<- IN DE KRANTENTUIN
ONS KNUTSELHOEKJE
S(JSKEmWISKE
ZATERDAG 3 JULI 1965
DE LEIDSE COURANT
EEN VAKANTIE
met spanning
Plaats en steun voor de voeten
waren zo miniem en lastig dat één
of twee personen nodig waren om,
beneden hen staande, een handje
te helpen en dat moesten natuurlijk
Jan en Joost zijn. Maar nauwelijks
waren ze op de tweede trede of Jan
schuifelde langs de richel terug en
zei: „Nee dat gaat niet, we moeten
nog iemand hebben om ons ten laat
ste tegen te houden. Daarom moet
ik eerst Sjaak halen, die ik aan de
top heb achtergelaten!"
„Zal ik hem gaan halen?" bood
Joost aan. „Neen, blijf jij maar hier,
ik ken de weg beter dan jij. Ik blijf
hoogstens tien minuten weg." Hij
sprak opgewekt genoeg, maar zijn
gedachten waren verre van vrolijk.
Onderweg zij hij in zich zelf: „Sjaak
zal het lang niet prettig vinden, maar
in dit geval zal hij toch ook wat
mee moeten wagen!"
Halverwege zond hij een schelle
kreet naar de top en onmiddellijk
verscheen het hoofd van Sjaak om
een rots. „Hoor eens Sjaak," riep
Jan, „je kunt toch maar beter naar
beneden komen, die domme knullen
zijn een andere richting uitgegaan,
net wat ik dacht". Hoewel hij dit
heel gewoon zei, hoorde Sjaak toch
iets in zijn stem, dat enige onrust
verraadde.
..Is er iets gebeurd, Jan?" vroeg
Sjaak.
„Oh, ze hebben een beetje pech,
maar niets ernstigs. Kom nu maar
voorzichtig naar beneden, ik zal hier
op je wachten."
„Het is weer de grappenmaker
Piet," legde hij uit, toen Sjaak by
hem kwam. „Hij heeft zichzelf pp een
stuk rots gewerkt en nu heeft hij
ons nodig om er weer af te komen.
Deze kant uit Sjaak", commandeer
de hij vlug en zonder een antwoord
af te wachten, liep hij alvast terug.
Toen zij 't rotsplat naderden, was
de toestand nog steeds hetzelfde, al
leen zat Piet gemoedelijk een knots
van een appel te eten, die hij uit z'n
tas gehaald had. Jan voerde Sjaak
mee langs de kloof en samen bereik
ten ze het plat waar ook Joost zich
bevond. Vlug legde Jan even uit,
hoe de situatie was en hoe ze te
werk moesten gaan. „Ik ga voorop,
dan volgt Joost tot aan de voet van
de tweede trap en jij Sjaak komt
achteraan. Allemaal dicht bij de wand
blijven, er is geen gevaar, als we
ons verstand niet vergeten te gebrui
ken. Daar gaat-ie dan!"
Hij sprak geruststellend genoeg,
maar zijn hart klopte luid door een
vreemd gevoel van opwinding en on
rust, toen hij langs de smalle richel
kroop. „Wat zou er gebeuren als
Sjaak eens faalde bij zijn deel van
de taak? Als hij eens plotseling bang
werd op het kritieke ogenblik!"
Hij was de laatste man, die moest
tegenhouden en beletten, dat allen
naar beneden tuimelden. Onderaan
was de trap breed genoeg en boven
dien vertoonde de wand spleten ge
noeg, waarin zijn handen houvast
hadden. Iedere normale jongen kon
die taak zonder angstgevoel doen,
maar Sjaak was nu eenmaal niet
helemaal normaal. Er bleef voor Jan
dus er maar 't beste van te hopen.
Hij en Joost gingen heel voorzich
tig verder en zij bereikten veilig de
eerste trede. Lex zocht behoedzaam
een plaats voor zijn voet, klaar om
de afdaling te beginnen zodra hem 't
teken daartoe werd gegeven. Over
eenkomstig de aanwijzingen bleef
Joost op de eerste tred staan. Jan
schoof vast tegen de wand gedrukt
heel, heel langzaam iets naar bene
den.
„Haast je maar niet, ouwe jongen",
riep Lex met iets hees in z'n stem,
„kalm aan maar!"
„Ja, ja", bromde Jan, „wacht even,
tot ik zeker ben van mijn houvast,
ik wü geen enkele risico lopen. Zo,
nu ben ik er; nu jij een paar deci
meter deze kant uit, Lex. Ja, zo is
het goed, de linkervoet het eerst.
nu de andere
„Het valt mee", zei Piet even later,
toen ze met z'n drieën op de tweede
tree stonden.
