JACHTFESTIJN Vogeldorado, het Westzijderveld SPAANSE BERGEN WATER met smaakt stekend MET QEZANQ IN DE DE LEIDSE COURANT Onze vriend Manoio is van beroep banketbakker. In zijn vrije tijd is hij een verwoed jager. Ieder weekend trekt hij er met een paar vrienden op uit. Op een goede dag nodigde hij ons uit om eens mee te gaan. Direct zeiden we, graag van de partij te zullen zijn. Zware tocht. We slaagden erin, een tweetal fietsen te lenen. Met deze vehikels kwamen wij op de afgesproken tijd bij het vertrekpunt. De vier jagers hadden het geweer op de rug. Hun fietsen waren bepakt met dekens en pro viand. Zes jachthonden sprongen ongeduldig om on6 heen. We moesten een afstand van 20 kilometer afleg gen. Dat scheen niet veel, maar in dit deel van Span je bleek die afstand drie uur te kosten! De helft van de weg ging namelijk bergopwaarts en was zo steil, dat er aan fietsen niet te denken viel. De tocht ver oorzaakte dan ook heel wat zweetdruppeltjes, ook al omdat die temperatuur 30 graden was. Reeds na een uur waren onze kelen uitgedroogd en stoffig. Geluk kig passeerden we een beekje. Het was heerlijk, het koele water te drinken en onze gloeiende hoofden +e verfrissen. Gelukkig stonden er hier en daar langs de weg wilde vijgebomen. We plukten de zoetste vruchten en genoten van de heerlijke smaak. Dicht bij het dorp, waar wij logeerden, lagen boer derijen en boerderijtjes. De akkers waren daar goed verzorgd. Naarmate we verder kwamen, werd de streek eenzamer en verletener. Hier en daar zagen wij welis waar boerderijtjes, maar ze waren alle verlaten en deels zelfs ingestort. Deze verlatenheid en verwaarlo zing bleken verband te houden met waterbouwkundige werken, die in uitvoering waren in de Ebro-dal. Dié werken zijn voor de industrie van groot belang, maar zij zullen op de duur het aanzicht van het landschap wijzigen en misschien minder mooi maken. Drinken met dichte ogen. De eenzame herder bood ons zijn bed aan om in te slapen en begreep niet, dat wij er de voor keur aan gaven, ons, gehuld in een deken, in het stro neer te vliölen! We zijn moe, warm en dorstig, als we op het punt van bestemming komen. Dit „punt" is een boerderij met een schaapskooi in het dal van de Ebro. Het is een verlaten boerderij, maar een herder heeft er met zijn kudde tijdelijk zijn intrek genomen. Als wij bij het huis komen, is het er doodstil. De herder zwerft nog met zijn kudde in de bergen. Een paar kippen op het erf zijn de enige levende wezens, die wij zien. Nauwelijks zijn de jagers afgestapt of ze gaan naar de rivier om water te drinken. Onze gezichten zijn beslist een beetje angstig, als we ook een slokje ne men. Waarom angstig? Omdat het water ondoorzich tig is door de fijne gele modderdeeltjes, die er in zwe ven. De jagers lachen ons hartelijk uit. „Doe je ogen maar eens dicht," zegt Manoio, „en denk dan, dat je helder bronwater drinktZie je nu wel, dat het heerlijk smaakt. Je kent toch ons spreekwoord „agua corriente no mata la gente?" Mis schien is dit spreekwoord „stromend water doodt de mensen niet" inderdaad juist,, maar hoe dit zij, we hebben zo'n dorst, dat we het slibhoudende Ebro-water toch drinken (met toegeknepen ogen!). Drie van onze vier jagers besluiten om hun geluk te proberen. Wij blijven achter om hout te sprokke- m f len voor het vuur, waarop ons avondeten moet worden Vr^l gekookt. Binnen een uur hebben we een hoge stapel bijeen. De waterkruiken zijn gevuld. Nog net op tijd, want de zon is al achter die bergen verdwenen. In de verte klinken de belletjes van het naar huis terugke- a rend vee. Verder is het doodstil. De bergen