ACHT EEUVA/EN ZWAMMERDAM Over de oorsprong van het Hoogheemraadschap van Rijnland en het groot-waterschap van Woerden Waterkering te Swadendamme komt in 1165 in de geschiedenis van Holland DE LEIDSE COURANT Acht eeuwen geleden, om juist te zijn op 25 no vember 1165, gerekend volgens onze huidige tijd rekening, werd voor het eerst in de geschiedenis melding gemaakt van Zwammerdam, door een in de Rijn daar ter plaatse gelegde dam door de Hollandse graaf, teneinde wateroverlast door wering van vreemd (Stichts) water op zijn grond gebied te verminderen of althans enigermate binnen de perken te houden. Niet alleen dat daarmee Zwammerdam in de geschreven geschie denis verscheen, maar ook wordt het leggen van de dam gezien als het eerste, historisch be kende waterstaatwerk in westelijk Nederland. Het achtste eeuwfeest om het dan maar zo te noemen was voor het Hoogheemraadschap van Rijnland èn het Groot-Water schap van Woerden gerede aanleiding tot een plechtige herdenking, waarop onder anderen gesproken werd door de secretaris-rentmeester van Rijnland, dr. H. v. d. Linden, die een historisch overzicht gaf. Dit over zicht (waarvan wij in ons verslag van de herden kingsbijeenkomst in de kerk van Zwammerdam slechts beknopt melding maakten) leek ons van zodanige interesse, mede met het oog op het ver breiden van meer kennis der regionale geschiede nis van het oude land rond de voormalige Rijn monding, dat wij dit overzicht aan onze belang stellende lezers willen doorgeven. Wij vroegen en verkregen daartoe de zeer gewaardeerde medewerking van dr. v. d. Linden, die ons onder meer gelegenheid bood een oude kaart van het betrokken gebied uit het archief van Rijnland bij dit artikel te reproduceren en ons voorts ver schillende belangrijke aanwijzingen verstrekte. Het Dorp Zwammerdam in 1787. Vermoedelijk een tekening van H. Tavemier. Rechts op de achtergrond de brug. De prent is ii het bezit van het Leidse Archief. WATERSTAAT Maar niet alleen op staatkundig bied. ook op waterstaatkundig terrein hebben de grote ontginningen invloed uitgeoefend. De naar het midden toe oplopende hoger gelegen venen gaven, door hun groot water houdend vermogen, het overtollige water slechts in beschei den hoeveelheid af naar de tussengele- gen watertjes, rivieren en betrekkelijk kleine meren. Door het graven van slo- =n wateringen ontstond echter in de laagvlakte een snellere en overvloediger afvoer van overtollig water en daarmee blijvende wateroverlast in de ontvan- HET JAAR 1000 Omstreeks het jaar 1000 begonnen de strooptochten der Noormannen in deze contreien langzamerhand tot het ver leden te behoren. Het midden-westen van ons land was, behoudens oudere ne derzettingen aan de randen in het wes ten, op de geestgronden en in het oosten het Utrechtse zand, één enorme wilder nis, één dode vlakte met slechts schaars verspreide kleine nederzettingen op de kleiboorden der doorstromende wateren. Dit noopte tot strijd tegen de ruige venen, waarop zich slechts door noeste arbeid en taaie volharding de nodige cultuurgrond liet Deze arbeid werd na het afebben dei- Deense invallen met kracht en geest drift aangepakt. Een nieuwe levens drang moet zich toen van de schaarse bevolking hebben meester gemaakt, niet alleen gestimuleerd door het rustiger worden der tijden, doch ook door de ver minderde frequentie van overstromin gen. Volgens een recent onderzoek nl. mag het einde van de z.g. middeleeuwse overstromingsperiode rond het jaar dui zend worden gesteld. FRIES OF HOLLANDS Bij het openleggen der venen ging men te werk volgens een in Friesland of Holland geboren systeem der „op- strekkende erven". Vanuit een bestaand riviertje of weg groef men ongeveer loodrecht daarop evenwijdige sloten het achterland in, om vervolgens geleidelfj': aan door afbranding of wegkappen dei- bestaande begroeiing bruikbaar cultuur land te winnen, dat zich niet alleen voor veeteelt doch ook, zij het op beperkte schaal, voor zekerp