studenten-nozem
WmtéÊk
W™ a
18de eeuws
kon een potje breken
Universiteitsrechtbank
trad zeer lankmoedig op
Uit de (oude) „Leydsche Courant"
In 1966 aardgas
naar Duitsland
1
agsssyf T
ZATERDAG 5 JUNI 1»
DE LEIDSE COURANT
De in onze tijd opgeworpen vragen of de huidige
jeugd al of niet zoveel slechter is dan die in ver
vlogen eeuwen, of er toen zwaarder werd ge
straft om jeugdbaldadigheid, uitspattingen en een
bepaalde jeugdcriminaliteit te bestrijden en zo
mogelijk de kop in te drukken en meer van deze
kwesties, zullen in onderstaande regelen niet aan
de orde worden gesteld. In fora, debating en
discussieclubs, in openbare vergaderingen, in
vaktijdschriften van politie en justitie is daarover
al zoveel gesproken en geschreven, dat het aan
het daarbij betrokken en daarvoor geïnteresseer
de publiek niet aan de nodige en dikwijls ook wel
deskundige voorlichting ontbreekt.
Wel is het zo, dat paedagogen en psychologen, onderwijzers en jeugdlei
ders, politie-autoriteiten en justitiële deskundigen maar al te vaak de groot
ste moeite hebben om de „nozems" en „brozems", de fanatieke leden van
jeugdbenden en individueel opererende jonge herrieschoppers onder con
trole en in de stokken te houden en dat deze pogingen ook nog al eens
schipbreuk lijden door gebrek aan medewerking van ouders en publiek. En
dat ondanks het betreurenswaardige feit, dat vele wandaden, niet enkel uit
onbezonnenheid bedreven maar veelal opzettelijk uitgelokt, aan de ge
meenschap telken jare tonnen geldt kosten. Wat nog erger is, dat de be
drijvers van die euveldaden van kwaad tot erger graan, tenslotte voor niets
terugdeinzen, dus zedelijk dreigen ten onder te gaan.
BRONNEN
Om in dit opzicht enige vergelij
king met het verleden mogelijk te
maken, moet men onder meer de
sociale geschiedboeken van onze uni
versiteitssteden opslaan, in studie ne
men en daaruit voor de onderhavige
materie zijn conclusies" trekken. Tot
dusverre zijn daaromtrent nog maar
weinig statistieken opgemaakt, veel
minder gepubliceerd en beperkte 't
onderzoek zich tot de vermelding en
beschrijving van baldadigheid, ver
grijpen en misdrijven, door studen
ten individueel of groepsgewijze ge
pleegd.
Toch is er meer uit te halen, aan
gezien de registers van de speciale
universiteitsrechtbanken in de archie
ven bewaard zijn gebleven, ook te
Leiden. Want ook hier had de in
1575 gestichte hogeschool haar pri-
vilegium fori, het voorrecht om de
studenten voor een aparte of eigen
rechtbank te dagen en indien nodig
te veroordelen.
Niet dadelijk na de stichting, want
in vele gevallen maakte het bestuur
van stad en gewest ernstig bezwaar
om de studenten justitieel anders te
behandelen dan de rest van 't mens
dom. Dit niet alleen omdat de plaat
selijke schepenbank er een inbreuk
en aantasting van haar bevoegdheid
in zag, doch men was van oordeel,
dat de academie jeugd daardoor des
te gemakkelijker er toe zou komen
om uit de band te springen en dat
de studie daarvan ook schade zou
ondervinden. Er werd dan ook veel
over gedelibereerd, totdat de vorste
lijke stichter van de universiteit, dus
de prins van Oranje, Willem I, be
sliste om een combinatie van de uni
versiteitsstaf en van het stadsbestuur
te vormen.
EIGEN
RECHTBANK
Op die wijze werd te Leiden de
aparte universiteitsrechtbank ge
vormd uit de rector-magnificus en
zijn vier assessores alsmede vier bur-
gemeesteren en twee schepenen. Dit
forum academicum zou voortaan in
criminele zowel als in civiele zaken
recht spreken en vonnis wijzen over
zich misdragende studenten, pedellen
enz., die tegen een eventueel vonnis
niet in beroep zouden kunnen gaan.
