UILEN VAN
ATHENE
DE HEILSLEER VAN JUFFROUW FRANCOIS
Spanjes raadselachtig gezicht Reisbesehrijv
EN
WOENSDAG 8 JUNI 1966
DE LEIDSE COURANT
„Sokrates was de zoon van een beeldhouwer Sophroniskus en van
«en vroedvrouw Phaenarete. Douris beweert dat hij een slaaf is ge
weest en in de steengroeven heeft gewerkt. Sommigen zeggen dat de
beelden van de Gratiën op de Akropolis van zijn hand zijn. Vandaar
de woorden van Timon: Hiervandaan ging de steenhouwer, pratend
ook over de wetten, hij, die de Grieken bekoorde door zeer fijn te
argumenteren, spotter met redenaarsgave, half Attisch en quasi be
scheiden. Aristoxenus zegt van hem, dat hij geld wist te verdienen,
althans geld geïnvesteerd heeft en de rente er van opgestreken; en
nadat hij het had opgemaakt, zou hij weer opnieuw met geld ver
dienen begonnen zijn. Demetrius van -Byzantium verhaalt dat Krito
hem uit zijn werkplaats heeft gehaald en voor het voetlicht gebracht
en hem heeft opgevoed, getroffen als hij was door de bekoorlijkheid
van zijn innerlijk."
Niet altijd
betrouwbaar,
maar wel
interessant
Dit is het begin van een portret van
Sokrates, samengesteld uit zinnen en
nen van een bijzonder
g boek. Dit portret was vroeger
rekkelijk velen bekend, nu slechts,
direct, aan weinigen. Het is
iteressant portret, het wordt voort-
1 interessanter. „Aristotele6 zegt dat
tweemaal gehuwd is geweest:
eerste vrouw was Xantippe, van wie
een zoon Lamprokles had, de tweede
i Myrto, de dochter van Aristides, de
iibvaardige, die hij zonder bruidschat
l van haar kreeg hij twee zoons,
roniskus en Menexenus, anderen zeg-
iat hij eerst met Myrto gehuwd is
ijf
SOKRATES
geweest, terwijl sommige schrijvers zeggen
dat belden tegelijkertijd met hem gehuwd
sijn geweest.
Tekort in Athene
Want ze zeggen dat Athene mannen
tekort kwam en dat de inwoners, ge
dreven door de wens de bevolking uit te
breiden, een besluit hebben genomen
waarbij aan een burger werd toegestaan
één burgeres van Athene te trouwen en
tevens bij een andere kinderen te ver-
ekken. Sokrates was in staat degenen
die hem bespotten te verachten. Hij ging
prat op zijn eenvoudige levenswijze en
heeft nooit iemand om enig loon ge
raagd. Hij placht te zeggen dat hij het
Iief6t voedsel at dat de minste toebereiding
nodig had, en het liefste iets dronk wat
hem de minste lust gaf om nog i
willen drinken: en dat hij. als hij de
minste behoefte had, het dichtst bij de go
den stond. Zowel in het overreden als in
het afpraten was hij heel wat mans. Hij
was gewoon te zeggen, dat er maar èén
joed is: kennis, en maar één slecht:
onwetendheid; rijkdom en afstamming
goede familie brengen geen u
dlgheid met zich, maai- kwaad. -Toen
Iemand hem raadpleegde of hij al of
riet in het huwelijk zou treden, zei
Sokrates: Wat je ook doet, je zult er in
beide gevallen spijt van krijgen. Toen
iemand hem vertelde- die of die spreekt
kwaad van je, gaf Sokrates ten antwoord
Nu ja, goed spreken heeft hij nooit ge
leerd. Toen Alkibiades verklaarde dat het
schelden van Xantippe niet te verdragen
ei Sokrates: Nu ja, ik ben er gewend
aan geraakt als aan het voortdurend ge
ratel van een takel. Jij verdraagt ge
kwaak van ganzen toch ook Toen
Alkibiades daarop zei: Ja maar dif
verschaffen ons eierer en jongen, repli
ceerde Sokrates: Xantippe brengt me ooi
kinderen voort. Sokrates leefde met Xan
tippe, dat onbehouwen vrouwspersoon, net.