„Ga verder, Jan, als het kan iets
vlugger, want ik heb 't gevoel, dat
ik kramp in mijn maag begin te
krijgen".
„Oh, dat is vast van die dikke ap
pel, die je pas naar binnen gewerkt
hebt, geen zorg hoor!"
„Ben je klaar, Joost?"
„Ja, ik ben klaar". En nu schoof
het viertal cm na cm door de nauwe
doorgang over de richel tot de laatste
trede. De vraag was nu maar, of
Sjaak stand zou h juden, als de groot
ste druk op hem kwam. Even werd
't gevaarlijk, toen een brokje rots,
waar Joost houvast aan had, afbrak
en bijna op Sjaaks hoofd terecht
kwam. Maar gelukkig kon Joost
nog net in een pleet in de wand een
nieuw houvast vinden, zodat zijn
hele gewicht niet op de onderste man
terechtkwam, wat zeker een ramp
voor allen betekend had.
'n Paar minuten later stonden ze
veilig op het platform aan de voet
van die gevaarlijke trap. „Hé, hé",
zeiden ze tegelijk, diep en verlicht
ademhalend.
(wordt vervolgd)
WIE WEET HET ren begonnen te groeien, kreeg ik
blonde krulletjes. Iedereen vond het
De antwoorden staan „ergens" in prachtig, behalve ik, want als mijn
dit blad. Maar eerst zelf goed na- haren gekamd werden, zat alles in
denken. de war en elke ochtend was het
1. Hoe heet de vuurtoren van Ter- huilen. Mijn moeder vertelt, dat de
schelling? jurkjes en manteltjes van mijn ouder
2. Hoe heet de zeewering tussen Pet- zusje, die heel dik was, me niet pas
ten en Kampen in Noord-Hol- ten, zodat ze alles nieuw moest ko-
land? pen en naaien.
3. Vul eens in: Op de kleuterschool vond ik het
Het ei vanfijn. De kleutergymnastiek deed ik
Het turfschip van het liefst. Ik kon alierlei kunstjes,
Wie niet horen wil, moetmaar die had ik van mijn broertjes
Wie niet werkt, geleerd. Ik kon heel goed op mijn
4. Noem een spreekwoord met man handen lopen en meer van die jon-
er in. Noem een spreekwoord met gensspelletjes. Ik verlangde heel erg
paard er in. naar de grote school, want ik wou
5. Wanneer begon de tachtigjarige zo graag zelf de verhalen lezen, die
oorlog? Wanneer eindigde hij? mama vertelde. Iedere avond ver
telde ze een sprookje, niet telkens
ANTWOORDEN een ander, nee hoor, dat van de wolf
en de zeven geitjes wou ik wel tien
1. Brandaris. maal horen.
2. De Hondsbosse Zeewering. Ik zit nu in de vierde klas en houd
3 Columbus. Breda, voelen, zal niet veel van aardrijkskunde. Later als ik
eten. groot ben, koop ik een auto en dan
4. Een man, een man; een woord, ga ik heel ver op reis. De mooiste
een woord. Het oog van de mees- les vind ik nog steeds de gymnastiek-
ter maakt het paard vet. les. Daar krijg ik ook altijd een
5. 1568. Vrede van Münster 1648. negen voor. Maar niet voor gedrag
hoor! Ik ben geen heilig boontje
DE KINDEREN VERTELLEN fn Praat heel erg graag met mijn
buurvrouw in de klas. En dan volgt
WEER er straf. Hé, hé, 't valt allemaal niet
mee.
Ingrid Lelieveld, Leiden houdt van
sprookjes en nu heeft ze een heel
aardig verhaaltje geschreven over:
HET KABOUTERTJE DAT
ALTIJD HONGER HAD
Er was eens een kaboutertje dat
altijd honger had. Hij ging wel hon
derd keer naar de broodjeswinkel
van het kabouterdorp. En telkens
begon de kabouterbakker, die in de
winkel stond te lachen: „Zeg heb je
nou alweer honger?"
Op een keer zei Timmetje, zo heet
te het kaboutertje: „Ik ga hier weg
uit het bos. Ik ga naar de mensen.
Die kleine broodjes hier, moet ik niet
meer, die doen me niks, ba".
En daar ging Timmetje op weg,
wel twaalf dagen lopen en nu moet
je weten, dat twaalf dagen een Ka
bouterjaar is. Eindelijk kwam hij dan
in mensenland aan. Hy zag meteen
een bakker. Op zyn wagen stond:
Bakker Bakplaat,
Hij sprong op 't wiel en toen hup,
de kar in. Hij wreef een paar minu
ten in zijn handjes, toen hij al dat
brood zag.
