c 1
NL
>E KRANTENTUIL
J
Het knutselhoekje
Nieuwe uitgaven
ZATERDAG 1 AUGUSTUS 1964
DE LEIDSE COURANT
EEN SCHEERPRAATJE
De belangstelling om hem heen
en het stiekem gelach daarbij maak
ten Vader Jan zenuwachtig en ge
prikkeld. Hij begon nijdig te foeteren
en riep: „Als jullie met z'n allen
mU op de vingers blijven staan kij
ken en herrie maken, snij ik straks
nog per ongeluk mijn nek af."
„Nou kinderen, laten we dan maar
met z'n allen zolang in de keuken
gaan", zei moeder.
Dat kalmeerde papa enigzins en
moedig greep hij het vreemde in
strument uit het foudraal en krabde
er zich behoedzaam mee over 'n
wang. O, wat zacht en aangenaam!
En nu ploegde hij er zonder vrees
mee door de schuimmassa en vormde
diepe voren door de witte akker.
Geen sneetje en geen druppeltje
bloed!
„Hoe gaat t?" klonk de belang
stellende vraag van moeder van ach
ter de deur.
„Best" klonk het met een door het
schuim gesmoorde stem. Maar toen
de witte zeeplaag als sneeuw voor
de zon verdwenen was, kwamen de
zwarte stoppels weer tartend te voor
schijn. Denkend dat z'n baard te
zwaar was om zo maar in eens van
het toneel te verdwijnen, begon va
der Jan opnieuw, maar nu met meer
nadruk de scheerkwast te hanteren
en wel zo krachtdadig en fel, dat
grote vlokken en slierten schuim
door de lucht slingerden en als witte
valschermpjes op tafel, stoelen en
vloer nederdaalden.
Z'n gezicht leek nu volkomen op
een dik ingesneeuwd heuvelland
schap, waarin met een weinig ver
beeldingskracht de neus zich in een
kleine pyramide verhief. Weer nam
hij z'n nieuwe scheerwapen ter hand
en liet het, nu wat harder drukkend,
om de stoppels tot aan de wortel
mee te nemen, door de schuimlaag
glijden. Helaas, weer verhieven de
baardstekels zich even brutaal on
verkort rechtop, spottend met zijn
hernieuwde poging ze van zijn aan
gezicht te strijken.
Een soort onderdrukte vloek lokte
moeder en kinderen weer de kamer
in. Stampvoetend als een bezetene
smeet de teleurgestelde „kapper" het
scheertoestel van zich af, zodat het
kletterend tegen de lambrizering
vloog. Dan, met een forse ruk de
handdoek van zijn hals trekkend,
kwakte hij hem op de vloer.
„Wat scheelt eraan, man, wat is
er gebeurd?" vroeg mevrouw ang
stig.
„Ben u gesneden, pa", informeer
de een der kleinsten.
„Hou je mond, kwaje meid", beet
papa terug.
„Maar man, wat mankeer je, maak
je toch niet zo driftig", suste moeder.
„Dat rotding, dat lor, een prul-
ding is het, kijk maar eens, hoe
prachtig het gewerkt heeft!"
Toen mevrouw haar man in het
gezicht keek, dat behalve nog wat
met zeep bestreept, nog geheel
de zaterdagse ruwheid liet zien
barstte zij in een schaterende lach
uit.
„Zo, vind je het zo leuk, dat die
mooie broer van me mij zo'n poets
gebakken heeft. Zelf loopt hij met
zo'n oerwoud om z'n smen mij
komt hij zo gemeen bedotten en
voor schut zetten. Maar ik zal het
hem betaald zetten, reken maar. Ik
stuur hem onmiddellijk zijn „fraaie"
cadeau terug met de mededeling, dat
hij geen voet meer in ons huis hoeft
te zetten."
Mevrouw stuitte zijn verdere woor
denstroom door het toestel op te
rapen en het vervolgens ,nog luider
schaterlachend dan eerst, in de hoog
te te steken. Verbluft en niet be
grijpend staarde hij naar het onding.
„Ach man, zie je het dan niet, je
hebt vergeten het mesje erin te
doen."
Voor verder commentaar was er
geen tijd, want het hele gezin moest
hard hollen om de trein nog te ha
len. Dat lukte gelukkig nog, maar het
toestel was blijven liggen.
In Utrecht waar ze op aansluiting
moesten wachten, liet papa zich door
de stationskapper scheren. En voor
het laatst!
