In de Krantentuin
Het knutselhoekje
ZATERDAG 1 FEBRUARI 1964
DE LEID9E COURANT
PAGINA 13
DEMOSTHENES
Ik mag graag zo nu en dan vertellen
over het leven van beroemde mensen,
want daar valt voor ons, daar bedoel ik
jullie natuurlijk ook mee, vaak heel veel
te leren, 't Kan ons leren, dat je niet
vanzelf groot of beroemd wordt. Daar
voor moet je wilskracht bezitten om
ervoor te werken en je grote inspan
ningen te getroosten. Aanleg en talen
ten zijn natuurlijk ook nodig, maar als
Je 't daar alleen maar op aan laat ko
men, zul je 't toch niet zo heel ver bren
gen in de wereld.
Laat ons nu eens zien, hoe Demos
thenes zo beroemd is geworden, dat
men hem na meer dan 2300 jaar hij
leefde ongeveer 350 jaar voor Chr.
nog steeds bewondert om zijn grote ge
leerdheid en zijn geweldige redenaars
kunst. We zullen 't er alleen maar over
hebben, hoe hij zo'n groot redenaar
(spreker) werd.
Hij was pas een jaar of zeven, toen
hij eens een heel mooie redevoering
hoorde, waarvan hij zodanig onder de
indruk kwam, dat hij het sterke voor
nemen maakte ook eenmaal een groot
redenaar te worden. Daarvoor wilde hij
zich van toen af reeds alle mogelijke
moeite getroosten. Kinderspel interes
seerde hem van dat ogenblik af niet
meer. Al zijn tijd besteedde hij aan
lezen, schrijven en spreken. Zijn
leermeester was Isaeüs.
Toen hij dacht 't ver genoeg gebracht
te hebben om eens van zich te laten
horen, maakte hij een in zijn oog prach
tige redevoering en hield die voor een
grote menigte. Maar 't Griekse volk
was verwend en inplaats van bewonde
ring kreeg hij een fluitconcert, men
floot en lachte hem uit. Als een hond,
die slaag heeft gehad, sloop hij door
stille straten naar huis. Hij was zó be
droefd en teleurgesteld, dat hij zich in
dagen niet meer liet zien. Een vriend,
die toen eens bij hem op bezoek kwam,
beurde hem een weinig op met .woorden
als: „Kop op, wie laat zich nu door de
eerste pech ontmoedigen!"
Demosthenes zette na veel studie een
nieuwe redevoering in elkaar en trad
andermaal voor een groot publiek op.
Helaas, het resultaat was niet beter dan
bij zijn eerste optreden. Maar kort
daarop kreeg hij bezoek van een andere
vriend, die hem anders aanpakte. „Hoor
eens. beste jongen, de inhoud van je
toespraken was beide keren zeer goed,
maar aan je voordracht kleven drie
fouten: je hebt een zwakke borst en
daardoor spreek je te zacht. Boven
dien vorm je sommige klanken ver
keerd en bent zodoende nogal onduide
lijk. Van je „r" komt helemaal niets
terecht. Ten derde maak je de fout na
eike zin met je schouder te schokken.
Dat maakt je in 't oog van de toehoor
ders min of meer belachelijk".
Wat deed nu Demosthenes na die
woorden van zo'n verstandige vriend?
Om zijn borst te versterken en dus
ook zijn loneen, begon hij dagelijks ber
gen te beklimmen en wel steeds steile
re. Om de kracht van zyn stemorganen
op te voeren ging hij dikwijls naar het
strand der zee en probeerde het geluid
van de branding te overstemmen. Moei-
liik was ook de uitspraak van sommige
letters en vooral van de r te verbeteren.
De luiste houding en bewegingen van
z'n tong waren hierbij uiterst belangrijk.
H'i nam daarvoor het middel te baat,
dat de onderwijzer van mijn lagere
school ook toepaste bij mijn broertje,
die ook moeite had met de r. Hij deed
hem nl. kleine kiezelsteentjes onder de
tong en dwong hem dan het geluid, dat
bii de r past, te maken. En 't hielp!
