c IN DE KRANTENTUIN Het knutselhoekje 40- WIJ WETEN HET.. VRIJDAG 2 OKTOBER 1964 DE LEIDSE COUKAWT PAGINA 18 •n SLIMME RECHERCHEUR Luwack zat als naar gewoonten zijn spelletje patience te spelen, al vorens zich ter ruste te begeven. Toen de klok 10 uur sloeg, stond hij op „rekte zich eens uit en mompelde: „Ik moest maar. Verder kwam hij niet, want zijn aandacht werd getrokken door een vrij luid gebons op de voordeur. Doodstil bleef hij staan en luisterde gespannen. Na enkele seconden her haalde zich het luide geklop, maar nog bleef hij onbeweeglijk staan. Maar eindelijk, dat geklop moe, be gaf hij zich zachtjes naar de voorka mer, maar bij de tussendeur bedacht hjj zich, keerde naar de achterkamer terug, trok zijn jas, die over een stoelleuning hing, aan, haalde uit een lade zijn revolver, onderzocht of het wapen nog in orde was en stak hem vervolgens in zijn zak. Dan nam hij de staande petroleumlamp in zijn linkerhand en zette haar op de tafel in de voorkamei. Nu begaf hij zich naar de voordeur en deed deze op een kiertje open, terwijl zijn rech terhand behoedzaam de revolver in zijn zak omkneld hield. In het portiekje zag hij twee man nen staan, één vrij groot als Luwack zelf maar met een nogal ruw uiterlijk. De ander was klein er. gezet, maar deze zag er tamelijk gehavend uit, z'n hoed stond op zijn hoofd, alsof hü er door een ander opgedrukt was. Z'n gelaat vertoonde een donkerblau we vlek, terwijl er van zijn oor tot zijn kin een zeer onregelmatig litte ken liep. Maar wat Luwack ontstelde was zijn ontdekking, dat deze man aan armen en benen boeien droeg, die nog door een ketting met elkaar ver bonden waren. De grote man hield in zijn rechterhand een zware revol ver, waarmede hij klaarblijkelijk zo luid op de voordeur gebeukt had. „Zo", zei hij, „er is dus toch iemand thuis, hoewel we nogal geduld heb ben moeten oefenen. Ik had trou wens, toen de de weg afkwamen, al licht gezien. U ziet, dat ik een ge vangene bij me heb, ik ben van de centrale recherche en ben met dit persoontje op weg naar de stad. Maar mijn wagen is op ruim 1 km afstand van hier defect geraakt en ik ben op zoek naar hulp. 'n Schijnt echter een eenzame streek te zijn, waar we ons hier bevinden, want ik ben geen mens tegen gekomen en uw huis is de eerste woning die ik zag. Maar daar ik geen telefoonpalen heb opgemerkt, vermoed ik, dat u ook geen telefoon hebt". Hoewel Luwack. natuurlijk luister de, bleven zijn blikken steeds maar op de geboeide gericht. Toen hij op de woorden van de rechercheur ont kennend het hoofd schudde, vroeg deze: „Heeft u dan soms een of an der voertuig te huur, een auto of een rijtuig?" „Neen, want mijn auto is in repa ratie in de stad". De vreemde bezoekers bleef een ogenblik in gedachten staan, haalde dan zijn schouwers op en zei: ,Wel, daar is dus niets aan te doen, maar dan krijg je vannacht gezel schap, want je begrijpt toch, dat ik niet de hele nacht hier buiten op dit heerschap kan staan passen. Bo vendien is hij er nu niet bepaald op gekleed om in de open lucht te over nachten". Meteen maakte hij een be weging als om naar binnen te stap pen, terwijl hij met één hand de arm van zijn gevangene vasthield. Toen hij echter zag. dal de huisheer geen aanstalten maakte om de doorgang vrij te geven, keek hij hem scherp aan en voegde hem toe: „Of heeft u moeeliik een bepaalde reden om ons niet in uw huis toe te laten?" Deze woorden klonken Luwack vreemd verdacht in de oren en, hoe wel met 'n zuur gezicht, opende hij de deur verder en de rechercheur stapte, zijn gevangene voor zich uit duwend, naar binnen. De huisheer sloot daarop de deur, terwijl hij onafgebroken de geboeide man met de ogen volgde. Deze strom pelde moeizaam voort en liet zich in de kamer als uitgeput op een stoel nedervallen. „U krijgt natuurlijk betaald voor 't onderdak dat u ons verleent. Ik wilde u ook nog