C 1 Nl >E KRANTENTim 1 OUD-LEIDEN VERTELT VAN TOEN De Nerveuze Nerviërs ZATERDAG 2 MEI 1964 DE LEIDSE COURANT PAGINA 12 T ONDERGRONDSE LABORATORIUM „Was dat echt waar Paul?" „Natuurlijk, dat heb ik echt niet uit mijn duim gezogen, hoor". „Wat zag je daar onder de grond?" „Niets, ik zei toch, dat ik geen licht had". „Gaan we morgen kijken, hop man?" vroeg Luuc. „Zeker, wij moe .en het toch ook zien". Met die belofte sloot de hop man de dag en stuurde de hele pa trouille naar bed. „Morgenmiddag komt de vaandrig", zei de hopman, toen hij hen welte rusten kwam wensen. „Dus zullen we morgenochtend maar naar die ruïne gaan. Welterusten verkenners". „Welterusten hopman". Geen vijf minuten later lag de hele bubs vre dig te blazen enie snurken. Chris deed het licht uit en viel daarna meteen ook in slaap. De volgende morgen na het ontbijt ging de hele troep op pad. Ze had den zaklantaarns bij zich en natuur lijk ook reserve-batterijen. Chris had de tentlamp genomen en die boorde vol met petroleum gevuld. Paul en Vincent waren natuurlijk de gidsen. Met 'n ijver, die meer op ongeduld leek werden de stenen van 't luik geraapt en het plankendek opge licht. De hopman ging voorop met de tentlamp in zijn hand. De ande ren volgden en Chris als laatste sloot 't luik weer. Eerst was er een trap en daarna een eindeloos lijkende gang. Einde lijk hield de hopman halt De gang was ter plaa.se zo breed, dat de jongens om hem heen konden staan. „Kijk eens jongens". De hopman wees naar 't einde van de gang, waar een ijzeren deur op een kier stond. „Paul, ga jij eens kijken, wat daar achter te zien is". Voorzichtig sloop hij nader en glipte door de kier. Even later kwam hij terug en wenk te de achterblijvers. „Kom eens kijken, vlug!" Je be grijpt, dat ze op een holletje nader bij kwamen en ook door de deur glipten. Maar voor de hopman was de kier te nauw en dus maakte hij hem wat groter. Maar blijkbaar ont stond daardoor nogal tocht in de gang. want de deur sloeg achter hem in 't slot. En wat zag hij toen! De groep stond in een groot ver trek, een zaal leek het bijna. Hij was verlicht door TL-buizen. Chris had naar 'c scheen toch wel gelijk gehad, toen hij het over een scheikundelo kaal had; dit leek er tenminste sterk op. In een hoek stond een grote kast met glazen deuren en hierachter stonden alsmaar potten. In een an dere hoek stonden spiritusbranders. Op elk van deze stond een retort fles met lange, gebogen hals). Er stonden ook rekken met reageerbuis jes, waarin vloeistoffen in allerlei kleuren. Tegen de wand stonden kis ten opgestapeld met opschriften als: „gevaarlijk", zeer brandbaar enz. De hopman schrok opeens: „We moeten hier weg, dit is particulier terrein, waar wij zeker niet mogen komen". Achter elkaar liepen ze langzaam terug naar de deur. „Maar wat was dat!". De deur was dicht en er was geen beweging in te krijgen. Ze keken elkaar verbijsterd aan. „Wat moeten we nu doen?" vroeg Peter, de jongste, benauwd. Paul keek eens goed om zich heen. Aan de andere zijde van de zaal zag hij precies de zelfde deur. maar dan met een ruitje erin. Hij holde er heen. Hij was net te klein om door 't ruitje te kunnen kijken en begon daarom aan de deur te morrelen. Maar die zat ook op slot. De anderen kwamen nu ook op hem toe. „Til me eens op, Chris", zei Paul. Nu kon hij door het ruitje kijken, maar wat hij zag was niet erg inte ressant; een gangetje met 'n trap, die ook weer scheen uit te komen op een luik. Dan maar weer terug naar de andere deur. 