'als paardenliefhebbers met vurige paarden
Maar, zei hij, net als de paardenliefheb
bers. als ze de paarden eenmaal getemd
lebben, andere mensen gemakkelijk de
baas blijven, zo zal ik ook door mijn
omgang met Xantippe me aan de overige
nensen leren aanpassen.
Een leugenaar
Men zegt dat Sokrates, toen hij Plato
Rijn Lysis hoorde voorlezen, heeft uitge
roepen: Bij Herakles. wat een leugens
vertelt die jonge man over mij! Want
Plato heeft heel wat in die dialoog ge
schreven wat Sokrates persoonlijk nooit
gezegd heeft."
Plato was inderdaad een heel andere
persoonlijkheid dan Sokrates. dat kan
in hetzelfde boek lezen. „Hij kreeg de
naam Plato vanwege zijn krachtige fi
guur. terwijl hij oorspronkelijk Arlstokles
heette naar zijn grootvader. Hij was ln
zijn jeugd zo bescheiden en ordelijk, dat
hem nooit hartelijk heeft zien
lachen."
Er werd natuurlijk door de komedie-
dichters evenzeer met hem gesold als
met Sokrates Maar eoms, zegt Dioge
nes Laërtius die de Gesohiedenia van de
filosofie of over levens, meningen en
uitspraken van beroemde filosofen,
schreef bereikten de komediedichters
onbewust het tegenovergestelde van wat
ze bedoelden.
Als Aristophanes schreef i
0 mens, terecht naar grote
wijsheid dorstend,
hoe xatig suit gij leven
in Athenes stad
gij toch, gij hebt geheugenJ
denkvermogen, duldzaamhMd,
ook inzicht nimmer moe
of gij nu gaat of staat,
u deert kou niet tezeer,
gij snakt niet naar diners,
onthouder van de wijntafelgenot
en verdere stommiteit.
maakte hij eerder een lofprijzing dan
spotvers.
is van Diogenes Laërtius vrijwel
niets bekend. Hij schreef zijn „geschie
denis der filosofie" omstreeks het Jaar
275 van onze jaartelling, hij was een
tijdgenoot van bijvoorbeeld Clemens van
Alexandrië, het werk van een Plotinus
in Porphyrins heeft hij dus niet ge
kend. Hij had al eerder verzen gepu
bliceerd in zijn Pammetros, waarin de
versohillende versmaten werden toege
past en hij Is daar blijkens uitspraken
zijn geschiedenis der filosofen zeer
trots op. Hij leefde dus lang na de tijd
de filosofen over wie hij het heeft.
Hij maakte gebruik van verschillende
bronnen, maar niet altijd op de juiste
zeker niet op bijzonder kritische
lier. Hij toont een voorkeur voor de
sceptici en Epikurus, maar hij Is zetf
nauwelijks een filosoof, zijn filosofische
uitleg is nogal platvloers op enkele juiste
citaten na. Evenmin als filosofisch is
zijn werk literair bijzonder oorspron
kelijk, maar we hopen dat de citaten,
die wij met opzet zo uitvoerig gaven
charme van zijn werk doen uitkomen.
Anekdotisch
Hij is een bekwaam anekdotenverteller
deze Griek. Veel van de oude filosofen
weten we alleen door zijn boek en hij
maakt van de filosofen mensen, wat
geschiedenissen der filosofie niet altijd
doen. Zijn Sokrates is herkenbaar even
als zijn Plato, zij bewegen zich daar in
Athene en elders, zoals ze zich in Athene
en elders bewogen moeten htebben.