verzoeken om mor genvroeg bij uw naaste buurman te informeren of hij soms voor ons een rijtuig te huur heeft om ons naar de stad te brengen". „Woont u hier helemaal alleen?" Luwack knikte. „O, dan heeft u zeker wel een slaapplaats over, waar deze man kan gaan liggen". Meteen wendde hij zich tot z'n gevangene met de woor den: „Vooruit jij". (Wordt vervolgd) CORRESPONDENTIE DE KABOUTERKONING IS JARIG In de verte komt de gouden koets aan. Daar zit de kabouterkoning in. Hij is jarig en daarom is het feest. „Lang leve de koning!" riepen de kabouters. Nu zijn ze bij het paleis. De ko ning stapt uit. Alle kabouters ren nen naar het paleis toe. Ze willen allemaal zo graag de koning zien en dringen om hem heen. De koning kan geen stap meer verzetten. Maar dat is niets erg hoor. De koning lacht er om. Daar komen de kabouteragen ten al aan. Ze duwen de kabouters op zij. „Hé hé!" zucht de koning. Hij rent zo hard als hij kan, het paleis binnen en gaat met een zucht op zyn troon zitten. Hij is blij, dat hij uit die drukte verdwenen is. Maar vanmiddag is er groot feest. Er wordt gedanst en fijn gegeten. Heerlijk! Sla met snijboontjes en pudding toe. Ria Jans, Leiden. NAAR ZEE We gingen naar zee, met de bus. We wandelden verder naar Scheve- ningen. We gingen met ons vijven. We maakten eerst een wandeling door de duinen maar daar was het erg warm. We gingen maar gauw naar het strand. Daar was het ook niet pret tig want we zagen wel duizend kwal len. Het was een vie- gezicht. Op het strand was het wel leuk. We hebben er fijn gespeeld. Later, toen het niet meer zo warm was, gingen we weer naar de duinen om bramen te pluk ken. We holden heuvel op, heuvel af. om er te komen. Maar er waren daar niet veel bramen. We gingen weer terug en kregen een ijsje en een zakje pa tat. Om 6 uur gingen we weer met de bus naar huis. Toen we thuis kwa men gingen we eten en na een uur tje naar bed. Marja Janmaat, Leiden. NAAR MADURODAM Het was vrijdagmiddag. „Wie gaat er mee naai Maduro- dam", zei vader. „Ik pa!" „Ga moeder eens halen". „Zij is naar de kapper toe, maar is zo terug". „Ha! Daar komt ze al aan" „Ma, gaat u mee naar Maduro- dam?" „Ja, natuurlijk ga ik mee". Pa heeft alles al klaar gemaakt. „Heeft hij er ook limonade bij ge daan? En snoepjes?" zei moeder. „Ja alles". „Kunnen we vertrekken? Ja", vraagt vader „En is ma ook klaar?" „Ja, hier is het". „Kom Martij n dan gaan wij al vast in de auto zitten". „Ma, mag ik de deken voor de auto?" „Hier heb je hem". Zo, de auto is vast open en we kunnen er in. „Kunnen we nu vertrekken", vraagt pa ongeduldig, „Kom opschie ten jongens. Doe de auto maar op slot". Zie zo eindelijk rijden we weg. Als we bij Madurodam zijn, koopt vader een boekje, dan kan je zien, wat alles betekent. „Pa, wat is twee?" „Twee is het stadhuis". We lopen zo een tijd rond te kij ken, terwijl vader alles aanwijst. We zien een station, de haven, spoorbrug gen, auto's die op een snelweg rij den. Ook zien we grote schepen en treinen en trams die rijden, 't Is een grote stad, maar dan alles heel klein gebouwd. Ik ben nog groter dan de kerktoren. „Kom laten we wat gaan drin ken!" zegt ma na een poosje. „En mogen we ook een snoepje?" Wat is het toch leuk in Madurodam. Jos de Heiden, Leiden. NAAR DE BRASEMMERMEER We zijn een keer naar de Brase- mermeer geweest. We hadden daar een boot gehuurd. Wat hebben we daar gelachen jo. Opa zei: „Ik ga het eerst in de boot". Maar hij was te zwaar en de boot viel bijna om. M'n oma zei: „Kijk maar uit, anders lig je zo in het wa ter". Toen ik de boot zat, ging ik gelijk vissen met m'n schepnet. „Nou, ik had gelijk beet. Later gin gen we naar een café en daar kreeg ik twee flesjes Cola. 