graanbouw leende. Tijdens de invallen der Noorse vikin gen was men op deze wijze al langs de rivieren, op de kleiboorden daarvan aan de gang, zoals we weten uit een in de vorm van een sage doorverteld en latei opgetekend IJslands reisbericht. Nu trok men dan verder de venen in en zo moeten reeds in de elfde eeuw de neder zettingen Hazersvvoude, Zoeterwoude, Esselijkerwoude het tegenwoordige Woubrugge), Rijnsaterwoude en Lei- muiden z(jn ontstaan. ZES HOLLANDERS Het sprekendste bewijs voor deze stel ling vormt een Duitse oorkonde uit het jaar 1106, waarin een zestal met name genoemde Hollanders naar hun zeg gen afkomstig van benoorden de Rijn een ontginningscontract sluiten met de aartsbisschop tevens wereldlijk heer ser van Bremen en Hamburg betref fende wildernissen in diens gezagsge- bied. Deze emigranten, voorlopers en wegbereiders van een grote schare land genoten, die ln de verdere middeleeuwen de Noordduitse laagvlakte zouden ko men helpen bevolken, kwamen in dat contract onder meer met de aartsbis schop overeen hem jaarlijks 'n „tijnsje" (een gezagserkenning) van één denier, het gangbare kleine muntstuk in die dagen, te gaan betalen per hoeve van 30 bij 720 strekkende roeden. Uit het kaartbeeld en enige latere Hollandse tijnsgegevens kan worden geconstru eerd, dat in Leimuiden en omgeving, waar volgens een andere bron reeds in het jaar 1063 een drietal plaatsen met kapellen wordt vermeld, op geheel de zelfde conditie verscheidene nederzettin gen ter ontginning moeten zijn uitge geven. Kennelijk dus stamden de emi granten, de eersten die zich in de weinige uit die tijd bewaarde stukken met de naam „Hollander" tooiden, uit dit ge bied en kenden zij hoevemaat en tijns- tarief reeds van huis uit. Zij zouden zeker niet naar de verre, gelijksoortige deltagebieden van het land rond Bremen zijn getrokken en daar zorgvuldig hun van huis uit be kende systeem van ontginning tot in hoevemaat nauwkeurig zijn gaan toe passen, indien dit systeem in hun stam land tot mislukking had geleid. Zij moe ten dus gedegen, met succes bekroonde ervaring in hun geboortestreek hebben opgedaan. ELFDE EEUW Uit een en ander kan worden afgeleid dat reeds in de elfde eeuw de winning van cultuurland door ontginning van het veen stelselmatig is aangevat. Daarmee ontstond de streek, die naar zijn legendarisch reeds in de tiende eeuw genoemd naamgevend centrum 'Holtland' onder Kouderkerk of Leiderdorp, het eerst de naam „Holland" zou dragen. Ook voor het Utrechtse aan weerszij- ;n van de Oude Rijn, toenmaals begin nende ter plaatse van het tegenwoordige Zwammerdam, laat zich systematische veenontginning op grote schaal aanneme lijk maken. Vrijwel allerwege in deze uithoek van het bisschoppelijke Neder- sticht, vanaf de omgeving van Abcoude in het noorden tot het oude Miland, de Mijestreek bij Bodegraven in het zuiden moet de openlegging der wildernis ne- derzettingsgewijs in de twaalfde eeuw zijn begonnen. MACHT Deze ontginningen, gepaard gaande met een sterke bevolkingsaanwas, brach ten in verschillend opzicht ingrijpende veranderingen met zich mee. Allereerst op staatkundig terrein. Het in de kust streken zetelende geslacht van graven had tot dan een slechts betrekkelijk ge ringe basis voor de feitelijke macht. Tot dan toe was de graaf aangewezen ge weest op de steun van zijn onderhorige boeren, woonachtig op de niet zo om vangrijke grafelijke landgoederen, als mede op de altijd min of meer wille keurige bijstand van de verdere heren en vrijgeborenen in zijn gezagsgebied. De zeggenschap over de ontgonnen wilder nissen gaf de graaf gelegenheid zijn machtspositie te versterken. Hij liet de ontginners de persoonlijke vrijheid en vrijwel altijd de gratis beschikking over hun ontginningshoeven, maar bedong dan bij de ontginningscontracten, "co- pen" genaamd, erkenning van zijn gezag door jaarlijkse tijnsbetaling alsmede mi litaire steun in tijden van krijg. Aan het woord "copen" ontlenen