De Noorse hoofdstad ontstond uit een pre-historische nederzetting Branden, oorlogen en de pest teisterden de stad vele malen DONDERDAG 3 DECEMBER 1964 DE LEIDSE COURANT PAGINA 11 OSLO Het is met de geschiedenis van Oslo wonder lijk gesteld. Voor de stad ontstond, lag een groot stuk van het huidige stadsoppervlak onder water. Hoewel Oslo tot de oudste steden van Europa behoort, zijn 40% zijner gebou wen en huizen de laatste vijfendertig jaar gebouwd. En kent u een andere hoofdstad, die binnen zijn grenzen bossen ter grootte van meer dan 300 km2 liet voortbestaan? Een nazaat der oude Vikingers. NAAM WAS CHRISTIANIA VAN 1624 TOT 1925 IN HET JAAR 1950 vierde Oslo op grootse wijze feest ter herden king van zijn 900-jarig bestaan. Immers, de Noorse geschiedbron nen leren, dat omstreeks 1050 de Noormannenvorst Harald aan de Oslofjord ter plaatse waar nu Oslo ligteen handelsnederzetting liet bouwen. Inderdaad gaat de officiële geschiedenis van de Noorse hoofd stad dus terug tot het jaar 1050. Hoe is het echter gesteld met de niet-officiële historie der stad? Vele duizenden jaren geleden -vertoonde de streek, waar nu Oslo ligt, een geheel ander aanzien. Ja, het groot ste deel van de (huidige) stad, het district Akersdalen, lag toen bene den Het zee-oppervlak. De bergen in de buurt (zoals de Frognersete- ren, de Vettakollen en de Gref- senskollen), .die nu meer dan 500 meter hoog zijn, waren in het grijs verleden schiereilandjes, die nau welijks boven het water uitstaken. Geleidelijk echter steeg het land of daalde de zeespiegel, zodat het hui dige landschapsbeeld ontstond: een fjord omgeven door bossen, velden en bij die fjord een mooi stuk vlak land. De mensen, die in het Stenen Tijperk Noorwegen bevolk ten, vonden die kust van de fjord erg gunstig a-ls woonplaats. Pre historische vondsten hebben uitge wezen, dat er reeds vóór de dage raad der Noorse historie bij de Os lofjord woningen stonden en -dat er handel werd gedreven. DE VIKINGERS EVENALS de prehistorische men sen hadden de Vikingers een open oog voor de gunstige ligging van Oslo. Herhaaldelijk kozen zij „Oslo" daarom als vertrekhaven voor hun verre reizen en rooftochten. Een hunner, Harald Sigurdson, besloot na zijn terugkeer uit de Middel landse Zee (waar hij enige jaren gevochten en geplunderd had) om Oslo tot groter bloei an betekenis te brengen. Hij begon met aan zijn koning Magnus de Goede (toen heerser over Noorwegen en Dene marken) de oorlog te verklaren. Harald zegevierde en dwong Mag nus om het rijk met hem 'te delen. De nieuwe vorst liet onmiddellijk Oslo uitbreiden, dat wil zeggen, hij liet bij de bestaande handelswijk een militaire wijk bouwen, die moest dienen als basis in de strijd tegen de Denen. Harald zorgde er voorts voor, dat de handels- en marktwijk kon uitgroeien tot een echt stadje. Hij liet een versterkt slot bouwen en zorgde voor behoor lijke wegen. Ook verrees er een kerk, want het nieuwe stadje werd aangewezen als zetel van de bis schop van Viken. Brokstukken van die eerste kerk en van de pakhui zen uit Haralds tijd zijn later bij opgravingen voor de dag gekomen. Men kan dus zeggen, dat omstreeks 1050 Oslo een Noors stadje was ge worden. Dit" oude Oslo lag aan de zuidkant van de Björvika Baai. Oslo nam snel in betekenis toe. Een eeuw na Haralds baanbrekend werk telde de stad reeds vier ker ken, vier kloosters en een bisschop pelijk kasteel. In de loop der 12e eeuw kreeg Oslo ook een stadspa- troon, Sint Halvard geheten. Die Halvard was een boer op het erve Huseby. Eens stiet hij tijdens een voettocht op een aantal schavuiten die een vrouw belaagden. Halvard snelde de ongelukkige te hulp, doch was tegen de overmacht niet opge wassen en werd door een pijl do delijk getroffen. De schavuiten bon den hem een molensteen om de hals en wierpen hem in de Dram- mensfjord. De legende wil, dat Hal- vards lijk ondanks de molensteen boven kwam drijven. Later werd Halvard heilig verklaard. Nog staat hij afgebeeld in Oslo's stadswapen, met de fatale pijl, de zware molen steen en een gebogen vrouw aan zijn voeten. De oude Noormannen waren al lesbehalve zachtzinnige knapen. Het is dus geen wonder, dat er veel strijd was in en nabij Oslo. Vooral