EEN BORD BEKIJKEN
Ideaal
collectie
grafiek
Nieuwe Nederlandse poëzie
August Strindberg vandaag „modern
•DROOMSPEL-
IN AMSTERDAMS PRENTENKABINET
v APRIL 1966
PAGINA It.
Het virus van
de vreugde
Als men Ed Hoorniks verzameld poë
tisch werk, dat zo Juist onder de titel
Vijf Gedichten bij J. M. Meulenhoff te
Amsterdam verscheen, leest, ziet men
tot In het laatste gedicht. De Overweg,
dat aan de nagedachtenis van Gerrlt
Achterberg is gewijd, „een spiritisti
sche seance met alle lichten aan" zoals
Andreus over De Overweg heeft gezegd.
Met alle lichten aan, maar spiritistisch.
Hoornlk gaat van de werkelijkheid uit,
hij is 'n noemer van de dingen, maar
hij gebruikt die dingen voor 'n vergees
telijking, voor een poëtisch spiritisme.
De vraag of zijn werk modern is of niet
modern, is als vrijwel altijd van
een zeer ondergeschikt belang, maar
die vergeestelijking, op deze bepaalde
manier, ligt niet ln de tijd.
In de tijd ligt meer wat Bert Voeten
ln zijn nieuwste bundel Een Bord Be
kijken aan het doen is. Een Bord Bekij
ken werd uitgegeven bij De Bezige Bij
te Amsterdam en 't heeft twee motto's.
„Hoe wit is het! geen geschilder deco
reert het; het is uit een stuk! Het is
dus niets dan een wit bord Ik tracht
mijn gewoonten vatt-*ien na te gaan, om
hen tegen te gaan met het oog op een
grotere frisheid".
In bepaalde zin doet Bert Voeten dus
precies het omgekeerde van Ed Hoor
nlk. Hoornik tracht naar de geesten toe
te komen vanuit het ding en Voeten
tracht de geesten kwijt te raken naar
het ding. Bij Hoornik is het ritme dui
delijk poëtisch in de beproefde zin van
het woord, bij Voeten wordt dat ritme
meer het ritme van een mededeling of
een krantebericht. Er staan verzen in
Een Bord Bekijken, die gewoon een ra
diobericht bevatten. Het gedicht Maal
tijd bijvoorbeeld.
Bduard Cornells de Brader
oud vierenvijftig; laar
smal postuur bleke gelaatsk
uitstaande oren donkerWaï
hy heeft op 17 september jc
veel was het niet hoewel
bladerend in het album van
zyn hoofd glimlachte hy nu om
de wesp gevallen ln het glas
de bruiloftsnacht en ook nadien
hadden talloze insekten de foto's
bestippeld en op de brug gekomen
hield hy zelfs schaterend de
begerig toegeschoten heelmeesters t
duikelen ln het vruch
Iemand die dat leest zc denken, dat
het in feite gewoon proza is, alleen door
het afkappen van de regel als poëzie
voorgesteld. Dat is echter niet juist. Het
is inderdaad geen proza, maar poëzie.
Nardis
Dat kan men duidelijk bémerken bij
de bundel Nardis van Willy Roggeman
die bij Nygh en Van Ditmar te Den
Haag in het licht kwam Het is een ver
zamelbundel die alle lyrisch werk van
Willy Roggeman van- 1953 tot 1964 be
vat. Hij kapt n.l. nu en dan regels niet
af. maar laat ze gewoon als proza door
lopen en drukt ze ook als proza. Dat
schijnbare proza blijkt dan poëzie te
zijn.
Willy Roggeman heeft bekwame, in
telligente beschouwingen en kritieken
geschreven, speciaal over Duitse lite
ratuur, hij tracht daar naar een herme
tisme dat door zijn opzettelijkheid er
wel eens als gewichtigdoenerij uitziet,
wat jammer is. want hij toont zich ln
Literair Labo, dat eveneens bij Nygh
en Van Ditmar verscheen, een verfijnd
analiseerder.
