ACHT EEUVA/EN
ZWAMMERDAM
Over de oorsprong van
het Hoogheemraadschap van Rijnland
en het groot-waterschap van Woerden
Waterkering te Swadendamme komt in
1165 in de geschiedenis van Holland
DE LEIDSE COURANT
Acht eeuwen geleden, om juist te zijn op 25 no
vember 1165, gerekend volgens onze huidige tijd
rekening, werd voor het eerst in de geschiedenis
melding gemaakt van Zwammerdam, door
een in de Rijn daar ter plaatse gelegde dam door
de Hollandse graaf, teneinde wateroverlast door
wering van vreemd (Stichts) water op zijn grond
gebied te verminderen of althans enigermate
binnen de perken te houden. Niet alleen dat
daarmee Zwammerdam in de geschreven geschie
denis verscheen, maar ook wordt het leggen
van de dam gezien als het eerste, historisch be
kende waterstaatwerk in westelijk Nederland.
Het achtste eeuwfeest om het dan maar zo te
noemen was voor het Hoogheemraadschap van
Rijnland èn het Groot-Water schap van Woerden
gerede aanleiding tot een plechtige herdenking,
waarop onder anderen gesproken werd door de
secretaris-rentmeester van Rijnland, dr. H. v. d.
Linden, die een historisch overzicht gaf. Dit over
zicht (waarvan wij in ons verslag van de herden
kingsbijeenkomst in de kerk van Zwammerdam
slechts beknopt melding maakten) leek ons van
zodanige interesse, mede met het oog op het ver
breiden van meer kennis der regionale geschiede
nis van het oude land rond de voormalige Rijn
monding, dat wij dit overzicht aan onze belang
stellende lezers willen doorgeven. Wij vroegen
en verkregen daartoe de zeer gewaardeerde
medewerking van dr. v. d. Linden, die ons onder
meer gelegenheid bood een oude kaart van het
betrokken gebied uit het archief van Rijnland
bij dit artikel te reproduceren en ons voorts ver
schillende belangrijke aanwijzingen verstrekte.
Het Dorp
Zwammerdam
in 1787.
Vermoedelijk
een tekening van
H. Tavemier.
Rechts op de
achtergrond
de brug.
De prent is ii
het bezit van
het Leidse
Archief.
WATERSTAAT
Maar niet alleen op staatkundig
bied. ook op waterstaatkundig terrein
hebben de grote ontginningen invloed
uitgeoefend. De naar het midden toe
oplopende hoger gelegen venen gaven,
door hun groot water houdend vermogen,
het overtollige water slechts in beschei
den hoeveelheid af naar de tussengele-
gen watertjes, rivieren en betrekkelijk
kleine meren. Door het graven van slo-
=n wateringen ontstond echter in de
laagvlakte een snellere en overvloediger
afvoer van overtollig water en daarmee
blijvende wateroverlast in de ontvan-
HET JAAR 1000
Omstreeks het jaar 1000 begonnen de
strooptochten der Noormannen in deze
contreien langzamerhand tot het ver
leden te behoren. Het midden-westen
van ons land was, behoudens oudere ne
derzettingen aan de randen in het wes
ten, op de geestgronden en in het oosten
het Utrechtse zand, één enorme wilder
nis, één dode vlakte met slechts schaars
verspreide kleine nederzettingen op de
kleiboorden der doorstromende wateren.
Dit noopte tot strijd tegen de ruige
venen, waarop zich slechts door noeste
arbeid en taaie volharding de nodige
cultuurgrond liet
Deze arbeid werd na het afebben dei-
Deense invallen met kracht en geest
drift aangepakt. Een nieuwe levens
drang moet zich toen van de schaarse
bevolking hebben meester gemaakt, niet
alleen gestimuleerd door het rustiger
worden der tijden, doch ook door de ver
minderde frequentie van overstromin
gen. Volgens een recent onderzoek nl.
mag het einde van de z.g. middeleeuwse
overstromingsperiode rond het jaar dui
zend worden gesteld.
