Het knutselhoekje Sjeik El Ro-Jenbiet ZATERDAG 21 DECEMBER 1963 DE LEIDSE KORSMES Dit is het Limburgse woord voor Kerstmis, althans voor een groot deel van midden-Limburg. In het zuiden krijgt de o 'n enigszins andere klank, meer naar de u trekkkend en naar de Duitse Als het tegen Kerstmis gaat wor den, gaan mijn gedachten elk jaar weer terug naar mijn geboortedorp en beleef ik het Kerstgebeuren weer als in mijn jeugd. We woonden op 'n boerderij in een gehucht van een 25 huizen en wel 25 minuten van kerk en school verwijderd. De weg erheen was nog een zandweg met diepe kar- resporen en daartussen 't losse paar- despoor. Aan de ene zijde was een uitgestrekt akkerveld, aan de andere hakhout en bos, afgewisseld met bouwgrond. De nachtmis was al van honderd en meer jaren terug om vier uur. Dus om half vier ging het gezin, behalve de jongste kinderen beneden de ze ven al op stap. Wanneer er geen maanlicht was en het vaak hardstik- ke donker was, ging vader met een stallantaarn voorop. Als het erg koud was of waaierig, dan trok de stoet door een binnenweg, waar je door struik en boomgewas enigszins be schermd werd. Als het evenwel nat of regenachtig was, dan moest je over de zandweg, want het bospad was zo smal. dat je er ieder moment in aanraking kwam met de takken en twijgen van het houtgewas of met de puntige naalden van neerhangende dennetakken. Maar het leukste was voor ons de weg langs het open veld, want dan beleefde je zo iets uit een sprookje. Van elk huis en boerderij zag je mensen met wiegende lan taarns vertrekken en al die bewegen de lichtjes werden in je fantasie tot aardse dwaalsterretjes. En Van over het open vlake veld hoorde je aller hande geluid: zware, rustig mannen stemmen, de hogere, maar ietwat zeurderige zorgenstemmen van de vrouwen en daartussen de heldere, jongere van de jeugd. Af en toe een kreetje of een onderdrukte verwen sing, als iemand in het karrespoor door een misstap ten val kwam. Zo nu en dan flikkerde een lucifersvlam metje op, als een der mannen een pijp opstak. Dicht bij het dorp geko men. kwamen de groepjes allen op dezelfde weg uit en dan werd het op het laatste eindje een druk gebabbel, natuurlijk hoofdzakelijk van de vrou wen. De mannen wisselden alleen maar korte, zakelijke nieuwtjes, zoals „Laat ik niet naar bed geweest zijn, want er heeft vannacht een zeug ge bigd", en een ander was net die nacht de gelukkige bezitter van een prach tig vaarskalf geworden, maar dat was gelukkig nogal vlot in zijn werk ge gaan. Tussen hoge heggen doemde einde lijk de massieve kerktoren op boven de verlichte ramen van de dorpskerk. De lantaarns werden gedoofd en voetschrappend en onder nog wat gehoest en gesnuif drongen we want de ingang was nogal nauw de kerk binnen. Even moest je met de ogen knipperen, want al was er toen nog geen elektrisch licht, toch dwongen de grote petroleumlampen- en de honderden brandende kaarsen je, uit het pikdonker komend, even je eigen .lichtjes" te sluiten. Ja. die kaarsjes, dat was iets ge weldigs! Twee grote kroonluchters met ik weet niet hoeveel armen droe gen elk zekér wel 40 flinke kaarsen. En over het hoofd- en de beide zij altaren was latwerk aangebracht in de vorm van een hele reeks toren tjes, die elk nog 12 kleinere kaar sen droegen. Voeg daarbij nog de 12 brandende luchters met hun kaarsen bij elk heiligenbeeld, en je begrijpt dat ondanks het gemis aan „kunst licht" het niet heel grote kerkgebouw baadde in een zee van zacht, wel doend feestlicht. O ja, dan nog al die kleine, meest gekleurde kaarsjes bij het Maria-altaar. Je vergat opeens je koude handen en je ijsvoeten van de winterkou daar buiten. Het war mer kloppen van je hart bij het aan schouwen van al dat moois zette je lijf en je zieltje in een weldadige gloed. Dan een nieuwe verrukking, als de organist begon te melodiëren op het verrukkelijke, nooit volprezen „Stille Nacht, Heilige Nacht". (Wordt vervolgd). EEN KERSTVERHAAL Nu neem ik jullie mee naar Cana