rondom IL de boerderij zijn hoog en onherbergzaam. Een gevoel 11 Tm van heel klein te zijn bekuipt ons. We steken het vuur maar vast aan. Moe en honge rig komen de jagers terug. Zij zijn teleurgesteld en een beetje in hun trots gekwetst, omdat tij niets heb ben geschoten. Zodra ze echter gezellig gezeten zijn rond het knappende houtvuur, zijn ze hun vermoeid heid en ontstemming vergeten. Juan, een kleine donkere Andalusiër, fungeert als kok. Hij plaatst een grote koekepan op pootjes boven het vuur. Uit de proviandzakken komen alle ingrediën- a ten tevoorschijn, die nodig zijn om een paella (een Va- III* Lenciaanse rijstschotel) te bereiden. Bij het schemerlicht U I van het vuur goochelt Juan met potjes en zakjes. Ge spannen zien we toe. Wat zal dit voor maaltijd worden? Als de paella klaar is, zet Juan die koekepan op de grond. Wij allen nemen plaats op grote stenen. Borden zijn er die avond niet bij. We eten allen uit de grote pan. Juan's rijstschotel smaakt voortreffelijk. De bota's (lederen zakken) met wijn doen gestadig de ronde. noohes" horen wij eensklaps iemand zeg gen. De man, die dit „goedenavond" zei, blijkt de her der te zijn. Hij draagt een rafelig jasje. Zijn broek heeft hij tot op kuithoogte opgerold. Zijn voeten heb ben een gele modderkleur en steken in veel te grote sandalen. Het grootste deel van zijn gerimpeld gezicht is bedekt met een stoppelbaard. Met grote verbaas de ogen kijkt hij naar ons. We begroeten hem hartelijk. Na enig tegensputteren neemt de herder in onze kring plaats en deelt hij verder ons maal. De herder is een man van heel weinig woorden, ja, misschien is hij het spreken wel een beetje verleerd, want vrijwel nooit komt hij in een dorp en nog minder vaak komt hij in de bergen mensen tegen om mee te praten. Liederen. De Andalusiër is opgestaan. Aarzelend begint hij een lied te zingen. De anderen zijn ook een beetje schuchter, maar toch beginnen ze al gauw de zanger met handgeklap te begeleiden. Na de Andalusiër zingen de anderen hun liederen. Het is een vreemd en ont roerend jachtfestijn van zang en poëzie temidden der eenzame bergreuzen. Rond het houtvuur zitten wij ón der de schitterende sterrenhemel. Deze eenvoudige mensen hebben een aangeboren gevoel voor rythme en zuiverheid van klank. Zelfs met hun hese stemmen kunnen zij nog iets moois doen! Als het wat kouder begint te worden, nodigt de herder ons allen uit om binnen te komen. Onder de grote schouw is spoedig een vuur aangemaakt. Wij scharen ons rond dit vuur. Het zangfeest vindt voort gang. Pas tegen middernacht besluiten wij te gaan slapen. Het kost om heel veel moeite om de herder er van te overtuigen, dat we heus liever gewikkeld in een deken in het stro kruipen dan van zijn bed gebruik te maken. Eerlijk gezegd, die slaapstede zag er niet erg proper uit! We schrokken! Een schamel carbid-lampje stelde ons in staat om een plaatsje in het stro te vinden. Nog geen tien mi nuten nadat we ons hadden neergevleid, waren alie jagers, zangers en luisteraars in diiepe rust verzonken. Die rust duurde tot de ochtendschemering, want bij het allereerste krieken van de dag wekte een der jagers ons. Een beetje rillerig nog schudden we buiten de stro- resten af. Wassen was er niet bij. Een ochtendbete en toen gingen wij met de jagers na een dankbaar af scheid van de herder naar het jachtgebied. 