HOE HEB IK DIT OOIT KUNNEN DOEN
Alleen met boeken, pick-up en telefoon
MICHEL SIFFRE heet hij. Hij is een jonge Franse geleerde - 34 jaar oud - met
een enorme moed en durf, die in de gehele wereld bekendheid kreeg door een
hachelijk avontuur Siffre waagde zich 130 meter onder de aarde in een
diepe grot in Zuid-Frankrijk nabij het plaatsje Tende aan de Italiaanse grens,
waar hij twee maanden lang moederziel alleen onder vaak ontzettende ontbe
ringen verbleef
Het doel van dit hachelijke experiment was drieërlei:
1. Een studie van de onderaardse gletschers.
2. Een studie van de omstandigheden, waaraan mensen zullen wordeu bloot
gesteld indien zij onverhoopt bij een eventuele atoomoorlog gedurende lan
ge tijd onder de grond of in kelders moeten doorbrengen en wel in 't bijzonder
de psychologische gevolgen daarvan.
3. Hoelang mensen het onder dergelijke zware omstandigheden kunnen uit
houden.
MICHEL SIFFRE heeft het 60 dagen uitgehouden 130 meter
onder aarde maar hij was meer dood dan levend toen men hem
na 60 dagen, in wollen dekens gewikkeld, met lange stokken
uit de afgrond trok. Men gaf hem onmiddellijk thee te drinken
en het eerste wat men aan hem zag waren zijn afgeteerde
armen. Zyn ogen brandden in een lijkbleek gezicht met holle
wangen, die nog meer opvielen door zijn verwilderde baard.
Iedereen vroeg zich af, hoe zo'n tengere man de wilskracht en
energie had kunnen vinden om het zestig dagen aan één stuk
uit te houden in de ijskoude temperatuur van de sombere grot.
WIJ publiceren hier exclusief voor ons blad uittreksels uit zijn dagboek,
dat hij tijdens zijn verblijf diep onder de aarde, heeft bijgehouden. Een dag
boek, dat met Siffre naar boven werd gehaald: volkomen doorweekte vellen
papier, beschreven met rode inkt, die op vele plaatsen was uitgelopen door
de waterdruppels, die uit het gewelf van de grot sijpelden. Het treffendste
in deze bladzijden zijn de aantekeningen over de angst, die hij voelde, over
de absolute hallucinerende stilte en de volkomen eenzaamheid, die twee maan
den lang duurden
IK STA voor de ingang van de grot met myn vrienden
die me naar de onderaardse gletscher zullen begeleiden.
Over enkele minuten begint het grote avontuur. Het
ïykt me zo onwerkelijk, dat ik niet meer geloof aan de
hele onderneming; en ook de stemmen van mijn vrien
den lijken me uit een heel andere tijd te komen. Ik kan
kan me niet voorstellen, dat ik dadelijk in die put ga
afdalen. Alles wat ik doe is automatisch; het is alsof
het kontakt tussen wat ik doe en wat ik denk helemaal
verbroken is. Ik voel me nerveus, verstrooid en buiten
gewoon opgewonden terzelfdertijd. Ik zet mijn helm op
en geef myn horloge af. Voor het experiment dat ik nu
ga ondernemen mag ik geen enkele mogelijkheid hebben
om de tijd te kontroleren. Het spijt me, maar het heeft
niet veel gescheeld of ik had de hele operatie opgege
ven nog voordat ze begonnen was. Maar iemand stelt me
enkele vragen, een ander drukt me de hand, iemand
omhelst me. Daarna grijp ik de metalen ladder vast,
die me naar mijn nieuwe wereld zal brengen
VOL SPANNING
TERWIJL ik langs de bijna lood
rechte wand afdaal, werp ik een
laatste blik naar de mensen boven.
Hun gezicht is vol van spanning.