da, je weet wel hier heel ver van daan in Noord-Amerika, alwaar in een grote nieuwe boerderij de Ne derlandse familie Steensma woont, 't Gezin bestaat uit vijf personen, vader en moeder en de drie kinderen, Lex, Sally en Chrisje. Lex is 8 jaar, Sally 7 en de kleine Chrisje is 5 jaar. Ze wonen nog niet zo lang in Canada. In mei is moeder met haar 3 kin deren er heen gegaan, maar vóór die tijd was boer Steensma er al twee jaren. Hij had er heel hard gewerkt en ook veel geluk gehad. Na twee ja ren was hij eigenaar van een flinke boerderij met veel land er bij. Toen het eenmaal zo ver was, liet hij zijn vrouw en kinderen overkomen en nu wonen ze er met veel pleziei\ Lex en Sally zijn er op school; dat moest natuurlijk even wennen, zo alles in een andere taal, maar er waren nog meer Nederlandse kinderen en daar waren ze natuurlijk gauw vriendjes mee. Het yras alleen jammer dat ze zo ver van de school en ook kerk woonden. Het was zeker een drie kwartier fietsen. Dat was in de zo mer wel prettig, maar de winters wa ren lang en streng en dan bleven Lex en Sally op het internaat d.w.z. een kostschool. Ze kwamen dan alleen in de kerstvakantie naar huis. Dan moest vader hen met de'slede halen. De winters konden er zó lang zijn dat boer Steensma dikwijls zei: „Het lijkt hier wel de Noordpool". Het verhaal begint hier twee dagen vóór Kerstmis. Lex en Sally zijn thuisgekomen, nadat ze oktober, no vember en half december op het in ternaat geweest waren. Heerlijk was het weer thuis, Lex was al vol be langstelling voor alles wat de boerde rij betrof. De koeien stonden nu op stal, de oogst was binnen en het klein vee in verwarmde hokken en schu ren. Vader had die morgen een kal koen geslacht, die met Kerstmis ge geten zou worden. Sally mocht moe der helpen het huis met dennegroen en kaarsen te versieren. Daar kwam Lex al met een mooi kerstboom aan zetten, die had hij van vader zelf mogen uitzoeken, uit een bos vlak bij de boerderij. „Moeder hebben we nog de dozen met de kerstversiering?" vroeg Sally. „Ja meiske, met de verhuizing heb ik aan alles gedacht." „En 't stalletje, moeke?" „Ook. Kom we gaan naar de zol der alles halen." De hele middag waren ze bezig met versieren en lachend verklaarde boer Steensma, toen hij even een kop koffie kwam drinken, dat het nog mooier was dan in Holland. De ka mer zag er dan ook echt feestelijk uit. Overal kaarsjes en lampjes. „Zullen we alles even aansteken?" wou Sally weten. „Nee, dat bewaren we voor de Kerstnacht, dan moet alles vol licht zijn, omdat het Licht der Wereld, dan geboren is". Toen Chrisje om zes uur naar zijn bedje was. mochten de twee oudsten nog een poosje opblijven en toen hadden ze het over niets anders, dan over de Nachtmis, waar ze mee naar toe mochten. Vader zei niet veel, want hij wilde de kinderen niet te leurstellen, maar toen ook zij om 8 uur onder de wol lagen zei hij tegen zijn vrouw, dat de weerberichten heel ongunstig waren: grote sneeuwstorm op komst. Dan zou een tocht met de slee levensgevaarlijk zijn. De hele dag had het al gesneeuwd. „Het zou heel jammer zijn", zei moeder. „Ik heb nog nooit 'n Nacht mis verzuimd en de kinderen reke nen er zo op. Kom, misschien valt 't nog wel mee". Die nacht sneeuwde het zonder op houden. Tegen de morgen echter be gon het te waaien en te stormen. De sneeuw werd met geweld tegen de ramen en muren gedrukt. De wind gierde door de kieren van de deuren, 't Was angstig. En het werd er die dag niet beter op. Moeder probeerde de kinderen wat af te leiden, door ze in de warme keuken te houden, waar de pannen op het vuur al met de heerlijke spijzen stonden te koken en te braden. Af en toe mochten ze eens proeven. Nadat boer Steensma het vee verzorgd had, kwam hij met een triest gezicht de keuken binnen. „Moeder, dat wordt vannacht thuis blijven. Er is geen doorkomen aan". „Zou het nog niet uitgestormd zijn? vroeg moeder hoopvol. „Soms lijkt het of de windvlagen minder wor den." Maar nauwelijks had moeder