't Werd wel een beetje griezelig! Luuc evenwel zag de zaak nog niet zo somber in. Hij keek 't vertrek nog eens aandaqhtig door of er mogelijk andere kansen tot ontsnapping waren. „Zouden we daar niet door kun nen?" vroeg hij aan Chris en wees op kleine, smalle raampjes, die vlak tegen het plafond aanzaten. „Wij niet", lachte Chris, „misschien als we kaboutertjes waren". „Misschien Paultje wel, die is de kleinste", hield Luuc aan. „Zeg, Paul, zou jij daar door kun nen?" Deze bekeek de raampjes. „Ja, dat kan ik van hieraf niet beoorde len, ik zou er eerst dichterbij moe ten zijn". Er werd dus een tafel tegen de muur geschoven, de hopman klom erop, waarna Paul op zijn schouders ging staan. „Zie je nu wat?" klonk 't al van beneden. „Ja, de raampjes komen vlak bo ven de grond uit", riep Paul terug Hij probeerde intussen al 'n raampje open te doen, wat hem na enig trek ken en duwen eindelijk gelukte. Nex kon zijn hoofd erdoor. Hy kon zich aan een Struikje vastgrijpen en toen bovendien de hopman nog een zetje aan zijn „derrière" kon geven en zijn buik zich vernauwd had tot de om vang van die van 'n modepop, slaag de de inval, of beter gezegd de uit val. „Ha, nu ga ik proberen die deur voor jullie open te maken, want door dit nauwe gaatje hebben jullie geen van allen 'n kans". Blijkbaar had hij 'n hele omweg moeten maken, want 't duurde haast wel 5 minuten, voor dat ze z'n voetstappen hoorden. Maar die brachcen vooralsnog geen redding, want 't slot bleek alleen maar met 'n sleutel te openen. Nadat hij nochtans een paar ver geefse pogingen om ze open te krij gen had aangewend, riep hij: „Ik ga de andere deur proberen". „Maar die komt waarschijnlijk in het kasteel uit". „Hoe weet u dat?" vroeg Paul. „Dat kan je zo uitrekenen, als je een weinig nadenkt". „Ik ga het toch proberen", zei Paul koppig, „ik kan jullie toch hier niet laten zitten". (wordt vervolgd) 5 MEI 1964 De volgende week 5 mei zal het 19 jaar geleden zijn, dat er een einde aan die verschrikkelijke tweede we reldoorlog gekomen is. Jullie heb ben het gelukkig niet meegemaakt, maar jullie ouders zullen er toch wel eens iets over verteld hebben. We leefden toen onder de zware druk van de Duitsers, die toen in ons land de baas waren. Onze konin gin Juliana en haar gezin waren toen in Canada en koningin Wilhelmina, die toen nog regeerde, was in Enge land. Soms luisterden we heel stie- kum naar de radio om berichten op te vangen van onze regering. Maar dat mocht niet, daar stond een zware straf op. Mevrouw Jansen heeft over de hele oorlog een dagboek geschreven. Ik heb dat boek even te leen ge kregen om jullie iets te vertellen over de allerlaatste dagen van de oorlog. 1 MEI 1945 Even midden onder het kamerstof- fen m'n dagboek gepakt, om er wat bij te schrijven: De lucht davert van het geronk van de vliegtuigen. Onze vrienden komen ons helpen. De vliegtuigen vliegen zó laag, dat de mensen op de daken en de balkons ze kunnen toewuiven. Ze komen voedsel brengen op 't vliegveld Val kenburg. Eindelijk is er dan aan de honger een eind gekomen. We krij gen eten. Met de kinderen bidden we vanavond nog eens goed tot Ma ria, de koningin van de vrede. En dat nu op 1 mei. 2 MEI 1945 Er wordt in ons land niet meer gevochten, voor zover ik weet. De vliegtuigen met voedsel vliegen nu ongehinderd over. 't Is ontroerend te zien, hoe de broodmagere mensen enthousiast wuiven naar de piloten. 3 MEI 1945 Met de oorlog gaat 't best. De vij and verliest overal. Onder de men sen heerst al grote vreugde. We krijgen brood, boter, koffie, thee, peulvruchten en jam Ook ca cao voor de kinderen, 't Is te mooi om waar te zijn. Met de kinderen heb ik een rondedans in de kamer gemaakt. Eindelijk geen pap van ge raspte suikerbieten of tulpenbollen meer. Plotseling een eind aan al die ellende. Maar we zijn nog niet vrij. We mogen nog geen vlag ui .steken of oranje dragen. Toch zijn we dank baar dat wè met ons gezin, die vre selijke tijd overleefd hebben. We zijn wel mager, maar gezond. Mijn man heeft zo'n magere hals gekregen, dat hij met z'n kin in z'n boord kan ko- We zijn ook dankbaar dat we de afgelopen jaren veel dichter bij Je zus en Maria zijn gekomen. Met kin derlijk vertrouwen baden we iedere morgen om ons dagelijks brood. En 't heeft geholpen, want wanneer we echt niets meer hadden, kwam er van een onverwachte zijde weer wat eten. Soms ben ik bang, dat, wan neer de tijden weer beter worden, we ook minder godsdienstig gaan wor den, maar dan hoop ik, dat een blik in dit boekje voldoende zal zijn, om onze ogen weer op God gericht te houden. 