BLIJKENS DE „Wetten ende Sta
tuten vande Universiteyt tot Lei
den", 1 oktober 1631 vastgesteld door
Hollands Staten, waren ook conflic
ten en geschillen tussen studenten
en de burgerij, vooral in civiele za
ken: kamerhuur, opzegging huisves
ting, verordeningen en schulden,
schade door studenten feesten enz. in
de sfeer van deze aparte rechtsple
ging betrokken. Artikel 39 van vo
rengenoemde „Wetten ende Statuten"
onder het opschrift „Van de Vier
schare" behelst namelijk het volgen
de:
„Dat de studenten, secretaris, bo
dellen pedellen) ende alle die
gene die totte Univer siteit beho
ren, soo wel in civiele als crimi
nele saecken, 't zij datse aanleg-
gers ofte verweerders zijn, niet
dan voor den rector ende asses-
seurs metten Burgemeesteren ende
twee schepenen der stadt Leyden
sullen te recht staen, 't sij of de
selve met studenten of met bur
geren geschil mocht hebben".
Een verslag van die geschillen, „stou
tigheden", wandaden, schermutselin
gen, vechtpartijen, beschadiging van
een andermans goederen, huizen,
openbare gebouwen enz. door stu
denten vindt men in de zg. klachten-
boeken, die in onze tijd in de politie
registers enz. worden opgenomen. Er
waren „Universiteyds crimineele clag-
tenboeken" en dito „civiele dingboe-
ken" en deze leveren nog steeds stof
te over om het leven en bedrijf van
de Leidse student, vooral buiten zijn
studeerkamer, te leren kennen en
hoe zij zich in de dagen van olim
gedroeg ,als hij weer eens de bloe
metjes buitenzette. Het zijn veelal
straatschenderijen, „publijck straat-
gewelt" noemde men dit toen, klei
ne en grote ruzies, eindigende in
handgemeen, zoals er thans ook nog
dagelijks en vooral in de avond- en
nachtelijke uren worden gepleegd.
Dit kon onze student Cornelis zijn,
die een exploit van de promotor of
deurwaarder op zijn deur krijgt!
Gezicht op Leiden
Kopergravure van P. Bast (1601)
LANKMOEDIG
TEGEN DIT BEZWAAR, voortko
mende uit opgewondenheid, dron
kenschap of lichtere benevelde toe
stand, plagerij en jeugdige overmoed,
trad het Leidse forum academicum
meestal met zachte hand en grote
vergevensgezindheid jegens de bal-
dadigen en wanbedrijvers op. Men
wist te doen te hebben met jonge
mensen, die zich öf in een driftbui
öf door hun opbruisende natuur en
levenslust te ver hadden laten gaan
en die met een vaderlijke vermaning,
lichte straf of kleine geldboete tot
de orde moesten worden geroepen.
En in het civiele vlak waren het ook
dikwijls „saecken van cleijne impor
tantie alsse van schulden van boe-
eken, camerhuyr endé. diergelijcke".
De benadeelde tegenpartij werd dan
wel aangemaand wat extra compas
sie en lankmoedigheid op te bren
gen met de jeugdige debiteurs, waar
van vele doorgaans en bestendig
slecht bij kas waren.
Zelfs in gevallen, die veel gemeen
hebben met de uitdagende en tar
tende gedragingen van de huidige
nozems kan men zich wel enigszins
verwonderen over de lankmoedige
houding van de rechters van 't Leidse
forum. Want dan gold het allerminst
de zg. leviora delicta zoals het ver
oorzaken van burengerucht, straat
rumoer e.d., doch wel degelijk ernsti
ge wandaden. Ik zal dit hier verder
toelichten aan de hand van enkele
gevallen van groffe straatschende
rij, vernielingen op grote schaal enz.,
gepleegd door studenten in groeps
verband, waarvan de ergste belha
mels toch bij herhaling werden ge
pardonneerd, totdat dit tenslotte niet
meer mogelijk bleek.
HARDNEKKIGE
BELHAMEL
De GESCHIEDENIS speelde zich
af in de jaren 1721 - 1723 en de
ergste raddraaiers waren Cornelis
van Gijswijck en Johannes van Sor-
gen, „bijde litmaaten deser universi
teit", terwijl er nog wel meer stu
denten bij betrokken waren, doch
meer als zg. meelopers. De twee met
name genoemden hadden veel op
hun kerfstok.
Dat blijkt o.m. uit de eerste inda
ging of aanmaning van de „promo
tor" om voor het forum te verschij
nen. De term promotor moet in deze
verstaan worden als eiser in rechte,
indager, dus de functie van officier
van justitie in de gewone rechtsple
ging.
21 juli 1721 werd de eerste zitting
van het forum academicum gehou
den. Voor de universiteit zaten in
het college.de rector magnificus Jo
an Jacob Vitrarius en verder de
hoogleraren Fabricius, Noodt, Boer-
haave en Burmanus als assessoren.
