WAS HET (2)
MAGISCHE WOORD
DE LEID SE COURANT
EINDELOOS, ZWAAR EN
BITTER WAS DE TOCHT DIE
DUIZENDEN VOLBRACHTEN
Het ging ten koste van veel en van velen, maar de goud
koorts bracht ook „normale" dingen in het Frasergebied. Wegen
vervingen de oude .sporen" en voetpaden. Het goederentrans
port een proef met kamelen als lastdieren was schromelijk
mislukt! kwam op gang en in enigszins geordende banen.
Nederzettingen verrezen in snel tempo. Het zakenleven bloeide
op. Er kwamen hotels. Men bouwde kerken op plaatsen, waar
vóór 1860 slechts wildernis was.
Tot de mannen, die de grootste goud-successen boekten, be
hoorde een zeeman, die met varen niet genoeg verdiende en
het daarom maar eens wilde proberen met de goudzoekerij. Zijn
naam was Willy Barker. In 1862 begon hij zijn claim te bewer
ken. De andere goudzoekers vonden Barker niet veel meer dan
een optimistische amateur en lachten hem uit. Maar ziet, enige
weken nadat hij begonnen was, vond Barker gesteente met
een zeer hoog goudgehalte. Toen lachten de „oldtimers" niet
meer, maar haastten zij zich om een deel van die goudbuit te
bemachten. De hutten en woonschuurtjes verrezen in de buurt
van Barker's claim als paddestoelen uit de grond. Zij waren
de kern van de grootste nederzetting (in de vorige eeuw) ten
noorden van San Francisco en ten westen van Chicago: Bar-
kerville.
Allengs begonnen de goudvondsten schaarser te worden. De
goudzoekers bij de Fraser gingen op een paar fanatiekelingen
na naar andere oorden. Er kwamen geen nieuwe goudzoekers
aan. Barkerville verschrompelde en was tien jaren na de komst
van de allereerste „Cariboo Goudzoekers" een vergeten plaatsje
geworden. Het is pas onlangs tot nieuw „goud-leven" gewekt,
omdat de overheid besloot, deze oude „goud-nederzetting" tot
een historisch monument te maken. Barkerville werd zo goed
en zo kwaad als het ging gerestaureerd en is thans 'n brandpunt
van toerisme. De bezoekers verdienen er niet, als weleer, in
korte tijd miljoenen in goud, maar zij sterven tenminste niet
van koude, honger en ellende!
De tweede golf
T>EN de „Cariboo Gold Rush" afgelopen was, werd het weer
stil in Brits Columbia. Die stilte duurde tot 1896, om precies
te zijn: tot de 17de augustus 1896. Op die dag ging de goud-zon
ten tweede male op in Brits Columbia. Twee Indianen „Skoo-
kum Jim" en „Tagish Charlie", ook wel genoemd „Dawson
Charlie" waren op pad met Charlie's blanke zwager George
Carmack. Het geluk was met dit drietal, want zij waren de
eersten, die op die dag een flinke hoeveelheid goud vonden
nabij de Klondike-rivier. Deze
vondst was het begin van de
grootste en opwindendste „gold-
rush" uit de geschiedenis der
mensheid. In nog geen vier
jaar tijds verrees ter plaatse
van die vondst in de streek
van Yukon een nederzetting
met 35.000 inwoners. De modder
op de laarzen der avonturiers
was „besmet" met stofgoud.
Stofgoud vond men er in de
straten en in de kieren der plan
ken vloeren van huizen en ca-
fé's. In die nederzetting was het
leven rauw. Men vergaarde er
in korte tijd fortuinen en velen
raakten in nog korter tijd for
tuinen kwijt.
Goad-varia
WIE in 1897 een eerste klas passagebiljet kocht van San
Francisco naar Dawson City 3150 mijlen over zee en
1650 mijlen de rivier op betaalde $75. In 1898 kostte zo'n
kaartje ruim veertienmaal zg veel, namelijk duizend dollar!
De goudkoorts dreef zo veel mannen noordwaarts, dat de
scheepvaartondernemers vrijwel konden vragen wat zij wilden
voor een passage.