tientallen dor pen of buurten hun naam, men denke b.v. aan Nieuwkoop, Vriezekoop, e.a. De bisschop van Utrecht liet de orga nisatie der ontginningen over aan de ver schillende kapittelkerken, zoals die van St. Pieter en St. Jan en buitte daardoor het wildernisregaal minder krachtig uit, waarbij het met name niet tot de doel bewuste opbouw van een landelijke krijgsorganisatie kwam. Maar ook de structuur van de samen leving onderging door dat alles verande ring. De contractuele nederzettingsge- wijs bepaalde relatie gezag-vrijheid door brak hier eerder dan elders in West-Eu ropa de op persoonlijke dienst- of leen- banden gevestigde gezagsorganisatie, om met het vorderen van de grote ontgin ningen vrij baan te maken voor een nieuwe, op persoonlijke vrijheid berus tende samenlevingsstructuur. Het ce ment van die nieuwe structuur vormden de nieuwe boerennederzettingen, de am bachten zoals ze in Holland heetten, de gerechten, zoals ze in het Utrechtse wer den genoemd. Men had daarin, zoals thans nog in de polders, medezeggen schap op basis van het grondbezit. Vooral in het besproken gebied sprak dit sterk, omdat door de verzanding de Rijnmond bij Katwijk (in de tiende of uiterlijk in de elfde eeuw) slechts tweetal water af voer wegen naar zee c bleven: in het oosten de Vecht, in noordwesten het via het open IJ met de Almere - de latere Zuiderzee - in verbin ding aan de Spaarne. Zo laat het zich verstaan dat, met het groeien der ontginningen, een steeds toe nemende waterstaatkundige controverse tussen Holland en Utrecht ontstond. Het westen van Utrecht was nl. eve aangewezen op afwatering via Holland en het Spaarne en Holland kon bij de reeds versterkte watertoevloed uit het eigen gebied het Utrechtse surplus er nog onmogelijk bij hebben. RIJN AFGEDAMD En daarmee zijn we dan aangeland bij de dam, welker aanleg enige tijd gele den is herdacht, zoals in het voorwoord tot dit artikel reeds gememoreerd. Floris de derde van Holland nam een van zijn standpunt uit bezien voor de hand liggende en logische maatregel: hij damt de Rijn aan de grens, aan de zwet of zwade van zijn territoir eenvoudig af. De dam te Svadeburg, de Svadeburger- dam of Zwammerdam doet zijn intrede in de geschiedenis. Naar men mag ver onderstellen met aansluitende kaden aan weerskanten een eind de venen in. We kennen dit gebeuren uit een oor konde van keizer Frederik Barbarossa, een stuk, dat moet dateren van 25 no vember 1165, toen de Roodbaard kenne lijk op aandringen van Godefrid, bis schop van Utrecht, in dit deel van zijn rijk verschillende zaken regelde. In die oorkonde lezen we, dat deze streken al tc veel door overstromingen werden ge teisterd en dat men zocht naar ee lossing van de waterstaatkundige lijkheden. Er wordt toestemming gege ven voor het graven van een afwate ringskanaal (vermoedelijk in de omge ving van de stad Utrecht), teneinde oostelijker gelegen delen van het Neder- sticht een betere afvoer naar zee te be zorgen. Een vroeger bij Wijk bij Duur stede in de Rijn gelegde dam mocht van de keizer gehandhaafd blijven. De ande- Rijnversperring, zo staat er in de oorkonde, "die de graaf onrechtmatig met geweld had doen verrijzen en ma ken te Steckede (de huidige Steekter- buurt) of Svadeburg en die geregeld watersnoodrampen voor ontelbare men- ïn vele plaatsen veroorzaakte, dien de op keizerlijk bevel te worden verwij derd. Daarmee zou de Rijn dan als vrije en koninklijke "strata" zonder obstakel ten alle tijde, als van ouds, kunnen voort stromen. Deze keizerlijke uitspraak is niet van overdrijving ontbloot. De zinsnede over de "vrije koninklijke stroom" is daarvan het sterkste staaltje. Wat enerzijds was de Rijnmond bij Katwijk reeds ver zand, anderzijds stond de keizer aan de andere zijde van het Rijngedeelte, bij Wijk bij Duurstede, blijvende afdamming Of de Hollandse graaf de dam wer kelijk heeft opgebroken met alle gevol gen van dien voor zijn onderzaten, we mogen het vermoeden doch