Er is een tijd geweest, dat men deze
„geschiedenis" in goedkope vertalingen
krijgen kon, ln die universele reeksen
die nu. althans bij- ons. niet meer zo in
de mode zijn We zagen alleen nog ln
de Spaanse Crisolreeks van Aguilar een
deeltje van zijn werk. De Wereldbiblio
theek die ook een universele reeks wilde
zijn, is geloven we, noodt aan Diogenes
Laërtius toegekomen. Daarom is het zo
verheugend dat Dr. J. C. B Eykman
er een pocket van heeft gemaakt die
onder de titel Uilen van Athene bij
J. M, Meulenhoff te Amsterdam ver
scheen. Het zijn niet de tien boeken van
Diogenes Laërtius compleet, het le een
ruime en knap gemaakt vertaalde
bloemlezing uit al die tien boeken. Wie
eens op een andere manier kennis wil
maken met filosofen, zal er, geloven
we, zeker zijn genoegen aan beleven.
JOS PANHUIJSEN
JAN STEENS „PRINSJESDAG" EN DETAIL UIT HETZELFDE SCHILDERIJ
Roest Crollius schiet voorbij zijn doel
Naar aanleiding van de film die van het boek gemaakt is kwam by Manteau te
Üen Haag een filmeditie uit van De Man die zijn Haar Kort liet Knippen de
leraar die Fran op haar verzoek doodt en en die men genadig behandeld. Het is het
beste boek dat Johan Daisne ooit schreef. Hy wou er een boodschap mee brengen,
zoals hy zelf in een interview verklaard heeft. In de tyd dat De Man die zyn Haar
Kort liet Knippen geschreven werd, was het boodschappen brengen meer in de
mode, zou men menen, dan thans. Dat is cehter slechts ten dele waar. De schyn
bedriegt. Er worden nog altyd boodschappen gebracht, de boodschappen zön alleen
anders. En zelfs hier kan de schyn bedriegen, want soms lijken de boodschappen
meer anders dan ze het in werkeiykheid zyn. De Vlaamse schryver Johan Daisne
wilde in zijn beste boek de boodschap van de drievoudige liefde brengen, een drie
voudige liefde die het leven van de moordenaar op verzoek vervulde.
in gebracht wordt op deze manier thuia
bezorgd te krijgen.
Die bezorging is wel grondig veran
derd en de boodschap, waarvan men de
christelijke elementen bij Daisne duide
lijk kan merken, heeft wel 'een andere
verpakking gekregen.
Men kan dit nagaan in het kleine
boek dat B. Roest Crollius in de Grote
ABC's van de Arbeiderspers te Amster
dam liet verschijnen. Ook daar wemelt
het van christelijke elementen, nog
meer dan bij Johan Daisne, maar
terwijl Daisne zich in die christelijke
leer thuis voelt en er zich voor 'n goed
deel akkoord mee verklaard, verzet B.
Roest Crollius er zich tegen met alle
middelen die hem ter beschikking staan
en zonder ophouden. In zijn visie op hef
christendom wordt deze heilsleer een
volkomen wettig geval, de christe
lijke leer is een verzameling wetten en
voorschriften, volgens deze visie, die
om de mensen te beletten hun eigen
ongeluk te bewerken, hen aan 'n strik
te regel houdt die hen voor alle even
tualiteiten behoedt. Door al die wetten
en voorschriften onmiddellijk meestal
gevolgd door straffen is de mens,
vrouw of man, in feite echter niet vrij.
De mens wordt er door angst voortdu
rend beheerst, de angst om in overtre-
ding te komen, de angst voor foltering
i en hel.
Men kan hierbij opmerken dat chris-
tenen niet zelden van de christelijke
i heilsleer wel iets gemaakt hebben en
dat dan deze leer soms tot een leer van
I de angst werd, dat Roest Crollius
dus redenen heeft tot zijn aanval en
verzet. Maar men moet dan ook op-
i merken dat deze visie, al werd ze prak
tisch niet zelden officieel gehuldigd,
diametraal in tegenstelling staat met 't
wezen van de christelijke heilsleer.