Hermetisme vindt men ook in zijn
gedichten, maar daar is dat hermetis
me niet hinderlijk. Hij heeft niets van
doen met Het Bord Bekijken van Voe
ten noch met 't zakelijk spiritisme van
Hoornik, zijn debuut Nuages, in de bun- j
del opgenomen, mag nog enige gelij-
kenis vertonen met de Vrije Zaterdag
van Angevaare. de andere gedichten
verliezen die gelijkenis geheel. Willy
Roggeman is minder bekommerd over
heden en verleden, hij bekommert zich
over de mogelijkheden van een toekomst,
zijn gedicht is meer mondiaal of kos
misch. Hij toont invloed te hebben on
dergaan van Duitse en Oostenrijkse
poëzie, maar hij heeft een eigen taal,
niet de „schoolmaniertjes der zich op
volgende modecenakels".
Adem'baar is het «m-us
van de oceaan
van het bloed zweeft zii
zinnigheden, o osmose,
snydf de lucht een bevroren
een reiziger in klankennaalc
hij draagt het knetterend ka
de onzichtbaar groeiende stilte
Wijlen Jan Walravens heeft er des
tijds op aangedrongen dat Roggemans
gedichten verzameld zouden worden
uitgegeven. Hij had gelijk. Ze zijn het
waard.
JOS PAiNHUTJSEN
In het Prentenkabinet van het Rijks
museum te Amsterdam is tot 12 juni een
uitgelezen collectie grafiek bijeen zoals
er wellicht nooit eerder te zien was en
zoals er misschien in deze generatie ook
niet meer te zien zal zijn. Zo iets te con
stateren lijkt lichtvaardigmaar is het in dit geval
zeer beslist niet. Elke liefhebber die deze „Meester
werken van de Europese Prentkunst llflO191Jf" zou
missenberooft zichzelf van de unieke kans om het
beste wat in West-Europa gedurende vijf eeuwen
op grafisch gebied is gepresteerd bijeen te zien en
met elkaar te vergelijken.
Vi» -=r)
De expositie is de vrucht van
een idee van het Haus der
Kunst te München, dat uit vier
vermaarde collecties de
Staatliche Graphische Samm-
lung te München. de Bibliothi-
que Nationale te Parijs, de Al-
bertina te Wenen en het Am
sterdamse Rijksmuseum een
beknopte ideaalcollectie van
plus minus 200 stuks bijeen
wilde brengen. De vier direc
teuren gingen bijeenzitten en
kozen uit de miljoenen beschik
bare prenten. Het was geen
gemakkelijke keus. al was er
wel over het geheel een grote
eensgezindheid. Het resultaat is
verbluffend. Er zijn tal van hier
nimmer getoonde topstukken,
vaak unica, en waar uit meer
dere exemplaren gekozen kon
worden werd het beste exem
plaar voor deze tentoonstelling
bestemd. De opzet dat alleen
oorspronkelijke prenten, géén
reprodukties dus, werden uitge
zocht werkte daarbij al als eer
ste grote selectie.
Specialiteiten
Elk der vier musea heeft zijn
eigen specialiteiten. In Mün
chen is bijv. het oude klooster
bezit van Zuid-Duitsland prach
tig vertegenwoordigd: Wenen
heeft zijn fameuze Dürercollec-
tie en Parijs uiteraard de Fran
se school, speciaal die van 19de
en 20ste eeuw. De inbreng van
het Rijksmuseum is uiterst be
langrijk. Amsterdam heeft een
unieke Segherscollectie; het kon
tonen van hoeveel belang de
vroege Meester van het Amster
dams Kabinet voor de geschie
denis van de Europese prent
kunst was en het heeft de beste
Rembrandts, en juist als er
zoveel schoons bijeen is beseft
men het te meer Rembrandt
is als graficus onbetwist de
grootste van allemaal.
De tentoonstelling was eerder
in München en Parijs te zien.