weten het niet. In ieder geval blijkt uit de verdere geschiedenis wel, dat de gedachte, dat slechts een compromis de enige blijvende en wederzijds aanvaardbare oplossing zou moeten worden, het enig juiste zou zijn. Reeds in 1202 kwam men tot een vergelijk door een interventie van de hertog van Brabant. De oplossing hield in, dat de graaf, die de dam al weer - wellicht zelfs voor de zoveelste maal? - had hersteld, beloofde deze dam voor goed op te ruimen, mits van Utrechtse zijde een drietal wateringen zou worden gegraven, ten behoeve van een tijdige, min of meer beheerste waterafvoer aan de Hollandse kant. In de waterstaatsgeschiedenis van de streek vormt het gebeuren ongetwijfeld een mijlpaal en een keerpunt. We ont moeten. hier het eerste historisch ver melde waterstaatswerk in deze contrei en, doelbewust aangelegd om regionale verbetering te brengen in de waterhuis- houdkundige situatie. Dat is een' mijlpaal. Een keerpunt is, dat het gebeuren iets moet hebben wakker geroepen, het be sef namelijk, dat tegenstrijdige belangen, zoals hier van nature aanwezig, niet door eenzijdig handelen, doch door een vergelijk zouden dienen te worden ge regeld. Er zullen voor, tijdens en na het gebeuren contacten zijn ontstaan aan weerszjjden van de grens tussen de ver schillende belanghebbende ambachten en gerechten alsmede met de gezagsdragers. Contacten, die de basis hebben gelegd voor de vorming van de overkoepelende waterschappen aan weerszijde Rijn land en Woerden zoals deze zich korte of langere tijd later in schriftelijke ge gevens gingen aftekenen. NOG TE ZIEN De drie weteringen, die van Utrechtse zijde werden gegraven ter compensatie van de verwijderde dam, kunnen nog voor een deel worden aangewezen. Be ziet men het kaartbeeld, dan vormen de rechte, kennelijk gegraven Heimanswe tering en de in het verlengde daarvan verder noordelijk gelegen gelijksoortige Oudewetering met de Oude Rijn en de verschillende meren de weg voor afstro ming van het Utrechtse water naar het Spaarne. Het van ouds sedert de middel eeuwen bestaande en eerst enkele jaren geleden bij de vervanging door een pro vinciale brug beëindigde gemeenschap pelijk onderhoud van de 's Molenaarsbrug door Rijnland en Woerden, is, zoals reeds Fockema Andrea in het licht stelde, een sprekende aanwijzing, dat we hier twee weteringen van 1202 voor ons hebben. GESCHILLEN ZIJN BIJGELEGD Nadat graaf Willem I van Holland in 1204 tijdens een overeenkomst met z(jn Utrechtse rivaal, bisschop Diederik, over verschillende onderling betwitse rech ten, nog eens plechtig onder ede ver klaard had de Swadenburgerdam voor taan bij geen enkele gelegenheid meer te zullen afdammen, volgde in 1226 ander maal een bijlegging van verschillende conflicten, toen tussen graaf Floris IV en bisschop Otto, ditmaal door bemidde ling van een pauselijk legaat. Tekenend is dat, evenals in 1202, de afwaterings kwestie als van groot belang voor beide partijen, weer de voornaamste kwestie in geschil was. Een punt van geschil vormde onder meer of van de zeven sluizen, die in de plaats Wendeldijk genaamd, gelegd zou den worden er vier of drie door Utrecht zouden worden gerealiseerd en onder houden. Voorts diende de breedte van de opening in de Zwammerdam nog te wor den bepaald. Verder moest geregeld de schouwvoering over de sluizen van Hol landse zijde door scrutatores, schouw- lieden, de ambtsvoorgangers onzer hui dige hoogheemraden worden geregeld. Het optreden van deze lieden werd toen reeds als "een gewoonte des lands", een gevestigd instituut dus, aangemerkt. SPAARNDAM Volgens de oorkonde werd allereerst een afspraak gemaakt over de afsluiting van het Spaarne bij Spaarndam en het maken van sluizen aldaar, klaarblijkelijk in beginsel op fifty-fifty basis. Deze af sluiting moet inderdaad omstreeks die tijd hebben plaatsgevonden; een enorme technische prestatie voor een tijd waarin dijkbouw siechts schop en ter beschikking had. Met de vermoedelijk