Het schouderophalen leerde Demos
thenes af door bij z'n redevoeringen
met dat lichaamsdeel vlak onder een
scherp zwaard te gaan staan, dat hem
telkens verwondde, wanneer hij zijn
nare gewoonte weer eens vergat
Toen hij eindelijk verzekerd was na
vele en lange oefeningen, dat hij zijn
fouten onder de knie had, zette hij an
dermaal een schitterende rede op pa
pier en vertolkte ze zo glansrijk voor
een grote menigte, dat allen er verstomd
van stonden en hem met ongekende
geesfdrift toejuichten.
Is dit niet een leerzaam voorbeeld
voor ons allen?
CORRESPONDENTIE
HET PAARDJE ZONDER STAARTJE
In een weiland lag een paardje. Het
was heel treurig want het had geen
staartje. Hij werd er gewoon ziek van.
Maar op een dag kreeg hij een ingeving.
Hij liep naar de bakker en vroeg: „Bak-
ke heeft u een staartje voor me?"
„Nou misschien wel", zei de bakker.
,,Ik zal eens kijken".
met kisten te sjouwen en inpakken. Ook 06,1 horloge.
Bas had goed gewerkt. Hij was een jon
genen van 10 jaar met lichtblond haar
en blauwe ogen.
Ze gingen wonen in een klein dorpje,
Arendsdorp, midden in de bossen.
De volgende morgen zouden ze ver
trekken. Bas was die morgen vroeg uit
Hij kleedde zich aan en schud-
„Stil, nu hoor ik het weer".
Het waren mannenstemmen.
„Jongen, je verbeeldt je wat We zijn
hier met onze smokkelwaren zo veilig
als wat".
„Smokkelwaren!" dacht Bas. „Dat is
niet pluis".
Hij wenkte zijn broers zo zachtjes mo
gelijk weg te sluipen en tussen de bos
jes door naar het dorp terug te gaan.
Daar zouden ze onmiddellijk de poltie
waarschuwen zodat de bende niet kon
ontkomen.
Het gelukte. De politie was spoedig
ter plaatse en de bende werd opgerold.
De buit was groot en de smokkelaars
werden geboeid en gevangen genomen.
De jongens kregen later als beloning
HET PRINSESSENELFJE
Hij ging naar achter en kwam terug de j®6" zi^n bl"oers wakker. „Jongens
met een staartje van deeg. Hij plakte het "8
op de goede plaats. O, wat was ons ffaan "an aaa r,na" Aror,'1c'Wr'"
paardje in de wolken van blijdschap.
Hij ging weer terug naar het weiland.
Daar waren veel vogels en die hadden
altijd erge honger. Ze roken aan het
staartje en aten het op Nu had het
paardje weer geen staartje.
gaan vandaag naar Arendsdorp'
Opeens baste een stem: ..Hé daar kwa
jongens, niet zo'n lawaai maken hoor,
anders zetten jullie nog het hele huis
op z'n kop".
Het was vader, een grote man met
pikzwart haar. Hij had zijn grote sloffen
Hij ging weer liggen denken en dacht aan. de jongens noemden ze „maat ka
toen aan het snoepwinkeltje van tante no".
Kaatje. Eindelijk vertrokken ze dan toch met
„Tante Kaatje, heeft u een staartje de grote verhuiswagen,
voor me?" mochten er mee in en daar gingen
„Jh, die heb ik", zei tante Kaatje en ze. Piet riep uit: „Hoera! daar gaan
ze pakte een staartje van snoep. Weer we!"
was ons paardje blij en rende opgeto- De weg voerde door dichte bossen en
gen naar het weiland terug. Hij was zo grote open velden. Het begon de jongens
blij, dat hij wegliep zonder te bedanken. Hans. Piet en Bas al danig te -vervelen.