Want toen mijnheer na 14 dagen
opgewekt van het vakantieuitstapje
terugkeerde, vertoonde zijn gebruind
gelaat een aankomend baardje, dat
na een paar maanden tot volle was
dom kwam en hem, geheel volgens
de mening van zijn broer, zeer goed
en mannelijk stond.
EINDE
Correspondentie
Margriet de Graaf, Leimuiden
stuurde:
DAT KOMT ER VAN
Er was eens een meisje dat Carla
heette .Ze was 'n dochtertje van rij
ke ouders en woonde in 'n heel mooi
huis. Ze had geen broertjes of zusjes
en werd door haar vader en moeder
heel erg verwend. Dikwijls mocht
ze 's avonds mee naar de stad of
ook wel mee met een autoritje. Na
tuurlijk vond ze dat heel fijn, maar
dat werd allemaal anders toen ze
een broertje, Ronnie, kreeg. Wanneer
vader en moeder 's avonds uitgin
gen, moest zij met Ronnie en een
oppas thuisblijven. Het huilen stond
haar dan nader dan het lachen.
Op een avond toen vader en moe
der weer weg waren en Carla en
Ronnie in bed gestopt waren, kon
Carla de slaap maar niet vatten. Ze
lag te denken en te denken. Het
was al heel laat toen de oppas weg
ging en vader en moeder nog niet
thuis waren. Wat deed ze nu? Ze
kleedde eerst zich zelf aan en toen
haar broertje. Ze legde Ronnie in de
wagen en ging er mee op stap in de
donkere nacht. Wat schrokken va
der en moeder toen ze een paar uur
later de bedjes leeg vonden. Met
de auto en volle lichten aan reed
vader door de stille straten, terwijl
moeder dodelijk ongerust thuis zat
te wachten. Toen vader zonder kin
deren thuis kwam belde hij de poli
tie op, die er onmiddellijk met veel
agenten op uit trok om te zoeken.
De speurhond hadden ze ook meege
nomen. 't Begon al licht te worden
toen ze Carla slapend op een bank
in het park aantroffen met de wagen
naast zich, waarin de slapende Ron
nie. Zo liep alles nog goed af, maar
Carla heeft toch straf gekregen om
dat ze 's nachts het huis uit was ge
gaan.
Beppie Ooyendijk, Leiden, vertelt
over:
JAN EN JOPPIE
Jan en Joppie waren zusje en
broertje. Ze hielden veel van elkaar
maar hadden toch dikwijls ruzie.
Op een dag gingen ze met moeder
naar de winkel om nylon-jasjes te
kopen. Zo kwamen ze in een heel
grote en drukke zaak. Joppie zag
een heel mooi jurkje met een jurkje
voor de pop. Ze bleef maar kijken
zo mooi vond ze dat. Intussen gingen
moeder en Jan verder naar de afde
ling nylonjasjes. Daar opeens be
merkte Joppie dat ze moeder kwijt
was en ze begon te huilen. Daar
kwam een juffrouw: „Zeg meisje
waarom huil je?"
„1. .1. ik b. .ben m. mijn moeder
kwijt."
„Kom maar mee, dan gaan we je
moeder zoeken. Wat voor een man
tel heeft ze aan?"
„Mama heeft een rode jas."
In de verte zag Joppie een stukje
van een rode jas. Misschien was dat
moeder wel.
„Juffrouw, ik geloof dat moeder
daar in de verte loopt. Ik zie haar
rode jas."
De juffrouw nam haar mee die
kant uit en ja hoor, het was moeder.
„We konden jou niet vinden", zei
Jan.
„En ik kon jullie niet meer vin
den", zei Joppie haar tranen drogend.
Anneke de Graaf, Leimuiden:
BUNA VERDRONKEN
Zij waren een tweeling, twee meis
jes, de een heette Willeke en de an
dere Ellie.
Op een mooie zonnige dag gingen
ze samen naar zee. Ze gingen naar
Katwijk, dat was vier en een halve
kilometer ver van hun huis van
daan. Toch konden ze dat flink fiet
sen met hun spullen bij zich. Om
dat ze tweeling waren hadden ze
alles hetzelfde, dus hetzelfde zwem
pak, dezelfde handdoek en alle kle
ren.
In Katwijk stalden ze eerst hun
fietsen, zochten een fijn plaatsje op
het strand en gingen zich verkleden.