FRIES OF HOLLANDS
Bij het openleggen der venen ging
men te werk volgens een in Friesland
of Holland geboren systeem der „op-
strekkende erven". Vanuit een bestaand
riviertje of weg groef men ongeveer
loodrecht daarop evenwijdige sloten het
achterland in, om vervolgens geleidelfj':
aan door afbranding of wegkappen dei-
bestaande begroeiing bruikbaar cultuur
land te winnen, dat zich niet alleen voor
veeteelt doch ook, zij het op beperkte
schaal, voor zekerp graanbouw leende.
Tijdens de invallen der Noorse vikin
gen was men op deze wijze al langs de
rivieren, op de kleiboorden daarvan aan
de gang, zoals we weten uit een in de
vorm van een sage doorverteld en latei
opgetekend IJslands reisbericht. Nu
trok men dan verder de venen in en zo
moeten reeds in de elfde eeuw de neder
zettingen Hazersvvoude, Zoeterwoude,
Esselijkerwoude het tegenwoordige
Woubrugge), Rijnsaterwoude en Lei-
muiden z(jn ontstaan.
ZES HOLLANDERS
Het sprekendste bewijs voor deze stel
ling vormt een Duitse oorkonde uit het
jaar 1106, waarin een zestal met name
genoemde Hollanders naar hun zeg
gen afkomstig van benoorden de Rijn
een ontginningscontract sluiten met de
aartsbisschop tevens wereldlijk heer
ser van Bremen en Hamburg betref
fende wildernissen in diens gezagsge-
bied. Deze emigranten, voorlopers en
wegbereiders van een grote schare land
genoten, die ln de verdere middeleeuwen
de Noordduitse laagvlakte zouden ko
men helpen bevolken, kwamen in dat
contract onder meer met de aartsbis
schop overeen hem jaarlijks 'n „tijnsje"
(een gezagserkenning) van één denier,
het gangbare kleine muntstuk in die
dagen, te gaan betalen per hoeve van
30 bij 720 strekkende roeden. Uit het
kaartbeeld en enige latere Hollandse
tijnsgegevens kan worden geconstru
eerd, dat in Leimuiden en omgeving,
waar volgens een andere bron reeds in
het jaar 1063 een drietal plaatsen met
kapellen wordt vermeld, op geheel de
zelfde conditie verscheidene nederzettin
gen ter ontginning moeten zijn uitge
geven. Kennelijk dus stamden de emi
granten, de eersten die zich in de weinige
uit die tijd bewaarde stukken met de
naam „Hollander" tooiden, uit dit ge
bied en kenden zij hoevemaat en tijns-
tarief reeds van huis uit.
Zij zouden zeker niet naar de verre,
gelijksoortige deltagebieden van het
land rond Bremen zijn getrokken en
daar zorgvuldig hun van huis uit be
kende systeem van ontginning tot in
hoevemaat nauwkeurig zijn gaan toe
passen, indien dit systeem in hun stam
land tot mislukking had geleid. Zij moe
ten dus gedegen, met succes bekroonde
ervaring in hun geboortestreek hebben
opgedaan.
ELFDE EEUW
Uit een en ander kan worden afgeleid
dat reeds in de elfde eeuw de winning
van cultuurland door ontginning van
het veen stelselmatig is aangevat.
Daarmee ontstond de streek, die naar
zijn legendarisch reeds in de tiende eeuw
genoemd naamgevend centrum 'Holtland'
onder Kouderkerk of Leiderdorp, het
eerst de naam „Holland" zou dragen.
Ook voor het Utrechtse aan weerszij-
;n van de Oude Rijn, toenmaals begin
nende ter plaatse van het tegenwoordige
Zwammerdam, laat zich systematische
veenontginning op grote schaal aanneme
lijk maken. Vrijwel allerwege in deze
uithoek van het bisschoppelijke Neder-
sticht, vanaf de omgeving van Abcoude
in het noorden tot het oude Miland, de
Mijestreek bij Bodegraven in het zuiden
moet de openlegging der wildernis ne-
derzettingsgewijs in de twaalfde eeuw
zijn begonnen.