„In welke zal ik nu het eerst hap
pen?" zei hij.
„Weet je wat, ik bijt van allemaal
een stukje," dacht hij verder. En hij
deed het, tot zijn maagje vol was.
's Avonds sprong hij uit de kar en
zei: „Morgen doe ik het weer".
En zo ging het 6 a 7 dagen. Maar
de mensen zeiden: „Wij willen geen
brood waar een stukje uitgehapt is.
Eet die maar zelf op".
En zo verloor de bakker veel klan
ten. De bakker kon er maar niet ach
terkomen, wie de stukjes eruit hapte
en heel boos keerde hy opeens de
wagen ondersteboven. Toen zag hij
het kaboutertje.
„Zo ben jij die schavuit? Waarom
moet je me zo plagen?"
„Zo heb ik het echt niet bedoeld",
zei Timmetje.
„Dat kan wel zyn," bromde de bak
ker. „Maar ik raak mijn klanten
kwijt."
„Ik kan het ook goed maken", zei
Timmetje.
„Hoezo?"
„Nou, eens in 't jaar mag ik een
wens doen en dan zal ik in plaats
van brood, taart toveren, een wagen
vol lekkere taart".
„Nou dat is goed," lachte de bakker.
„Ja, maar dan moet u in plaats
van brood, taart geven voor hetzelf
de geld".
„Hm, vooruit dan maar".
En de volgende morgen kocht
iedereen een heerlijke taart. „Omdat
je taart zo lekker is, .zullen we je
brood ook weer proberen," zeiden de
mensen. Maar nooit meer hebben
ze de kabouter gezien.
Rino D., Leiden
IN DE SPEELTUIN
Vrijdag ging ik met mijn broertje
naar de speeltuin. Dit is dicht bij ons
huis. We speelden eerst een poosje
tikkertje en daarna gingen we op de
glijbaan. Dat was heel leuk. Er wa
ren nog meer kinderen, maar we
gingen om de beurt. Na een poosje
wou ik wel naar huis, want we waren
moe. Samen liepen we naar huis.
Daar kregen we limonade en koekjes,
maar toen we uitgerust waren hol
den we weer naar de speeltuin. Ik
vond het opeens niet meer leuk en
ging naar huis. Mijn broertje zag
daar zijn vriendjes en bleef nog spe
len. Ik was om half drie thuis. We
gingen pas om 5 uur eten, dus bleef
ik binnen spelen. Na het eten moes
ten we naar bed. Toch was het een
leuke dag geweest.
Jokie v. d. Velden, Oegstgeest
MIJN LEVENTJE
Toen ik geboren was, was ik maar
een heel kleine baby. Ik woog ruim
vijf pond. Ik ben nooit een dikkerdje
geworden, altijd klein en mager.
Daarom kon ik zo vlug lopen. Mama
zegt dat ik al met zeven maanden
rond de box stapte. Toen myn ha-
Correspondentie
Toen we van onze vakantie thuis
kwamen, wij hebben een reis ge
maakt over de Rijn van Rotterdam
naar Bazel, lag er thuis een map
met opstelltjes van de kinderen van
de derde klas van de St. Antonius-
school. Dat was een echte verrassing!
Ik zoek er de beste uit, en plaats die
in de krant. Dan maar weer uitknip
pen en in het plakboek plakken. Dag
kinders, doen jullie de hartelijke
groeten aan Juffrouw de Leeuw.
Oom Toon zal af en toe wel eens
iets over onze reis schrijven. We heb
ben zoveel moois gezien. Kijken jul
lie alvast maar eens in je atlas naar
de loop van de Rijn.
Dan komt eerst het verhaaltje van
Marjo Berendsen:
DE BOEVEN
Er waren eens twee boeven, de één
heette Piet en de ander Peet. Samen
pleegden ze een overval en stalen
een koets. Ook stalen ze nog ergens
geld, vijftien stukken goud en zilver.
Het gestolen geld zetten ze op een
spaarbankboekje. Iedere keer, dat ze
gestolen hadden, kwam er meer geld
op het boekje, tot het vol was en
dan namen ze een nieuw boekje. De
gestolen koets zetten ze op een een
zame plaats in het bos. Samen woon
den zij in een huisje bij het bos.
Op een keer kwam er een rover,
met een zwart masker voor, bij het
huisje van de boeven. De boeven
waren thuis, toen ze plotseling een
knal hoorden. Wat schrokken ze.
Piet viel dood neer en Peet raakte
in een hevig gevecht met de rover.