Ik huiver als ik bedenk, dat ik hier
nu twee maanden zal moeten blijven,
met als enige beschutting een tentje
van vier bij tweeëneenhalve meter,
op twee meter van de ijsmuur, waar-
I MICHEL SIFFRE jjf
is geboren op 3 januari y,
H 1929. Als 17-jarige ging hij A
mee op expeditie met het ma- w
H rineschip „Elie-Monnier". Te- ft
voren had hij al geologische A
opzoekingen verricht in de Al- y
pen. Krijgt een studiebeurs en
kan daarmee de tocht naar Aj
1962 ont- gj
S* meter diepte. Temperatuur jgi
ong. 0 graden. Vochtigheid
Si 100 graden A
Sj 100 graden
van ik de horizontale sedimentlagen
duidelijk kan zien. Maar de speleoloog
in me komt boven, en ik voel me
opgewekt bij de gedachte, dat ik
hopen werk te doen heb
Even later komen mijn vrienden
naar beneden. De koude verlamt ons
allemaal, maar ze helpen me het ma
teriaal aanslepen, dat op een plat
form ligt, een heel stukje van mijn
tent af: een veldbed, een gasstel en
de drie telefoonlijnen, die me met de
buitenwereld verbinden. Ondertussen
begin ik al ijsmonsters te verzame
len in plastic-bidons, die mijn vrien
den dadelijk naar het geologisch la
boratorium in Parys zullen sturen.
Ik maak wat warms klaar om te
drinken. Het uur is veel te vlug voor
bijgegaan. Mijn vrienden nemen één
voor één afscheid. Nadat de laatste
is weggegaan hoor ik de ladders op
halen. Myn eenzaamheid, die zestig
dagen zal duren, is begonnen
ANGSTAANWEKKEND
DE duisternis is angstwekkend.
Het schijnsel van mijn lichtpitje
reikt niet tot de wanden en het ge
welf van mijn put. Ik voel me héél
klein, en de stilte weegt loodzwaar
op me.
De eerste nacht is goed verlopen.
Vandaag mag ik nog naar de tijd
informeren, tot 10 uur vanavond.
Van dat ogenblik af zal ik niet
meer weten hoe laat het is, hoeveel
uren zijn voorbijgegaan, of het dag
is of nacht.
Ook in mijn tent is de grond nat
geworden en mijn voeten zijn steen
koud. Vlug kleed ik me aan. De koude
grijpt me naar de keel. Ik maak wat
cacao. Maar nauwelijks heb ik hem
uitgedronken of de koude doet zich
weer gevoelen.
IK ga verder met zoveel mogelijk
spullen naar mijn tent te brengen. Mijn
klaptafeltje het is rood, zoals de
meeste dingen die ik heb meege
bracht, omdat rood een warme kleur
-is verdwijnt onder de rommel
messen, papier, boeken, elektrische
lampen, aanstekers en medicijnen,
filmdozen, dossiers en nota's van mijn
geologische opzoekingen in Ceylon.
PIANOCONCERT
Daarna haal ik mijn platendraaier
boven. De eerste plaat die ik kies is
het derde pianoconcert in c klein
van Beethoven. Het is een onverge
telijk gevoel, grandioos en bijna tra-
Ik sluit me in mijn tent op, waar
ik al een ogenblik te voren het
katalyse-kacheltje heb aangestoken
om tijdens de nacht niet te erg te
lijden onder de kou. Daarna kleed
ik me zo vlug als gisteren uit en
luister naar platen. Ik moét iets ho
ren, want de totale stilte is verschrik
kelijk.
DINSDAG
Ik ga door met het opruimen, waar
ik gisteren mee begonnen ben, maar
ik voel me moe en ik heb geen idee
van uur of tijd.
De honger doet zich gevoelen en ik
leid daaruit af dat het i/jna 13 uur
moet zijn. Ik maak wat kaaspastei
klaar, kmftsel nog wat en lees een
poos. Volgens mijn tijdschema is het
nu zestien uur, maar ik zou al willen
gaan slapen.
De buitenkant van mijn slaapzak ls
vochtig en over de bovenkant van
mijn binnentent lopen druppels. De
grond is drijfnat.
DONDERDAG
Ik geloof inderdaad, dat ik om 2
of 3 uur in de ochtend wakker ben
geworden, in plaats van om 22 uur
zoals ik dacht. Ik voel me fris; In
ieder geval lijkt me de tijd niet lang
meer ze gaat integendeel vlug voor
bij.
VRIJDAG
Ik word wakker om 3 uur in de
ochtend. Vandaag begin ik met mijn
geologisch werk: een studie over de
ondei'grondse waterlopen in het mas
sief van Marguareis. Het is moei
lijk uit te voeren. Ik schets op een
kaart het watemet. Daarna houd ik
me bezig met de vorm van de ijs
kristallen. Ik slaag er in- enkele te
tekenen, maar het is zo koud dat ik
er niet mee kan doorgaan. Ik maak
liever foto-opnamen.
