Walenkamp (Nieuwe Steeg 13 Martin Rous en Rav Staakman (t.m. 28 Juli). Werkdagen 1018 uur. Legermuseum (Pesthuislaan): Werkdagen 1016. zaterd. gesloten, zondags 1316 u. Munt- en Penningkabinet van de Küks- unlversltelt (Kloksteeg 25) Werkd. 14—17 Museum De Lakenhal (Oude Singel): Werkd. 10—16. zond. 13—16, zat gesloten. Gabriel Metsu (t.m 1 sept.) Ned. Leger- en Wapenmuseum Generaal Hoeffner (Pesthulslaan 10-17): Werkdagen 10—16, zond. 13—15 u., zaterd. gesloten. Pilgrim Fathers Huisje (Bolsotkade 2): Werkd 9.30—12 en 14—16, zaterd. 9.30—12 u. Prentenkabinet van de Rijksuniversiteit: Werkdagen van 917 uur. Toen Italo Svevo of Ettore Schmitz al een goede zestiger was, werd hij beroemd. Daar had zijn vriend en vroegere stadgenoot James Joyce voor getsorgd. Deze had zijn werk geïntroduceerd bij Valéry Larbaud en Benjamin Crémieux, zodat er in vertaling fragmenten van Stievo's werk ver schenen in Franse tijdschriften. James Joyce be wonderde Una, Vita en vooral Senïlita en La Coscienza di Zeno, de drie hoofdwerken van zijn vriend. Het is heel ander werk dan Portrait-of the Artist as a Young Man, Ulysses of Finnegans Wakemaar P. N. Furbank in zijn zo juist ver schenen biografie Italo SvevoThe Man and th< Writer, laat zien dat het toch overeenkomsten mei het werk van Joyce vertoont, omdat het de traditie van de vertellende roman doorbreekt naar een nieuwe totaliteit. Toen Svevo beroemd was, begon men in Italië, waar men hem tot dusver maar zuinig behandeld had, door te slaan Hij werd de Marcel Proust van Italië genoemd, hetgeen natuurlijk evenmin juist is als hem de Joyce van Italië te noemen. Maar ook met Proust is er een overeenkomst, niet alleen omdat die evenals Joyce een nieuwe benadering van de tijd inzette' maar ook omdat in zijn twee laatste romans Italo Svevo een doorlichting van de menselijke psyche be reikte. die. op zijn strikt eigen manier, de subtiliteit van Proust benadert Als Italo Svevo niet in Triëst had gewoond en niet in een Italiaans had geschreven, waarvan de critici opmerkten dat het onhandig en gebrekkig Italiaans was, indien hij in het Engels, Frans of Duits had geschreven, zou hij eerder tot erkenning zijn geraakt, veronderstelt men thans. Zo heel zeker lijkt ons dat niet. Hij is een even groot vernieuwer als Kafka, heeft men ge zegd. Maar ook Kafka kwam niet onmiddellijk tot erken ning. Svevo is al weer geen Italiaanse Kafka, maar alweer zijn er overeenkomsten in de ontleding zowel als in de ironie en in het verbeeldingsleven van de hoofdpersonen. In bepaald opzicht streefden Joyce en Proust en Kafka en Italo Svevo naar hetzelfde. maar niettemin staat Italo Svevo apart. Men kan hem wellicht het best vergelijken met een figuur als bij ons Willem Elschot. Elschot is verbetener, maar beiden hebben het over hun strikt eigen levenserva ringen zij het in een verhaal vermomd, beiden zijn zelf- spotters en beiden zijn als de dood zo bang voor gevoels- overdrijving. Ze zijn wantrouwig tegenover mensen en leven, maar ze zijn vooral wantrouwig tegenover ziohze-lf. Ze heb ben zichzelf door. Una Vita, Een Leven, dat m de naturalistische trant, be paald naar het model van Zola geschreven werd, bezit van dat wantrouwen en die ironie en die zelfspot al kenmerken. Het ls het verhaal van een Jongen van het land Alfonso Nitti, di# in een stad, die sterk op Triëst gelijkt, klerk aan een bank is als Ettore Schmitz eens zelf en wiens leven zich afspeelt in de routine'van het kantoor overdag en in zijn litteraire dagdromerij in de openbare bibliotheek van de stad na beëindigde dagtaak. Hij eindigt met zelfmoord. Italo Svevo had Schopenhauer gelezen en hij was naar onze mening niet zonder reden sterk onder de invloed gekomen van diens werk Maar de zelfmoord van Alfonso Nltfci is toch geen Sohopenhaueriaanse zelfmoord en Italo Svevo