Ze heette daar „Vijf eeuwen
Europese grafiek". Die naam
is in Amsterdam niet gehand
haafd en zulks terecht niet,
want al is er werk uil vijf
eeuwen door de keuze van
alléén topstukken, zijn er ge
schiedkundig gezien, lacunes
die de oorspronkelijke naam
minder gewenst maakten. Zo
is ons eigen land na de zeven
tiende eeuw met meer ver
tegenwoordigd. Wij informeer
den hierover bij Prenten
kabinetdirecteur, drs. K. G.
Boon. If ij vefylte ojiOrjlat spe
ciaal de selectie van de jongste
perioden- vete - hoofdbreke ns had
opgeleverd. „Jongere Neder
landse prentkunst? Wat wilt
u, hadden we hier... kunnen
hangen?" En hij noemde de
naam van een door hem (en
door ons) hooggeschat Neder
lands graficus van deze tijd.
We moesten erkennen dat hij
niet passen zou ia het uitzon,
derlijke niveau van de collectie.
Binnen het kader van een dag
bladartikel schrijven over ruim
tweehonderd meesterwerken van
een kleine honderd meesters be
tekent dat men veel onbespro
ken moet laten. We willen daar
bij in het bijzonder aandacht
schenken aan wat uit het bui
tenland kwam en zullen dus
niet stilstaan bij Hercules
Seghers, die toch een unieke
plaats in de grafische kunst in
neemt, niet bij de grote Lucas
van Leyden, niet bij Rembrandt,
wiens fraaiste etsen hier bijeen
ztjn.
Wiegedrukker
De oudste prenten zijn uit het
begin van de 15de eeuw. Het
zijn houtsneden, zg. wiegedruk-
ken, die veelal als devotiepren-
ten werden uitgegeven. Er zijn
een paar prachtige voorbeelden
uit München gekomen, o.m. een
zeer typerende Verkondiging en
geboorte van Christus. Al heel
snel kwam ook de gravure in
zwang, gestoken in koperplaat.
Schitterende
keuze uit
vier beroemde
verzamelingen
en de Meester van de speelkaar
ten b.v. toont reeds een vaardig
heid die aantoont dat in korte
tijd de technische problemen
overwonnen leken. Hij was een
Duits meester, evenals de Mees
ter E.S. die een verfijnde com
positie paart aan technisch ver
nuft. In Italië graveren dan
Pollaiuolo en Mantegna (een
prachtige madonna met kind!)
met groot meesterschap.
In Duitsland kwam de grafiek
snel tot grote bloei. Martin
Schongauer is er de eerste groot
meester. Zijn „Grote Kruisdra
ging" en „Verzoeking van de
H. Antonius", beide in voortref
felijke exemplaren te zien, zou
den grote invloed hebben op la
tere kunstenaars. In hetzelfde
laatste kwart van de vijftiende
eeuw was de zg. Hausbuchmeis-
ter werkzaam wiens werk als
dat van de „Meester van het
Amsterdamse kabinet" zo tijk in
het Rijksmuseum vertegenwoor
digd is. En zeer apart is Israhel
van Meckenem, vooral in zijn
zelfportret met zijn vrouw Ida,
werkelijk een prachtprent.
Albrecht Dürer
De zestiende eeuw is die van
de grootmeesters Dürer, Buyk-
mair, Van Leyden en Duvet.
Voor Dürer golden geen techni
sche problemen meer, zowel wat
de weergave van het menselijk
lichaam, de compositie als wat
de graveerkunst betreft. Zijn
hoofdwerken lijden aan het na
deel van te vaak gereproduceerd
te zijn, waardoor ze nauwelijks
verrassen. Zijn spelen met de
techniek doet soms vergeten dat
hier een voornaam kunstenaar
aan het woord is. Maar bij zo'n
gravure als „De wandeling" treft
BDUARD DELACROIX
WILD PAARD 1
wei'king aan zijn landschappen
weet te geven.
