1 ZATERDAG 12 DECEMBER 1964 DE LEIDSE COURANT PAGINA 13 mmmwmtmmmmmamm „DE WIJDE BUK" (Vervolgverhaal) Toch maakte deze manier van zui nig leven Bernise ontevreden. Als ze zich zelf vergeleek bij andere meisjes van haar klas, dan voelde ze zich heel erg te kort gedaan, maar vergeet niet dat ze door haar moe der op dit punt extra verwend was. Al dagen liep Bernise rond met het plan iets bij te verdienen. Ze had al iets in haar hoofd en op een goede dag stapte ze een fijne handwerk zaak binnen en vroeg de cheffin te spreken. Ze diende zich aah als ontwerpster van borduurpatronen. Voor ze echter tot een afspraak kon den komen moest ze eerst eens laten zien wat ze kon presteren. Ook daar had Bernise op gerekend en uit haar tas haalde ze een map met gekleur de tekeningen, 't Waren werkelijk prachtige patronen maar de cheffin kon nog geen afspraak maken, ze moest er eerst met de eigenaar van de zaak over praten en Bernise ging ontmoedigd uaar huis. Gelukkig had ze er met geen woord tegenover Mar jon gerept. Wel vond deze het vreemd dat haar zus 's morgens vroeg steeds naar de brievenbus hol de om te zien of er post voor haar was. Eindelijk kwam er bericht. Onge duldig scheurde ze de envelop open: „Mejuffrouw zou u zaterdag morgen eens bij ons aan de zaak willen komen, dan kunnen we over deze zaak eens praten". Zaterdagmorgen! Dan had ze juist vrij van school. IJverig begon ze weer aan nieuwe tekeningen, voor zo ver haar huiswerk het toeliet en zonder Marjan in vertrouwen te nemen stapte ze die zaterdagmorgen naar de zaak. De eigenaar ontving haar vriendelijk in zijn kantoor. De nieu we tekeningen werden getoond, ze kwamen tot een afspraak en Bernise ging naar huis met de opdracht iede re drie maanden voor nieuwe mo dellen te zorgen. Nu dat zou wel kunnen, dan maar haar vrije za terdag en zondag er aan offeren. Het loon viel haar eerlijk gezegd niet tegen, maar wat wist ze ook van de prijzen die voor zulk werk betaald werden. Ze had dit geheel aan de eigenaar van de zaak over gelaten. Op de terugweg trakteerde zich zelf op een kopje thr 3 met een heer lijk gebakje. Toen naar huis om het Marjan te vertellen. „Marjan ik heb een goed nieuw tje", riep ze vrolijk tot haar oud ste zus, die bezig was een scheur in Joeps broek te stoppen. ,,'t Zal wat zijn. De goede nieuw tjes liggen tegenwoordig voor ons dun gezaaid, zei Marjan nog steeds een beetje verdrietig. „Nee echt kind. We hebben nu weer een beetje minder geldzorgen. Ik zal 't je maar zeggen, ik heb een bijbaantje". „Jij, met je studies voor 't exa men?" vroeg Marjan ongelovig. „Ik ga borduurpatronen ontwer pen voor die handwerkzaak op de Hoogstraat. Ze waren daar enthou siast over mijn werk want ik had een map met tekeningen bij me". „Zou je dat heus er nog bij kun nen doen. Want denk er ,.m je eind examen gaat voor alles". „Toe zit nou niet te zeuren over dat examen, dat haal ik best. Mijn cijfers waren ruim voldoende. En nu dit extra centje!" Ze pakte Marjan beet en walste met haar een paar passen door de kamer. „Dat geld moet je dan maar voor je eigen kleding bewaren Bernise" „Daar pieker ik niet over. Eerst die zorgenrimpeltjes van jouw lieve voorhoofdje weg" en gelijk streek ze Marjans voorhoofd glad. „Nou kind, dan wel gefeliciteerd met je bijbaantje". Marjan was dank baar zo'n lieve begrijpende zus te hebben. Bernise telde het geld op tafel, maar Marjan wilde beslist dat ze een gedeelte voor zich zelf zou hou den. „Kijk eens Bernise zullen we er dan maar eerst een broek voor Joep van kopen. Deze is al zo dikwijls gestopt en 't geeft me niets meer, vlak er naast v ?r gesleten". „Je doet maar hoor. 