reeds veel vroeger te dateren aanleg van de Wendeldijk, de latere Spaarndammerdijk langs het weer veel later in de 19e eeuw in gepolderde IJ van Spaarndam naar Slo- terdijk, was de waterstaatkundige be veiliging van deze streken tegen over stroming afgerond tot de grens van het kunnen van de middeleeuwse mens. Daarmee Was de Rijnlandse boezem ge schapen met de mogelijkheid van na tuurlijke lozing via sluizen op het buitenwater. Deze situatie zou vrijwel ongewijzigd blijven tot in de negen tiende eeuw, toen de besluisde af watering bij Katwijk er bij zou komen en vervolgem de droogmaking van de i Haarlemse en Leidse meren tot l;unst- matige bemaling zou dwingen. De negen sluizen werden aanvankelijk door g. oe- I pen ambachten of gerechten in nau a onderhouden. Het Groot-Waterschep van Woerden bezit nog heden ten dag een der sluizen te Spaarndam, de sedert 1571 enig overgeblevene Woerdense sluis aldaar. ZWAMMERDAM De oorkonde van 1226 bepaalt ons ver der bij de Zwammerdamse situatie en regelt een klaarblijkelijk eerder onbe slist gelaten punt, de bepaling van de breedte van de in de dam te onderhou den opening. Latere middeleeuwse ge gevens tonen aan, dat het ene land- hoofd van de opening door Woerden, het andere door Rijnland wordt onderhouden. Er is derhalve grond voor de veronder stelling, dat ook deze half-om-halfrege- ling teruggaat op het niet overgeleverde vergelijk tussen graaf Willem I en bis schop Diederick. Fockema Andrea da teert dit gebeuren in het jaar 1220, toen kort tevoren een stormramp deze stre ken had geteisterd en bisschop en graaf gezamenlijk van een in~ Frankrijk ge houden rijksdag huiswaarts trokken. De portée van de getroffen regeling is duidelijk. De dam werd niet geheel verwijderd, doch bleef op een opening na in stand om de waterdoorvoer aan zekere banden te leggen. Door heel slim gezien elk der partijen een land- hoofd te doen onderhouden, kon de ene partij de dam niet afsluiten, maar de andere evenmin naar believen de ope ning vergroten. Zoals wel te begrijpen valt, bleef het niet bij die opening. De plaatselijke ge meenschap legde er al spoedig plankier over: de Zwammerdamse brug was ge- NIEUWKOOP Later in de middeleeuwen werd nog een gemeenschap in de situatie betrek ken: de heerlijkheid Nieuwkoop, het ge bied van de huidige waterschappen Nieuwkoop en Nieuwkoop en Noorden. Dit gebied waterde vanouds via de Meije met Rijnland af en betaalde vermoede lijk aanvankelijk bij gelegenheden mee, wanneer er in Rijnland kosten over de landen werden omgeslagen. Nadat ech ter in 1284 door toedoen van de Ho - landse graaf Floris V de Hollandse IJs- sel bij Vreeswijk was afgedamd volgde Nieuwkoop voor een onderdeel van zijn gebied in 1383 het voorbeeld van vele ambachten bezuiden de Rijn om de af maling vla Spaarndam te verlaten en dit te brengen „opten Yssel", zoals we er gens lezen „omme alzoe 't water eer quyt te worden eride metten eersten droech lant te gècrygen". Een ontwikke ling, die er onder meer toe leidde, dat men rond het midden van de veertiende eeuw door sluislegging te Bodegraven een boezemschelding tot stand bracht, die geleidelijk aan en in 1857 officieel, de grens tussen het Hoogheemraadschap van Rijnland en het Groot-Waterschap van Woerden zou worden. Klaarblijkelijk hebben de Nieuwkopers toen niet meer met Rijnland mee willen betalen. Daardoor ontstond een conflict, dat tenslotte in 1394 door een vergelijk werd beëindigd. Dit vergelijk werd be krachtigd door hertog Albrecht van Bey- eren, graaf van Hqlland en kwam daar op neer, dat Nieuwkoop de vrije uitwa- Detail van een kaart van Rijnland uit een atlas van Floris Baltha- sars, „Geswoore lantmeeter van Rynlant" (Archief Hoogheem raadschap van Rijnland). Op deze kaart uit 1615 wordt de dam nog de Zwadenburgerdamgenoemd. tering op Spaarndam behield, doch als tegenprestatie voortaan het Rijnlandse „aardwerk" aan de Zwammerdam zou overnemen, zoals ook te lezen staat in een