5 MEI 1945 Om 8 uur was bekend dat ons land vrij was. Kwart over 8 overal de vlaggen uit en even later feestvie rende mensen op straat. De Bree- straat was spoedig overvol met hos sende mensen, jong en oud en ge- tOQid met oranje, rood, wit, blauw Spontaan hebben we op straat ons volkslied gezongen en menig ouder mens stonden de tranen 'in de ogen. De vliegtuigen van onze bevrijders vlogen laag boven de joelende men senmassa. Ze brachten nog meer eten Buren gingen bij elkaar op bezoek om te fuiven. Toch waren er velen die toen ook bedroefd waren, om het verlies van een familielid, die in de oorlog het leven had verloren en dat waren er heel veel. Denk maar aan de bombardementen van Rotterdam en vele andere steden. En ook. niei te vergeten, de duizenden Joden die vermoord waren. Tot zover het dagboek van mevr. Jansen. Wat we hieruit kunnen leren? Goed zijn voor iedereen, dan kan er geen oorlog meer komen Verder niet verkwistend omgaan met voed sel. Ik huiver altijd als ik de grote stukken brood op de vuilnisbakken zie liggen. Nooit aan meedoen hoor! CORRESPONDENTIE Marijke Rijnbeek, Leiden. Zo Ma rijke, leuk dat ik van jou ook eens een verhaaltje kreeg. Vroeger maak te Carla ook wel eens een ops el- letje. Ze heeft nu zeker te veel huis werk. Groetjes aan alle kinderen Rijnbeek van tante Jo en oom Toon. Je plakt dit verhaaltje zeker in je plakboek Marijke! NAAR DE DIERENTUIN Op een mooie dag in de vakantie zei papa: „We kunnen vandaag best wel eens naar de dierentuin gaan". „Ja papa, naar de dierentuin!" riep Robbie. „Dan nemen Carla en Marijke jou mee". We waren pas een eindje op weg, toen Carla riep: „Papa we moeten nog pinda's kopen". „Ja, dat waren we bijna verge ten". We waren dicht bij een kruide nierswinkel en daar kochten we pin da's. Al gauw waren we in Wassenaar. Papa kocht de kaartjes en wij hol den de dierentuin in. Eerst waren we bij de olifanten, die waren erg leuk. Toen we een poosje daar ge keken hadden, kwamen we bij een giraf. „Papa, kijk toch eens wat een lange nek" riepen we. „Kom laten we maar weer verder gaan". En toen kwamen we bij de apen. Die waren toch zó leuk. We zagen een aap met een rokje aan. Andere aapjes waren aan 't fietsen en weer andere waren aan het voetballen. Er waren iwee clubs tegen elkaar aan 't spelen en de stand was 32 voor groen. In club groen, hadden ze al lemaal een groen broekje en een groen bloesje aan. In club rood had den ze rode broekjes en bloesjes aan We bleven daar een hele poos staan kijken en toen kregen we een ijsje, dat kon er nog wel bij want we had den al zoveel gegeten. „Kom, we gaan weer op huis aan", zei papa. Zo waren we pas om 7 uur thuis. Het was een fijne dag geweest. Wim van Noort, Leiden komt ons iets vertellen over: NAAR DE EFTELING Ik ben wel eens naar de Efteling geweest, dat is een sprookjesbos bij Tilburg in Brabant. Het was daar heel fijn. Ik ga er wat van vertellen Luister maar. We kwamen eerst aan het sprookje van: Ezeltje strek je". Als je een kwartje in zijn bek deed, dan hoorde je zeggen: „Ezeltje strek je" en dan kwamen en allemaal chocolade geld stukken uit zijn achterste. Dat was lekker. We hebben nog veel meer sprookjes gezien maar het fijnste was toch de speeltuin en je mocht er overal voor niks in. Er waren trein tjes waar je echt in kon zitten, je moest dan trappen. Het treintje liep over een rails en als je bij de spoor bomen kwam, gingen die vanzelf open. We