MACHT
Deze ontginningen, gepaard gaande
met een sterke bevolkingsaanwas, brach
ten in verschillend opzicht ingrijpende
veranderingen met zich mee. Allereerst
op staatkundig terrein. Het in de kust
streken zetelende geslacht van graven
had tot dan een slechts betrekkelijk ge
ringe basis voor de feitelijke macht. Tot
dan toe was de graaf aangewezen ge
weest op de steun van zijn onderhorige
boeren, woonachtig op de niet zo om
vangrijke grafelijke landgoederen, als
mede op de altijd min of meer wille
keurige bijstand van de verdere heren en
vrijgeborenen in zijn gezagsgebied. De
zeggenschap over de ontgonnen wilder
nissen gaf de graaf gelegenheid zijn
machtspositie te versterken. Hij liet de
ontginners de persoonlijke vrijheid en
vrijwel altijd de gratis beschikking over
hun ontginningshoeven, maar bedong
dan bij de ontginningscontracten, "co-
pen" genaamd, erkenning van zijn gezag
door jaarlijkse tijnsbetaling alsmede mi
litaire steun in tijden van krijg. Aan het
woord "copen" ontlenen tientallen dor
pen of buurten hun naam, men denke b.v.
aan Nieuwkoop, Vriezekoop, e.a.
De bisschop van Utrecht liet de orga
nisatie der ontginningen over aan de ver
schillende kapittelkerken, zoals die van
St. Pieter en St. Jan en buitte daardoor
het wildernisregaal minder krachtig uit,
waarbij het met name niet tot de doel
bewuste opbouw van een landelijke
krijgsorganisatie kwam.
Maar ook de structuur van de samen
leving onderging door dat alles verande
ring. De contractuele nederzettingsge-
wijs bepaalde relatie gezag-vrijheid door
brak hier eerder dan elders in West-Eu
ropa de op persoonlijke dienst- of leen-
banden gevestigde gezagsorganisatie, om
met het vorderen van de grote ontgin
ningen vrij baan te maken voor een
nieuwe, op persoonlijke vrijheid berus
tende samenlevingsstructuur. Het ce
ment van die nieuwe structuur vormden
de nieuwe boerennederzettingen, de am
bachten zoals ze in Holland heetten, de
gerechten, zoals ze in het Utrechtse wer
den genoemd. Men had daarin, zoals
thans nog in de polders, medezeggen
schap op basis van het grondbezit.
Vooral in het besproken gebied sprak
dit sterk, omdat door de verzanding
de Rijnmond bij Katwijk (in de tiende of
uiterlijk in de elfde eeuw) slechts
tweetal water af voer wegen naar zee c
bleven: in het oosten de Vecht, in
noordwesten het via het open IJ met de
Almere - de latere Zuiderzee - in verbin
ding aan de Spaarne.
Zo laat het zich verstaan dat, met het
groeien der ontginningen, een steeds toe
nemende waterstaatkundige controverse
tussen Holland en Utrecht ontstond. Het
westen van Utrecht was nl. eve
aangewezen op afwatering via Holland
en het Spaarne en Holland kon bij de
reeds versterkte watertoevloed uit het
eigen gebied het Utrechtse surplus er
nog onmogelijk bij hebben.
RIJN AFGEDAMD
En daarmee zijn we dan aangeland bij
de dam, welker aanleg enige tijd gele
den is herdacht, zoals in het voorwoord
tot dit artikel reeds gememoreerd.
Floris de derde van Holland nam een
van zijn standpunt uit bezien voor de
hand liggende en logische maatregel: hij
damt de Rijn aan de grens, aan de zwet
of zwade van zijn territoir eenvoudig af.
De dam te Svadeburg, de Svadeburger-
dam of Zwammerdam doet zijn intrede
in de geschiedenis. Naar men mag ver
onderstellen met aansluitende kaden aan
weerskanten een eind de venen in.