oude Rijnlandse blafferd: „Zwam- merdammer brugge sel maken die van Woerden die een helft ende Rijnlant die ander helft ende Swammerdamme dat decsel ende nuwecoop dat aerdwerek". In de loop van de zestiende eeuw raakt 't eigen onderhoud van het Groot- Waterschap, Zwammerdam en Nieuw koop in onbruik. Dan gaat Rijnland, na overleg met de andere onderhoudsplich tigen de benodigde werken uitvoeren en de kosten daarvan naar rato omslaan over de oude deelhebbers. NEGENTIENDE EEUW Zo bleef de toestand tot aan het be gin van de negentiende eeuw, maar de droogmaking van de veenplassen be westen Nieuwkoop gaf aanleiding tot nieuwe langdurige verwikkelingen. De gewonnen- of liever herwonnen cul tuurgrond werd door'het'Rijk uitgeg'e1 ven onder voorwaarde van volledige om slagbetaling aan Rijnland en Amstelland. De nieuwe polder (de huidige polder Nieuwkoop) sloeg namelijk met molens naar beide boezems uit. Toen Rijnland echter de omslag trachtte te innen, be riep Nieuwkoop zich op het bovenge noemde accoord van 1394. Dit verzet voerde tot processen, maar ook nu kwam men tot een compromis, inhoudende ge deeltelijke omslagbetaling. Nieuwe moeilijkheden doemden echter op, toen het gebied van de gehele vroe gere heerlijkheid Nieuwkoop, dus ook de polder Nieuwkoop en Noorden, in 1857 formeel bij het Hoogheemraad schap van Rijnland werd i Rijnland trachtte, op grond glementen, van de gronden onder beide polders bundergeld te heffen. De polder Nieuwkoop en Noorden bleef zich daartegen met succes verzet ten, doch met Nieuwkoop volgde ge onderhandelingen een nieuw eenkomst op basis waarvan gedeeltelijke aan de eisen van Rijnland werd tege moetgekomen. De beide polders echter in 1922 vrijwel geheel het hoofd buigen. Onder koninklijke goedkeuring verklaarden de Staten van Zuid-Holland het befaamde accoord van 1394 als vallen en hiermede werd de omslagbeta ling voor de onder het gebied van beide polders liggende gronden een plicht; zij het dan dat, in Verband met historische rechten voor de eigendommen in de pol der Nieuwkoop een gedeeltelijke vrijdom van 55 cent per bunder werd vastgelegd en voor de eigendommen onder de pol der Noorden en Nieuwkoop een vrijdom van ƒ1.40. Deze gedeeltelijke vrijdom men zijn nog steeds van kracht en aldus leeft de Nieuwkocpse r .id 'e'.ccv.v.:'.' ver plichting met betrekking tot de Zwam merdam nog steeds voort. Immers, dal men voor wat de uitwatering op Rijn land betreft, oudtijds tot niet meer dar het „aardwerk" bij de brug gehout'er was, vormt in wc:;en het motief van c'e l.uidige vrijdommen. Ook leeft tot de huidige dag nog tmtba; cr.de verplich het d.i. di tl de brug te onderhouden. Sinds dag echter wordt de brug, s 1S58 eigendom ven R nland en c tezamen, ook door deze onderher er der voorwaarde ook het bruggeld te gen innen. Gemeente en de binnenpolder ter plaatse betalen jaarlijks, als afkoop voor hun oude verplichtingen, zowel aai het Hoogheemraadschap als aan he Groot-Waterschap, een bedrag van 5 welke bedragen thans, voor zover het de gemeentelijke bijdragen betreft, op het budget van de gemeente Alphen Rijn prijken, als opvc" v-n de op geheven gemeente Zwammerdam. BESLUIT Dit is irf notedop het verhaal van verwikkelingen rond de dam en de lat< brug bij Zwammerdam. Acht eeuwen geleden verschijnt deze dam voor het eerst in de geschiedenis van het graafschap Holland en het bis dom Utrecht en daarmee ook dooi de bemoeienissen van Frederik Barba rossa zij het niet opvallend, in de ge schiedenis van het heilige Roomse Rijk. Gezegd mag voorts wel worden, dat de dam mede de stoot heeft gegeven tot de vormgeving van het latere Hoog heemraadschap van Rijnland en zijn na buur, het Groot-Waterschap Woerden. En daarom was het ook goed te herden ken dat acht eeuwen geleden bij het huidige Zwammerdam een dam werd gelegd. Er zijn bescheidener zaken die men tegenwoordig 'n herdenking waard

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1966 | | pagina 6