Jubileum-bijdrage over de Paradijssteeg OUD-LEIDEN VERTELT VAN TOEN Wout Bodrij aan het woord: t harde leven in de steeg met wilde feesten onderbroken SATERDAG 18 JANUARI 1964 DE LEIDSE COURANT PAGTOA 8 SPANJOLEN MET EEN LEDEPOP Een schets van een gezin In de Paradijssteeg vóór wij de heer W. Bodrij aan u voorstellen. Vader en moeder lagen in de bed stee in het kleine kamertje. Het jongste kind sliep naast de ouders. De kleine, die in leeftijd daarboven kwam, lag aan het voeteneind. Boven de bedstee was een planken zoldertje ge maakt, waar twee kinderen 's morgens en 's avonds in- en uit getild werden. In dit zoldertje lag stro. Voor het overige lagen de kinderen in de kamer op de grond of op de vliering. „En toch heb ik dierbare herinneringen", zegt de heer Wout Bodrij, die een Paradijssteeg-kenner bij uitstek genoemd mag worden. Hij is een bron van kennis, waar aan de Oud-Leiden-minnaars zich komen laven; wat konden wij beter doen dan bij deze jubileumuitgave (de vijftigste Oud-Leiden-vertelt- van-toen-aflevering) ons geduldig oor bij zijn gezellige vertelsels te luisteren te leggen. Wout Bodrij is trots op zijn afkomst Er was ar moede in de Paradijssteeg, in de Bouwelouwesteeg, en hoe al deze heerlijkheden nog meer mochten he ten, maar de mensen stonden voor elkaar in. We hadden in de Para dijssteeg respect voor de politie, maar als die zich mengde in een ge vecht tussen twee van de steeg, dan keerden zij zich als één man tegen de politie. Hard leven Het verhaal, dat de heer Bodrij me deed was dat van een diep-mense- lijke bloed-warme tragedie. Het dagelijks leven in deze steeg was van een grimmigheid, die men tegenwoordig niet kent „Vader was straatveger, in dienst van Blok en Van Ulden, die de stad schoonhield in opdracht van de gemeente. Hij ging 's morgens om vijf uur weer zijn werk op. Evenals dit met de andere bewoners van de steeg het geval was, moesten vrouw en kin deren thuiswerk doen. Dit bestond al naar gelang het seizoen was uit bonen afhalen, tuinbonen, sper- ciebonen of snijbonen, wortelen schillen, uien snijden voor de oon- servenfabrieken. En als je als kind het een beetje makkelijk aandeed, zei moeder: „Schiet een beetje op, Jan-Kaik-Makkelijk." In de uien tijd was de lucht vrijwel onverdragelijk. Ik was op de kloosterschool aan de Brandwijnsteeg en in de klas noem den ze me „uienfie". Ik heb niet kun nen achterhalen waar dat woord vandaan komt. Als u weet, dat te vens de natte turf walmde in 't ka mertje, zult u begrijpen, dat het 'n ondragelijke lucht was. De binnen deur in elk huis werd er dan ook altijd uitgebroken, met 't oog op de frisse lucht. Die losse deur schuin tegen de muur werd als glijbaan ge bruikt bij feestelijkheden. De steeg Er is ook nü nog een Korte Para dijssteeg in Leiden, lopend van de Haarlemmerstraat naar de Van vder Werffstraat, maar dat is niet meer de steeg uit de jeugd van de heer Bodrij. Nu zijn het slechts muren en een meubeltoonzaal. Het verlengde van de slop is gesloopt. Maar eens stonden hier de kleine winkeltjes en de bescheiden arbeidershuisjes. Wandluizen waren er in de huis jes te over. Soms kwamen er wel eens studenten, die voor studiedoel einden vijf centen voor een van die beestjes gaven. Het aanbod was al tijd groter dan de vraag. Je hoefde maar tegen het bed aan te kloppen en zij lagen voor het grijpen op de grond. Het is duidelijk, dat ook het eten in deze armoedigste buurt in een tij-d, dat de arbeider onderbe taald werd, zeer armelijk was. Een feestmaaltijd, althans in de herinne ring van onze zegsman, was 'n por tie „rot-rot". Bij de triepslager w rit de triepbak „vette fra haald. Voor drie centen een p ol. Dit werd gebakken en dooi stampot gedaan. Bij