We kennen dit gebeuren uit een oor
konde van keizer Frederik Barbarossa,
een stuk, dat moet dateren van 25 no
vember 1165, toen de Roodbaard kenne
lijk op aandringen van Godefrid, bis
schop van Utrecht, in dit deel van zijn
rijk verschillende zaken regelde. In die
oorkonde lezen we, dat deze streken al
tc veel door overstromingen werden ge
teisterd en dat men zocht naar ee
lossing van de waterstaatkundige
lijkheden. Er wordt toestemming gege
ven voor het graven van een afwate
ringskanaal (vermoedelijk in de omge
ving van de stad Utrecht), teneinde
oostelijker gelegen delen van het Neder-
sticht een betere afvoer naar zee te be
zorgen. Een vroeger bij Wijk bij Duur
stede in de Rijn gelegde dam mocht van
de keizer gehandhaafd blijven. De ande-
Rijnversperring, zo staat er in de
oorkonde, "die de graaf onrechtmatig
met geweld had doen verrijzen en ma
ken te Steckede (de huidige Steekter-
buurt) of Svadeburg en die geregeld
watersnoodrampen voor ontelbare men-
ïn vele plaatsen veroorzaakte, dien
de op keizerlijk bevel te worden verwij
derd. Daarmee zou de Rijn dan als vrije
en koninklijke "strata" zonder obstakel
ten alle tijde, als van ouds, kunnen voort
stromen.
Deze keizerlijke uitspraak is niet van
overdrijving ontbloot. De zinsnede over
de "vrije koninklijke stroom" is daarvan
het sterkste staaltje. Wat enerzijds
was de Rijnmond bij Katwijk reeds ver
zand, anderzijds stond de keizer aan de
andere zijde van het Rijngedeelte, bij
Wijk bij Duurstede, blijvende afdamming
Of de Hollandse graaf de dam wer
kelijk heeft opgebroken met alle gevol
gen van dien voor zijn onderzaten, we
mogen het vermoeden doch weten het
niet. In ieder geval blijkt uit de verdere
geschiedenis wel, dat de gedachte, dat
slechts een compromis de enige blijvende
en wederzijds aanvaardbare oplossing
zou moeten worden, het enig juiste zou
zijn. Reeds in 1202 kwam men tot een
vergelijk door een interventie van de
hertog van Brabant. De oplossing hield
in, dat de graaf, die de dam al weer -
wellicht zelfs voor de zoveelste maal? -
had hersteld, beloofde deze dam voor
goed op te ruimen, mits van Utrechtse
zijde een drietal wateringen zou worden
gegraven, ten behoeve van een tijdige,
min of meer beheerste waterafvoer aan
de Hollandse kant.
In de waterstaatsgeschiedenis van de
streek vormt het gebeuren ongetwijfeld
een mijlpaal en een keerpunt. We ont
moeten. hier het eerste historisch ver
melde waterstaatswerk in deze contrei
en, doelbewust aangelegd om regionale
verbetering te brengen in de waterhuis-
houdkundige situatie. Dat is een' mijlpaal.
Een keerpunt is, dat het gebeuren iets
moet hebben wakker geroepen, het be
sef namelijk, dat tegenstrijdige belangen,
zoals hier van nature aanwezig, niet
door eenzijdig handelen, doch door een
vergelijk zouden dienen te worden ge
regeld. Er zullen voor, tijdens en na het
gebeuren contacten zijn ontstaan aan
weerszjjden van de grens tussen de ver
schillende belanghebbende ambachten en
gerechten alsmede met de gezagsdragers.
Contacten, die de basis hebben gelegd
voor de vorming van de overkoepelende
waterschappen aan weerszijde Rijn
land en Woerden zoals deze zich korte
of langere tijd later in schriftelijke ge
gevens gingen aftekenen.