Het water was niet koud, na een
tijdje ging Willeke er uit maar Elly
bleef nog wat zwemmen. Opeens
kwam er een hele grote golf aan en
die sleurde Ellie mee. Ze probeerde
met haar tenen nog de grond te ra
ken, maar ze voelde niets. Ze werd
opeens angstig, haar hoofd begon
te bonzen. Ze zag sterretjes voor
de ogen en even later was ze bewüs-
teloos. Een man die in haar buurt
aan het zwemmen was, zag haar
slappe hand en trok haar naar bo
ven. Ze moest naar het ziekenhuis.
Als die meneer er niet geweest
was zou ze zeker verdronken zijn.
Hij kwam ook nog op bezoek en
kreeg van haar vader een beloning.
Gelukkig was dit weer goed afge
lopen.
I. De gans weegt 10 kg.
II. Er gingen 2 voeten naar Ben-
nebroek.
III. Met een hand ben ik van jou;
Met een hond ben ik je trouw.
IV. Als een vrouw met naam An in
de kamer zit.
V. Een haas eet altijd met twee
lepels (de oren van de haas worden
lepels genoemd).
Geen van de kinderen had het
vijfde raadsel goed. Nu hebben we
maar geloot tussen hen, die er vier
goed hadden en nu was Willemien
Loenen, Cobetstraat 67, Leiden de
gelukkige, die het boek gewonnen
heeft.
Na de vakantie beginnen we weer
met nieuwe raadsels.
EEN LETTERSPEL
Hiervoor hebben we nodig de let
ters van een letterspel. Hebben we
geen letterspel, dan kunnen we er
gemakkelijk zelf een maken. Daar
voor nemen we een vel, aan beide
zijden onbedrukt, vrij dun karton.
Tekenen daarop kleine vierkantjes,
allemaal even groot, en schrijven
daarop de letters. Van de letters
e, a, n, o, r, 1, en t, die het meest
nodig zijn, maken we er een paar.
Nu kunnen we beginnen.
De letters worden op de tafel in
een kring gelegd, de letters naar be
neden. De eerste speler keert drie
letters om, legt deze in het midden
van de kring en kijkt of hij er een
woord van 3 letters van vormen kan
(geen eigennamen of afkortingen).
Zo niet, dan laat hij ze liggen. De
volgende speler keert een nieuwe
letter, legt deze er bij en kijkt of hij
een woord kan vormen, hij hoeft
dan niet alle letters te gebruiken,
wel tenminste drie. Wie een woord
kan vormen legt het voor zich neer,
keert een nieuwe letter en probeert
opnieuw een woord te vormen. Wie
het eerst zes woorden heeft is win
naar.
NOG EEN LETTERSPEL
Ieder heeft voor zich een blaadje
papier en een potlood. Je moet een
woord kiezen, b.v. prent en dan
schrijft iedereen het op. Eenmaal
van boven naar beneden en daar
naast van beneden naar boven, dus
van elke groep heeft een huisje op
de neus. Op een gegeven teken ke
ren de nummers één zich om en
geven het huisje met hun neus door
op de neus van nummer twee, deze
doet het weer op de neus bij nummer
drie enz. tot de laatste het huisje op
de neus heeft, die dit snel op zijn
neus aan de leider moet brengen,
die tussen de nummers één zit of
staat.
De spelers moeten de handen op
de rug hebben. Om het moeilijk te
maken moet het huisje als het ge
vallen is, met de neus opgeraapt
worden.
Dag kinders, heel prettige vakantie.
TANTE JO en OOM TOON
3cm. van de kant af een enkele
draad uit. Als boordsel naait men
knoopgatsteken,(fig. 7) waarbij men
insteekt in de lijn, die ontstond, toen
de draad uitgetrokken werd. Men
steekt nu vier draden onder deze
lijn in en maakt de volgende vier
draden rechts van de eerste. Op de
hoek naait men een afsluitsteek. me de draden voor de steken eruit
Tenslotte maakt men de franjes als trekt.
t p
Ieder probeert nu de tussenruimte
met letter te vullen, zodat er een
woord ontstaat b.v.:
p oor t
r ave n
ede
n ijve r
t er p
We mogen b.v. niet langer dan 3 mi
nuten nadenken dan stop. De
woorden worden voorgelezen en
voor ieder goed woord wordt een
punt gegeven. We gaan met een an
der woord weer verder. Wie de
meeste punten heeft, heeft het ge
wonnen.