Op de boerderij was een kleine jongen Plotseling zag Hans in de verte een
die veel van snoep hield. Zodra hij het groep nieuwe huizen staan,
paardje met zijn snoepstaartje zag, at „Vader is dat Arendsdorp?"
hij het staartje op. „Ja", knikte vader, „dat is het dorpje
Weer was ons paardje treurig en be- waar we gaan wonen". De volgende dag
gon weer na te denken hoe hij aan een gingen de jongens er op uit om de om
komen. Daar kreeg hij trek te verkennen en daar ontdekten ze
Er was eens een elfje, dat met haar
vader, moeder, zusje en broertje in een
prachtig kasteel woonde. De muren
waren van wit marmer en de ramen van
doorzichtig papier: rood, geel of groen.
Ze hadden een prachtige grote paleistuin
waarin de wonderlijkste bloemen en
bomen groeiden. De twee meisjes waren
een tweeling Silvia en Viola, 't broertje
heette Paul. De zusjes hadden de mooi
ste kleren die je maar bedenken kunt.
's Maandag droegen ze roze zijden jurk
jes met een rose pettycoat en roze
haarband in hun gitzwarte haren. Ver
der droegen ze sneeuwwitte hand
schoentjes en kousjes en lakschoentjes.
De volgende dag droegen ze alles in het
blauw, woensdags alles geel, donderdags
rood, vrijdags wit en zaterdags groen.
Op zondag mochten ze zelf kiezen. Het
prinsje was ook al even mooi gekleed.
Ze hadden alle drie een eiuen rijpaardje.
Viola een zwart en Silvia een wit
paardje.
In het bos, op een open vlakte, werd
iedere dag geoefend. Hun vader, Wit-
baard. zette dan zelf de hekken klaar,
waar ze overheen moesten springen. Wie
de minste palen omgooide had gewon
nen.
Zo waren ze op een dag weer aan het
echt staartje 2
een idee. Hij zou naar de kapper gaan. midden in de bossen een oud kasteel, oefenen met zün drietjes tot opeens
„Kapper heeft u een staartje voor Heel bouwvallig. Ze kropen over de Paul riep: „Viola, ik zie Silvia nergens
mij?" oude muren en door de gaten. Ze rie- meer. Kom we gaan haar zoeken!"
„Natuurüjk". zei de kapper, „maar pen elkaar wat toe en de echo herhaal- Ze volgden de sporen van het paard
dan moet ik een zak haver hebben de dat verschillende keren. De jongens on hoorden even later roepen: „help,
voor mijn paard". noemden het een „spookkasteel". help, help!" Ook hoorden ze angstig hin-
Dat beloofde ons paardje. Hy kreeg Een paar dagen later trokken ze er niken van Witje. Paul snelde vooruit,
nu van de kapper een pracht van een weer heen en doorzochten de oude stal- „Daar is ze!" riep hij.
staart. De kapper kreeg de beloofde zak len en bouwvallen. Toch was 't griezelig Dichterbij gekomen zag hij Silvia met
haver. En nu was er geen vogeltje of om je eigen stem steeds zo weerkaatst haar lange haren verward in de braam-
De veertienjarige Gordon Hill uit Woodbridge in het Engelse graafschap
Suffolk heeft een wel zeer bijzondere vriendschap gesloten met een
patrijs, in de natuur een bijzonder schuwe vogel. Gordon vond „Bertie",
zoals hij zijn vriendje heeft genoemd, toen het nog heel jong was verlaten
in het bos. Sindsdien heeft hij het diertje opgekweekt in een schoenen
doos, waarbij hij een elektrische lamp als warmtebron gebruikte. Als
Gordon naar school is zit Bertie op een speciaal plankje in een hoek van
de kamer te wachten totdat zijn baasje naar huis komt.
VOORSCHOTEN
G. H. Bos. Cornells Wilhelmus Nico-
laas, zn. v. C. J. van der Hulst en
C. E. J. van der Poel; Jacobus Wil-
0__„ m Geboren: Ellen Saskia dochter v. lem Frederik, zn. v. T. de Groot en
jongetje op de wereld die z'n staartje te horen. Terwijl ze achter elkaar, soms struiken, terwijl Witje zijn pootjes erg Cornells Don en Fien Mastenbroek; w. Bakker,
lustte. op handen en voeten, voortslopen, druk bezeerd had. Vlug maakten ze Silvia los Dirk Tjitte, zn. v. Pieter de Wrede
te Hans opeens z'n vinger op z'n lippen uit de dorens en dolgelukkig reden ze en Jouke Poepjes; Giles Anthony, z.