's Middags aten we onze boterham men op het water. Toen begon het te regenen en we roeiden naar de kant onder de bladeren. Leuk was dat, als er een motorbootje voorbij kwam, dan schommelden we lekker heen en weer. Tegen de avond stapten we op en gingen met de bus naar huis. We moesten gelijk naar bed, want het was al negen uur. Rino Devilee, Leiden. NAAR ZEE „Morgen gaan we naar zee!" zei vader. Vader had het zelf gezegd, dus het was waar. De volgende morgen pakte vader alles al in de auto. Hij kwam al aar dig vol. Toen wij er nog in. Op de weg liep een jongen op straat, die zonder uit te kijken, de weg overstak. Vader remde wat hij kon. „Nou, dat is op het nippertje", zei hij met een zucht. We reden weer door en een poosje later zagen we in de verte de zee. Wat is de zee mooi in de verte. „Zo kinderen, we zijn er", zei va der „en nou iedereen mee helpen". „Zeg help eens mee. Jij de tent". „Ja papa". „Jij een stoel en jij een stoel". „Ik draag wel de tassen". Daar gaan we dan. We hollen vooruit en zijn al beneden als va der en moeder nog aankomen. Moeder legt het kleed neer en daar zitten de inderen. We gaan naar de zee en spelen fijn op het strand. 't Was veel te gauw 8 uur. Jam mer was dat, want 't was er zo leuk. Pierre Frissen, Leiden. IN MAASTRICHT We gingen bij m'n oma in Maas tricht logeren. Op een dag nam va der ons mee naar een grot. Daar wa ren hekken in die grot. We gingen naar boven op een muur. Vader had een stok bij zich. Mijn zusje liep ook met een stok. 't Was erg hoog daar en we liepen langs een diepte. Ik viel bijna van de rots af. Gelukkig had vader mij vast en zo kon ik niet vallen. Er waren veel brandnetels. Mijn zusje zat vol bulten van de brandnetels en die jeukten heel erg. Mijn oma deed er wat azijn op en dat hielp wel. Gemma van Paridon, Leiden HET KABOUTERTJE Er was eens een kaboutertje, die in een holle boom woonde. Jullie willen natuurlijk weten hoe dat kabouterje heette. Ik zal het ver tellen. Hij heet Pinky. Ik zal jullie een verhaaltje vertel len over Pinky. Luister maar goed. Er was eens een kabouter die Pin ky heette en hij was schoenmaker. Van 's morgens vroeg tot 's avonds laat, werkte hij hard en natuurlijk was hij tevreden met zijn werk net als alle andere kabouters. Op een keer ging hij wandelen en zag een hertje lopen. Hij lokte het mee naar huis en Pinky was blij dat het hertje met hem mee liep en bij hem bleef. Toen ging hij weer aan het werk en samen leefden ze nog lang en gelukkig in de holle boom. Bert Dubbelaar, Leiden BAMB1 Onze Bambi werd geboren in een boskamertje. Dat kamertje was aan alle kanten open. Op een dag ging hij met z'n moeder naar de wei en toen vroeg hij: „Moeder waarom noemt men ons reeën?" De moeder wist het niet. Bambi ging in de wei spelen. Daar kwam een konijntje naar hem toe. „Hoe heet je?" vroeg Bambi. „Ik heet Stampertje". „Ga je met me spelen?" „Best hoor. Wat doen we? Verstop pertje?" „Ja dat is leuk". Bambi was hem. Wat telde hij gek, telkens 0-10-1 en zo maar door. Leuk hoor. Terwijl ze aan het spelen waren kwam er een groot hert met horens (gewei) uit het bos. Het was zijn vader, maar dat wist Bambi niet. Hij liep zo hard hij kon weg. Maar met zo'n haast moet je goed uitkijken en pats daar lag hij op de grond. Het oude hert kwam bij hem en hielp hem op staan. „Nu kalm blijven kleintje", zei hij. Het werd licht en de herten gin gen naar de boskamertjes om te sla pen of met elkaar te praten. Ze waarschuwden de kleine Bambi voor de jager, die met een groot geweer door de bossen liep en op een keer toen Bambi met andere herten aan 't spelen was, kwam de jager en schoot pief paf! De kogel ging vlak langs Bambi heen gelukkig. Hij werd voortaan voorzichtiger en is een groot sterk hert geworden. Nog steeds liggen er verhaaltje te wachten, dus nog even geduld. Dag alemaal. Weer tot de volgen de week. TANTE JO EN OOM TOON doet. Men mag alleen met z'n stuk strohalm vissen en daarbij in geen geval z'n hand gebruiken (de vin gers althans). Je hebt natuurlijk be grepen dat 't een zuigpartij is en daarbij zul je al gauw doorhebben, dat je moet trachten niet te lachen. Als alle vissen gevangen zijn, gaat ieder tellen en wie de meeste punten heeft, krijgt de prijs. 