de aardappelen kreeg je het aardappelwa ter met wat kringel- tjes vet erop. Echt vlees werd niet gegeten. Wel gesmolten reuzel of spek. Dat laatste werd zo uitgebak ken, dat het zwart zag. Het verkool de overblijfsel noemde men dan een rinkel. Een exquise lekkernij (als er goed gebeurd was van de conserven- fabriek) was gestoofde appelen, moe der zette een pan met stroop, water en appelen in het fornuis. Die liet zij dan gaar stoven. Vooral wortelen schillen was een hele opgaaf. Het schillen werd door vader en moeder gedaan. Hoe dun ner hoe beter, want dan kreeg je meer gewicht en dus meer geld. Als er handig genoeg voor was mocht je als kind al kopjes maken. Zelfs de kleinsten werkten al mee, want zij moesten de wortelen afsnijden. FEEST Mensen die in zulk een diepe ar moede leven hebben er behoeften aan zich zo nu en dan uit te leven. Het was niet zo vaak feest in de Pa radijssteeg, maar als er iets te vie ren viel gebeurde het meteen goed. Zo nu en dan werd in de zomer dag wel eens het orgel bij Broers weggehaald. Mijn oom en tante Slin- geland, die een water- en vuurzaak- je hadden lieten het dan spelen mid den in de steeg, als er wat volk op de been was, en al gauw werd er door jong en oud naast het orgel op straat gewalst. Kwam de politie - want dit was verboden - dan werd het bovendeel van het ongel van het wielstel afgehaald en snel de winkel van mijn oom en tante binnengedra gen. Daar werd het feest voortgezet, de mannen dronken licht, de vrou wen donker bier. NAAR DEN HAAG Soms ook gingen - op geleend geld - de bewoners van de steeg een dag je naar Den Haag met de Jan Ple zier. Voor zulk een feestdag werd door mijn vader een papieren front je gekocht. Want zonder boord en das kon je je in Den Haag niet verto nen. Maar als de stemming er goed inzat hing, dat front je met de zelf- binder al gauw ergens in een zaak aan de deurknop. Mijn vader, die oud-koloniaal was, zat altijd vol grappen. Hij liet bij voorbeeld een stuk worst achter de Jan Plezier hangen en al gauw ren den de kwajongens daarachter, die moesten proberen met de tanden er stukken af te scheuren. Hij gooide centen op straat om ze aan te trek ken. Over worst gesproken: voor vijf cent haalde men op de Haalemmer- straat een stuk leverworst, dat in de volksmond niet anders dan „honde worst" werd genoemd. De heer Bo drij bewaart ook levendige herinne ringen aan de paardenslagerij die aan de Paradijssteeg werd gehouden. In de stal stonden altoos wat paar den en op zondagmorgen werden die, zolang ze nog niet geslacht waren, gelucht. Zij moesten hard lopen de steeg op en neer en dat was een le ven als een oordeel, kletterende paardehoeven op de vroege zondag morgen in de smalle steeg. Hij her innert zich ook met weemoed de me lancholieke roep van de man, die met schar door de straat kwam, 's avonds als het donker was. Deze riep: (fonetisch geschreven) kopie engjes prot drieshen te de dètien, die was 'n oproep om Engelse sport te kopen, bossen van dertien voor drie cent. De „harde-harde" of IJ-bokkem kostte één cent. GELUK Ook kwamen mannen met mosse len en de kokokiejeko - man, die stukken kokosnoten verkocht, voor bij en voorts de loterij man. Dit was een man, die op zijn wagen pillen doosjes had staan, waar hij in één ervan, voor iedereen zichtbaar een knaak verborg. Voor een paar cen ten kon je zo'n pillendoosje kiezen, maar de man, die zeer gekwiekst was, had de rijksdaalder al lang weggemoffeld en het enige wat je kon winnen was een doosje met wat erwten erin of een paar centen. De mensen waren arm, maar zij hoopten op die wijze op het grote geluk. De armoede kwam ook tot uiting in de aanwezigheid van een drietal geldschieters. Je kon tien gulden