Ik loop terug naar mijn tent. Het
moet 11 uur zijn, want ik heb hon
ger. Ik lees tot 16 uur. De stilte wordt
onderbroken door het druppelen van
het water en het vallen van ijsblok
ken in de 40 meter diepe put. Ineens
hoor ik het lawaai van een neerstor
tende rotspartij. Ik ben er zeker van
dat het dit keer geen ijs is, en ik hoor
dat het gejeurt aan de kant waar
mijn spullen staan en vooral mijn
voorraad levensmiddelen Ik breng de
avond door met naar muziek te luis
teren.
Op deze wyze gaat het dagboek van
de jonge Fransman verder. Een
verslag over zijn eentonige dagen,
ondanks de aanwezigheid van vele
boeken en zijn muziek. Hij telefo
neert geregeld met zijn vrienden,
die in een tentje bij de opening van
de grot verblijven. Ze maken een
babbeltje, maar de onderwerpen
„tijd" en „datum" zijn uit den boze.
Michel deelt zijn dagen in naar zijn
„gevoel". Als h|j wakker wordt is
het volgens hem twee of drie uur in
de morgen. Zodra hij honger krijgt
denkt hij dat het elf uur is. Na de
middagmaaltijd voelt hij gauw slaap
en gaat dan naar bed. Hij denkt
dat 't 's middags om een uur of
vier is. Hy slaapt veel en na enige
tijd begint hij geregeld te dromen
over open en gesloten vensters. Hij
wordt voortdurend opgeschrikt door
het lawaai van vallende stenen en in
elkaar stortende ijsformatles. Zijn
tent en zijn leven lopen gevaar.
Weliswaar stond zijn tent onder een
rotsachtige „baldakijn", maar ook
hieruit zouden stukken gevallen
kunnen zijn.
Na een week onder de grond schrijft
hij:
Vandaag zijn er alleen kleine klusjes
te doen. Ik repareer mijn bed, en
breng weer wat orde aan in mijn voor
raad blikjes, borden enz. Een vreselijk
geluid doet me verstijven van schrik.
De tranen lopen me over de wangen
en mijn voorhoofd is nat van het
zweet. Ik werp me zelf op de tele
fooninstallatie om die te beschermen.
Ze is mp enige verbinding met de
buitenwereld immers. Ik ben nog
nooit zo geschrokken. Grote brokken
steen liggen her en der verspreid. Ook
uit het plafond van myn bescher
mend baldakijn zyn brokken naar
beneden gevallen. Ik ben maar op
het nippertje aan de dood ontsnapt.
Nooit zal ik vergeten hoe verschrik
kelijk een ondergrondse lawine kan
zyn en welk een angstaanjagend ge
luid deze maakt. Alsof de wereld
vergaat. Nadat ik van de grootste
schrik bekomen ben, telefoneer ik
naar boven. De telefoon doet het, ge
lukkig. Het is een vertroosting, de
bekende stemmen te horen en te weten
dat je niet helemaal alleen bent. Ik
probeer weer te lezen. Als alles weer
rustig geworden is ga ik wat verder
om poolshoogte te nemen. Ik ontdek
een groot blok steen van verscheidene
kubieke meters.
Ik keer terug naar mijn tent en ga
uitgeput op myn bed liggen. Kleine
steentjes beginnen weer te vallen.
Krijgen we nu weer een instorting?
Ik wordt bang, doodsbang. Ik trek
er weer op uit, en onderzoek mijn
omgeving_ maar tevergeefs. Jk kan
niet ontdekken of er ergens eèn dui
delijk gevaar schuilt.
Ik telefoneer weer naar boven om
te zeggen, dat ik ga eten. Maar ik heb
eigenlijk geen honger. Ik drink een
liter melk en eet een paar schijven
opgewarmde ananas. Myn rug is als
gebroken en mijn hoofd tolt van moe
heid. Maar weer slapen, hoewel ik
doodsbang ben voor nieuwe stortre
gens. Maar het gaat niet om steeds
paraat te blyven, zodat ik onheil uit
de weg kan springen.