Anja Devilee, Lelden. Leuke tekening om te beduiden dat ze doodstil moesten naar huis.
heb je bij je verhaaltje gemaakt Anja! zyn. Volgende week weer verder.
„St, st, ik hoor wat". Dag allemaal!
„Ja, ik hoor ook wat. Het zyn man-
Tante Jo en Oom Toon
HET KABOUTERTJE PIM POENTJE
Er was eens een kaboutertje die Pim nenstemmen'
Poentje heette. Hij had een heel leuk
vrouwtje, die Dim Poentje heette.
Op een keer was Pim 's morgens heel
vroeg weggegaan en niemand wist waar
heen. Dat was erg, want er stond by
hun huisje een meneer op hem te wach
ten. Dim stuurde een boodschap naar
de koning, maar ook daar was hy niet.
De koning ging nu ook mee zoeken. On
derweg zag hij een mannetje, die een
pypje zat te roken.
„Wil je dat wel eens laten en help
mee zoeken", zei de koning boos.
„Ik weet wat", zei het mannetje. „Ik
ga de brandklok luiden, dan komt hij
vanzelf wel te voorschijn".
„Dat is een goed idee", vond de ko
ning en na enkele minuten klonk over
kabouterland de grote bim-bam-bim-
bam.
Wat was er met Pim gebeurd? Hij
was ver weg het bos in gegaan om bes
sen te gaan plukken, daar kon zijn
vrouwtje zulke heerlijke jam van ma
ken.
Daar hoorde hij de brandklok. Waar
zou de brand zijn? En hü was
van huis. Juist ging een sprinkhaan
langs hem heen.
„Zeg sprinkhaan laat me even op je
rug zitten en breng me dan naar de
stad".
De sprinkhaan vond het goed en daar
gingen ze naar kabouterstad. Alle ka
bouters riepen luid: „Waar is de brand?"
Maar de koning zei: „Er is geen brand
Ondertrouwd: Peter W. Blesson
v. M. Anthony" en J. M. Wood; Ma- en A' W' de Korlin8h;
ria Janne, dr. v. W. J. C. Zuurveld Gehuwd: Leo J. van der Poel en
en J. Boesveld; Robert Cornelis Mar- Maria A. J. Westgeest; Roelof Dirk
tinus, z.v. C. M. Roodakker en A. H. van der Scheer en Hendrika de Vrij.
P. van Ryn; Jacueline, dr. v. C. F. P. Egbert M. Steenbergen en Wilhel-
van Heek en Th. A. van Velzen; mina M- Schrama.
Adriana Maria Cornelia, dr. v. Th. Overleden: Johannes Cornelis, 10
P. in 't Woud en C. A. Slingerland; jaar; Remco Willem Pieter Willems,
Olaf, zn. v. F. L. Wiesenfeld en A. 13 dagen.
ALS MENSENAPEN TEKENEN
zelf namen schrüft met kleurpotlood
In de Londense dierentuin woont de b.v. Parijs - Londen - Madrid, (zie fig)
ver chimpansé Congo, die goed kan tekenen
en schilderen. Hij begon zyn kunste- Men kan toevallig een uitvinder worden
naarsloopbaan, toen hy anderhalf jaar
oud was. Wat hy tekende, zag er net uit Er zijn veel nuttige uitvindingen, die
als wat wij mensen op dezelfde leeftyd heel toevallig zyn gedaan, vaak terwijl
klaar maakten, als men ons potlood en de uitvinder over iets heel anders zat
papier in de hand drukte en we het te piekeren.
behangsel een weinig levendiger wilden Op een dag wachtte een jonge man
maken. in Washington op de tram. Hij raapte
In New York zou een knopenfabrikant
au D- D h ic ca #n nn hü Later vond ConS° toch een lievelings- een haarnaald op, die hy op de stoep Georges Lee proberen drukknopen van
doch Pim poentje is weg en u z i j motief nj waaiervormig getekende ly- zag liggen en begon haar gedachteloos alluminium te vervaardigen. Door een
wel terugkomen als hij de brandklok
hoort".