'sOch- Het verlaten boerderijtje hoog in de bergen tends, vertelden zij ons, is het beter jagen dan later op de dag. De honden waren uitgelaten bij het voor uitzicht van de jacht. Het was nog nevelig en aan de kille kant. In het begin genoten we van de heerlijke ochtendwandeling. De jagers bleken echter evenwel onvermoeibaar te zijn. Als berggeiten klauterden ze tegen de hellingen op en langs de hellingen om laag. Geen ogenblik namen zij rust. Toen die eer ste schoten klonken, schrokken we heel erg. Jagers bloed stroomt er blijkbaar niet in onze aderen! Na de jacht een paar uur gevolgd te hebben, waren we zo moe, dat we besloten, om met Manolo terug te gaan naar „ons" dorp. Tegen de avond arriveerden we daar doodmoe, hoofden verbrand en spierpijn in de benen. Of we nog eens mee op jacht wilden gaan?, vroeg Manolo ons (misschien een beetje schalks). Graag, zeiden we, graag, maar dan op jacht zonder Manolo glimlachte vriendelijk en toch een beetje ge ringschattend. De natuur moet tegen de mens worden beschermd Zaandam (P&P) - Tien minuten sporen van Nederland's hoofdstad Amsterdam, ligt het Westzyderveld, dat aan de oostelijke zijde door de spoorlijn Amsterdam - Alkmaar, aan de westeljjke zijde door Westzaan en aan de zuidzijde door de oude Y-dijk wordt om sloten. Het heeft een oppervlakte van 1000 ha. Weinig reizigers, die per trein hierlangs shellen en door de raampjes over het vlakke land kijken, zullen beseffen, dat deze streek één van de mooiste vogelgebieden is van ons land. In de winter kan men er vrij veel blauwe reigers langs de slo ten zien staan, kieften die in de verte zwaaien en ook grote aan tallen door het water roeiende waterhoentjes, maar daarmee is de schat aan vogels die het West zij derveld hefbefgt niet uitge put. Dit prachtige natuurgebied trekt jaarlijks zeer veel vogelliefheb bers uit geheel West-Europa. Ook Nederlandse natuurliefhebbers, verenigd in de "ogelbescher- mingswacht Zaanstreek, de Zaan- se Vogelwacht, de Nederlandse Vereniging tot bescherming van vogels en „Natuurmonumenten" weten de weg door het water en gras wel te vinden. Zij ijveren er voor dit stukje natuurschoon in ons industrialiserend landje te behouden. Naar hun overtuiging dient dit weidev-jelreservaat te worden beschermd tegen de steeds oprukkende huizen en fabrieksmassa's, niet alleen voor het gebied en de vogels, maar vooral ook voor de mensen zelf. Knabbelen aan natuur en recreatie Er wordt in ons land een ver moeten fabriekscomplexen wor den gebouwd, want de mens moet ook de mogelij khèid hebben om te werken en geld te verdienen om te leven. De steden zijn volgepropt en dus moet er ruimte worden gezocht voor de bouw van al dit nieuwe noodzakelijke. Dat kost cultuur grond of woeste grond en daar meestukken van de natuur. Het boven geschetste is een bit tere noodzaak, maar het behoud van fraaie stukjes nrtuur is even eens een belangrijke zaak, wil ons land niet verworden tot één gro te steenklomp van opeengepakte huizen en fabrieken. Er moet grond geofferd worden, daar ontkomen we niet aan, maar het maakt nog wel verschil wel ke grond en het zijn de diverse Broedende kapmeeuw vindt hier bescherming, terwijl soortgeno ten elders in 't land worden gedecimeerd. woede strijd gestreden om het behoud van fraaie stukjes natuur. De oorzaak hiervan moeten we zoeken in ons enorme tekort aan grond. De bevolking van ons land groeit met de dag en voor al de ze mensen is ruimte nodig, ruim te om te wonen, ruimte om te leven. Maar daar blijft het niet bij. Wil ons land zijn positie in de wereld handhaven, dan zal voortgegaan moeten worden met de industrialisatie. Naast de grote wooncomplexen, organisaties van natuurliefhebbers en natuurbeschermers, die daar over waken en protest aanteke nen, wanneer een belangrijk of interessant gebied voor de natuur dreigt verloren te gaan. Want natuurbescherming is een