NEUZENWEDLOOP
Dit spel wordt in twee groepen
gespeeld. Nodig zijn twee hulzen
van lucifersdoosjes. Nummer één
Uit grove stof b.v. jute of linnen
(grof) waarvan de draden zich uit
laten rekken, kan men leuke kleed
jes naaien. Fig. 1 toont zo'n rood
kleedje met blauwe rand en een
blauw randje als versiering. Voor
elk kleedje heeft men een volgens
de draad geknipte vierhoek (recht
hoek) van 38 bij 28cm. grootte. Het
bandje is een 3 cm. breed katoen
bandje; daarvoor is nodig 136cm.
voor de kanten en 28cm. voor elk
strookje op het kir 2d je.
Als de rechthoek is uitgeknipt, trekt
men eerst aan de kortste zijde enige
draden uit. Meet aan het bandje af
hoeveel je er uit moet trekken. Zo
gauw de band ruimte genoeg heeft,
stopt men daarmee door de dwars-
lopende draden, Men gaat eerst over
10 draden, dan onder de volgende
10, weer over 10 enz. tot aan de an
dere zijde. Het band voor de randen
legt men in de lengterichting dubbel.
Als je daarna de vouw met een
strijkijzer plat strijkt, laat de band
zich aansluitend makkelijker naaien.
Buig lcm. van het band met de
stofzijde naar links om. Begin op 'n
hoek en let» op, dat de stofzijde ge
heel in de band vouw ligt (fig. 2)
Rijg de band dan zo tot de volgen
de hoek, zo dicht aan de kant als het
maar lijden kan. Leg 'm dan zo, dat
beide kanten uitzien, zoals in fig. 3.
Rijg dan verder door, tot je weer aan
de eerste hoek komt; dan maak je
de band open en leg het ene einde
zoals fig. a en b aangeeft; nadat het
overvloedige deel afgeknipt is, naai
je de hoek af. Nu kim je met de ma
chine of met hele fijne rijgsteekjes
het band vastnaaien.
De franjeservet (fig. b-fig. 5) wordt
gemaakt van natuurkleurig jute met
stroken en boorden van rood en
blauw katoen. De stroken worden
aldus gemaakt: trek 7 draden uit,
waar de strook zal lopen. De achtste
draad wordt slechts aan de ene zijde
van de stof een klein stukje uitge
trokken. Vier stukjes dubbelgelegd
katoengaren worden nu aan deze
draden vastgebonden, dan trekt men
voorzichtig aan het andere einde,
zodat het garen meekomt en de
uitgetrokken draden vervangt fig. 6
Als de stroken klaar zijn, trekt men
aan alle vier de zijden van 't kleedje
Veilig autorijden, door H.
Strepp Uitg. Prisma-boe-
ken, Utrecht
De auteur geeft in dit boekje een in
zicht in de kennis, de kunst en de
psychologie van het autorijden. Hij
geeft zuivere rijtechniek: hoe men in
gevaarlijke situaties moet reageren
en hoe in dergelijke gevallen licha
melijk letsel en materiële schade tot
een minimum beperkt of zelfs voor
komen kunnen worden. Het mag
worden beschouwd als een (onmis
bare) voortzetting van de opleiding
van iedere automobilist.
Prisma-puzzels, door Char
les E. D. Julien Uitg.
Prisma-boeken, Utrecht.
Een nieuwe verzameling van puz
zels, kruiswoordraadsels, brokken-
raadsels en cryptogrammen te kust
en te keur. Genoeg om er vele uren
allergenoeglijkst mee door te bren
gen.
Teilhard de Chardin en het
christendom in de moderne
wereld, door Ignace Lepp
Uitg. Het Spectrum,
Utrecht-Antwerpen. (Bibl.
Th. de Ch. 10).
De bekeerling en psycholoog Lepp
een enthousiast Teilhardaanhan-
ger geeft naast een korte biogra
fie en een algemeen overzicht van
de gedachtenwereld van Teilhard de
Chardin, een visie in de geest van
de beroemde antropoloog over de
christen in de moderne wereld.
De Kater, door Christopher
Short - Uitg. Ntfgh en Van
Ditmar, 's-Gravenhage-Rot-
terdam.
Een spannende roman, die een men
geling biedt van speurwerk, gang-
sterdom, edelmoedigheid, liefde en
humor. Afgezien van een tamelijk
tam slot een aanbevolen werk, dat
de belevenissen verhaalt van een
aan whiskey verslaafde Bill Grant,
die onophoudelijk geconfronteerd
wordt met zijn eigen „ik" (de Ka
ter), maar er ondanks dat (of mis
schien juist daardóór) in slaagt de
machtsovername door corrupte Ame
rikaanse vakbonden te verhinderen.
De holle kroon, door Mar
garet Campbell Barnes
Uitg. Zuid-Hollandsche Uit
gevers Mij., Den Haag.