NOG TE ZIEN
De drie weteringen, die van Utrechtse
zijde werden gegraven ter compensatie
van de verwijderde dam, kunnen nog
voor een deel worden aangewezen. Be
ziet men het kaartbeeld, dan vormen de
rechte, kennelijk gegraven Heimanswe
tering en de in het verlengde daarvan
verder noordelijk gelegen gelijksoortige
Oudewetering met de Oude Rijn en de
verschillende meren de weg voor afstro
ming van het Utrechtse water naar het
Spaarne. Het van ouds sedert de middel
eeuwen bestaande en eerst enkele jaren
geleden bij de vervanging door een pro
vinciale brug beëindigde gemeenschap
pelijk onderhoud van de 's Molenaarsbrug
door Rijnland en Woerden, is, zoals reeds
Fockema Andrea in het licht stelde, een
sprekende aanwijzing, dat we hier twee
weteringen van 1202 voor ons hebben.
GESCHILLEN ZIJN
BIJGELEGD
Nadat graaf Willem I van Holland in
1204 tijdens een overeenkomst met z(jn
Utrechtse rivaal, bisschop Diederik, over
verschillende onderling betwitse rech
ten, nog eens plechtig onder ede ver
klaard had de Swadenburgerdam voor
taan bij geen enkele gelegenheid meer te
zullen afdammen, volgde in 1226 ander
maal een bijlegging van verschillende
conflicten, toen tussen graaf Floris IV
en bisschop Otto, ditmaal door bemidde
ling van een pauselijk legaat. Tekenend
is dat, evenals in 1202, de afwaterings
kwestie als van groot belang voor beide
partijen, weer de voornaamste kwestie
in geschil was.
Een punt van geschil vormde onder
meer of van de zeven sluizen, die in de
plaats Wendeldijk genaamd, gelegd zou
den worden er vier of drie door Utrecht
zouden worden gerealiseerd en onder
houden. Voorts diende de breedte van de
opening in de Zwammerdam nog te wor
den bepaald. Verder moest geregeld de
schouwvoering over de sluizen van Hol
landse zijde door scrutatores, schouw-
lieden, de ambtsvoorgangers onzer hui
dige hoogheemraden worden geregeld.
Het optreden van deze lieden werd toen
reeds als "een gewoonte des lands", een
gevestigd instituut dus, aangemerkt.
SPAARNDAM
Volgens de oorkonde werd allereerst
een afspraak gemaakt over de afsluiting
van het Spaarne bij Spaarndam en het
maken van sluizen aldaar, klaarblijkelijk
in beginsel op fifty-fifty basis. Deze af
sluiting moet inderdaad omstreeks die
tijd hebben plaatsgevonden; een enorme
technische prestatie voor een tijd waarin
dijkbouw siechts schop en
ter beschikking had.
Met de vermoedelijk reeds veel vroeger
te dateren aanleg van de Wendeldijk,
de latere Spaarndammerdijk langs het
weer veel later in de 19e eeuw in
gepolderde IJ van Spaarndam naar Slo-
terdijk, was de waterstaatkundige be
veiliging van deze streken tegen over
stroming afgerond tot de grens van het
kunnen van de middeleeuwse mens.
Daarmee Was de Rijnlandse boezem ge
schapen met de mogelijkheid van na
tuurlijke lozing via sluizen op het
buitenwater. Deze situatie zou vrijwel
ongewijzigd blijven tot in de negen
tiende eeuw, toen de besluisde af
watering bij Katwijk er bij zou komen
en vervolgem de droogmaking van de
i Haarlemse en Leidse meren tot l;unst-
matige bemaling zou dwingen. De negen
sluizen werden aanvankelijk door g. oe-
I pen ambachten of gerechten in nau a
onderhouden. Het Groot-Waterschep
van Woerden bezit nog heden ten dag
een der sluizen te Spaarndam, de sedert
1571 enig overgeblevene Woerdense sluis
aldaar.
ZWAMMERDAM
De oorkonde van 1226 bepaalt ons ver
der bij de Zwammerdamse situatie en
regelt een klaarblijkelijk eerder onbe
slist gelaten punt, de bepaling van de
breedte van de in de dam te onderhou
den opening. Latere middeleeuwse ge
gevens tonen aan, dat het ene land-
hoofd van de opening door Woerden, het
andere door Rijnland wordt onderhouden.