't Is aan jou best toevertrouwd" en Bernise ging, een wijsje neuriënd, de t p op naar het atelier. Ze had weer een nieuw idee in haar hoofd en dat moest ze even gaan uitwerken. Hoe goed het ook met de twee oudste zussen ging, met de twee kleinere kinderen ging het minder goed. Joep kon z'n vader slecht mis sen. Dagen lang liep hij te slenteren op de hei, op school deed hij niet meer z'n best en waar Marjan veel verdriet over had, hij was brutaal tegen haar, En nu dit geval weer. Met een paar vriendjes nad Joep een roversclub op?er' t en vanzelf sprekend was Joep de hoofdman. Op de hei hadden ze een prachtig hol ontdekt maar dat moest nog in gericht worden. Daar werd van al les heengesjouwd, oude vloerkleed jes, gebroken serviesgoed en gereed schap om wapens van hout te snij den en te timmeren. F"1» vrije mid dagen waren ze daar mee bezig. Nu was het dan eidelijk zo ver dat er een veldslag geleverd kon worden. Er werden jongens voor uitgezocht, <^ie in twee partijen "p^-deeld werden. Aan de gekleurde banden om de arm waren de twee partijen te onder scheiden. (Wordt vervolgd) „Ik denk dat jullie wel de prijs hebben gewonnen" en hij liep ver der. Voor de klas zei hij: Annie en Truus hebben de prijs gewonnen". Het was een boekenbon van f 5. We waren erg blij en we gingen ieder een boek halen. Cootje Oomen, R.A.-veen heeft een sprookje bedacht. KABOUTER PALJAS EN ELFJE KALJAS Kabouter Paljas en elfje Kal jas waren samen getrouwd. „Wat zijn we nu tocht gelukkig", zei Kaljas dikwijls. „Weet je waar ik zin in heb? Ik heb zin om de wijde wereld in te gaan". „Ja, dat wil ik ook", zei Paljas. De volgende morgen begonnen ze dadelijk de koffers in te pakken voor de lange reis. „Heerlijk, we gaan de wijde we reld in" juichte Kaljas. Opeens schrok Paljas zo erg, dat Kaljas vroeg: „Wat heb je? Wat is er aan de hand?" We m-m-moeten eerst een ver ver-vergunning aan de k-k-k-koning vragen". Maar jullie raden zeker wel, wat de koning zei? „Neen, neen". Dat was een tegenvaller. „Maar jullie mogen wel een wens doen", zei de koning om het toch goed te maken. Weet je wat ze wensten? Een mooi nieuw huisje met alles wat er in hoort. Ze kregen zelfs een dienstelfje. Zo hadden ze toch nog een prettig leventje. „Nu zijn we toch veel gelukki ger" zei Kaljas en ze strekte zich behaaglijk uit in haar luie stoel. Joke Verhoogt, Leiden maakte nog een verhaaltje over: SINT-NICOLAAS Het was Sint-Nicolaasavond. Het was buiten al donker. De lantaarns brandden al. Papa was nog niet thuis en wij waren allemaal al klaar met eten. Toen kwam hij thuis. „Sint-Nicolaas is al in deze straat", zei Papa. Hij at vlug door en wij gingen alvast klaar zitten om te wachten tot Sint-Nicolaas kwam. Daar werdopeens hard op de deur 'geklopt. Ik schrok er van. „Papa, dat zal Sint-Nicolaas zijn", zei ik. „Kom we gaan eens kijken". We waren nieuwsgierig en weet je wat we zagen? Twee grote zakken met cadeautjes. Papa pakte de zakken op en bracht ze binnen. Meteen begonnen we uit te pakken. Mama was het eerst aan de beurt. Ze kreeg nylons. Maar het waren geen echte nylons. Ze waren van marsepein. Ik kreeg een pop. Daar was ik heel blij mee. Mijn broertjes kregen een trein en een auto en Papa kreeg een doos sigaren. We kregen nog veel meer. We dronken veel chocolademelk. Het was een heerlijke avond. Dag kinderen tot