'N DENKSPEL Wanneer 't op 'n vrije dag als maar regent, kan de hele familie genieten van „gedachtenlezen". Er zijn twee samenspelers. We noemen ze A. en B. B gaat naar buiten, terwijl A bij het gezelschap in de kamer blijft. Het gezelschap zoekt (kiest) nu fluis terend een of ander voorwerp uit in de kamer. Als B weer binnen komt, wijst hij op een voorwerp en vraagt: „Is 't dat?" B antwoordt: neen. A gaat verder wijst weer 'n 'n VISSPEL Voor dit spel zijn nodig: papier, schaar, 'n potlood, een strohalm (geen hele) en een grote theekóp voor el ke medespeler. Knip uit het papier enkele kleine visjes, vouw daarbij 't papier, dan gaat 't vlugger. Elke speler moet minstens 20 visjes hebben en op elk visje moet een cijfer, (getalletje) staan dat de waarde van elk visje aangeeft. Geef bovendien nog enkele visjes de getallen 10, 20, 30. Zorg dat je de getalletjes niet door 't papier kunt zien - dus dun schrijven! Als nu de visserij begint, liggen al le vissen in een grote platte schotel of schaal midden op de tafel. Ieder neemt z'n plaats in, die hij niet mag verlaten en heeft vóór zich een kom metje, waarin men de gevangen vis WILT IJ IETS WETEN De gele kanarie Enige tijd ge leden ontvingen wij van een lezer uit Voorhout een vraag over het behan delen van een kanarie, waarvan de veertjes uitvielen. Op ons antwoord schreef een andere abonné met een betere methode. Nu verzoekt ons de abonné met de zieke kanarie mee te delen, dat zij dank zij deze laatste methode haar kanarie weer gezond en bevederd in de kooi heeft. Zij wil langs deze weg de lezeres, die haar de goede raad gaf, hartelijk bedan ken. Loonbelasting P. L. v. d. K. is het niet eens met de berekening van de afgehouden loonbelasting. Antwoord De inhoudingen op uw loon zijn, voor zover wij konden nagaan, inderdaad juist. De aftrek voor bejaairden geldt zowel voor de loonbelasting als voor de in komstenbelasting. Nu u bij uw 't helpt en 't Is lekker (Advertentie) werkgever een. netto-loon. hebt be dongen, is het eigenlijke brutoloon geen vast bedrag, daar het van uw persoonlijke omstandigheden af hankelijk is hoeveel belasting inge houden moet worden. Het is daar om wel juist d<at hij het voordeel geniet, dat u minder moet betalen Indien het omgekeerde geval zich zou hebben voorgedaan, bv. omdat het belastingtarief zou zijn ver hoogd, dan had hij het meerdere toch voor eigen rekening moeten nemen volgens de geldende over eenkomst. K. en O. Waar kan ik mij op geven voor K. en O? vraagt F. L. te O. Antwoord: U kunt zich voor K en O opgeven op het bureau Plantsoen 25, Leiden, op alle werkdagen van 9 tot 15 uur, tel. 3 18 41. Route Noordwijkerhout-Vledder Noordwijkerhout - Leiden - Utrecht - Amersfoort - Zwolle - Meppel - Steen wij kerwold - Vledder, 196 km. Car-A-van Waar komt dit woord vandaan? vraagt A. M. te Z. Antwoord: Het woord Car-A-van is een kleine woordspeling. Het En gelse woord caravan betekent: 1) ka ravaan, 2) woonwagen, 3) kampeer wagen. Het woord „car" betekent wagen en auto en het woord „van" betekent bestel-, meubel-, (gesloten vrachtwagen). Het geheel is dus een grapje met de woorden Caravan en Car en Van. Huurverhogingen. Welke huurver hogingen vanaf 1 januari 1960 kun nen gevraagd worden van een bij gebouw van een herenhuis dat door een Kruisvereniging wordt ge bruikt als consultatiebureau? vraagt abonnee. Antwoord In hét algemeen is het zo, dat wanneer die kantoorruimte als zelfstandige ruimte kan wor den beschouwd, de huurprijs 174.79 pet meer mag bedragen dan de huurprijs die op 9 mei 1940 voor een dergelijke ruimte gold. U kunt zich het beste verstaan met de huuradviescommissie te Leiden, Hooigracht 14 - 16. voorwerp aan