Er is derhalve grond voor de veronder
stelling, dat ook deze half-om-halfrege-
ling teruggaat op het niet overgeleverde
vergelijk tussen graaf Willem I en bis
schop Diederick. Fockema Andrea da
teert dit gebeuren in het jaar 1220, toen
kort tevoren een stormramp deze stre
ken had geteisterd en bisschop en graaf
gezamenlijk van een in~ Frankrijk ge
houden rijksdag huiswaarts trokken.
De portée van de getroffen regeling
is duidelijk. De dam werd niet geheel
verwijderd, doch bleef op een opening
na in stand om de waterdoorvoer aan
zekere banden te leggen. Door heel
slim gezien elk der partijen een land-
hoofd te doen onderhouden, kon de ene
partij de dam niet afsluiten, maar de
andere evenmin naar believen de ope
ning vergroten.
Zoals wel te begrijpen valt, bleef het
niet bij die opening. De plaatselijke ge
meenschap legde er al spoedig plankier
over: de Zwammerdamse brug was ge-
NIEUWKOOP
Later in de middeleeuwen werd nog
een gemeenschap in de situatie betrek
ken: de heerlijkheid Nieuwkoop, het ge
bied van de huidige waterschappen
Nieuwkoop en Nieuwkoop en Noorden.
Dit gebied waterde vanouds via de Meije
met Rijnland af en betaalde vermoede
lijk aanvankelijk bij gelegenheden mee,
wanneer er in Rijnland kosten over de
landen werden omgeslagen. Nadat ech
ter in 1284 door toedoen van de Ho -
landse graaf Floris V de Hollandse IJs-
sel bij Vreeswijk was afgedamd volgde
Nieuwkoop voor een onderdeel van zijn
gebied in 1383 het voorbeeld van vele
ambachten bezuiden de Rijn om de af
maling vla Spaarndam te verlaten en dit
te brengen „opten Yssel", zoals we er
gens lezen „omme alzoe 't water eer
quyt te worden eride metten eersten
droech lant te gècrygen". Een ontwikke
ling, die er onder meer toe leidde, dat
men rond het midden van de veertiende
eeuw door sluislegging te Bodegraven
een boezemschelding tot stand bracht,
die geleidelijk aan en in 1857 officieel,
de grens tussen het Hoogheemraadschap
van Rijnland en het Groot-Waterschap
van Woerden zou worden.
Klaarblijkelijk hebben de Nieuwkopers
toen niet meer met Rijnland mee willen
betalen. Daardoor ontstond een conflict,
dat tenslotte in 1394 door een vergelijk
werd beëindigd. Dit vergelijk werd be
krachtigd door hertog Albrecht van Bey-
eren, graaf van Hqlland en kwam daar
op neer, dat Nieuwkoop de vrije uitwa-
Detail van een kaart van Rijnland
uit een atlas van Floris Baltha-
sars, „Geswoore lantmeeter van
Rynlant" (Archief Hoogheem
raadschap van Rijnland). Op deze
kaart uit 1615 wordt de dam nog
de Zwadenburgerdamgenoemd.
tering op Spaarndam behield, doch als
tegenprestatie voortaan het Rijnlandse
„aardwerk" aan de Zwammerdam zou
overnemen, zoals ook te lezen staat in
een oude Rijnlandse blafferd: „Zwam-
merdammer brugge sel maken die van
Woerden die een helft ende Rijnlant die
ander helft ende Swammerdamme dat
decsel ende nuwecoop dat aerdwerek".
In de loop van de zestiende eeuw
raakt 't eigen onderhoud van het Groot-
Waterschap, Zwammerdam en Nieuw
koop in onbruik. Dan gaat Rijnland, na
overleg met de andere onderhoudsplich
tigen de benodigde werken uitvoeren en
de kosten daarvan naar rato omslaan
over de oude deelhebbers.