de volgende week. TANTE JO EN OOM TOON CORRESPONDENTIE Greetje v. d. Salm, Zoeterwoude heeft heel lang nagedacht over een verhaaltje. Toch is het nog wat ge worden: OP DE BOERDERIJ „Boe, boe', riep de koe „Koe bedaar", riep 't ezelpaar. Daar kwam de boerin de stal in Ze zei: „Is het hier een pratende beesten boerderij?" „Tok, tok" riepen de kippen in het hok „Knor, knor", zo deed het varkens koor Daar kwam de boer met voer „Dank u wel", riep het hele stel Toen werd het nacht Over dit heb ik heel lang gedacht. Willemijn Berk, Leiden vertelt nog over: DE VAKANTIE Wij zijn in de vakantie in Amers foort geweest. Het was daar heel leuk. Iedere dag ging ik met mijn vader naar de bossen. Een groot bos heette Randelbroekerbos. Je kon er heel fijn verstoppertje spelen. Er waren daar ook duinen waar je heerlijk in kon spelen. Iedere dag was het mooi weer, behalve op een zaterdag, toen goot het. Juist waren toen een oom en tante overgekomen, mijn nichtje was thuis gebleven. Na een week gingen w weer naar huis. Het was in Leiden erg koud. Mijn vriendinnetje ging de volgende dag weg. Jacques Burgering, Leiden heeft nog een verhaaltje over drie oktober gemaakt, 's Is al wel een poos ge leden, maar- alia je hebt je best ge daan Jacques. DRIE OCTOBER Op drie oktober zijn we eerst 's- morgens naar de parade geweest. Het was daar heel druk. Om 11 uur gingen we naar oma, daar kregen we ieder een gulden voor op de kermis. Om drie uur gingen we naar de kermis. Ik mocht eerst ballen gooien en daar won ik een vuurspu wende draak mee. Met z'n allen hebben we in de botsauto'tjes geze ten, dat was heel fijn. Mijn kleine zusje was bij oma gebleven Ik heb ook een grote zuurstok gehad, na een paar weken had ik hem nog. Op de kermis kregen we ook nog twee ijsjes en voor m'n gulden heb ik een brilletje met een neus en snor gekocht en ook een bal. Een heleboel kinderen liepen met iets geks op. Ik heb een reuze leuke dag gehad en mocht tot 9 uur opblijven. Toos Homburg, Leiden. DE VALSE SLANG Joeko is een kleine jongen, die in een warm land, hier heel ver van daan woont. Joeko heeft geen va der en moeder meer maar wel heeft hij een hondje, waar hij heel veel van houdt en dat hij Bontje ge noemd heeft. Als Joeko 's morgens wakker wordt, wrijft hij zijn ogen uit, kijkt eens naar buiten, wast zich flink en gaat dan naar de mis, want hij is misdienaar. Op een dag toen Joeko alleen met de hond thuis was, kwam er een slang aankruipen. Gelijk begon Bont je te janken maar het volgende ogenblik wierp de slang zich op de hond en nog voor het dier weg kon vluchten, had de slang zich om het hondenlichaam gewonden. De hond blafte al niet meer. Joeko wou de slang doodslaan, maar hij durfde niet. Hij had zo'n verdriet omdat Bontje dood was, nu kon hij niet meer met hem spelen, 't Was toch zo'n leuk dier. De slang wou nu de jongen aanvallen maar Joeko liep huilend hard weg naar de pater, die hem probeerde te troosten. Peter Faas, Leiden. IN DE SPEELTUIN We gingen met de auto naar een speeltuin. Daar waren veel speeldin gen. We gingen op schommels, op de glijbaan en speelden in de zandbak. Ook nu was er een soort brug met een touwleuning. Er onder was wa ter. Je moest er vlug overheen lo pen. Ik ging eerst, toen papa en toen mijn broer Rob, daarna mijn zusjes Ellen maar mijn zusje Carla durfde niet en toen ging mama maar. Toen wij er over heen waren vroeg ik aan papa of ik mijn kou sen en schoenen uit mocht doen. Hoi, dat mocht! Rob deed het ook. We