„Majesteit hier ben ik al!" riep Pim.
„Goed dat je er bent, want er is een
boodschap gekomen dat je naar koning tekeningen
Dindon moet".
Zijn vrouwtj
Ze nam haar 1
nen. Van lieverlede leerde hy ook cir- in allerlei vormen te buigen. Plotseling vergissing werd evenwel het stempel
kels tekenen, althans iets wat er op leek. kwam hy op de gedachte, dat zo'n zijner nieuwe machine te klein in ver-
De dierenpsycholoog Desmond Mor- maaksel best gebruikt zou kunnen houding tot het gat, waar het metaal
ris bezit een heel boek over Congo en worden om papier bij elkaar te houden, doorheen gedrukt moest worden. Het
tekeningen en beelden door andere Hij begon een fabriekje van bureau- gevolg was. dat in plaats van drukkno-
mensapen gemaakt. Hij meent, dat men knijpers (clips) te bouwen en binnen pen alluminium pijpjes uit zijn machine
maakwerk zal herkennen. Op één der we vinding een groot vermogen.
om koffie te gaan drinken. Ptm vertelde tekeningen ziet u Cong0i terwijl hij heet
van het emmertje besjes, dat hij in het
bos had laten staan.
maak van vliegtuigen gebruikt. Zij heb- Die lepe Wauhau!
duidelük geheel in zijn kunst opgaat.
„Ik weet wat", zei Dim vrolijk. „Ter
wijl je naar koning Dindon gaat, ga ik
de besjes zoeken".
En zo gebeurde het.
Een hoedendoosje voor pop
Karei 1
d. Poel, Leiden.
HET SPOOKSLOT
We gaan vandaag weer
onze verhaaltjes.
Cora Neyenhuis, Lelden.
verder met
Van een rond pillendoosje of van een
hoog, rond kaasdoosje van karton kan
men in een wip een hoedendoosje voor
de pop maken. Men beplakt 't van bin
nen met gebloemd papier en bevestigt
handvatten, die men van twee einden
Het was een warme dag geweest en veter maakt en door geboorde gaatjes
de familie v. d. Kaag besloot vroeg naar trekt en van dikke knopen voorziet, zo-
bed te gaan. Het was ook een drukke dat ze er niet uit kunnen schieten,
dag geweest, want de familie ging ver- Plak kleine zegeltjes of oude postzegels
huizen. Ze hajden allemaal geholpen op de doos of ook etiketjes, waarop je
DE PRINSES OP DE
GLASBERG
17. Toen de broers op de Glasberg
kwamen, probeerden weer alle ridders
van de vorige dag hun geluk. Ze hadden
de hoeven van hun paarden scherp ge
zet, maar desondanks kwamen ze toch
geen meter ver tegen de berg op. De
hele dag door spanden zij zich in, tot
zü en de paarden totaal uitgeput waren.
De koning wilde juist laten bekend ma
ken, dat de volgende dag de derde en
laatste zou wezen voor hun pogingen
toen hij opeens dacht aarf de ruiter met
zyn geelkoperen uitrusting en hy be
sloot nog even te wachten, tot hy zich
mogelijk nog zou vertonen.
18. Daar hoorde men plotseling in de
verte paardengetrappel en weldra ver
scheen een prachtig ros nu met verzil
verd zadel en tuig. De ruiter zelf stak
in een rijkostuum, dat glom van 't zilver.
De laa.tste zonnestralen deden het zilver
zo schitteren, dat de ogen der toeschou
wers er haast door verblind werden
Alle ridders en vorsten riepen de
vreemdeling toe, dat hij nifet het eerst
een poging mocht doen. Maar hy lette
niet op hen, maar reed door tot aan de
voet van de Glasberg, gaf zijn paard
de sporen en reed omhoog, tot hij on
geveer een derde deel van de weg had
afgelegd naar de prinses en keerde toen
weer om.
(wordt vervolgd)