Zestien-persoonskano door indianen gebouwd DE LSTDSE COURANT Goede Berkebast is moeilijk te vinden GEEN SPIJKER OF SCHROEF MOCHT ER AAN TE PAS KOMEN Veel meer dan de Spanjaarden, die in die Nieuwe Wereld vooxail edelmetaal (goud en zilver) zochten, waren die Fransen belust op avontuur en verovering van grote gebieden. In 1Ö34 namen zij in naam van hun koning Frans I bezit van Canada. De vermaarde zeevaarder en ontdekkingsreiziger Jacques Cartier noemde het nieuw verworven land Nieuw-Frankrijk. Tot 1763 bleef Canada een Franse kolonie. De Fransen schonken betrekkelijk weinig aandaoht aan de vorming van nederzettingen en aan de agrarische mogelijkheden in Canada". Wel maakten zij girote en gevaar lijke ontdekkingsreizen. Hun soldaten, missionarissen, kooplieden, avonturiers en pelsjagers doorkruisten het reusachtige land. Vooral langs de rivieren en riviertjes drongen zij tot diep in de binnenlanden door. Zij ontsloten Canada voor de toekomst. Zij verrichtten pionierswerk in de ware zin des woords. Dat was hun grote ver dienste. CANOT DE MAiTRE De Franse pioniers en pelsjagers trokken in de regel langs de rivieren het bin nenland in. Afgezien van de „sporen" der Roodhuiden waren er in die dagen na melijk geen wegen in Canada. Twee middelen van vervoer stonden de Fransen ten dienste: het paard en de kano. Heel vaak was een kano voor hen beslist onmisbaar. Al spoedig na him komst in Canada leerden zij inzien, dat een kano naar Indiaans model het metest geschikte vaartuig was voor de Canadese stromen en meren. Dit inzicht leidde er toe, dat zij meer en meer kano's naar Indiaanse trant gingen ma ken en gebruiken. Bevriende Roodhuiden.gaven him advies en hielpen hen by de bouw. Op één punt weken de Fransen van het Indiaanse type kano af. Zij maakten hun vaartuigen groter dan die der Indianen, De grootste soort bood zelfs plaats aan zestien personen. Dat was voor die tijd veel. Daar de blanken in zo'n kano gewoon lijk met buksen gewapend waren, was zo'n boot eigenlijk een klein oorlogsschip op de binnenwateren. In die reuzekano's de Fransen noemden ze „Carnet de Maitre" trokken de pelsjagers en avonturiers de rivieren op. Zij bewezen zeer goede diensben en spraken tot het gevoel voor romantiek, dat veel Fransen bezielde. Nadat het gezag over Canada in 1763 in Engelse handen was overgegaan, bleven er grote aantalen Fransen in het land wonen en jagen. Zij hielden hun „Canots de maitre" in ere tot diep in de negentiende eeuw toe. In onze eeuw echter verdween de reuzekano geheel van de rivieren en meren, ai zijn er dan nog veel kano's van „geringer tonnage" in gebruik. Een voormalig opper hoofd der Algonquin- Indianen nam de lei ding op zich en na vier maanden was de reuze kano geheel gereed. Rechts boven: Mike Bernard aan het werk. Er mac geen stukje metaal worden gebruikt! Links boven: Alvorens de berkenbast kan worden Sebruikt voor kano-bouw moet hii ter- ege geprepareerd worden. Midden: Het maken van de spanten eiste vakkennis en inzicht. Toen de nodige materialen verzameld waren, kon met de bouw worden -begon nen. Matt Bernard „Old Matt" in de wandeling, gaf aanwijzingen en hield toe zicht. Hij wijdde zijn zoon Mike Bernard in de geheimen in van de Indiaanse kano- bouw. Een kaoo moet niet slechts beSband zijn tegen een stootje, maar ook tegen zeer hardie en zware stoten. Hij moet licht van gewicht zijn, wanit het kan nodig zijn, hem te transporteren over land. Bovendien moet zo'm kamo gemakkelijk „vaar baar", dus goed handelbaar zijn. Mike en zijn maats namen de lessen van het oud-opperhoofd goed ter hartle. Zij werkten gestadig, hard en met plezier. Zij stoomden het cederhout en persten het samen. Zij prepareerden de berkebast, zodat hij