noodzaak. De mens kan niet le ven, wanneer hij niet in staat is zo nu en dan eens het contact met de natuur op te nemen en daaruit nieuwe krachten te putten voor de strijd om het dagelijks Inventaris opmaken Terwijl wij samen met de heer Albers, voorzitter van de Vereni ging Vogelbeschermingswacht Zaanstreek door dit prachtige ge bied wandelen, waar nu de ver schillende gevederde bewoners zorgen voor de instandhouding van de soort, waar we volop nes ten vinden, met eieren of jonge vogels, vertelt onze gids een en ander over dit schitterende re servaat. Niet altijd heeft men bier zo over gedacht. De opvatting dat dit stuk natuurgebied niet verloren mocht gaan, heeft enkele jaren geleden echter vastere voet gekregen, toen men uit ornithologisch oog punt in 1960 een groot deel van dit gebied heeft geïnventariseerd op broedende paren. Men vond er onder meer 212 paren grutto's, 180 paar wilde eenden, 130 paar kieviten, 103 paar zwarte stern tjes en 100 paar tureluurs. Er waren daarnaast nog 94 broe dende slobeenden, 93 paar meer koeten en 88 paar visdiefjes; 3 paar roerdompen, 32 paar do- daars en op de baltsplaats trof men liefst 63 manlijke exempla ren van de kemphaan aan. Voor insiders betekenen deze cij fers heel veel. En al komen in ons land verschillende plaatsen voor waar veel vogels zijn, de ge bieden waar zoveel verschillende soorten vogels tegelijk voorko men als in dit Westzijderveld zijn dun gezaaid. Dit alles was reden voor de Zaanse vogelwacht om voor dit gebied ~p de bres staan. Van eieren rapen tot natuurbescherming De Zaanse Vogelwacht werd oor spronkelijk opgericht om het eie ren rapen tegen te gaan en daar door de weidevogels meer kansen te geven. Nu, na twintig jaar moeten deze vogels opnieuw en op een ande re manier beschermd worden en wel tegen de snel opkomende in dustrie. Mét behu' van de Ne derlandse Vereniging tot Bescher ming van Vogels probeert men, door aankoop van diverse perce len weiland, te redden wat er te redden valt, Broedende Dodaars, een klein duikvogeltje, een soort fuut. Verschillende Zaanse boeren in dit gebied werken volop mee. Hun terreinen worden namelijk niet aan de produktie onttrokken, zodat zij hun land normaal kun nen blijven bewe. m. Daar de Zaanstreek als woon- en leefgebied toch al niet zo hoog staat aangeschreven, is dit unie ke vogelgebied van groot recrea tief belang. Natuurlijk zijn er ook bezwaren aan te voeren. Men kan zich af vragen of het economisch wel verantwoord is zoveel kostbare grond te reserveren om vogels het leven mogelijk te maken in een periode dat de woningno"-1 zo groot is en de industrie, en wegenplannen zoveel ruimte op eisen. De voorstanders stellen hier ech ter tegenoverMoeten we alles volbouwen, zodat het uitgesloten is tussen de steenmassa's nog een stukje groen te ontdekken Is het onze taak niet de mensen nog wat werk lijke ruimte en vrijheid te geven Wanneer we weter. dat het West zijderveld niet alleen het mooiste weidevogelgebri d van Nederland, maar tevens het mooiste van Europa is, dan zal ieder welden kend mens het er mee eens zijn, dat juist dit gebied tot reservaat werd verklaard en beho' den werd voor de vogels en voor de recrea tie van de mens. Wij hebben het ondervonden, hier kan men heerlijk genie' van zon, lucht en water, hier kan men zwerven door df natuur de vo gels observerend in alle rust en stilte, geconfronteerd worden met wonderen en zich bezinnen op hogere w irden, waar men on dergedompeld in het jachtige rit me van de grauwe i nauwelijks toekomt (Nadruk verboden)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1963 | | pagina 14