Rijksuitgaven gaan in 1966 met drie miljard omhoog Miljoenennota zet rem op particuliere bestedingen Contractlonen volgend jaar omhoog met 6 a 7 procent Zo r- Indirecte belastingen stijgen fors,~\ idirecte gaan vertraagd omlaag Vondeling volgt ander beleid Levensonderhoud ongeveer vier procent duurder Kerngegevens van het C.P.B. komt het geld binnen en zo geeft de staat het uit DINSDAG 21 SEPTEMBER 1965 DE LEIDSE COURANT PAGINA S DEN HAAG De miljoenennota 1966 bevat zeer vele verrassingen: -j De regering wil de indirecte belastingen sterk verhogen, in totaal gaat de belastingdruk met 900 miljoen omhoog; 2 Tegelijkertijd wordt een nieuwe verlaging van de loon- en inkom" stenbelasting van 450 miljoen gulden aangekondigd; deze verla ging wordt gedurende vijf jaar geblokkeerd, zij wordt „uitbetaald" via belastingspaarbrieven; 0 De uitgaven van het rijk stijgen tot ongekende hoogte: 18 miljard gulden; het tekort blijft beperkt tot iets meer dan 1 miljard; 1 Grote bedragen worden in 1966 extra ter beschikking gesteld voor de woningbouw (600 miljoen), het onderwijs (800 miljoen), de wegenbouw (400 miljoen) en de ontwikkelingshulp (150 miljoen); De spanning in de Nederlandse economie is niet afgenomen, maar gestegen; De uitgaven voor onderwijs en wetenschappen zullen volgend jaar stijgen tot ver boven de vier miljard gulden; De betalingsbalans heeft zich geheel hersteld; De regering houdt rekening met een stijging van de contractlonen met 6 tot 7 procent; In 1966 zullen 125.000 woningen worden gebouwd, waarvan 60.000 woningwetwoningen. De eerste miljoenennota, ingediend door de nieuwe minister van Financiën, dr. ir. A. Vondeling, draagt het kenmerk van een ombuiging van het regeringsbeleid. De druk van de indirecte belastingen wordt sterk verhoogd, die van de directe belastingen (loon- en inkomsten belasting) opnieuw verlaagd, ofschoon het belastingplan-Witteveen nog niet volledig gerealiseerd is. De nu door het kabinet-Cals voor gestelde belastingverlaging van 450 miljoen gulden, wordt geblokkeerd gedurende vijf jaar. Daarvoor is de geheel nieuwe vorm gevonder van rentedragende belastingspaarbrieven. Dit beleid betekent eer beperking van de particuliere bestedingen en een tijdelijke verrui ming van de bestedingen van de overheid. Deze verruiming concen- treet zich vooral in het onderwijs, de woningbouw en de aanleg van nieuwe Wegen. Minister Vondeling heeft zijn begroting ingediend met een totaal van 18.150 mil joen gulden aan uitgaven. Het tekort raamt hij op 1085 miljoen. De huidige re gering heeft bovendien te maken met een aanzienlijke verhoging van dé voor 1965 geraamde uitgaven. Minister Vondeling zegt, dat deze uitgaven met niet minder dan 1400 miljoen de oorspronkelijke ra ming zullen overschrijden. Voor 1966 wordt een verdere stijging met 1700 mil joen verwacht, zodat het begrotingstotaal niet minder dan drie miljard gulden ligt boven de cijfers, die op prinsjesdag 1965 bekend werden gemaakt. Behalve de hiervoor reeds aangegeven bedragen voor woningbouw, onderwijs, wegen en ont- wikkelingsulp is voor salarismaatregelen, genomen na 1 januari 1965, nog eens 600 miljoen nodig. Dat betekent, dat van de drie miljard gulden verhoging, aan deze vijf begrotingsonderdelen reeds 2550 mil joen wordt uitgegeven. De regering is van mening dat. gegeven de maatschappelijke ontwikkeling, een stijging van de rijksuitgaven tijdelijk noodzakelijk is. Voor de hier aangegeven uitgaven is een sterkere groei dan over eenkomt met de stijging van het natio nale inkomen, niet alleen gewenst, maar zelfs onvermijdelijk. Wel deelt de minister van Financiën mede. dat ook het huidige kabinet uitgaat van een structureel beschikbaar komende ruimte voor uitgavenverhoging en/of be lastingverlaging tezamen. Dat betekent, dat ook het kabinet-Cals een beleid wil voeren, dat is afgestemd op de gemid delde, geleidelijke groei van het nationale inkomen. In de eerstvolgende jaren kan echter niet worden ontkomen aan een stijging van de overheidsuitgaven, die de trendmatige groei te boven gaat. Gelet op het totale kader van het