gingen er wel 15 keer over en toen hadden we er ijsvoeten van gekregen. Papa zei tegen Rob: „We gaan naar de bar iets kopen, blijven jullie nog maar wat hier". We hebben het leuk gehad. We kregen een ijsje en een zakje pinda's, toen gingen we naar huis. We kwa men om tien uur thuis. We aten nog een paar boterhammen, dron ken een glas melk en rolden in bed. Na tien minuten sliepen wel al. Annie Cozijn, Nw.hout. EEN FIJNE MIDDAG Mijnheer Hagens had beloofd dat we 's middags naar het bos zou den gaan. We zaten vol spanning te wachten tot half twee. Eindelijk ging de bel. Vlug stonden we in de rij en toen op naar het bos. We hadden allemaal een doos bij ons, daar moesten we paddestoelen, bladeren, kastanjes, eikels enz. in verzamelen. We moesten al die dingen in de doos heel mooi opstel len en wie de mooiste doos had, kreeg van mijnheer Hagens een prijs. We deden volop ons best. Mijn vrien din Truus en ik deden samen. We hadden al een heleboel verschillende dingen gevonden. De tijd vloog om en het werd tijd dat we naar huis gingen. Thuis ging ik zand halen en Truus kleine grintsteentjes. De pad destoelen en bladeren verdeelden we netjes op de bodem van de door. Truus maakte er een grintpaadje in. Truus nam de doos mee naar school. Wie zou de prijs winnen? Mijnheer Hagens liep de klas door een bekeek doos voor doos. Bij onze doos bleef hij een poos staan. t. 'l ft ■s. l J 0 V. z' s 1 1 1 1 POP MET DRAAGKUSSEN VOOR KLEINE ZUS Een leuk kerstgeschenk, dat zus heel veel plezier zal doen. Op fig. 1 zie je pop met kussen klaar voor je. Beide worden van restjes stof ge maakt, maar liefst natuurlijk van 'n wasbare stof. We beginnen met 't draagkussen. Knip 2 stoflappen van 46 bij 21 cm. Leg ze rechts op rechts en naai de lange zijden en één korte zijde (fig. 2) aan elkander op Va cm van de rand af. Draai dan de rechterzijde naar buiten en druk de naden met je vinger vlak. Knip 3 of 4 lappen uit 'n oude handdoek - ze moeten iets kleiner zijn dan de buidel. Leg deze vellen (lappen) in de buidel (fig. 3) daarbij zorgend, dat ze goed glad ligeen en tot in de hoeken reiken. Naai hier en daar een steek er doorheen, dat ze niet ver schuiven kunnen. Leg aan 't open eind de buitenste lap naar binnen om en naai de buidel met overhandse steken dicht. Nu heb je een deken, die je nog wat om kunt slaan en van 'n mooi randje kunt voorzien. Nu nog het draagkussen aan de kanten met kleine steken overhands aan elkaar naaien. Voor de pop zie je model 5. Neem een vel papier en verdeel het in vierkante centimeters, waarna je de omtrek van de pop daarop aftekent. Knip ze vervolgens uit en snijd daarna 2 lapjes bont gekleurde ka toenen stof uit. Leg ze rechts tegen rechts en naai ze tegen elkaar. Be gin bij 't ene oog en naai langs ar men, lichaam (lijf) en benen tot je aan 't andere oog komt. Keer dan de goede kant naar buiten en vul ze op met lapjes frottee of flanel, in elk geval met stof. die je kunt wassen (fig. 6). Je moet ze evenwel niet te stijf opvullen, ze moet tame lijk plat en mollig blijven. Leg bo ven V2 cm naar links om en naai 2 koppen overhands dicht. Knip dan ogen, neus. mond en haren uit ka toenlapjes en naai ze op een rond rose lapie (gezicht!) vast, dat je dan als gezicht voor het kopje naait. Nu nog een leuk mutsje van 'n stof- randje, dat je wat krult of kroezelt, naai 't vast en stop dan de pop lek ker warm in 't draagkussen met d'r leuke snuitje boven 't dekenrandje uitkijkend! MOZART EN DE TOLGAARDER Mozart