enz. tot hij ten laat ste het juiste voorwerp aanwijst, waarop B antwoordt: „Ja, dat is 't". Wanneer iemand van het gezel schap al eens eerder dit spel gespeeld heeft, kan hij wel menen, dat en B. een afspraak gemaakt hebben b.v., dat A eerst een houten voor werp zou aanwijzen, vlak voor hij het uitgekozene kiest, ofwel eerst een zwart voorwerp of een vierpo tig ding aanwijst, voor hij het juiste neemt. Als antwoordt hierop kunnen A. en B. het spel nog wat moeilij ker maken b.v. B mag niet kijken naar de voorwerpen, die A aanwijst. Hij draait hem dus zijn rug toe en toch slaagt 't gedachtenlezen. Ten laatste wordt 't nog moeilijker ge maakt en wordt de verbazing der aanwezigen ten top gevoerd: B. mag n.l. niet eens binnenkomen. Boven dien mag geen der aanwezigen een woord spreken, ook A niet. Alleen B mag buikspreken. In 't vertrek wijst A achtereenvolgens verschillende voorwerpen aan. Bij iedere aanwij zing moeten de andere personen in de handen klappen ten teken dat B moet raden. En ook nu antwoordt hij telkens goed. Het geheim van dit raadsel is zo eenvoudig, dat je wellicht zouthenen, dat ieder het al door heeft. Ze den ken vast, dat A telkens een afge sproken teken geeft. Maar het is B. Ze hebben afgesproken dat B op een vraag nee in plaats van neen ant woordt en dan wijst A tegelijk het juiste voorwerp aan. Probeer het spel nu maar eens, maar verraadt de truc niet aan je vrienden, zodat je er met een nieuw gezelschap weer verrassend mee kunt optreden. EEN PROEFJE Alle dingen van 'ri atoom tot de olifant hebben een gewicht (zwaar te). Om ze van plaats te veranderen is een kracht nodig. Alle voorwei pen in rust liggen stil en trachten op hun plaats te blijven. Hoe plotselin- ger men ze in beweging wil brengen hoe groter hun weerstand (tegen stand) is; de geleerden noemen dat hun „volharding". Deze werkelijkheid (waarheid) kun je met een kleine proef bewijzen. Stapel b.v. vijf of zes gelijke mun ten op een glad vlak op elkaar. Neem nu een gewoon tafelmes en probeer de onderste munt weg te slaan (tikken) zonder dat de ande re verschuiven. Wanneer je 't te zacht doet, valt de stapel waarschijn lijk om. Maar sla je met voldoen de kracht toe. dan vliegt alleen de onderste munt weg, terwijl de andere rechtop op dezelfde plaats blijven lig gen (staan). De „volharding" belet hen de onderste munt te volgen. DE GEVANGENE VAN DE ENGELENBURCHT Nu nam de gouverneur het woord: „Jij was in Rome, toen de ongelukki ge stad geplunderd werd" zei hij. Je was zelfs op de Engelenburcht voor de beschieting aangesteld. Paus Clemens kende je als goudsmid en juwelier. Hij verzocht je daarom alle juwelen van de tiara's en ringen af te nemen en in zijn kleren te naaien. Maar in plaats daarvan heb je hem voor 80.00 saudi's ontstolen. Je hebt het met veel ophef aan je gezel ver teld en die heeft 't ons medegedeeld. En nu eisen wij, dat je ons die juwe len teruggeeft of vergoedt. Als dat gebeurd is, ben je weer vrij man". Toen Cellini deze aanklacht hoor de, begon hij hardop te lachen. „Het troost mij tenminste", zei hij, dat ik niet om een kleinigheid gevangen ge nomen ben. Ik heb nu bijna 20 jaar lang in deze heerlijke stad Rome ge leefd en ben nog nooit in een gevan genis geweest. Alle juwelen van de paus zijn in boeken geregistreerd (opgeschreven) en als u zich de moeite wilt geven, deze nauwkeurig na te gaan, zult u zien, dat er niets ontbreekt. Vertel nu aan de paus, wat ik gezegd heb. En hiermee ben ik met de paus en met u zijne die naar klaar". De rechters keken elkaar verbluft aan, terwijl Cellini sprak. Ze gin gen samen naar de paus. Na onder zoek bleek, dat er geen enkel ju weel ontbrak. Maar Cellini was over tuigd, dat dit voorval zowel de paus als zijn vrienden zouden trachten hem te doen verdwijnen. (Wordt vervolgd)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1964 | | pagina 18