begrotings beleid, maar ook op de huidige toestand zal de financiering van de extra uitgaven moeten geschieden door belastingverhoging of verlaging van an dere uitgaven. De aanzienlijke verzwaring van de belastingdi uk, die daaruit zou kunnen voortvloeien, wordt door de rege ring niet zonder meer aanvaard. Zij ver wacht,. dat een gedeelte .van de in deze periode geheven belastingen over een aantal jaren niet meer nodig zal zijn. Daarom stelt zij voor, naast de reeds wettelijk tot stand gekomen verlaging van de loon- en inkomstenbelasting, waarvan de eerste faze op 1 juli 1965 ingegaan, een verdere verlaging van deze belastingen door te voeren In de vorm van toekenning van belastingspaarbrie ven. die na vijf jaar worden uitbetaald. De voorgestelde belastingverzwaringen leveren, op jaarbasis, de schatkist 906 miljoen op. Voor 1966 is dit beperkt tot 636 miljoen. De verdere verlaging van de loon- en inkomstenbelasting kost. na vijf jaar, 450 miljoen. Voor de belastingbeta lers betekenen deze maatregelen, aldus minister Vondeling, echter geen onmid dellijke verlaging in besteedbaar geld. De economie van ons land wordt ge kenmerkt door een voortzetting van de spanning op de arbeidsmarkt en de ka pitaalmarkt. In 1965 heeft de rijksbegro ting op de conjunctuur een ongunstige invloed gehad. De begroting 1966 biedt in dit opzicht een gunstiger perspectief, het geen ook tot uiting komt in het begro tingssaldo en in een geringere financie ringsbehoefte, dan die welke voor 1965 voortvloeit uit de begroting voor dat jaar. Minister Vondeling meent, dat het voorgestelde begrotings- en belasting beleid een voorwaarde is voor het vermij den van eventuele verstoringen in onz« economie. Wil de inflatie in ons land niet steeds meer aanwakkeren, dan is het no dig. dat de bestaande spanningen ver minderen. Terugkeer tot een evenwich tiger arbeidsmarkt en kapitaalmarkt acht hfj zeer gewenst. Minister Vondeling is zeer diep inge gaan op de norm, die de regering kan hanteren voor de jaarlijkse stijging de rijksuitgaven in verhouding tot de toename van het nationaal inkomen. Die norm was in 1961 door minister Zijlstra vastgesteld, uitgaande van 'de toestand waarin het land in 1960 verkeerde. Mi nister Vondeling meent, dat een derge lijke norm weliswaar voor een aantal ja ren moet gelden, doch zij moet tevens van tijd tot tijd worden herzien. Boven dien past een dergelijke, regelmatige, doch niet te vaak herhaalde, toetsing in gaan lenen, een beleid, dat ook wordt afgestemd op de conjunctuur. Indien het rijk de financiering van de extra stijging der uitgaven bij de thans bestaande verhouding tussen besparingen en in vesteringen meer dit (omdat de be sparingen reeds tot het maximum worden benut) alleen maar de leningsmogelijk heden in de particuliere sector en van die lagere overheden aantasten. Een andere mogelijkheid is de invoer van buitenlands kapitaal. Deze echter remt de binnenland se bestedingen niet. Zij zou, als de binnen landse produktie niet verder zou stijgen, zelfs tot verdere inflatie leiden, dat be tekent: prijsstijgingen of verslechtering van de betalingsbalans. De regering is van mening, dat thans een herziening van de in 1961 vastge- (Zie verder pag. 7) DE VERWACHTING VOOR 1966 "^Prij^sfijgen y.h.noh i n komen Planbureau in voorzichtige raming: DE STUGINGVAN DE PRUZEN 1 (Van onze parlementaire redactie) DEN HAAG. net Centraal Planbureau verwacht, blijken: verkenning voor 1966, een gunstige ontwikkeling van de Nederlandse economie. Daardoor kunnen overheidsbestedingen en woningbouw' belangrijk toenemen, zonder dat dit gaat ten koste van particuliere consumptie, van investeringen of van de betalingsbalans. Ilcel voorzichtig noemt het CPB in zijn prognoses een verhoging van de contractlonen van 6 a 7 procent, inclusief de huurcompensatie. Hier staat dan een verwachte verhoging van het prijspeil van het levensonderhoud van ongeveer 4 procent tegenover. Maar. zo waarschuwt het CPB. de voor 1966 ge raamde produktlestijging vergt een sterk beroep op de arbeidsmarkt. Daar blijven de spanningen dus bestaan met alle