lenen, je moest een gulden vooruitbetalen en voor het overige: iedere week één gulden terug, plus één dubbeltje rente. Geschreven schuld bekentennisen waren er niet. Als iemand een schuld had betaalde hij af, dat was erezaak. Vooral voor de immense feestelijkheden moes ten leningen opgenomen worden. BRUILOFT Bruiloften stonden boven aan de lijst. Eerst had je de burentracta- Wortelen schillen Als de tijd van de wortelen daar was, zat de hele familie, dikwijls 9amen met de gebu- ren rond de tafel om de penen te schillen. Ook de kinderen tot de kleinsten aan toe hiel pen mee. Hierbij een meer dan vijftig jaar oude foto van de Paradijssteeg. Dit was het deel van de steeg waarin de arbei derswoningen stonden. Dit deel heeft voor nieuw-bouw plaats gemaakt. Het lag in het ver lengde van de Korte Paradijs steeg, die nu nog van Haar lemmerstraat naar v. d. Werf- straat loopt, tegenover de Hooglandse Kerkgracht, de Kerksteeg en de Kerkbrug. tie, waar ook de vrouwen een harde of klare jenever dronken om in de stemming te komen. Het bruidspaar kwam met de trein uit Den Haag en werd van het station afgehaald. Ook het groenmaken hoorde erbij en dan de wilde festiviteiten tot in de morgen, 's Nachts was er een polenaise. Met de „monikaier" voorop ging men de ronde: Oude Vest, Voldersgracht, Van der Werf straat. Overal langs de weg stonden de hondenkarren ge stald. De honden waren opgesloten achter de poorten van de onbewoon baar verklaarde huizen. Als dan de stoet in beweging kwam zaten al gauw de dames in zo'n hondekar. Voortgezeuld door hun echtgenoot. De grootste plezier had men de met de traditionele grote lappenpop, die natuurlijk ook de polenaise meemaak te aan de arm van een van de fees telingen en die verder het gehele feest door een bron van vermaak was, dan weer op die knie en dan weer op een andere knie terecht kwam. Men ging met deze pop ook „Spanjolen". Een merkwaardige uit drukking, waarvan je kan aannemen, dat zij nog stamt uit de feestelijkhe den na de Spaanse bezetting, toen ook „Spanjolen" werden gemaakt, waarmee gejonast werd en de gek ste fratsen mee werden uitgehaald. In de Paradijssteeg belandde zo'n pop meestal aan het eind van het feest in een dakgoot. HARTIG HAPJE Borrelhapjes zoals die nu gegeten worden, waren er in die tijd nog niet. Een bos gerookte scharren ging van hand tot hand, ieder trok, naar hij lust had, een of meer scharren van de bos af en voorts was er een le vensgrote paardeworst waar door elk der afwezigen met een knipmes stukken werden aangesneden. De vel letjes van de leverworst in het zuur (dit was traditie) werden vet een wel tegen het plafond geworpen, waar zij bleven hangen tot zij droog wa ren. Na het feest kwam zo nu en dan een worstevel omlaag als een lege herinnering aan de jolijt die achter de rug was. Bij aankomst van het bruidspaar werd Bengaals vuur ontstoken. Men klom eerst in de (gas-)lantaarn om het licht te doven. LIED Dit waren liederen die in die dagen ge zongen werden, zij gingen van mond tot mond, radio en grammo foon waren in buurten als de Para dijssteeg en de Bauwelauwesteeg nog niet in gebruik. Een bekend feestlied was: O, daar zit een vlieg aan de lamp, vlieg aan de lamp, vlieg aan de lamp, laat dat beestje vliegen. Een ander: Jan brandt de lamp al, Ja moeder als een lier Abraham wat doe je daar Ik zoen de meid van Jan brandt de lamp al, etc. En me Arie, ister gaan vare, met een meisje over zee Lieve Arie, God Bewarie, waarom nam je mij niet mee want je was toch zo'n lekkere dikzak waar ik zo veel van hou toch blijf ik op jou verkikkerd en i!k blijf je altijd trouw. Weer een ander: hij wil niets meer van me weten, toch ben ik blij als ik hem zie, en daarom kan