gingen door een donkere tunnel, leuk was dat, en toen langs een molen van wel twee meter hoog Ook kwam je langs een station. Dan ging je een andere weg op en tot slot liep het treintje tegen een stoot- blok aan. Nu was de rit uit. Andere kinderen stonden daar op hun beurt te wachten en die stapten in. Wij gingen toen naar een zweefmolen, daar mocht je ook voor niks in, dal was heerlijk. Vlak daarbij stond een snoeptentje, daar kochten we lek kere kauwgomballen en een rolletje klarop. Toen gingen we naar huis. Het was een fijne dag geweest. Er liggen nog heel wat verhaaltjes te wachten. Volgende week gaan we verder, dus nog even geduld. Dag allemaal. TANTE JO EN OOM TOON NIEUWE OPGAVE Hieronder volgen elf plaatsnamen, uit elke provincie één. De klinkers zijn overal weggela ten. Aan jullie de taak, de juiste na men van de plaatsen te vinden. Onder de goede oplossingen ver loten we weer een mooi boek. Hnd1pn Stdskn1 Sch—nbk N—v—rd—1 Zvnr Mntfrt Wrmrvr Rddrkrk Rnss Hlvrnbk K—rkr—d— Oplossingen sturen aan: Tante Jo en oom Toon, Krantentuin Leidse Courant, Papengracht, Leiden. SUBSIDIE LEIDSCHE SCHOUWVEREENIGING De exploitatie van de Schouwburg door de Leidsche Schouwburg Ver- eeniging levert de laatste jaren in toenemende mate verlies op. Het jaarlijks tekort wordt veroorzaakt door stijging van de uitkoopsommen voor de toneelvoorstellingen, lonen en andere kosten en kan niet door tariefverhogingen worden opgevan gen. De reële reserves van de ver eniging zijn daardoor nagenoeg uit geput. In verband hiermede heefl de vereniging zich tot het college ge wend met het verzoek met ingang van 1 juli 1963 gedurende drie ach tereenvolgende seizoenen een jaar lijks subsidie te verlenen tot het ber drag van het exploitatieverlies, met een maximum van f 15.000 per sei zoen. Voorts heeft de vereniging ver zocht een éénmalig subsidie toe te kennen in de kosten voor het tref fen van een aantal noodzakelijk ge achte voorzieningen aan haar Schouwburg. B. en w. vinden het van groot be lang, dat de vereniging in staat wordt gesteld haar werkzaamheden voort te zetten tot het moment van ope ning van een nieuwe Schouwburg, zolang de toestand van het oude the ater dit toelaat. Subsidiëring van de vereniging gedurende de seizoenen 1963-1964, 1964-1965 en 1965-1966 tot het door het college goedgekeur de exploitatietekort achten zij dan ook volledig verantwoord. Zij achten het niet gewenst dat naast een jaar lijks subsidie in het exploitatietekort een afzonderlijk subsidie wordt ver leend in de kosten van voorzienin gen aan het gebouw. De voorzienin gen kunnen worden gefinancierd met behulp van het krediet in rekening- courant, groot f 15.000,- dat de raad bij besluit van 18 december 1961, aan de vereniging heeft verstrekt. De kosten kunnen dan in drie jaren ten laste van de exploitatierekening worden gebracht. In verband hier mede achten b. en w. het redelijk, dat het maximum van het jaarlijkse subsidie, tot het door het college goedgekeurde exploitatietekort, wordt gesteld op f 20.000 per sei zoen. Een vervolgverhaal van Suske en Wiske IN VERVOLG op een reeds eerder geplaatste beschrij ving van de Oude Rijn en omgeving \geven wij thans enige bijzonderheden van die Hooigracht, beginnende bij de Oude Rijn. Daar zien we in de eerste plaats de oude ophaalbrug aan de Pelikaanstraat, welke brug vervangen is door een vas te en bredere verbinding met de Hooigracht. Rechts op de foto ziet men twee winkels van de heer Lan- gezaal die daar handel dreef in kinderwagens, ka chels, gaslampen en meer dere huishoudelijke artike len. Aan dit bedrijf was ook een smederij verbon den, die aan de Koppen- hinksteeg was gelegen. Naast de heer Langezaal - op de hoek van de Kop- penhinksteeg - was geves tigd een winkel in kruide nierswaren- en comestibles. Dat ge deelte met enige daarachter