Een interessante biografie van ko
ning Richard II (1367-1400) van En
geland, waarin deze er heel wat
menselijker (en waarheidsgetrou
wer?) afkomt, dan in vele andere
over hem verschenen biografische
werken.
Kent u Zuid-Holland ook
zo?, door Ewout Janse
Uitg. N. I. B. Zeist.
In een elf provinciënserie van deze
uitgeverij verscheen als laatste deel
het boekje over Zuid-Holland.
Ewout Janse heeft er een aantrekke
lijk werkje van gemaakt, dat in
twaalf hoofdstukken enkele, bij de
gemiddelde toerist minder in het
oog lopende aspecten in stad en
land van de dichtstbevolkte provin
cie van ons land laat zien.
Grote mensen dromen niet,
door Jacqueline Doorn
Uitg. Kosmos, Amsterdam-
Antwerpen.
Een „teder" verhaal, waarin de her
inneringen worden beschreven van
een jong meisje aan haar Joodse om
geving in het vooroorlogse Praag.
Vol onbestemde mystiek en met een
even onverwacht als onheilspellend
slot.
Glas. Experimentele roman
door J. Sikkens Uitg. A.
J. G. Strengholt n.v., Am
sterdam.
Sikkens heeft met „Glas" een eer
steling geschreven. Hij noemt het
zelf een experimentele roman en
componeert zijn gedachten als tot
een surrealistische schildering van
een levensbeeld, zoals hij zich dat
voorstelt. Het is geen optimistisch
boek, deze korte roman. De schrij
ver houdt zich reeds bij voorbaat
ervan overtuigd, dat voor zijn visie
op het leven geen oplossing is te
vnden. Dit is geen uitzondering in
de hedendaagse litteratuur. Afge
zien van de probleemstelling is het
echter, zuiver letterkundig bezien,
een werk dat vele beloften inhoudt.
Spion voor Napoleon
15. De gruwelijke slag duurde drie
dagen. Bijna al die tijd regende het
en het slagveld was bijna èèn mod-
derwoestijn. De Oostenrijkers werd
de terugtocht afgesneden, maar zij
streden wanhopig verder, tot Mach
zich op de derde dag tenslotte met 't
rampzalig overschot van zijn leger
aan Napoleon overgaf. Toen de Oos
tenrijkse aanvoerder na zijn ned„i-
laag in Wenen terugkeerde was hij
al bij zijn keizer in ongenade geval
len.
16. Schulmeister had het intus
sen zeer druk gehad. Eerst overtuig
de hij de Oostenrijkse keizer en zijn
bondgenoot, de tsaar van Rusland,
ervan, dat Marschall Mach een land
verrader moest zijn. Opzettelijk had
hij het leger in de vernietiging ge
dreven, want hij had geweten, dat
Napoleons leger klaar stond, zo be
weerde Schulmeister.
Het gelukte evenwel aan Mar-
schall8 vrienden zijn goede naam
weer te redden.. Maar daarvoor wer
den de Oostenrijkers nogmaals een
nederlaag toegebracht n.l. in de be
roemde slag bij Austerlitz. Daarna
stond het hele land onder Napole
ons overheersing.
(Wordt vervolgd)
DE WILDSTE VAN ALLE een ding doen n.l. zich snel uit de
voeten maken en dan zijn toevlucht
Welk dier is het gevaarlijkste? De zoeken op een stevige boom.
leeuw, de tijger of wellicht de beer?
Ze zijn alle drie zeer sterk en kun
nen een mens met een enkele slag
van hun klauw doden. Maar er be
staat een vierde dier, dat zelfs de
sterkste tijger niet durft anavallen
en dat is de Indische buffel, ook wel
waterbuffel genaamd. Hij is zeer
zwaar en krachtig gebouwd en hij
heeft lange horens die bijna recht
opzij staan. Zij leven meestal in kud
den van wel 50 stuks; ze ontsteken
gauw in woede en als dat geschiedt,
storten zij zich op hun slachtoffer.
Zodra zij tot de aanval overgaan,
worden ze erg gevaarlijk en wild.
Desondanks zijn ze niet moeiijk te
temmen en voor huisdieren te ge
bruiken. Ze worden dan zelfs zó tam
dat een kind ze kan sturen. Maar
plotseling kan hun wilde natuur
weer bovenkomen, als een vreemde,
die ze niet lijden kunnen, zich met
hen bemoeit Dan kunnen deze maar
fig. d. Kijk eens vader, wat moe
der mij gegeven heeft!