WOENSDAG
Eindeiyk zal ik me dan eens was
sen. Het is wel noodzakelijk, maar
ik heb het steeds zoveel mogeiyk
uitgesteld vanwege de kou. Mijn snor
en baard kriebelen. Wat zou ik mezelf
eens graag in een spiegel zien. Mijn
arm doet pijn als ik ijs smelt en warm
maak. Maar ik wil volhouden tot de
fles vol is. Ik denk vaak aan alle werk
dat me wacht bij mijn terugkeer.
Na mijn bad is de grond van myn
tent net een moddersloot en ik moet
een dweil gebruiken om het meeste
water op te nemen. Ik kom tot de
ontdekking dat ik weinig plezier meer
in mijn dagboek heb. Ik moet er me
zelf meer en meer toe dwingen het
bij te houden. Als d<- avond gevallen
is ben ik te moe om te schrijven en
ik herinner me nauwelijks iets van
de voorvallen van de afgelopen dag.
Eergisteren heb ik bedacht, dat ik
beter mijn testament kon maken, met
al die lawines, die me voortdurend
bedreigen. Ik tracht me voor te stel
len, wat er gebeuren zou als ik zou
sterven. Er zou na mijn dood een
boek geschreven moeten worden om
de schulden, die ik voor deze expedi
tie gemaakt heb, in te lossen. Alles
wat ik heb vervalt aan mijn broer.
Zeker, ik zal wel uit deze grot
tevoorschijn gehaald worden. Maar
of ik dan nog leef? Eén klein, onnozel
vallend steentje is genoeg... Er is jen
ander probleem dat me meer en meer
begint te kwellen? Hoe lang duurt een
33-toeren plaat? Iedere keer, dat ik
een plaat draai vraag ik me dat af.
Een half uur? Werkelijk? Ik heb de
indruk dat hij veel meer tijd in beslag
neemt.
Alles vormt een moeilyk probleem
in deze grot: de kou, de vochtigheid,
de duisternis, de keuken, de hygiène.
Ja% de hygiène vooral. Als Ik vijf
minuten lang uit mijn bed met „bo
ven" bel zijn myn armen na afloop
bijna bevroren.
ZATERDAG
Ik ben leeg. Geestelijk volkomen
uitgeput. Mijn polsslag is razend snel.
Ik geef me er rekenschap van, dat
de mens eigenlijk niets is... Geboren
worden, leven, sterven en dan niets
meer. Oh, nee, geboren worden, iets
maken en sterven: ziedaar de mens.
Ik bekijk mezelf in een spiegel: mijn
wangen zijn ingevallen, myn ogen weg
gezakt en vochtig. Ik bind de strijd
tegen het eeuwige condenswater weer
aan.
MAANDAG
Ik heb slecht geslapen. Mijn keel
doet pyn en myn rug voelt als gebro
ken. Ik wordt hoe langer hoe zwakker.
Ik telefoneer naar boven. De stem, die
mij antwoordt is erg laag en onduide
lijk. Ik geloof dat ze slapen.
DONDERDAG
Welke datum is het in werkelijkheid?
Het is een vreemde gewaarwording
te moeten constateren dat het me koud
laat. Alles is me goed. En in Parijs
doe ik anders niets dan voortdurend
op mijn horloge kijken. Maar hier? Ik
eet, slaap, sta op en ga naar bed. De
tijd heeft geen enkele waarde meer
voor me.
ZATERDAG
Sinds enkele dagen ben ik in een
goede stemming. Er zijn vrijwel geen
lawines meer en ik heb het minder
Koud. Alleen mijn koken laat nog veel
te wensen over. Ik heb dikwijls weinig
zin om een goede maaltijd klaar te
maken en maak me er af met af en
toe een opgewarmd blik voedsel. Ik
besluit vandaag beter mijn best te
doen en bak een ei met uien en tomaten
Mijn rug doet me vreselijk pyn. Ik
heb soms het gevoel of ik verlam.
Het licht doet het ook niet goed meer.
Het is erg zwak en dat maakt me
gauw moe. Ik heb minder behoefte
aan muziek dan in de 'eerste veertien
dagen.
MAANDAG
Een nieuwe lawine heeft mij van
morgen doen opschrikken. Ik word
hoe langer hoe zenuwachtiger maar
ik verkeer in een toestand, dat ik er
de voorkeur in geef te sterven dan
om hulp te -ragen. Ik wil slagen.