De buren belden de politie op. De
rover was intussen gevlucht. Twee
agenten gingen op zoek, de één ging
de kant van het bos op en de ander
naar de stad. Ze hadden een speur
hond bij zich. Tegen de avond vond
men de rover in het bos tussën het
struikgewas. Hy moest mee naar de
gevangenis. Daar moest hij levens
lang blijven. Piet de ene boef, werd
begraven, maar ook de andere boef
kreeg zijn straf. Toen hy uit de ge
vangenis kwam, ging hij in zijn huis-
EEN AQUARIUM
De vissen, zeepaardjes en kleurige
visjes, kan men voor een gemengd
aquarium gebruiken. Maar men kan
ze ook gebruiken als stoffen model
letjes en ze opnaaien op een strand-
kussen of op een tas voor de bad-
spulletjes.
Voor de figuren gebruik je helder
blauw vloeipapier om ze op te plak
ken. Je neemt een blad van 25 cm
breed en 20 cm hoog. Kalkeer de
verschillende figuren op gekleurd
papier, knip ze uit en verdeel ze over
de vierhoek. Plak ze vast, knip uit
groen of bruin papier waterplanten
uit, die je ten laatste ook opplakt.
Span vervolgens over dit verkre
gen werkstukje een doorzichtig stuk
plastic. Om de rand maak je dan nog
een strook donker papier of een ge
kleurd plakbad om het aquarium
je wonen en haalde geen boeven
streken meer uit.
Let Hoogduin, Leiden
EEN OVERVAL
Dicht bij een grote stad, hield zich
een boevenbende schuil. Men wist
dat er die dag een koets met goud
en zilver langs zou komen, en wel
over een eenzame weg. Eén van de
rovers zou de overval plegen. Hij
ging in een bos struikgewas, langs de
weg zitten en had een zwart masker
voorgedaan. Daar kwam de koets aan.
„Handen omhoog!" riep hij tegen
de koetsier, maar de koetsier deed
het niet. Toen klonk er een knal en
de koetsier was dood. De boef stal
vijftien gouden en vijftien zilveren
staven. Met deze buit ging hij naar de
aanvoerder van de bende. Juist wil
de de rover het huis verlaten of daar
stond de politie. De agenten drongen
naar binnen en de bende werd ge
vangen genomen. Ze werden voor
twintig jaar in de gevangenis gezet.
Toen ze weer vrij kwamen stalen ze
niet meer. Ze kozen ieder een vak
en werden weer eerlijke mensen.
Dag allemaal. Volgende keer weer
verder.
TANTE JO en OOM TOON.
scherper te begrenzen. Als je er nu
nog een snoer aan bevestigt, kun je
het „schilderijtje" ook nog aan de
wand hangen.
FIGUUR C
TOONTJES REKENOPGAVE
Tja, als jullie die som bekijken,
krijgen jullie geen hoge dunk van
zijn rekenkunst. Maar hij neemt ons
'n beetje in de maling, want z'n som
is geen gewone optelsom, want als
ze dat wel was, zouden die vijven
niet kloppen. Ik zal 't jullie maar
verklappen, anders komen jullie er
vast niet achter, hoe Toontje gere
kend heeft, 't Is namelijk een aftrek
en een optelsom.
We beginnen achteraan: 97 2;
3 —0 3; 2 3 5. De tweede rij
doen we net zo: 8 4 4; 2 1
1; 4 1 5.
Zo ga je door en je bent erachter,
hoe Toontje zijn fopsom bedoelt. Je
hebt zeker wel in de gaten, dat de
2e en de 4e rij lagere cijfers hebben,
dan de le en 3e rij, anders kun je
ze niet van elkaar aftrekken.
Maar je kunt er ook enkel een
aftrekking van maken n.l. zo: 3
0 3; 7 3 4; 9 4 5 (achter
ste ry); 2 1 1; 4 1 3; 8
3 5 (ry daarvoor) enz.
Dus je doet telkens een stapje naar
boven en trekt wat je reeds verkre
gen hebt, van 't cijfer naar boven af.
589923
3+731 o
de Tueme mmbmi
vcm
EEN TIP VOOR HET
KAMPEERTERREIN
Hier zie je, hoe een stuk tak met
vork als tentpin gebruik kan worden
met of zonder touw. Maar dan moet
je wel een scherp mes hebben, om de
einden schuin af te snijden, zodat je
ze gemakkelijk in de grond kunt
steken. Ook kun je zo'n tak met vork
gebruiken voor 't ophangen van een
kookketel. maar neem de stok zo ste
vig, dat je ketel niet in het vuur
terecht komt.