In de 18de eeuw gaan Frankrijk i
en Italië vooraan. Fragenard
etst zijn Lichtvoetige saters en 1
nymfen en Tiepolo, de Vene-
t.iaan voor wie als schilder geen
formaat te groot is, weet die
weidsheid ook te vangen in het
beperkte prentformaat zoals hij
met zijn fraaie „Aanbidding der
Koningen" toont. De grootste is
hier toch wellicht de uitnemende
graficus Piranesi van wie een'
fantastische „Carceri d'Inven-
zioni" te zien is.
Goya aangrijpend
Bij Goya slaat de grafische kunst
een geheel nieuwe richting in.
In Los Caprich06 hekelt hij de
menselijke ondeugden en in „De
verschrikkingen van de oorlog"
geselt hij het brute geweld. Goya
schiep een aangrijpende kunst
die in Amsterdam met aangrij
pende bladen vertegenwoordigd 1
is. Zijn beducht zijn om de
mens vinden we in de 19de eeuw
terug in Frankrijk üi de spot- 1
tende prenten van Daumier. i
Frankrijk beheèrst de grafiek
van de 19de eeuw. Behalve Dau-
mier zijn er Delacroix, Corot,
Millet en wat later de grote im
pressionisten, die óók grafisch 1
voortreffelijk werk leverden, i
Toulouse Lautrec geniet uiter- 1
aard grote faam. maar deze
tentoonstelling laat zien dat
Renoir, Gauguin en vooral 1
Degas prachtig grafisch werk i
gemaakt hebben.
Jongste tijd
De expositie sluit met enkele
20ste-eeuwers. Hier was de keuze
het moeilijkst maar we geloven
dat ze goed gedaan is, al is hier
verschil van mening mogelijk.
Edvard Munch is er met vier
bladen en de felle Duitse ex
pressionisten Nolde en Kirchner.
Eén kleurenhoutsnede toont
Franz Maic niet sterk. Maar een
vroege Picasso, een kubistische
ets van Braque en een fantas
tisch abstract blad van Jacques
Villon duiden de grafische kunst
van vlak voor de eerste wereld-
Dit is schijnbaar zo gemakkelijk, dat
er wellicht 'n lezeres of 'n lezer gevon
den wordt, die denkt dat kan ik ook wel.
Je hoeft er je radio maar voor aan te
zetten, of 'n krant te lezen. Als ze het
proberen, zullen ze bemerken dat het
niet zo gemakkelijk is. Want dit is eer
volkomen verhelderd vers, door en
door, zodat men er inderdaad niets
meer dan het bord inziet zonder spiri
tistische bijgedachten.
Toch is dit bord bekijken wel voorbe
reid. Met name Laura Riding en Robert
Graves hebben al verzen gemaakt die
dicht bij deze poëzie komen, die niet
van gister is.
Vrije zaterdag
Tussen dit bord bekijken en het spi
ritisme van Hoornik in ligt, dunkt ons.
de poëzie, die bij de Arbeiderspers te
Amsterdam verscheen van A. P. F. An
gevaare in een bundeltje dat Vrije Za
terdag heet. Angevaare dicht in een be
staand modern jargon, zoals heel veel
dichters op het ogenblik. Dat heeft even
veel belang en even weinig belang als
het balladen dichten, het moeilijke
rijmschema van de rederijkers. Het
een zowel als het ander is met enige
aanleg ervoor aan te leren. Maar noch
het een noch het ander is bijzonder oor
spronkelijk. Het oorspronkelijke moet
men dan buiten het Jargon of de mode
vorm zoeken.