De eerste kalkoen,, die ooit in Dawson City gegeten werd,
kwam daar in 1898 aan. Drie mannen brachten de vogel mee.
Zij hadden hem in Seattle gekocht en daar laten koken. We
ken waren zij onderweg geweest, maar het vroor al die tijd
zó hard, dat de kalkoen in prima conditie bleef. De mannen
verkwanselden die kalkoen zodra in Dawson City waren. Wat
betaalde de koper? Tweehonderd dollar, toen vijfhonderd
gulden, een bedrag, dat evenveel koopkracht had als tegen
woordig ƒ2500.—! De goudkoorts maakte de mensen slordig
met geld.
Nabij de Klondike ligt de „Dead Horse Canyon". Deze oa-
Goud
Stofgoud
Klatergoud
nyon heet zo, omdat door de goudkoorts aangetaste avontu
riers er tijdens de „Klondike Rush" hun lastpaarden doorheen
ranselden. Ruim drieduizend paarden vonden in de canyon
de dood. De goudkoorts maakte de mensen soms meedogenloos.
Toen de „Klondike Rush" begon, waren er veel onervaren
mannen, die per boot hun weg zochten naar het goudland.
Zij moesten dan de uiterst gevaarlijke Miles Canyon „nemen".
Geruime tijd vergingen er bij' die pogingen tweehonderd
bootjes per week. Toen het al te bont werd, verbood de politie
die levensgevaarlijke boottochtjes, tenzij er een ervaren loods
aan boord was. De goudkoorts maakte velen, zeer velen,
roekeloos jegens zichzelf.
En nu het verhaal
De meeste mannen, die, na de eerste berichten te hebben
vernomen over de goudrijkdom bij de Klondike, de goudkoorts
kregen, moesten hun geduld op een zware proef stellen. Zeer
velen moesten een paar jaar wachten, vechten, ploeteren en
reizen aleer zij de Klondike bereikten. De wegen, die zij
kozen, waren veelal levensgevaarlijk, zo zij al „begaanbaar"
waren. Duizenden faalden daardoor en gingen ten onder in
de wildernis of keerden met hangende pootjes terug op hun
schreden. De minst onbruikbare wegen waren die over de
Witte Pas en over de Chilkoot Pas. Eindeloze rijen onder
zware draaglasten gekromde avonturiers trokken langs die
wegen. Onder hen waren veel goudkoortslijders, maar er wa
ren er ook, die voortgedreven werden door de vaste wil om
in het leven financieel te slagen. Deze betrekkelijk koele
figuren hadden het meeste succes van alle schatjagers. Er
waren goudzoekers, die per schip naar het noorden gingen,
eerst ongeveer 5000 km. naar de mond van de Yukon en dan
nog eens 2700 km. over de river naar Dawson. Deze tocht te
water was duur en kostte veel tijd! Er waren ook mannen,
die met bijl en kapmes een weg wilden banen door de wil
dernis langs de Yukon. Zij faalden. Sommigen kozen de fiets
als transportmiddel. Eén man slaagde er inderdaad in om
het was in 1899 in acht dagen tijds van Skagway naar
Dawson City te peddelen.
Boven: Gedurende twee jaar trok
een onafgebroken stroom mensen aan
gelokt door het goud van Klondike
over de Chilkoot Pass. Men mocht Ca
nada pas binnenkomen als men één
ton voorraad meenam. Als iemand
geen dragers kon huren betekende dat
vele keren op en neer om het allemaal
in Canada te kunnen krijgen.
Rechts onder: Het Palace Grand
Theater in Dawson City werd in 1899
gebouwd door Charlie Meadows uit
Arizona, die over de Chilkoot Pass
trok met een draagbaar buffet en de
vaste overtuiging, dat hii fortuin zou
maken aan de mijnwerkers en niet
aan de mijnen. Hij gebruikte het hout
van twee stoomschepen, die voor de
sloop bestemd waren om het theater
te bouwen. Het theater is nu geres
taureerd.
Links onder: Goudzoekers bij claim
no. 1, Eldorado, het rijkste goudveld
ter wereld.