spot daar zelfs een beetje met Schopenhauer. Alfonso Nlbbi is jong, maar hij vertoont al eigenschappen van Emlllo Brentani de held van SenUdté, die bij zijn zuster Amalia inwoont en verliefd wordt op Angiolina. die niet beter is dan ze is. maar die tenminste in de werkelijkheid staat wat Emilio nauwelijks doet Emilio tracht van haar een soort Beatrice te maken. Hij is niet seniel omdat hij zo oud zou zijn, maar omdat hij. zoals Furbank het uitdrukt, lijdt ..aan een infectie van de wil, een neiging in de dagdroom te vluchten, een onbekwaamheid om zijn gedrag te regelen en besluiten te nemen, gecombineerd met de illusie dit wel te doen". Dit soort metaforische seniliteit treft men ook aan in La Coscienza di Zeno, het is het grondmotief van het werk van Italo Svevo. Door sommigen wordt Senilitè nog hoger aangeslagen dan La Coscienza di Zeno, waarvan we destijds de.Nederlandse ver taling Bekentenissen van Zeno. die bij Van Ditmar in Am sterdam verscheen, uitvoerig bespraken. Senilitè werd onder de titel As a Man grows Older door Beryl de Zoete in het Engels vertaald. Het verscheen reeds als een pocket bij de Pinguin Books Ltd., Harmondsworth. Wie van de Bekente nissen van Zeno hield, moet het zeker lezen. Furbank in Italo Svevo. The Man and the Writer dat bij Seeker en Warburg te Londen verscheen, laat duidelijk dit grondmo tief zien in de drie grote romans. Maar hij doet meer Hij brengt dit ln verband met het pereoonlijke leven van de auteur, van Ettore Schmitz, de zoon van een zakenman in Triëst, die een grote bewondering had voor de Duitse opvoe ding en die daarom zijn zoons naar een Duitse kostschool stuurde. Hij was een Jood en, als to veel Joden doen, hielp hij familie, vrienden en kennissen zelfs met voorbij zien van zijn eigen belang en het belang van zijn gezin. Francesco Schmitz kwam in geldtnoeilijkheden en dat brak hem, hij vertoonde vroeg seniliteitskenmerken en dat heeft het werk van zijn zoon bepaald. Die zoon Ettore, Italo Svevo dus, moest bankklerk worden. Hij trouwde later met Livia Veniziano, wier lange haar Joyce inspireerde bij de schepping van Anna Livia Plura- beile. Het werd een goed huwelijk, al bleek Ettore Italiaans Ja loers. Daar Livia praktizerend katholiek was, leed ze er onder dat het alleen voor de burgerlijke stand werd geslo ten. Na de geboorte van haar eerste kind werd ze ernstig ziek. Haar man besloot zich te laten dopen om haar te hel pen Het hielp onmiddellijk. De priester tot wie Ettore zich wendde, wilde hem de katechismus laten leren Maar dat van buiten leren bleek boven Ettores macht. „Öf ik word gedoopt zonder van buiten leren", zei hij tegen zijn onder richter. ..of ik word niet gedoopt". Hij werd gedoopt en het kerkelijke huwelijk volgde vrij snel daarop. Livia was gerust gesteld. Of Ettore bekeerd was. ls een andere kwestie. Toen Livia hem vlak voor hij, stierf aanried te bidden, zei hij: „Het heeft geen zin voor iemand die nooit gebeden heeft om er nu nog mee te beginnen Geen groot zakenman Ettore was. naar zijn eigen getuigenis niet de grote zaken man, die men wel eens van hem hee/t willen maken. Toen hij bij zijn schoonvader in de zaak kwam. deed hij zijn werk goed en zelfs bekwaam, maar hij was nooit de man die de beslissingen nam. Dat was een vrouw, zijn schoonmoeder Olga. Furbank geeft een uitstekend portret van hem Hij toont hoeveel leven en werk bij Ettore Schmitz, Italo Svevo, met elkaar te maken hebben. Het ls het portret van een bemin nelijk man, maar ook van een groot schrijver, want oor spronkelijke schrijvers zijn groot, zelfs al beheersen ze de taal niet geheel en zelfs al is hun onderwerp in bepaalde zin beperkt. Willem van Elsohot is groot. Nescio is groot en Italo Svevo is dat ook. JOS PANHUIJSEN

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1966 | | pagina 6