dit gezegd of de wind beukte weer tegen de ramen en deuren. „Mogen de dan helemaal niet op blijven?" vroeg Lex. „Ja hoor, als Chrisje naar bed is, steken we de kaarsen aan en wij gaan bidden en zingen bij de kribbe." Nog nooit was de tafel zó vlug af geruimd en alles afgewassen. Chrisje ging zoet naar bed en vader nam de grote bijbel uit de kast. Lex en Sally nu in hun zondagse pakjes, zaten heel stil aan tafel te wachten. Bui ten was het pikdonker maar in de kamer werd 't lichter naarmate moe der meer kaarsen aan stak. De kerst boom in de hoek stond te glinsteren met zijn mooie ballen en slingers. Het stalletje stond rondom met kaars jes. De wandlampjes, versierd met hulst, straalden met een warm licht uit over de helderwit gedekte tafel, waarop het mooiste servies, het ge poetste zilver, de kristallen schaal tjes en de vaasjes kerstbloemen uit gestald stonden. Moeder kwam toen ze klaar was bij de haard zitten. Va der begon het evangelie uit de bij bel voor te lezen. Wat klonk dat plechtig. „Net de pastoor',, dacht Lex. Moeder dacht aan Holland waar haar familie, nu in de Nachtmis, voor el kaar baden en ze moest even een paar opkomende tranen wegvegen. Het bleef nog even stil in de kamer toen vader klaar was. Het was ook zo mooi geweest. Moeder zette een kerstliedje in en daar klonk: „De her dertjes dagen bij nachte", door de zacht verlichte kamer, terwijl de wind nog steeds loeide. Nu kwam het „Stille Nacht" aan de beurt. „Wat hadden vader en moeder mooie stem men", dacht Sally. „Nu gaan we bij de kribbe een tientje bidden voor onze oma's, opa's en verdere familie in Holland" en vader begon. Nauwe lijks echter waren ze begonnen of Juno, de hond, begon te blaffen. Ze keken elkaar verbaasd aan. Wie zou er in zulk weer nog hierheen geko men zijn?" Vader ging naar de stal, stapte in zijn klompen en met een stallantaarn in de hand ging hij de deur openma ken. Juno was niet stil te krijgen. Moeder pakte gauw een wollen om slagdoek en ging ook naar de stal. Sally en Lex bleven stil op hun knie tjes zitten, verwonderd naar de deur kijkend. Daar stond in het schijnsel van de lantaarn een grote man, in een bontjas gehuld, in de deurope ning. „Zou ik hier even op adem mogen komen. Ik ben verdwaald. In de ver te zag ik uit de vensters lichtjes schij nen en toen dacht ik, daar wonen mensen, daar ga ik naar toe." De vreemdeling stampte de sneeuw van zijn laarzen, toen boer Steens ma hem uitnodigde binnen te komen. Moeder haastte zich koffie te zet ten en vader spande het paard uit om het wat voer te geven. „Dat ziet er hier gezellig uit", zei de vreemdeling. „En ik zie dat u katholiek bent". Moeder nodigde hem aan tafel plaats te nemen. De kinderen, eerst wat verlegen, kwamen ook aanzitten en smulden van de beschuiten met muis jes, die moeder gesmeerd had. De vreemdeling keek heel verwon derd naar de muisjes, die hij nog nooit gezien of geproefd had. Moeder vertelde gauw dat in Holland bij de geboorte van een kindje altijd be schuiten met muisjes gegeten wer den. „Ja Holland is een mooi land. Ik heb er veel over gelezen". „En wij van gehouden", zei moeder met een beetje heimwee. Nadat de kinderen van alles lek ker gesmuld hadden, werd het voor hen tijd om naar bed te gaan. „Ach wat is het toch jammer, dat we deze nacht geen H. Mis gevierd hebben", zei moeder toen ze de kin deren naar bed gebracht had. „Dat zal morgen op Kerstmis wel kunnen gebeuren", zei de vreemde. „Geen denken aan. De storm bul dert nog onverminderd voort. U zal vannacht hier moeten slapen. Het is geen weer om er door te gaan", zei de boer. „Dat zal ik heel graag doen, vooral nu mijn paard ook goed verzorgd is. Maar ik zal me eerst eens voorstel len. Ik ben een katholieke priester. Ik was op weg naar uw parochiekerk om de pastoor die al zo oud is, te helpen. Wanneer het morgen nog zo'n ruw weer is, dan zal ik morgen och tend, hier in deze kamer, het H. Mis offer opdragen. Ik heb een draagbaar altaartje in mijn koffer", zei