Christus kwam niet om de joodse wet
Boodschap
in verschillende
verpakking
De advocaat en leraar op een meis
jesschool, die verliefd wordt op Ogen
troost of Eufrasia, roepnaam Fran, be
zit tevens een grote liefde tot de schep
ping, de schoonheid der schepping, die
naar zijn mening op een goede schep
per wijst in het geheel genomen en hij
heeft bovendien een grote liefde en be
wondering voor de mensen „die de fol
teringen van de realiteit" op weten te
heffen, voor mensen van de weten
schap en voor kunstenaars. Als men de
roman van Johan Daisne opnieuw leest
zal men het extatische er in vreemd vin
den, maar al is De man die zijn Haar
Kort liet Knippen in Vlaanderen dood
verklaard, hij is nog levend genoeg om
ook nu te boeien, al is men niet meer
gewend de boodschap van liefde die er
de
bevrijden, Christus verkondigde niet de
gebondenheid aan het angstvallige voor
schrift, maar de liefde die vrij maakt.
Gefaald?
Roest Crollius beoogt aan te tonen dat
de christelijke leer gefaald heeft.
Een mening die op dat moment niet
direct origineel is. Als de christelijke
heilsleer de angstleer was. die Roest
Crollius er in ziet, dan zou hij gelijk
hebben. Maar dat is niet het geval.
Men zou kunnen zeggen, dat de chris
telijke heilsleer de kans niet gekregen
heeft om te falen, omdat ze te zelden,
ln het algemeen genomen, werkelijk
werd toegepast. Alleen een bedenkelijk
vertrokken voorstelling ervan, soms
haast een karikatuur, heeft inderdaad
gefaald.
Ons grootste bezwaar tegen de heils
leer van juffrouw Francois geldt ech
ter niet dit gebrek aan onderscheid wat
de christelijke heilsleer betreft, maar
de manier waarop Roest Crollius hier
te werk gaat.
De heilsleer van Juffrouw Franijois
wordt toegepast in een pension, voor
intellectuelen en kunstenaars, van ge
noemde juffrouw dat Paradijs heet.
Roest Crollius vertelt hierover met
beduidende beeldende kracht en met
een Ironische gevoeligheid voor 't spre-
kënde detail. Het lijkt een beetje op
Kafka, als al dit soort parabels tegen
woordig doen, maar het mist ondanks
alle gruwelijkheden en trivialiteiten
diens visionnalre bezetenheid. De klei
ne spot overheerst er alles, zelfs als
nachtmerrie gelooft men niet ln het ge-
Beslist teveel
Als Roest Crollius zich aan zijn pa-
radijsverhaal houdt, is het niet ongenoeg
lijk om te lezen. Maar op de duur is
dat paradijsverhaal hem niet genoeg,
dan begint hij een rechtstreekse, nogal
essayistische aanval op het christen
dom en dat is beslist teveel. Wie in
'n parabel wil hekelen, moet het direc
te hekelen achterwege laten of hij zal
het bedoelde effect niet bereiken. Roest
Crollius doet dit dan ook niet. Als
eenmaal in de krochten onder het para
dijs is gekomen, waar de folteringen
en de straffen plaats vinden, wordt
de toch al niet zo heel sterke betove
ring van de parabel verbroken en het is
zelfs niet genoegelijk meer.
De boodschap van het verzet tegen
het christendom blijkt nogal een billij
ke aangelegenheid geworden. Maar
Roest Crollius heeft nog een andere
boodschap. Als Davld Kindliebe en zijn
Ria uit het Paradijs gebroken zijn,
blijkt dqt die boodschap van Roest
Crollius hoe kon het anders de
liefde is, de liefde van vrije mensen.