NEGENTIENDE EEUW
Zo bleef de toestand tot aan het be
gin van de negentiende eeuw, maar de
droogmaking van de veenplassen be
westen Nieuwkoop gaf aanleiding tot
nieuwe langdurige verwikkelingen. De
gewonnen- of liever herwonnen cul
tuurgrond werd door'het'Rijk uitgeg'e1
ven onder voorwaarde van volledige om
slagbetaling aan Rijnland en Amstelland.
De nieuwe polder (de huidige polder
Nieuwkoop) sloeg namelijk met molens
naar beide boezems uit. Toen Rijnland
echter de omslag trachtte te innen, be
riep Nieuwkoop zich op het bovenge
noemde accoord van 1394. Dit verzet
voerde tot processen, maar ook nu kwam
men tot een compromis, inhoudende ge
deeltelijke omslagbetaling.
Nieuwe moeilijkheden doemden echter
op, toen het gebied van de gehele vroe
gere heerlijkheid Nieuwkoop, dus ook
de polder Nieuwkoop en Noorden, in
1857 formeel bij het Hoogheemraad
schap van Rijnland werd i
Rijnland trachtte, op grond
glementen, van de gronden onder beide
polders bundergeld te heffen.
De polder Nieuwkoop en Noorden
bleef zich daartegen met succes verzet
ten, doch met Nieuwkoop volgde
ge onderhandelingen een nieuw
eenkomst op basis waarvan gedeeltelijke
aan de eisen van Rijnland werd tege
moetgekomen. De beide polders
echter in 1922 vrijwel geheel het hoofd
buigen. Onder koninklijke goedkeuring
verklaarden de Staten van Zuid-Holland
het befaamde accoord van 1394 als
vallen en hiermede werd de omslagbeta
ling voor de onder het gebied van beide
polders liggende gronden een plicht; zij
het dan dat, in Verband met historische
rechten voor de eigendommen in de pol
der Nieuwkoop een gedeeltelijke vrijdom
van 55 cent per bunder werd vastgelegd
en voor de eigendommen onder de pol
der Noorden en Nieuwkoop een vrijdom
van ƒ1.40. Deze gedeeltelijke vrijdom
men zijn nog steeds van kracht en aldus
leeft de Nieuwkocpse r .id 'e'.ccv.v.:'.' ver
plichting met betrekking tot de Zwam
merdam nog steeds voort. Immers, dal
men voor wat de uitwatering op Rijn
land betreft, oudtijds tot niet meer dar
het „aardwerk" bij de brug gehout'er
was, vormt in wc:;en het motief van c'e
l.uidige vrijdommen. Ook leeft tot de
huidige dag nog tmtba;
cr.de verplich
het
d.i. di
tl de brug te onderhouden. Sinds
dag echter wordt de brug, s
1S58 eigendom ven R nland en c
tezamen, ook door deze onderher er
der voorwaarde ook het bruggeld te
gen innen. Gemeente en de binnenpolder
ter plaatse betalen jaarlijks, als afkoop
voor hun oude verplichtingen, zowel aai
het Hoogheemraadschap als aan he
Groot-Waterschap, een bedrag van 5
welke bedragen thans, voor zover het de
gemeentelijke bijdragen betreft, op het
budget van de gemeente Alphen
Rijn prijken, als opvc" v-n de op
geheven gemeente Zwammerdam.
BESLUIT
Dit is irf notedop het verhaal van
verwikkelingen rond de dam en de lat<
brug bij Zwammerdam.
Acht eeuwen geleden verschijnt deze
dam voor het eerst in de geschiedenis
van het graafschap Holland en het bis
dom Utrecht en daarmee ook dooi
de bemoeienissen van Frederik Barba
rossa zij het niet opvallend, in de ge
schiedenis van het heilige Roomse Rijk.
Gezegd mag voorts wel worden, dat de
dam mede de stoot heeft gegeven tot
de vormgeving van het latere Hoog
heemraadschap van Rijnland en zijn na
buur, het Groot-Waterschap Woerden.
En daarom was het ook goed te herden
ken dat acht eeuwen geleden bij het
huidige Zwammerdam een dam werd
gelegd. Er zijn bescheidener zaken die
men tegenwoordig 'n herdenking waard