Stadsbestuur en schepenbank waren
vertegenwoordigd door de drie bur
gemeesters Van Alphen, Ruysch en
Grucius, de schepenen Van Zanen
en Van der Marck. Als eiser of pro
motor trad op mr. Willem Paats.
Maar de verdachten Van Gijswijck
en Van Sorgen hadden verstek laten
gaan ondanks het bevel om te ver
schijnen voor het forum, hetgeen hun
zeer kwalijk werd genomen.
Zij werden bij klokkeslag ter puie
van de universiteitsvierschaar, op de
Breestraat onder het raadhuis, op
nieuw gemaand te verschijnen in de
zitting van dinsdag, 9 september d.v.
om zich te verantwoorden wegens
hun euveldaden, gepleegd in de nacht
van 18 op 19 juni van genoemd jaar.
Zij hadden toen volgens de tegen
hen door de promotor ingebrachte
akte van beschuldigin0 niet alleen
grove straatschenderij gepleegd doch
ook in verschillende burgerwoningen
de ruiten ingegooid, hetgeen niet al
leen veel schade had veroorzaakt,
maar ook schrik en ontsteltenis on
der de burgerij had teweeg gebracht.
ONVERBETERLIJK
OP 9 SEPTEMBER en nogmaals op
21 oktober, lieten de deugnieten
wederom verstek gaan, ofschoon ze
af en toe wel gezien waren in Leiden
en omgeving. Men vraagt zich af
waarom ze dan niet in de kraag ge
vat werden om voorlopig te worden
gedetineerd in de „studenten-kaamer
onder het stadhuis", de nog al ge
vreesde „career" voor dgl. „kaamer
delinquenten". Want op 28 oktober
deed mr. Paats voornoemd opnieuw
een boekje open over hun wanbe
drijven: de lui ven of zeilen boven
de visstallen hadden ze afgebroken
en in het water geworpen; in de
Hoogstraat, Donkersteeg, Haarlem
merstraat, Maare, Oud vest, Oude
Singel, Turfmarkt en korte Rapen,
burg geraasd en getierd, de mensen
die ze daar en elders tegenkwamen,
bedreigd, op de vlucht gedreven en
gemolesteerd, om zich tenslotte in
een huis aan de Langebrug te ver
bergen, toen de wacht hen op de
hielen zat.
De promotor eiste bij bekentenis
door de verdachten dan ook een ge
voelige lijfstraf, hoge boete en scha
devergoeding voor alle door hen aan
gerichte vernielingen. Bleven ze bo
vendien in hun verstek volharden,
dan moesten ze geschrapt worden als
leden van de universiteit met ver-
vaUen-verklaring van alle rechten
als zodanig en verbanning uit het
gewest Holland voor de tijd van
twintig jaar.
En het vonis? Ook nu weer was de
academie-vierschaar bijzonder mild
en lankmoedig. Want zij vonniste
slechts met de schrapping bovenver
meld ex albo studiosorum heette
dat dus royement als student en
voorts veroordeling in de kosten van
het proces. De benadeelde burgerij
en dito stad bleven dus met de gebak
ken peren zitten en konden zelf de
gebroken ruiten en andere schade be
talen
Cn de brutaliteit van de ver oor-
deelden grensde aan het onge
looflijke. Want dezelfde Cornelis van
Gijswijck zat nog geen twee jaar la
ter als verdachte in preventieve rech-
tenis in de career onder het stadhuis,
verzocht in maart 1723 vrijlating op
belofte van nu wèl voor zijn rechters
te verschijnen, zodra hij zou worden
ingedaagd. Hij moet" in die tussentijd
dus ook zijn rechten als student en
lid van de academie onder een of
ander voorwendsel terug gekregen
hebben, anders gezegd „in al)bo stu
diosorum geïmmatriculeert". Ondanks
die gunst was hij al gauw weer van
kwaad tot erger vervallen.
WANDADEN
Zo had hij in de nacht van 16 op
17 februari 1723 na een wijngelag bij
een medestudent Kalckestein en drie
andere commilitones de wacht uitge
scholden voor stoepen, honden en
looddieven, alsmede andere laster
lijke aantijgingen. Toen twee stu
denten op de vlucht sloegen bij het
naderen van de wacht bleef Van
Gijswijck nog staan en zette de
scheidfanfare in tegen de wachtkóm-
mandant, die hij o.a. betitelde met
hondsvot.
