Een geautomatiseerde boerderij
ONTROERENDE GASTVRIJHEID OP
HET SPAANSE PLATTELAND
Een vijgeboom, een waterput en gulle, eenvoudige mensen
APRIL 1963
DE LEIDSCHE COURANT
(Van ome speciale verslaggever}
Assendelft (PAP). Het ziet er voor de echte boer niet
zo best uit, in om land. Ten eerste door het gebrek aan
dat veel boeren-
EEN BEDRIJF, WAARIN
DE BOER DANKZIJ ZIJN
MACHINES GEHEEL
ALLEEN KAN WERKEN
zoons er toe brengt om het
boerenbedrijf te verlaten
en een toekomst in 'n ande
re branche te zoeken. Ten
tweede door de trek naar
de stad, omdat men daar
voor gelijke arbeidspresta
ties beter betaald wordt, terwijl de stad bovendien nog
andere voordelen biedt die men op het platteland moet
missen. In de periode 1947-196T nam het aandeel van de
agrariërs in onze totale beroepsbevolking gestadig af. In
1947 werkten 725.000 Nederlanders in de landbouw of
visserij. In 1961 was dit aantal geslonken tot 450.000.
Deze teruggang trad op zowel voor bedrijfshoofden als
voor medewerkende gezinsleden en arbeiders. Het aan
deel van de agrarische beroepsbevolking nam daardoor
af van 19 tot 11%.
Door deze gang van zaken is er een
gespannen arbeidsmarkt in deze
sector ontstaan. Veel boeren kunnen
heel moeilijk of zelfs geen goede
arbeidskrachten voor hun bedrijf
aantrekken. Een en ander heeft gro
te konsekwenties want het boeren
bedrijf moet toch doordraaien, en
de bedrijfshoofden moeten maatre
gelen nemen. Het ziet er naar uit,
dat die maatregelen genomen gaan
worden, ook al bevindt alles zich
nog in een zeer pril stadium.
Naar automat!satie
Er zijn boeren die naarstig naar
een opossing zoeken. Inderdaad zijn
er, die menen een oplossing gevon
den te hebben en die de daad bij
het woord voegen en hun bedrijf
automatiseren tot in het uiterste, om
op deze wijze zo min mogelijk af
hankelijk te zijn van de krappe ar
beidsmarkt. Het idee is niet slecht
en alleen de toekomst zal kunnen
uitmaken, of deze boeren het bij het
rechte eind hebben en of deze vol
ledige automatisering werkelijk vol
doet.
Nu de lente begonnen is, de wegen
weer begaanbaar zijn en de boer
zijn aktiviteit weer volop kan ont
plooien, zijn wij eens een praatje
gaan maken met één van de man
nen, die bezig is zijn bedrijf volledig
te automatiseren.
Zijn bedrijf tussen Assendelft en
Heemskerk valt dadelijk op, want in
het veld ziet men reeds van ver een
vijftien meter hoge tank staan, die
veel op een gashouder lijkt. Het is
echter geen gashouder, maar een
voedersilo, die op het erf staat van
veehouder G. S. Vendrig.
De eerste
„Deze silo, de eerste in Nederland,
heb ik uit Duitsland geïmporteerd",
vertelt onze gastheer enthousiast,
en hij is dadelijk bereid ons er iets
meer van te vertellen. „Kijk", gaat
hij verder, „het voordeel van deze
silo is, dat er in twintig minuten
tijd zestig koeien gevoederd kunnen
worden. Ik maai het gras in een pe
riode dat het mals en sappig is. Het
binnenhalen gebeurt geheel auto
matisch. Een hakselmachine zuigt
het gras op van het land, snijdt het
en deponeert het via een blaasin-
richting in een achter de machine
rijdende wagen."
„Maar hoe komt het dan in de silo?"
willen wij weten.
„Wel, het gras gaat via een trans
portband door een aanzuigbuis naar
de silo. l^aar wordt het voer door
een transportvijzel naar de troggen
in de stal gebracht. Het gras wordt
dus, zodra het gemaaid is, in de silo
opgeslagen. De vulopening wordt
daarna gesloten en het halfdroge
gras neemt de zuurstof op die in de
silo zit.. Hierdoor komt koolzuur vrij
en dit komt de voedingswaarde ten
goede."