Hij blijft daarmee geheel in de traditie,
alleen is zijn liefde voor Ria, die spe
ciaal in zijn seksuele manifestaties tot
op het melige toe beschreven wordt,
niet iets om als een geslaagd experi
ment tegenover het christendom te stel
len. Men zou kunnen zeggen dat de af
wijzing van de christelijke heilsleer
hier niet dadelijk tot een bijzonder
aantrekkelijk resultaat leidde. De exta-
an Johan Daisne en de trivialiteit
Roest Crollius lijken op elkaar,
zijn niet geheel juist gemikt.
JOS PANHUIJSEN
Kunstschatten uit
het Rijksmuseum
Kostbaar prentenboek
voor grote mensen
i der toe
gevoerde platenboeken die met een mi
nimum aan tekst, maar met een uitgele
zen keur van illustraties in zwart-wit
en in kleur een indruk geven van de
hoogtepunten van een collectie. Dank
zij uitgeverij J. H. Meulenhoff te Am
sterdam is er thans ook een „Kunst
schatten uit het Rijksmuseum" versche
nen. Het is een prachtig platenboek met
bijna tweehonderd afbeeldingen, ten
dele in kleur, voortreffelijk gedrukt en
in een fraaie band gestoken. Edities in
andere talen zullen volgen.
Is zo n boek zijn hoge (f 72,90) prijs
waard? Het ligt eraan wat men ervan
verwacht. De catalogus van het Rijks
museum telt meer dan een miljoen ob
jecten, waarvan alleen al het Prenten
kabinet rond 900.000. De hier geboden
selectie, van een aantal zijn ook detail-
opnamen afgedrukt, komt tot. 161. Dat
betekent dat er slechts een heel klein
gedeelte kon worden afgebeeld en daar
onder konden uiteraard de allerbekend
ste schilderijen al6 die van Rembrandt,
Vermeer, Hals en Steen niet worden
weggelaten. Men zal by het doorblade
ren dus niet snel op Iets verrassends
stuiten, behalve dan misschien doordat
een detail van een bekend werk in ver
groting toch iets onverwachts biedt.
Maar dat ls ook de opzet van deze uit
gave niet. Het 16 geen .geleerd" boek;
de wel erg eenvoudig gehouden beschrij
vingen by de kunstwerken tonen dat al
aan. Wat het wél ls: een prachtig sou
venir voor de bezoekers van het museum
die de er opgedane indrukken willen
vasthouden. En ook een verrukkelijk
prentenboek-voor-grote-mensen; "n boek
dus om herhaaldeiyk door te bladeren
zonder dat men dan nog een tekst van
heeft. Aan deze beide voorwaarden
wordt voortreffelijk voldaan en zowel
i als souvenirartikel als b.v. relatie
geschenk zal deze uitgave zeker zyn
I weg wel vinden.
De nadruk van de keuze valt uiteraard
op de schilderkunst van onze Gouden
Eeuw die in het Rijksmuseum en dus
ook in dit boek, prachtig is vertegen -
i woordigd. Daarnaast zijn er hoofdmo-
enten uit andere perioden en landen
i wnrrtt ^en bescheiden, maar goed ge-
j kozen Indruk gegeven van de overige
schatten van het museum. Hoofddirec-
I teur dr. A. F. E. van Schendel schreef
de inleiding die een beknopt maar dui-
f delljk overzicht geeft van de ge6chiede-
I nis van het Rijksmuseum. De vooral be-
i schrijvende bijschriften zyn van B. Haak.