Hij wist ook nu te ontsnappen en
naar de kamer van vorengenoemde
Kalckstein uit te wijken, van waaruit
door het geopende venster dezelfde of
een andere wachtpatrouille werd be
kogeld met flessen, een zware kan
delaar. een grote kleermakersschaar
en andere gevaarlijke projectielen
Het mocht een wonder heten, dat
niemand van de ronde werd getrof
fen. Nog andere delicten werden hem
ten laste gelegd: er waren opnieuw
veel ruiten gesneuveld, nog wel in
huizen van aanzienlijke burgers; vele
straatlantaarns waren onklaar ge
maakt, hetzij door vernieling der gla
zen of dat ze omver gegooid waren
zomede andere ernstige straatschen
derij.
f^U WAS DUS de maat vol. Voor
de promotor in ieder geval wel,
die thans het royement van Van Gijs
wijck als academieburger voor zijn
hele leven eiste en bovendien lijfstraf,
eventueel detentie te water en brood
in de career voor lange tijd en daar
na verbaning uit Holland ook voor
het leven.
Maar zo dachten ook ditmaal de
rechters in deze zaak er niet over.
Of juister geschreven, er heerste geen
eenstemmigheid in het college over
de zwaarte der straf zomede over de
juistheid der ten lastelegging.
De professoren waren wat al te
zeer op de hand van de verdachte
hoofdpersoon in deze rel en wilden
overtuigender bewijzen van zijn
De Leidse hogeschool in de 16e eeuw
Studentenvrijage
(Naar een tekening van J. A. Wil-
linga uit 1783 in het Album Amico-
rum van H. V. Sminia, in het bezit
van het Provinciaal Friesch Genoot
schap te Leeuwarden)
schuld. De leden van het stadsbe
stuur en de schepenbank konden ach
in hoofdzaak verenigen met het re
quisitoir van mr. Willem Plaats, de
promotor. En de ouders van student
Van Gijswijck trachtten bij de Staten
van Holland verzachting van een
eventueel vonnis en snelle afdoen ing
der zaak te verkrijgen, opdat hun lie
veling zo gauw mogelijk uit zijn
voorlopige detentie in de career on
der het stadhuis zou worden ont
slagen.
MILD VONNIS
INDERDAAD slaagden zij in deze
opzet, want de Staten bevalen het
college „ten spoedigste reght te doen".
Dat geschiedde op 28 med 1723, waar
door Van Gijswijck reeds de volgende
dlag vrijkwam, zonder dart zijn zaak
definitief was afgedaan. Zij werd „in
advijs", in dit geval dus slepende ge
houden, totdart in de zitting van 20
juli d.v. de slag viel. Toen werd recht
gedaan in naam en vanwege de hoge
overheid en grafelijkheid van Hol
land en Westfriesland ingevolge
waarvan de gedaagde werd ontzet uit
zijn rechten als academieburger ex
albo et matricula studiosorum ge
royeerd en veroordeeld tot be
taling van de kosten en misen van
justitie vol'gens taxalt ie. De verdere
eisen van de officier van justitie of
promotor werden hem ontzegd.
Ook voor dit slappe vonnis kan men
moeilijk bawondermg en waardering
opbrengen en Van Gijswijck zal in
een andere universiteitsstad daarna
wel gelegenheid hebben gekregen zijn
schavuitenstreken voort te zetten.
H.
In de maand Mey 1816, zyn binnen de Stad Leijden overleeden 10
Mans, 17 Vrouwen, 7 Zoons en 21 Dochters, te samen 55 Personen. In
dezelfde Maand zyn aldaar geboren 84 Kinderen, als 43 Zoons en 41
Dochters.
6 Juni 1D21 Er wordt sedert Saturdag vermist een Kind, oud 10
jaren, genaamd Johannes de Hollander, als toen gekleed in een donker
blaauw Buisje, met lappen daar op, donker blaauw Vest, ligte gryze
Broek, gryze Koussen, Schoenen met riemen, en bloods hoofds. Die
dit Kind levendig of dood aan de bedroefde Ouders, wonende op de
hoek van de Beschuitsteeg te Leyden, teregt brengt, zal edelmoedig-
lyk beloond worden.
De gesubstitueerde Strandvonders te Noordwijk aan Zee, zijn van
mening op Dingsdag den 11 Junij 1816, des morgens om elf uuren, als
daartoe behoorlyk geauthoriseerd, om contant Geld, publiek, ad apus
jus hebentium, te verkoopen: Drie vaten roode Wijn; welke op den
dag der Verkooping te zien en te proeven zullen zyn.