DINSDAG
Wat ik het ergst vind is, dat de tem
peratuur hier altijd gelijk blijft en dat
het alttjd even vochtig is. Er is geen
enkele afwisseling Vreseiyk gewoon.
Ik maak het verder goed en een la
wine maakt minder indruk op me
dan voorheen. Ik heb rne in tijden
niét zo monter gevoeld De spin. die
ik hier tot gezelschap gevonden heb,
maakt het uitstekend. Ze beweegt zich
niet veel. Gisteren heb ik haar een
stukje kaas gegeven en heb ik haar
met een lepel wat te drinken gegeven.
DONDERDAG
Myn kleine spin is een welkome af
leiding. Ze eet flink. Ik ben erg op
haar gesteld. Men kan zich zelfs aan
een spin hechten als men alleen is,
werkelyk alleen, zoals ik.
Ik word hoe langer hoe luier en ben
vreselijk moe. Alleen het feit al dat
ik op moet staan om een eindje te
lopen om myn voedsel te halen weegt
zwaar. De duisternis begint op mijn
zenuwen te werken. De rode inkt doet
weldadig aan. Ik heb genoeg, meer
dan genoeg van zwart. Ik val dikwijls.
Hoe komt het dat ik mijn evenwicht
niet goed meer weet te bewaren
VRIJDAG
Op mijn dagelykse wandeling naar
de gletscherrand ben ik een tijdlang
in het donker gaan zitten en heb na
gedacht. Ik moet bij myn positieven
blyven. Twee weken meer of minder
moeten weinig verschil maken. Myn
vrienden zeggen wel bemoedigend, dat
de laatste loodjes het zwaarst wegen,
maar ik ben er ook nog niet.
ZONDAG
Leven, leven, leven wil ik. Toch doet
alles pijn: mijn rug, mijn rechter
voet en mijn maag. Myn oren zyn be
vroren. Ik neb liggen soezen en den
ken. Soms had ik een helder idee. Het
doet reusachtig goed af en toe te
kunnen telefoneren. Waarom weet ik
niet, maar ik heb de indruk dat ik
niet zo lang meer beneden moet ble
ven. Ik ben doodmoe en het ademhalen
valt me moeilijk. Ik heb het erg koud.
Het is dom van me geweest, zoveel
dekens en zakken te gebruiken om me
warm te houden. Maar ik heb het zo
koud en ik moet toch in leven blyven?
MAANDAG
Wat doe ik hier eigenlijk? Het heeft
geen zin. Het is gewoon absurd dat ik
my in een dergelijke positie bevind.
Ik hoor dat het eind van de expeditie
in zicht is. Dat lijkt me vreemd. Vol
gens mij is het onmogelijk. Ze hebben
het wel niet nader verklaard en het
is nog best mogelyk, dat ik hier nog
vyftien dagen moet blijven natuurlijk.
Ik ben net een kleine jongen. Myn
grootste vermaak is klontjes suiker
door de tent te gooien.
Ik denk over de inwerking van de
verschillende kleuren op de mens, die
onder de grond leeft. Het rood is aan
genaam. Blauw en groen zyn kleuren
die teveel aan zwart doen denken. De
gele kleur van de binnenkant van
myn tent is walgeiyk. Het zou wit
moeten zyn. Men heeft hier warme,
heldere kleuren nodig.
Op het moment, dat ik een wande
lingetje maakte werd ik byna getrof
fen door een vallend blok ijs. Het zou
toch ontzettend jammer zijn als ik nu
geraakt zou worden, nu het einde van
mijn verbyf in zicht is. Ik ben er nog
niet zeker van of ik er wel levend uit
kom..."
Met deze woorden eindigt het dag
boek van Michel Siffre, De trouwe
wachters bij de ingang van de grot
delen hem op deze avond mee: „De
oefening is afgelopen. Je hebt hef
gehaald, Michel. Bravo!" Mlelie)
meende echter, dat hij slechts een
maand onder de grond had vertoefd.
De volgende dag begint een groep
vrienden aan de afdaling om Michel
uit zijn gevangenis te halen. Na 1500
uren van eenzaamheid en duisternis,
zal hij het licht weer zien. Meer dood
dan levend werd hij opgehaald
vele ervaringen rijker
MTCHEL SIFFRE