ontving bij zijn Doopsel de namen Johannes Chrysostonius Wolfgang Amadeus, maar zijn ouders en zijn grotere zus noemden hem steeds Wolferl. Z'n geboorte viel in de winter van 1756. De vader Leo pold Mozart was violist in het or kest van de aartsbisschop van Salz burg. Hij leerde zijn kinderen het piano- en vioolspel, toen zijn doch tertje eerst 8 en z'n zoontje pas 4 jaar oud was. Beiden waren zeer be gaafd en het duurde dan ook niet lang of de vader kon met hen al op tournee gaan. Een der eerste reizen voerde hen naar Wenen, Wolfgang (Wolferl) en z'n zusje Nannerl zou den bij verscheiden rijke, adelijke families spelen. Ze hadden daarvoor een poppenpiano bij zich, waarop zij in de reiswagen nog konden oefenen. Je moet nl. weten, dat in de tijd de reis van Salzburg naar Wenen verscheiden dagen duurde. Toen de familie eindelijk aan kwam, stopte de wagen voor het tolhuis. De beambte bekeek het groot aantal pakken en koffers en eiste ex- een hoge tol voor. Vader Wolfgang probeerde de man wat milder te stemmen, maar deze bleef keihard. Daar kwam opeens Wolferl het kan toor binnen lopen met de viool bij zich. Zonder een woord te zeggen, begon hij te spelen. Het licht viel op zijn bleek snuitje. Hij was moe van de tocht en er lagen donkere scha duwen onder zijn ogen, maar hij speelde zo wonderbaarlijk, dat de toehoorders alles om zich heen ver gaten. De strenge tolbeambte wiste zelfs heimelijk een traan uit zijn ogen en toen de kleine violist op hield zei hij: „Ditmaal geen tol, rijdt maar vlug verder". Het duurde niet lang of heel We nen was begeesterd (diep verrukt) door het spel van de kinderen. Zelfs de keizer nodigde hen uit om op zijn slot Schonbrünn een concert te ko men geven. Zij mochten zelfs de speelgenoten worden van de keizer lijke prinsesjes. 29 Later schaamde de Paus zich over zijn woorden en ging toen verder: „Ik wil Benvenuto in mijn tuin laten wonen. Daar kan hij elk gewenst bezoek ontvangen en hele maal als mijn gast leven". De kardinaal ging daarop weg, maar liet een ander aan Cellini mededelen, wat de Paus geëist had. Benvenuto smeekte evenwel de kar dinaal hem niet aan de Paus uit te leveren. Hij wilde zich in een ma tras verstoppen en zich zo naar een geheime plaats in Rome laten dra gen, Doch de man, die het bisdom zou krijgen, verraadde het plan aan de Paus. Daarop liet de Paus Cel lini onmiddellijk halen. Maar voor Cellini van zijn beschermer scheid de, zei deze: „Eet niet van hetgeen de Paus je stuurt. Ik zal zelf zorgen, dat je eten in je kamer gebracht wordt". 30 Nu werd Cellini naar de klei ne tuin teruggedragen, die midden in de Engelenburcht lag. De slot voogd, die eveneens ziek was, lag in de zelfde ruimte en hij riep: „Kijk, kijk, nu heb ik je toch weer terug!" „Ja', antwoordde Cellini, „maar ik ben toch gevlucht, zoals ik het te voren gezegd heb. Had men mtf niet verkwanseld tegen een bisdom, dan zou ik nog steeds op vrije voeten zijn". De gekke slotvoogd begon nu te schreeuwen en te roepen: „Werpt hem in 't gevangenenkot onder de tuin", beval hij aan zijn helpers en weinige ogenblikken later bevond Cellini zich in een armzalige ruimte vol spinnen en ander ongedierte. Men wierp hem een vieze stromat toe en eerst de volgende dag kreeg hij wat te eten. De dag daarop over handigde men hem zijn Bijbel, maai toen hij ook om andere boeken vroeg, antwoordde de slotvoogd: „Hij heeft al meer dan genoeg gekre gen".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1964 | | pagina 13