Bij Angevaare is dat een bepaalde
blijmoedigheid, getemperd door nuch
terheid die veten zal aanspreken, zelfs
een zelfmoord heeft bij hem iets opge-
Waarom worden de toneelspelen van Hen
drik Ibsen tegenwoordig maar weinig
meer gespeeld en waarom die van August
Strindberg welIbsen was zeker niet de
mindere van Strindberg in het opbouwen
van een stuk. zijn dialoog is niet minder
doelbewust en zelfs als hij zich. evenals
Strindberg deed, aan verzen ivaagde m
zijn drama's toonde hij misschien zelf iets
meer gevoel voor dat vers als vers dan
zijn Zweedse tegenspeler. Ibsen liet de
voosheid van het negentiende-eeuwse bur
gerdom zien en hij deed het met zijn nu
wat verouderd pathos goed. Hij had even
zeer gevoel voor tragiek als Strindberg,
die ook de voosheid van liet burgerdom
ontmaskeren wou. Maar toch ziet men een
toneelstuk van Ibsen op het ogenblik als
verouderd en een stuk over een bepaald
soortgelijk onderwerp van Strindberg niet.
Het komt niet van het pathos alleen. Strind
berg kan niet minder pathetisch zijn clan
Ibsen en hij is, als het over hem komt.
wel eens poëtisch halfzacht in zijn sfeer
en zijn symboliek, en dan veel meer dan
Ibsen die het symbool, het bedachte poë
tische symbool, ook niet schuwde.
Een duidelijk voorbeeld daarvan is Ett
Dromspel, Droomspel uit 1901. dat in de
hemel begint bij de hindoegod Indra, die
zijn dochter naar de aarde stuurt. Dat ge
schiedt in verzen en die verzen zijn zo
slecht en zo hogepoterig als het maar kan.
Indra's dochter
Indra'a dochter blijft het hele stuk door
dat halfzachte karakter van het begin be
houden. Zij vraagt steeds medelijden met
de mensen en ze beklaagt deze om hun in
derdaad niet erg beste omstandigheden, en
als ze dat lang genoeg gedaan heeft, stijgt
ze weer ten hemel, zonder iemand wezen
lijk geholpen te hebben en zonder dat
waarschijnlijk vanuit de hemel in de toe
komst te zullen doen.
Niettemin is Droomspel een boeiend stuk.
Strindberg schreef het voor zijn derde
vrouw, de jonge actrice Harriet Bosse, van
wie hij niet lang daarna scheidde. Voor
Strindberg was Harriet Bosse zoiets als
Indra's dochter, tenminste 'n tijdje, en In
dra's dochter is een illusie van zeer inferi
eure kwaliteit.
Maar al lijkt Droomspel hier en daar een
zekere mildheid te bezitten en al is Indra's
dochter, die niet helpt, zeer begaan met de
mensen, deze mensen worden er onverbid
delijk in hun ware gedaante getoond en het
menselijk bestaan eveneens. Het lijkt
enigszins op Peer Gynt, het werkt ook
„expressionistisch" met typen meer dan
met individuen, maar het gaat ondanks
het vage begin en het nog vager slot, veel
dieper in zijn onthulling; Ibsen ontmasker
de de maatschappij van zijn dagen,
Strindberg ontmaskert ook in Droom
spel het menselijk bestaan. Daarom
lijkt Ibsen nu we denken niet meer bur
gerlijk te zijn ouderwets, en daarom
nu de bestaansvertwijfeling mode is vin
den we Strindberg modern en waarderen
we hem hoger dan de Noor.
De officier in het stuk ontmoet na jaren
zijn geliefde aan de hand van een ander.
Hij zegt dat hij geen vreugd heeft in haar
verdriet.