de vreemde. De boer en de boerin konden eerst van verbazing niets zeggen. Wat een eer! Hier in deze huiskamer, zou Je zus zelf tegenwoordig komen. Was hun huis niet gelijk aan de stal van Bethlehem? Wat zouden Lex en Sal ly wel zeggen. Ze konden ook beide te Communie gaan. Eindelijk zei moeder:,, Maar eer waarde wat een eer". Gauw ging ze de logeerkamer in orde brengen en na een poos lag al les in diepe rust, terwijl het buiten steeds maar sneeuwde. KERSTMORGEN. Al vroeg had moeder de kamer opgeruimd. Terwijl vader de kaarsen aanstak, ging moe der de kinderen kleden en voorbe reiden op het grote gebeuren. „Moeder is de tafel dan het altaar?" „Mogen we hier in huis te Com munie gaan?" „Mag ik dan dienen? Maar ik heb geen toog!" Deze en nog tientallen andere vra gen, vuurden ze op moeder af, en de ze had de grootste moeite om de kin deren rustig te houden, want Chrisje sliep nog en misschien bleef hij nog een poosje slapen. Beneden had de kapelaan alles al klaar gezet. Hij was nog wat aan het bidden, toen ze beneden kwamen. Ze knielden voor de stoelen die vader had klaar gezet. Het stemmetje van Lex wisselde af met de zware stem van de kapelaan. Sally vroeg zachtjes aan moeder of er nog gecollecteerd werd. Moeder schudde lachend van nee. De Offe rande werd aandachtig meegevierd. De Consecratie was ook hier 't hoog tepunt. Wat voelde Sally zich dicht bij Jezus. Ze keek eens naar de krib be en knikte begrijpend tegen het Goddelijke Kindje. Straks in de H. Communie zou ze fijn alles een te gen Jezus zeggen. Nog nooit hadden vader en moeder en de kinderen zich zo één gevoeld, als in deze H. Com munie. Lex vond het haast nog mooi er dan bij zijn eerste H. Communie. Het feestelijk ontbijt wat hier ach ter volgde was weer uitstekend door moeder verzorgd. Enkel blijheid. Chrisje zat nu ook in zijn stoeltje de muisjes met zijn natte vingertjes op te peuzelen. De storm was die nacht gaan lig gen. In de loop van de dag vervolg de de kapelaan zijn reis naar de pa rochiekerk. Het zonnetje scheen weer over de sneeuwvlakte. Nog diezelfde avond ging er een lange brief naar Nederland, over het wondermooie kerstfeest dat ze hier gevierd hadden. OPGAVE VOOR DE KLEINTJES 6—8 JAAR Zoek 20 woordjes beginnend met kerst. Zoals kerstkrans - kerstkaart, enz. OPGAVE VOOR DE GROTEREN 8—14 JAAR Zoek 5 namen van dingen, die zich in de kamer bevinden en beginnen met een K; 5 namen van dingen, die zich m de tuin bevinden en beginnen met een G; 5 namen van dingen, die zich in de keuken bevinden en beginnen met een W; 5 namen van dingen, die zich in de klas bevinden en beginnen met een L. Oplossingen insturen vóór 1 janu ari aan: Tante Jo en Oom Toon, Krantentuin Leidse Courant, Papen gracht 32, Leiden. We verloten vier mooie boeken. Dag allemaal. Zalig Kerstfeest, ook voor je ouders van TANTE JO en OOM TOON tafereel of met een andere voorstel ling, waar men lang met plezier naar kan kijken, kan voor een venster een leuk gezicht zijn. Het schilderen zelf verschaft al een genot en is ook niet zo heel moeilijk als je maar het juiste gereedschap hebt. Op de eerste plaats moet je 'n schoon stuk glas hebben: ovaal, rond of rechthoekig. Verder een vetpot- lood, zoiets als lithografisch krijt, dat in steendrukkerijen gebruikt wordt. Dan plakband uit stof of iso leerband voor de kanten, een pen seeltje, wat schuimrubber en ten slotte de nodige kleuren, die niet don ker mogen zijn, want het fijne van een glasschilderen is immers, dat ze heel doorzichtig moet zijn. Er zijn speciale kleuren voor dit doel en ze zijn helaas tamelijk duur. Men kan evenwel bijna net zo goed resten van gewone olieverf gebruiken en ze met heldere (lichte) olielak verdunnen. Giet daarvoor wat olie verf op een oud schoteltje of het dek- van een doosje, schud de olielak erbij en vermeng ze beide heel gron dig, want doe je dat niet, dan gaat je schilderwerk strepen vertonen. Mis je soms een of andere kleur, dan haal je een kleine proef tube in