Boek over Spaanse burgeroorlog
ing en twee romans
Er verschijnen voortdurend boeken over
Spanje, het Spanje van Franco en dan wordt
er steeds en terecht op gewezen, dat er geen
democratie is in Spanje, en dat dit verkeerd
is. Het recht op democratie is misschien het
eerst duidelijk geformuleerd in Spanje zelf,
althans wat de katholieke westerse wereld
betreft, namelijk door de laatste der scholas
tieken, door Francisco Suarez S.J. die in de
zestiende eeuw leerde dat de macht der ko
ningen niet afkomstig is van goddelijk recht
maar van de wil der gemeenschap. Maar deze
democratie is in Spanje nooit lang en volledig
geweest, ook nauwelijks onder de republiek
die gevolgd werd door de burgeroorlog. Wie
dit precies begrijpen toil, kan niet beter doen
dan de omvangrijke Penguinpocket The Spa
nish Civil War van Hugh Thomas lezen die
verschenen is bij Penguin Books Hammonds-
worth, zonder enige twijfel het beste beek over
deze periode in de Spaanse geschiedenis. Hugh
Thomas gaat strikt wetenschappelijk te werk,
hij geeft iedere partij *V* deel> komt er
op neer dat iedere partij een ontmaskering
ondergaat.
Hij laat het geblunder ln de republiek zien. hy
toont ook dat niet alle Spanjaarden blind waren
voor de verschrikkingen die komen zouden. Er
waren bekwame lieden in de republiek. Demo
cratie, heeft men wel eens gezegd, geeft iedere
domoor stemrecht, maar bij ieder ander stelsel
heeft men meer kans dat de domoren in de
regering komen. Bij de democratie van de
republiek weiden de domoren niet geheel ge
weerd. Men stond ook voor een erfenis geschapen
door een lange tijd van ondemocratisch wan
bestuur.
TYPISCH SPAANS
vHugh Thomas laat de mensen vaak /.elf aan het
woord en zij blijken soms een zeer helder oordeel
te hebben over de toestand, or zij rechts zijn of
links, ze kunnen hem niet verhelpen. Wat de
burgeroorlog was gaat Hugh Thomas geduldig
na. hij kent al de feiten en hü verheldert ze
Men koryt na lezing van zijn bijzonder belang
rijk, intelligent en boeiend boek tot het besef
dat de Spaanse burgeroorlog niet alleen maar
„een worsteling van fascisme en socialisme"
was. maar een bijzonder ingewikkelde en ty
pisch Spaanse aangelegenheid.
Gerald Brenan, de befaamde kenner van de
Spaanse toestanden en de Spaanse literatuur,
maakte koit na de burgeroorlog een reis door
Spanje. Hy merkte overal dat de mensen zeer
geïnteresseerd waren gebleven, maar dat ze geen
burgeroorlog meer wensten, zyn boek over die
reis The Face of Spain ls opnieuw herdrukt in
de Penguinreeks. Het is nog altyd zeer lees
baar al zyn de toestanden sindsdien sterk ver-
Ook by hem ontdekt men hoe Ingewikkeld het
Spaanse probleem is. In 't voorwoord dat hij bij
deze late herdruk schreef, stelt hy vaat: „Het
einde van de lange droogte, een Amerikaanse
lening, de komst van miljoenen toeristen en de
doorvoering van een groots plan van industriële
ontwikkeling en van huizenbouw hebben het
land tot een welvaartspeil gebracht dat liet
nooit tevoren gekend heeft". Het „gezicht van
Spanje" dat er tien jaar na de burgeroorlog, toen
Brehan zyn reis maakte, nog zo ellendig uitzag,
is wel Iets veranderd.
Ook Hugh Thomas wijst daarop ln zyn epiloog,
maar hij doet het wat genuanceerder. „Spanje
verheugt zich ln een groter welvaart dan voor
de burgeroorlog. Het sterftecyfer ls verminderd
en het land geniet per capita een inkomens-
aanwas van ongèveer dertig procent hoger dan
in 1931-5; die aanwas zal echter bU industrie
arbeiders en arbeiders in de landbouw niet veel
meer zijn dan zes procent. Maar vrijheid van
meningsuiting is beperkt. Politieke partyen
worden niet toegelaten. Velen zitten in de ge
vangenissen omdat ze het regime becritiseerden.