geschikt werd voor gebruik. Zij verbonden de dellen van de kano met repen „rauwe huid". Geen stukje metaal werd toegepast. En ziet, na vier maanden was de „Canot de Maitre" geheel klaar. De afmetingen? De lengte bedraagt ruim 11 meter, de breedte 1.8 meter, die diiepte (in het midden) circa 84 cm. De kano biedt plaats aan zestien personen, te weten veertien peddlelaars, een man voorin en een man ach terin. Plaats voor wapens, bagage en naar oude trant gesproken „buit" is er ook. „Old Matt" en zijn medewerkers glunderden van trots en van plezier, toen de eerste proefvaart plaats vond en de reuzekano geen mankementen bleek te ver tonen. De proefvaart voldeed ten volle aan de hoog gestelde verwachtingen. Zowel de Roodhuiden als de Bleekgezichten, die gekomen waren om de kano te zien en de proefvaart gade de dlaan, genoten van het oude en romantische schouwspel: De vaart van een „klassieke" Canot de Maitre. Eén ding echter vonden vooral de Bleekgezichten jammer, namelijk, dat de opvarenden van de kano niet gestoken waren in oud-Indiaanse dracht of in de kledij der pelsjagers uit vroeger eeuwen. Lang is de reuzekano niet in de vaart gebleven. Na een paar weken bracht men Old Matfs meesterwerk naar de hoofdstad Ottawa. Daar kreeg het een mooie plaats in het Nationaal Museuim of Canada. Daar is de Canot de Maitre te zien voor allen, die belangstelling koesteren voor Canada's romantische vroegste geschiede nis. Die reuzekano is tevens zei men ons in Ottawa een „monument" ter her innering aan de moed, de ondernemingslust en de vaardigheid van de Roodhuiden zowel als van de blanke pioniers van weleer. Om te voorkomen, dat de reuzekano geheel in het vergeetboek zou geraken, nam men enige tijd geleden het initiatief om er nog eenmaal een te laten bouwen en die dan, na gebleken „rivierwaardigheid" voor het nageslacht te bewaren in een mu seum als een herinnering aan Canada's oude historie. Het was een aardig plan, dat veel bijval vond. Maar hoe het udt te voeren? Alom in Canada speurde men naar mensen die zo'n „canot de maitre" nog natuurgetrouw, dus naar oude trant, zou den kunnen bouwen. Na veel zoeken vond men in het Golden Lake Indianenreser vaat een vijfentachtigjarige oud-opperhoofd der Algonquin Indianen, die in staat was en zich bereid verklaarde om de bouw van de boot op zich te nemen. Als op perhoofd sierde hij zich vroeger met een geduchte dierenaam, maar in de registers van de Indiaanse Burgerlijke Stand stond hij ingeschreven als Matt Bernard. Het oud-opperhoofd zocht enige mannen uit, die hij als medewerkers nodig had. Hij sprak hen toe en zei: Alles geheel naar oude trant en traditie. Dus komt er geen spijker, geen schroef, geen stukje metaal, in welke vorm ook, aan te pas. Het allerbeste materiaal moeten we hebben, anders deugt de kano niet. Toen hij zo gesproken had, gaf hij zijn mensen de eerste ordier: Vertrekt, man nen! Gaat heen en haalt goed cederhout én prima blanke berkebast! De order was snel gegeven. De uitvoering duurdie iets langer. Immers, de man nen moesten tochten maken van honderden kilometers, soms zeltfs van mieer dan 1600 km door de wildernis om het juiste materiaal te halen. Zeker, zij mochten ge bruik maken van jeeps, maar er waren ook heel lange afstanden, die zij niet dan te voet kondien afleggen. Ook hierdoor werd het een scheepsbouwoperatile in de beste oude (Indiaanse) zin des woords. De mannen slaagden. Matt Bernard was tevreden over hen. De kano op zijn eerste tocht. De oude Matt Bernard. 85 jaar. straalde 's Werelds grootste berkenbast-kano wordt te water gelaten in het Gulden van vreugde, toen de kano aan alle eisen voldeed. Meer.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1964 | | pagina 11