een verfwinkel en dan kun je deze met de lak vermengen. De voorstelling, die je wilt schilderen kun je zelf ver zinnen, maar als de fantasie je in de steek laat, dan zoek je maar wat op in een geïlustreerd tijdschrift of in een prentenboek. Zoek vooral geen moeilijk motief, maar wat heel een voudigs. Als het dan zover is, dat je wil beginnen, leg dan eerst een paar kranten als onderlaag neer, en leg dan je motief onder het glas (1), plak het een weinig vast, zodat het niet kan verschuiven. Ziezo, nu ga je met het vetpotlood een raar woord! de omtrekken van je voorbeeld op het glas teke nen (1). Schilder dan b.v. eerst al les wat rood moet zijn. Strijk de verf dun uit en bet ze dan met een schoon Figuur B Het prentje met de sneeuwman is geen echt glasschilderij. Het is ge maakt met behulp van 2 vellen geel vloeipapier, 2 vellen hemelsblauw, 1 vel wit en wat rood voor hoed en neus en kleine zwarte snippertjes voor ogen en knopen. Men knipt 2 evengrote vierhoeken (rechthoeken) van geel en blauw vloei, b.v. 19 bij 25 cm. Teken op het witte papier de sneeuwman en tevens de sneeuw, waarin hij staat. Leg hem losjes op het blauwe papier, teken de mond, de maan en de sterren op het blauwe en knip ze dan voorzichtig uit beide vellen uit. Het beste is de blauwe vel len eerst op elke hoek een weinig vast te plakken, zodat ze niet kunnen verschuiven. Als dan ook de maan en de sterren uitgeknipt zijn, dan legt men het blauwe papier op het gele en plak ze op de hoeken aan elkaar. (III). Snijd dan het stuk van het hoofd van de sneeuwman, dat boven de hoed uitsteekt, af. Lijm nu de sneeuwman en de sneeuw op het blauwe papier en plak hoed, neus, ogen en knopen op. De lijst knip je uit dik papier. Lijm eerst de rechtop staande delen - de lange dus en dan de horizontale op. Wat buiten de hoeken uitsteekt knip je natuurlijk af. Lijm nu nog 'n bandje rood zijden stof boven de lijst, zodat je daaraan je ophangsnoer kunt bevestigen. Ziezo, nu kun je de „glas schilderij" voor het raam hangen, want het licht moet er doorheen kun nen schijnen, andere maakt ze niet de indruk op een „glasschilder"- kunststukje. stukje schuimrubber na: dit ook al weer om strepen te voorkomen. Dan is de volgende kleur aan de beurt. De figuur moet helemaal droog zijn, voordat je de omtrekken met zwart overtrekt. Nu kun je het papier van het glas aftrekken en kan het ingelijst wor den (III). Daarvoor gebruik je nu 't stofplakband. In de figuur zie je de ophanger aan de twee bovenhoeken bevestigd en ze wordt dan met een snoer aan een haakje ophangen. Maar je kunt de ophanger ook mid den boven bevestigen door hem daar vast te lijmen. Een vervolgverhaal van Snske en Wiske DE PRINSES OP DE GLASBERG (Een Noors sprookje) 5. Enige uren later begon het in de schuur te knetteren en te romme len net als in het vorige jaar. Het hoorde zich ernstig aan, maar Peter dacht: „Als het niet erger wordt, houd ik het wel uit". Maar het werd erger. Plotseling begon de aarde te beven en te schudden. Doch toen dit voorbij was, zei Peter weer tot zich zelf:,, Nu, dit was niet prettig, maar ik kom er toch maar weer best van af". Nauwelijks had hij echter deze woorden geuit, of er ontstond een angstwekkend gedreun en gedonder. Nu dacht hij dat de schuur werkelijk in zou storten, maar ze bleef staan en eensklaps werd het doodstil. 6. Maar Peter vertrouwde dat niet en hij wachtte op nog erger dingen; doch het bleef rustig. Hij waagde het even buiten te kijken. Daar zag hy op de weide een paard grazen en wel een paard zo groot, als hij nog nooit gezien had. En zie, in het gras naast het reuzedier lag 'n geelkoperen uit rusting benevens eèn zadel en een teugel van het paard. „Zo, zo vreet jij dus ons gras op?" zei Peter, „dat zullen wij eens zien". Tegelijk schoot hij met zijn schiet wapen een metalen lijn dwars over de rug van het paard, dat hij tover slag zo mak werd als een lammetje. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1963 | | pagina 13