ik hem nooit verge ten, want vergeten wil ik hem nie. MOORDLIED Er was ook een lied over een moord in het goudwinkeltje aan de Donkersteeg. Daar weet de heer Bo drij helaas de tekst niet meer van. Wie van onze oudere lezers kan daar de tekst nog van tevoorschijn toveren? Het heette „de moord in de Donkersteeg" en begon zo: het was op een zaterdagavond laat een meisje zou gaan vegen haar straat SPEL Jongensspel was pinkelen. Met een slaghout werd een ander stuk hout opgewipt en weggeslagen. In de huiskamer of in de steeg speel den de kinderen „Maretoren" een spel met „knoopkakies" die in de vorm van een driehoek werden op gesteld en waarby dobbelstenen werden gebruikt. De politie stond doorgaans op goe de voet met de steegbewoners. Als zij -het eens erg bont "maakten met een bruiloftsfeest, bijvoorbeeld in huis vuur stookten en rond het vuur op zijn koloniaals gingen tandak- ken, dan kwamen zij waarschuwen. Maar zij kwamen alleen om een „happie" te komen halen. Zij dron ken een slokje mee en al gauw had een van de vrouwen, wier haren tot over de schouders hingen, om dat in het vuur van het feest de spelden niet meer hielden een po- litiepet op het hoofd en werd hij mee de dansende kring ingetrokken. „Tandakken" was iets voor de kolo nialen. Zij gebruikten daarbij een rode zakdoek, die zij als stieren vechter hanteerde terwijl zij de raar ste kronkelingen haakten. Het was net echt. afgekeken van de dan sen op Java, of misschien ook zo maar 'n verzinsel van hen, die toch al uit de oost de meest fantastische verha len meebrachten. Maar tandakken was een manier van dansen even po pulair als nu de twist of'de Bossa Nova. Tot slot nog wat uitdrukkingen en namen die we van de heer Bodrij opvingen. Bietpaal: lantarenpaal gebruikt b\j het buurspreken. Dompers: jongens die een kar ge laden met fruit lieten dompen als de venter even in de kroeg (Het bed- steedje) zat en er dan met fruit van door gingen. Plakjes: kwarte kopjes die de vrouwen op het hoofd droegen. Bledder: leren voetbaL Slepie: groot glas oranjebitter met een brood-suiker er in (6 cent). Tover kant: de overkant, dialect van een „Waardgrachter". Morsterdvrouwtje: vrouwtje in de Paradijssteeg, die in haar hardste nen toonbank in een holte mosterd zaad stampte, dat door de deftigste mevrouwen vergezeld op enige pas sen afstand door de hooien werd ge kocht. Uierboord: verse waar van de koe dat in de Paradijssteeg graag gege ten werd. Schooiersbrug: brug over het Le vendaal waar de baliekluivers ston den. Roodborstje: branie van een vent, die zijn kiel zo wijd open droeg dat het rooie ba jen hemd er bovenuit kwam. Schut: afschutting in de kamer bij de plaats, die meestal al spoedig werd afgebroken. Fidel: de man met de fidel een vioolspeler die op bruiloften en par tijen speelde en aan de Paradijssteeg woonde. „SHERLOCK" Mammie vraagt of U een beetje elektriciteit kunt missen De heer W. Bodrij is op 15 juni 1904 als een van elf in de Paradijssteeg geboren. Vier van de elf kinderen zijn in le ven gebleven. Na de lagere school werd hij keetjongen bij de bouw van het Leidse Dag blad aan de Witte Singel. Daar na is hij 32 jaar in dienst van de firma Tieleman en Drost ge weest. Vooral heeft hij zich toegelegd op het propageren van de sport in de kringen der armen. De jongelui konden bij hem boksles krijgen. Op 19- jarige leeftijd moest hij een ernstige maagoperatie onder gaan. Hij mocht niet meer bok sen en heeft zich toen als een der eersten op de judo-sport toegelegd. Hij is erkend jiu jitsu- en judo-leraar van de Nederlandse Bond en heeft les gegeven aan de Leidse politie- employé's in jiu-jitsu en bok-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1964 | | pagina 8