gelegen kleine woningen en wat pachthuizen zijn aan de sloper ten offer gevallen, alsook het militair invalidenhuis met tuin en de woning van de comman dant, de heer Van Waveren, die aan de Middelweg waren gelegen. Deze bebouwingen hebben plaats moeten maken voor de tegenwoordige Kaas markt, dat nu een goede gelegenheid biedt voor het parkeren van de auto's der besteldiensten op alle kleinere plaatsen rond de stad Leiden. De Koppenhinksteeg had in vroeger ja ren geen verbinding met de Hoog landse Kerkgracht doch werd geschei den door de tuin van het militair in validenhuis. Verder waren aan deze zijde van de Hooigracht verscheidene neringdoenden gevestigd, waarvan er velen thans nog gevestigd zijn Aan de overzijde van deze straat was het r.k. Parochiaal jongens-weeshuis, dat later is overgeplaatst naar de St. Jacobsgracht. Naast dit weeshuis was de ingang van de Geref. Kerk, die daar gevestigd was. Ver volgens was er ook een ge deelte van de conservenfa- briek met opslagruimten van de firma Tieleman en Dros. Dit gedeelte van de Hooigracht is geheel afge broken en heeft plaats ge maakt voor een doorbraak naar de Middelstegracht en is genoemd naar de vroege re gemeente-architect, de Ir. Driessentsraat. Het tweede plaatje geeft een beeld van het verdere gedeelte van de Hooigracht ongeveer ter hoogte van het tegenwoordige St. Eli- sabeth-ziekenhuis. Op die plaats stonden verschillende grote herenhuizen, waarvan er enkele in het bezit waren van het St. Elisa- bethgesticht, zoals vroeger de be naming was. In deze huizen waren enige bejaarde echtparen onderge bracht, die daar hun laatste levens avond wilden doorbrengen. Ook wa ren er enige bejaarde zieken onder gebracht éi» daar werden verpleegd. Naarmate er meerdere patiënten kwamen moest men gaan uitbreiden en is het gekomen tot een gebouw, zoals het daar op het ogenblik staat, waarvoor verschillende herenhuizen het veld moesten ruimen. Het derde plaatje toont de Hooi gracht ter hoogte van de Nieuw- straat. Op de hoek van de Nieuw- straat was een boek- en muziekhan del van de heer H. Stuur. Het was een typisch klein mannetje, doch erg bereidwillig en vriendelijk, want als men er een voordracht ging kopen en je kon de melodie niet, dan was de heer Stuur altijd bereid de melo die voor te zangen. Aan deze zijde was ook indertijd het r.k. patronaats gebouw, waar de r.k. jongelui des avonds samen konden komen voor verschillende spelletjes Ook werden er wel eens feestavonden in gege ven. Van deze panden hebben er verscheidene een verandering onder gaan en aan hun vroegere bestem ming onttrokken. Wat men vroeger nog wel eens aan de huizen zag, zo als hier ook nog zichtbaar is, ziet men tegenwoordig niet meer, nl. een bordje of biljet met: „Cubicula lo- canda". De personen op de voorgrond zijn nog een paar bekende typen uit vroeger tijd. Allereerst ziet men daar in de deuropening de heer Stuur; even verderop een distillateursknecht met zijn voorschoot en een kruik in de hand, waarschijnlijk van de distilleerderij „Onder de Boompjes" op de Nieuwstraat; een heer met de in die tijd veel in de mode zijnde strohoed, een weesjongen uit het r.k. parochiaal weeshuis aan de Hooi gracht en een vuilnisman, de heer Larder, toendertijd in dienst bij de pachter van het huisvuil, de heer Van Ulden. Dit huisvuil werd toen met een houten bakwagen, afgedekt met een doek over het stortgoed, verzameld en gestort in een in de buurt liggende schuit en als deze vol was vervoerd naar de vuilnis stulen die gelegen waren tegen over het Utrechtse Jaagpad nabij het scheiden van de Rijn en op de ge meentelijke stortplaats aan de Zijl tegenover de Driegatenbrug. Aan de kleding van de andere personen is wel te zien, dat deze wel een halve eeuw geleden werden gedragen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1964 | | pagina 12