inflatiegevaren van dien. Er blijven dus grenzen gesteld aan het beleid, vooral wat betreft nieuwe impulsen voor de binnenlandse bestedingen. Inflatiegevaar door spanning arbeidsmarkt Het C.P B. is uitermate gereserveerd wat betreft de mogelijkheid van loonsverho ging in 1966. omdat in het te verwachten nieuwe loonbeleid de sociale partners zelf hebben te beslissen De raming van het CPB heeft derhalve een neutraal karak ter. Er wordt slechts mee aangegeven, dat zij correspondeert met de andere veron derstellingen Anders dan in het verleden geeft het percentage niet de ..ruimte", aan en het is geen norm voor het te voeren beleid. ..Het is zeer wel denkbaar, dat uit een oogpunt van werkgelegenheid, prijspeil. over Schiphóllijn DEN HAAG Over het eventueel aanleggen van de zogenaamde Schiphól lijn (Amsterdam Den Haag) is nog steeds geen beslissing genomen. Wel is gebleken, dat deze nieuwe spoorlijn via Schiphol moet lopen. Daarom houdt men er bij de bouw van de nieuwe start banen op Schiphol al rekening mee, al dus minister Suurhoff van Verkeer en Waterstaat. betalingsbalanspositie, economische groei of inkomensverdeling een andere loonvoet te verkiezen ware", zo zegt het CPB zelf. Vanzelfsprekend leidt de verhoging van de indirecte belastingen, die de regering voornemens is in te voeren, tot een toene ming van het prijspeil, evenals trouwens de per 1 januari a s voorgenomen huur verhoging Voor het overige Is aangeno men door het CPB. dat de bestaande regels voor het prijsbeleid onverminderd van kracht blijven Dit laatste neemt niet weg de ervaring leert dat nu eenmaal dat verhoging van de arbeidskosten toch met enige vertraging tot een verhoging van het prijspeil leidt. Deze verhoging schat het CPB procent Voegt r verhogingen door de hogere indirecte be lastingen (1.5 proc en van de huurver hoging (ruim 0.5 proc) en houdt men rekening met enkele factoren, die in lich te mate prijsdrukkend werken, dan komt men tot een prognose voor de consump tieprijsstijging van in totaal 4.5 proc Aangezien de verhoging van de indirecte belastingen voor een deel de minder nood zakelijke goederen betreft, zal de stijging van het prijspeil van het levensonderhoud waarschijnlijk niet meer dan 4 proc. be- van 1966 met 6 a 7 procent, een cijfer waarin bijvoorbeeld ook een eventuele huurcompensatie zou zijn begrepen. Het CPB meent en het bovenstaan de is daarvan mede het gevolg dat de produktie in 1966 belangrijk zal toenemen. De voortdurende stijging van het Neder landse loonniveau ten opzichte van dat in het buitenland levert, blijkens de erva ring uit het recente verleden, hiertegen over tot. nu toe nog geen groot tegen wicht. Voor de industrie is de stijging van de produktie geschat op 1 4 8 proc.. voor de landbouw op ruim 6 proc.. in totaal voor het nationale produkt op 5.5 proc. Onder deze omstandigheden valt ook voor 1966 geen verruiming van betekenis op de arbeidsmarkt te vei wachten. Gezien ook de toeneming van het totaal aantal wer kenden. betekenen de bovengenoemde schattingen een stijging van de nrbeids- produktiviteit in de bedrijvensector met 4,5 A 5 proc. Plaats men hiernaast de te verwachten loonstijging, dan betekent dit een verhoging van de arbeidskosten per eenheid produkt van 4.5 proc.. die zo als we hierboven reeds schreven toch wel te eniger tijd zal doorwerken In het prijspeil. Betalingsbalans Aangezien de goederenuitvoer sterker zal toenemen-dan de goederen invoer, ter wijl tevens verwacht wordt, dat het uit- voerprijspeil 0.5 proc zal stijgen en het invoerpriispeil 1 proc zal dalen, komt de betalingsbalans er ondanks enkele in tegengestelde richting welkende factoren gunstig voor te staan: het saldo op de lopende rekening zal met 250 miljoen ii 1966 op 2.5 tot 3 gulden toenemen tot 750 miljoen hieraan toe de prijs- De situatie van het thans lopende jaar beziende, meent het CPB. dat de gemid delde loonsom per werknemer in de be drij vensector met cltca 11 proc In 1965 zal stijgen, te welen: 2 proc. overloop uit 1964, 2 proc. AOW-compensatie. 2 proc. uitkering Ineens. 