De nationalisten blijven geloven dat deze maat
regelen noodzakeiyk zyn indien men de uit
barsting van een ander burgeriyk conflict wil
vermijden. In sommige streken biyft de armoede
verschrikkelijk en een verwyt voor allen die het
zien. Spanje ls nog altyd ln barensweefin". Toch
ls de burgeroorlog geschiedenis geworden. Men
ziet die gang reeds ln Tïie Face op Spain en
natuuriyk nog duldeiyker ln het boek van Hugh
Thomas, men ziet dat ook in twee romans die
onlangs in een Nederlandse vertaling versche
nen, Le Chaos et la Nuit van Henry de Monther-
lant en Le palace van Claude Simon.
CHAOS EN NACHT
Chaos en Nacht, dat uitkwam bij De Bezige Bij
te Amsterdam, handelt over het leven en de
dood van de banneling na de burgeroorlog Don
Celestino Marcilla Hernandez, die naar Parijs is
uitgeweken en daar zijn tyd doorbrengt'met
kranten lezen, artikelen schrijven, waarvan
slechts enkele gepubliceerd worden en langzaam
aan steeds meer vervreemden van zUn dochter
Pascualita die tenslotte de piirty van Franco
kiest. Door een erfenis komt Don Celestino weer
in Spanje. Maar als de politie het hotel waar
hij verblijft binnen komt is hy al gestorven, is
hij van de chaos van het leven in de nacht van
de dood overgegaan. Don Celestino wordt door
Henry de Montherlant beschreven als een zeer
onhandig, van de wereld afgesloten man met
hevige voorkeuren en afkeren, hij wordt min of
meer symbolisch voor Spanje, althans- een ge
deelte van Spanje. Hij is een anarchist, maar
op het laatst ziet hy dat dit anarchisme even
futiel ls als het franquisme. ln laatste instantie
verwisselbaar. Hy woont kort voor hy sterft een
stieregeevht bij en dat lijkt ook symbolisch
voor Spanje. Gedurende dit ironisch beschreven
fit ieregevecht en ln zyn doodstrijd krijgt Don
Celestino, een moedig man. wel bang. maar niet
laf, let» grandioos, terwUl de burgeroorlog de
weerspiegeling wordt van de chaos die het leven
is. Henry de Montherlant, hoezeer hy de spot
drijft met Spaanse toestanden en met de
Spanjaard Don Celestino neemt niettemin het
lotgeval van mens en land ernstig.
PALACE
Dit is in Palace, dat by J. M. Meulenhoff te
Amsterdam verscheen, andere. Hier wordt de
burgeroorlog meer als een aanleiding genomen
tot een verhaal van geweld en dood. Als Claude
Simon een spion van deze tyd tot protoganist
had gekozen, zou de roman er niet beduidend
anders hebben uitgezien. Palace is dus meer
direct literatuur dan Chaos en Nacht. Het ls
een voorbeeld van de nouveau roman ln de
trant van Alain Robbe-Grillet en Michel Butor.
Als zodanig is het een moeilijk, maar ongetwij
feld boelend boek. Claude Simon beheerst deze
stijl, de styl van de voortdurende beschryving
en de benadering van buitenaf, de benadering
van personen als objecten tussen andere objec
ten volkomen. Hij gaat voortdurend büna
„fotografisch" te werk en hy slaagt erin zo een
wereld op te roepen, waarin „de schoolmeester,
de Italiaan, de kale. de Amerikaan, met hun
ondoorgrondeiyke, vermoedde, kalme en harts
tochtelijke gezicht" dat onoverwinnelijke, on
verwoestbare Iets afstralen, dat die wereld nog
net aan de volledige chaos onttrekt, al 1» de
mens er byna een mechaniek geworden.
/os Panhuljsen.