De minister van Economische Za
ken, van het Westduitse land Noord
rijn-Westf alen heeft nn aan Thyssen-
gas AG een verklaring van geen be
zwaar verstrekt voor de bouw van
de door haar aangevraagde aardgas-
leiding van de grens bij Zevenaar/
Emmerik langs de linkeroever van de
Rijn naar Keulen/Bergisch-Gladbach
met aftakkingen naar de gebieden
van Duisburg, Dusseldorf/Wuppertal
en Duren/Aken, aldus een gemeen
schappelijke mededeling van de NAM,
Ruhrgas en Thyssengas.
Nadat tussen NAM en Thyssengas
reeds overeenstemming werd bereikt
over de levering van hoeveelheden
tot 4 miljard kubieke meter per jaar,
is nu ook tussen Ruhrgas en deze Ne
derlandse maatschappij een voor-
verdrag afgesloten, op grond waar
van Ruhrgas, naast de grote hoeveel
heden diie zij betrekt uit Duitse aard
gasvelden, voorlopig 2 tot 3 miljard
kubieke meter aardgas per jaar zal
betrekken uit de velden in Grondingen.
Daarmee zijn de voorwaarden gescha
pen voor een verdere aanzienlijke
verbetering van de energievoorziening
van industrie, nijverheid en particu
lieren.
Met die verwezenlijking van het
leidingprojeot, met inbegrip van de
korte aansluiting op het Gasunde-net,
zal terstond worden begonnen. De
eerste aardigasl ever an ties zijn nog in
de loop van 1966 te verwachten.
Cleveland orchestra
naar Nederland
Een van Amerika's grootste en
meest bekende orkesten, het uit
bijna 120 musici bestaande Cleveland
Orchestra, wordrt op woensdag 23
juni a.s. in drie vliegtuigen uit Lon
den op Schiphol verwacht. In het
derde toestel, d'ail, tegen de avond
wordlt verwacht, zullen de samen
10.000 kg wegende instrumenten
worden vervoerd. De minimale
waarde van deze kostbare lading
wordit opgegeven als by na 1,2 mil
joen gulden.
Het orkest zal in het kader van het
Holland-Festival een tweetal concer
ten geven, resp. op 24 en 25 juni in
Amsterdam en Scheveningen, o.Lv.
dirigent George Szell.
VEELZIJDIG „LEIDS"
SCHIP VERTREKT
NAAR ZUID-AFRIKA
Morgenmiddag zal het M.S. L. N.
Gemsbok uit Vlaardingen zee kiezen
voor een reis naar Znid-Afrika. Het
schip, dat onder E&gelse vlag vaart,
is gebouwd bij de scheepswerf Boot
N.V. te LEIDEN, waarop 1 oktober
1963 de kiel werd gelegd. De Engelse
benaming voor dit schip, dat 35 meter
lang, 7Vï meter breed en 3.70 meter
maximale diepgang heeft en een
voortstuwing van een Lister Black-
stone motor van 495 p.k. is „General
Purpose Ship".
Desgevraagd deelde een woord
voerder van de Leidse scheepswerf
ons mede, dat het scheepje eerst op
halve schaal van hout is gemaakt
vóór men tot een definitief ontwerp
kwam, een uiterst kostbare maar on
vermijdelijke procedure.
Het schip met als basishaven Kaap
stad in Zuid-Afrika zal dienst doen
op de kust van Zuid-West-Afrika,
als doel van het vaartuig werd om
schreven het vervoeren en plaatsen
van meerboeien op de kust van Zuid-
West-Afrika. De „Gemsbok" is onder
meer hiervoor zowel voor als achter
met een slip-way uitgerust. Deze
boeien dienen om de grote zeetankers
af te meren die via een pijpleiding
hun olie gaan lossen vanaf de rede.
Om deze pijpleiding aan en los van
het schip te koppelen is een volledige
duikerinstallatie aan boord van de
„Gemsbok".
Tevens kan het schip pijpen ver
voeren en leggen. Ook gaat het ter
plaatse dienst doen als loodsvaartuig.
Naast een kleine bankwerkery is een
onderwater snij- en lasinrichting aan
boord. Het schip is voorts nog uit
gerust met hydro- en seismografische
installaties, die het geschikt maken
voor bodemonderzoek en cartografie.
Een rechtbank in Madrid heeft
een Baskiscthe priester veroordeeld
tort drie maanden gevangenisstraf en
tienduizend pesetas boete. Hij was
ervan beschuldigd in een preek kri
tiek op de Spaanse overheid en die po
litie wegens hun behandeling van de
Basken te hebben geleverd. Volgens
een in 1953 met het Vaticaan geslo
ten oonoordiaat kan de priester zijn
straf in een klooster uitzitten.
V
- l
r:-wMa v» s*