2 proc. incidentele 'loons verhoging en 3 A 3.5 proc wegens con tractsherzieningen (deze laatste bedroegen gemiddeld 4 procmaar gingen niet alle op 1 januari ln). Als gevolg van de voort durende verhoging van het loonpeil, blij ven de binnenlandse prijzen aan een op waartse druk onderhevig. Stijging loonsom De toeneming van de totale loonsom per werknemer is geschat op 9.5 proc. Deze schatting omvat mede de incidentele verhogingen de overgang naar beter betaalde beroepen e d. en de sociale lasten. Met deze totale stijging van 9.5 proc. correspondeert dan een gemiddelde verhoging van de oontractlonen in. de loop groenten en fruit Dc stijging van de kosten van levens onderhoud wordt thans voor 1965 door het CPB nader geschat op 5 procdat is 0.5 proc. meer dan in het centraal econo misch plan van begin dit jaar. Dit ver schil Is een gevolg van de intussen over eengekomen uitkering-ineens en van de ongewoon hoge prijzen van aardappelen. De macro - econom ische verkenningen van het CPB leiden tot de volgende re sultaten in vergelijking tot vorige Jaren: mutaties too.v. voorafgaand jaar in procenten 1964 1965 1966 Veronderstellingen (1965. 1966) Wereldinvoer 10 7 7 Materiële overheids consumptie (nominaal) 8 7.5 7 Bruto-investeringen dooi' de overheid -(nominaal) 22 13 18 Invoerprijspeil 3 0.5 1 Concurrerend uitvoerprijspeil 2 2 0.5 Resultaten (1965. 1966) Loonsom p. werknemer, lncl. sociale lasten (bedrijven) 15 11 9.5 Loonsom p. werknemer incl. sociale lasten (overheid) 20 15.5 9.5 Volume particuliere consumptie 5.5 6.5 3 Volume bint» invest, door bedrijven in woningen 28 10 7 overige vaste activa 14 3.5 8 Volume goederenuitv 12- 10 12 Volume goedereninvoei 15 4.5 ,11.5 Volume bruto nationaal produkt 8,5 5 5.5 Produktievolume ln bedrijven 9 5 6 Prijspeil particuliere consumptie 6,5 5 4.5 Prijspeil investerings- goederen (bedrijven) 6 3 3 Pnjsp. goederenuitvoer 2.5 1 0.5 Arijeidsproduktivlteit ln bedrijven 7.5 4 5 Surplus lopende rek. van de betalingsbalans <mld. gld.) —0.73 0.50 0.75 Voorraadvorming (mld. gld 1.90 0.50 1.55 Werkloosheid (1000 personen) 30 35 35440 Werknemersaandeel (in van het nationale inkomen) 73 74 74.5 1. Kostprijsverhogende belastingen: Herziene Vermoedelijke Begroting raming 1965 uitkomsten 1965 1966 a. Motorrijtuigenbelasting 1. excl. opcenten 2. opcenten t.b.v. het rijkswegenfonds b. Invoerrechten 0. Benzine-accijns d. Olie-accijns 1 e. Wijnaccijns f. Alcoholaccijns g. Bieraccijns h. Suikeraccijns 1. Tabaksaccijns j. Omzetbelasting k. Rechten van zegel I. Rechten van registratie m. Grondbelasting (rijksopcenten) 2. Belastingen op inkomen, winst en vermogen: a. Inkomstenbelasting 3375 3275 b. Loonhelasting 3375 3275 c. Dividendbelasting 170 175 d. Kansspelbelasting 3 3 e. Vennootschapsbelasting 1725 1750 f. Commisssrissenbelastinc 27 27 g. Vermogensbelasting <o... 195 195 h. Successierechten Totaal 2 9.115 8.955 Aandeel v Aandeel Aandeel i het Gemeentefonds i het Provinciefonds i het Rijkswegenfonds Ten bate van de rijks begroting derhalve Correctie wegens aanhangige wijziging van het aandeel van het Gemeentefonds en het Provinciefonds Aandeel van het Rijk in de voorge- nemen wijziging van enige belastingen Per saldo ten bate van de rijksbegroting nerziene Vermoedelijke Begroting raming 1965 uitkomsten 1965 1966 Gewone dienst Winsten en baten van bedrijven l itkerineen Duitse financiële verdrag Luistergelden en kijkgelden Dienst der Domeinen Overige ontvangsten 254 Totaal middelen gewone dienst 13.652 Buitengewone dienst Ontvangen aflossingen 308 Belastingspaarbrieven Overige ontvangsten 130 Totaal buitengewone dienst Totaal gehele dienst 438 Kaming I itkoi Hgei Militaire uitgaven tuitenlandvi betrekkingen Miriname en Ned. Antillen hislitie en politie (incl. civiele verkeer en Waterstaat 'landel en Nijverheid l-andbouu en Visserij InderwQs »n Wetenschappen «ociale voorzieningen olksgezondheid volkshuisvesting Huursubsidies Woning welvoorMhot ten Overige uilc.iven Volkshulsv) Nationale schuld \fschrijvineen Totaal der uitgaven

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1965 | | pagina 5