Jouw geluk werd weliswaar de bron van
mijn ellende, maar dat doet er niet toe
ik ben nu gepromoveerd en heb een betrek
king aan de overkant jaja zo is het; in
■le herfst krijg ik een aanstelling als on-
ier wijzer dan zal ik de jongens dezelf
de lessen leren die ik vroeger heb ge
leerd, mijn hele jeugd door, en die ik nu
opnieuw zal leren dezelfde lessen
mijn hele middelbare leeftijd door en
tenslotte dezelfde lessen mijn hele
ouderdom door: hoeveel is twee maal
tweeHoeveel kun je vier delen door
tweetot ik mijn pensioen krijg en de
laan uitgestuurd word met geen andere
bezigheid dan wachten op de krant en op
de maaltijd tot. ik tenslotte naar het
crematorium gebracht word om verbrand
te worden. Hebben jullie geen gepensio
neerden hier Dat is het ergst denkbare
school gaan als je goed en wel gepromo
veerd bent; dezelfde vragen stellen tot je
dood gaat. Kijk, daar gaat een gepen
sioneerde, zo een die z'n leven uitzit: het
is vast de een of andere kapitein die de
majoorsrang niet gehaald heeft, of een
griffier bij het gerechtshof die het niet tot
assessor heeft gebracht velen worden
geroepen, maar weinigen uitverkoren
Hij wacht natuurlijk op het ontbijt
Verband met absurdisme
Daarbij kan men denken aan Beckett of
aan Ionesco, althans Ionesco op zijn best.
Er is een verband tussen het absurdisme
en het expressionisme van destijds, maar
weinigen gingen in dat expressionisme zo
ver als Strindberg.
Droomspel is als een litteraire pocket bij
De Bezige .Bij te Amsterdam opnieuw ver
schenen in een zeer goede vertaling van
Sybren en Cora Polet. De pocket bevat bo
vendien nog twee spelen van Strindberg
Fordingskgera of Schuldeisers uit 188S en
Leka med elden. Spelen met vuur uit 1892.
Beide spelen, min of meer naturalistisch
maar met de psychologische inslag die bij
Strindberg altijd aanwezig is, doen denken
aan de toneelschrijver van de dag, aan Al-
bee.
Barre komedie
Schuldeisers, zowel als Spelen met vuur
werd opgevoerd door Theater en Schuldei
sers kwam zelfs op de televisie met Ton
Lensink in een uitstekende vertolking als
Gustav, de eerste man van Tekla, die door
zijn borende vr.agen en zijn kil commen
taar de tweede man Adolf, de kunstschil
der tot vertwijfeling brengt. Het stuk is
even bar als Wie is bang voor Virginia
Woolf? Strindberg noemde het een kome
die en dat is het natuurlijk wel op dezelf
de manier als Albees stuk. Het is echter
nog strenger en bondiger, het is zelfs iets
te bondig, zodat het leven er niet alle kan
sen krijgt, iets te verschraald.
Dat is niet het geval in Spelen met vuur
dat, al heet het juist een tragikomedie,
speelser is, luchtiger, maar daaronder met
een niet mindere verbetenheid. Ook in dat
luchtiger spel, lijkt Strindberg een groot
schrijver, wellicht groter dan Ibsen. Maar
vanuit de tijdshoek waaruit we hem op
het ogenblik beschouwen is dat misschien
niet geheel uit te maken.
toch méér dan de techniek al
leen. De Franse meester Jean
'Duvet toont duidelijk Dürers in
vloed te hebben ondergaan, al
hebben zyn grote prenten dui
delijk persoonlijke kenmerken.
Rembrandt beheerst de 17de
eeuw en de gehele tentoonstel
ling. Maar we zullen, als gezegd
bij hem en bij Seghers niet stil
staan. Voor beider werk kunt u
immers vrijwel steeds in Am
sterdam terecht. Dat geldt niet
voor him tijdgenoten Jacques
Bellange, dfe elegante maniërist;
de grote graficus Jacques Callot
en voor Claude Lorraln die óók
als graficus een prachtige licht-
oorlog goed aan. Die Picasso l
vooral Le repas frugal, de i
sobere maaltijd is een aangrij - 1
pende prent die zich reeds een i
blijvende plaats in de geschiede- i
nis der grafische kunst veroverd 1
heeft. i
De catalogus voor deze tentoon- i
stelling kost f 15,—. Dat is niet I
goedkoop, maar voor deze prijs i
krijgt u dan ook een werkelijk i
schitterend boekwerk waarin 1
vrijwel alle geëxposeerde werken
voortreffelijk zijn gereprodu-
ceerd. De begeleidende teksten T
zjjn van uitstekend informatief I
gehalte, i
Vg J