na de dood van een vorst bij voorbeeld na het overlijden van koning Sigurd 1 Jorsalfarer ging het soms erg bloedig toe. De in 1161 gestreden „Slag op het IJs" behoort tot de vermaardste fei ten uit de Noorse geschiedenis. De kampioenen waren toen Inge Kro- krygg en Haakon Herdebreid. Ko ning Inge sneuvelde en Haakon won. Ruim dertig jaren later was er opnieuw strijd. Toen moest ko ning Sverre op leven en dood strij den tegen de aanhangers van bis schop Nikolas Arnesson èn tegen de boeren, die aan weerszijden van de fjord woonden. Eigenlijk kwam aan die eeuwen van binnenlandse strijd pas een einde na een zeerbloedige slag in de straten van Oslo. Dat was tegen het einde der 13e eeuw. Oslo's straten waren toen nauw en krom. Het stadje telde ongeveer ^3000 inwoners. Stedelingen, boeren, bedelaars, geestelijken en ook ta melijk veel vreemdelingen zag men in de straten. Aan de kaden los ten en laadden nijvere handen de schepen. Het begon er naar uit te zien, dat Noorwegen een vreedza me toekomst tegemoet ging, toen de tijd der Vikingers voorbij was. BLOEIPERIODE OSLO's gulden tijd viel ongeveer samen met de regering van Haakon V. Haakon Magnusson (aldus zijn volle naam) kwam aan het bewind in 1299 en overleed in 1319. Haa kon's broer Eirik was oppermachtig in Tunsberg en de grenslanden, maar niettemin werdOslo in die jaren de echte hoofdstad van Noor wegen. Vóórdien hadden enige vorsten reeds binnen de stadsmuren gewoond, doch de residentie werd Oslo pas tijdens Haakons bewind. De koning benoemde de deken van de Maria-kerk „voor alle tijden" tot kanselier des rijks, waardoor Oslo ook de «ure de belangrijkste Noorse stad werd. Haakon V liet enige nieuwe kerken bouwen en breidde de stad aanmerkelijk uit. Noorwegens eerste industriële on derneming, 'n steenbakkerij, kwam in bedrijf en leverde veel bouw stenen voor het kasteel van Akers- nes, des konings grootste bouw werk. Slot Akersnes trad in de loop der Noorse geschiedenis meer dan eens op de voorgrond. Toen Oslo in de late middeleeuwen moeilijke tijden doormaakte, weerstond Akersnes branden zowel als bele geringen. OSLO's achterstand hield verband met de komst van vreemdelingen binnen zijn muren. Kort vóór 1300 begaven zich namelijk een aantal ondernemenden, in hoofdzaak uit Rostock afkomstige, Duitse kooplie den naar de Noorse hoofdstad. De Duitsers slaagde er in om een deel van Oslo's handel in handen te krijgen, mede dank zij -het feit, dat zij, anders dan hun Noorse concur renten, aanmerkelijke fiscale voor rechten genoten. In de eerste helft der veertiende eeuw werd Oslo bovendien geteisterd door 'n zware pest-epidemie, die tal van slacht offers maakte. Nadien begon een periode van achteruitgang. Toen de Hanze in de zestiende eeuw minder machtig en invloedrijk werd, was Oslo een verarmde stad met slechts half zoveel inwoners als ten tijde van koning Haakon V. CHRISTIANIA OOK IN ANDER dan commer cieel opzicht was de zestiende eeuw een zware tijd. Tot tweemaal werd Oslo in brand gestoken: in 1523 door de Zweden en in 1567 door oproerige burgers. De godsdienst- hervorming bracht met zich, dat een aantal Katholieke kerken in verval geraakten en dat Oslo als geestelijk centrum aan betekenis in boette. In 1537 zond koning Harald van Denemarken een strijdmacht naar Noorwegen om- het Katholi cisme geheel af te schaffen en de Lutherse godsdienst definitief in te voeren. Oslo verloor toen zijn middeleeuwse stempel, evenals ve le mooie kerken. Thans staat er nog slechts één der kloosterkerken, die Oslo vóór Haralds expeditie sier den. Zie vervolg pag. 12 Linksboven: De universiteit van de Noorse hoofdstad; een ouderwets, doch zeer statig gebouw. Daaronder: Het fraaie stadhuis bij feestverlichting. Linksonder: Een detail van een muur schildering uit de hal van 't stad huis. Dit werk is van de hand vai^ de beroemde Noorse schilder Alf Rolfsen. Rechtsonder: Een detail van een schil dering uit het nieuwe stadhuis, één van de fraaiste aanwinsten, die Oslo de laatste jaren heeft gehad. Deze muurschildering is een werk van de schilder Perkroh en bevindt zich in de oostelijke galerij van het gebouw.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1964 | | pagina 11