„De koeien worden dus geheel
automatisch gevoederd vanuit de
luchtdichte, geëmailleerde silo",
concluderen wij. De boer knikt.
„Wat kost dit nu 7"
Hij 1-cht even. „Hét geheel verte-
Grotere plannen
De heer Vendrig is een voorstander
van automatisering in het boeren
bedrijf. Hij heeft nog enkele ver
strekkende plannen en daar wil hij
ons ook wel het een en ander over
vertellen.
In de nabije toekomst wil hij in zijn
bedrijf een moderne stal bouwen.
Daar zullen de koeien elektrisch
worden gemolken, hetgeen uiter
aard geen nieuwigheid is, maar hij
wil daar nog iets aan toevoegen. Er
zal een leiding worden aangebracht,
die Van de melkmachine loopt naar
een gekoelde tank, zodat de melk
van de melkmachine rechtstreeks
in deze tank zal worden gepompt.
Maar daar blijft het niet bij. De
koeien zullen op rubber matten ko
men te staan en wel op een vlakke
vloer met roosters. De mest van de
ze dieren zal automatisch naar de
glerkelder achter de stal worden
Een beeld van de vijftien meter
hoge voedersilo op het erf van
hoer Vendrig. Het begin van
een volledige automatisering van
het boerenbedrijf
De heer Vendrig heeft een bedrijf
met 19 hectaren land. Maar wan
neer hij al zijn plannen gerealiseerd
zal hebben, verwacht hij het werk
geheel alleen aan te kunnen.
Wij kunnen begrijpen, dat er boe
ren zijn, die deze automatisering
niet zo toejuichen, omdat er dan
veel van het echte boerenwerk ver
loren gaat. Maar het lijkt ons, dat
onder de huidige omstandigheden
en te verwachten toekomstige ont
wikkeling het agrarisch bedrijf
evenmin als de industrie aan ver
doorgevoerde automatisering zal
kunnen ontkomen. Onze gastheer
Vendrig. is daar één van de pioniers
van.
(Nadruk verboden)
Streling veer het oog!
Br wovdt tegenwoordig
bijzonder veel aandacht be
steed aan de dessins van de
stoffen, waarvan onze kle
ding wordt gemaakt. Waren
het vroeger zeer veel effen
stoffen die men gebruikte,
in onze tijd zien we deze
aanmerkelijk minder. Zelfs
in stoffen die aanvankelijk
effen lijken, zien we bij na
dere beschouwing dikwijls
toch een heel fijn patroontje
zitten en het is een feit. dat
zoiets de stof toch altijd
een apart eigen karakter
geeft.
Wat de dessins betreft,
de ontwerpers laten hun
fantasie de vrije loop waar
door- heel dikwijls kunst
werkjes ontstaan waar we
moeilijk een omschrijving
van kunnen geven, doch
waarin door de artiest
slechts is gespeeid met lijnen
en kleuren, zonder dat hij
trachtte reëel iets uit te
beelden. Hij wenste waar
schijnlijk een prettig aan
doend en fraai dessin voor
de stof te ontwerpen, dat
niets meer beoogt dan het
oog te strelen met zijn har
monisch kleurenspel.
Daarnaast hebben we de
bekende decoraties, waarvan
de strepen en bloemen wel
tot de klassieken mogen
worden gerekend. Elk jaar
weer vinden we ze op de
een of andere manier ge
presenteerd. Zo ook in de
prachtige veredelde katoen,
waarvan het japonnetje Is
gemaakt dat onze Illustratie
toont. Hier heeft de ontwer
per op een witte onder
grond zeer brede gToene
strepen gezet, die bloemen
in diverse Hchte kleuren
dragen.
In het overigens vrij eenvoudige model heeft men leuk met deze stre
pen gespeeld. In het lijfje met lage taille lopen de strepen verticaal, ter
wijl ze in de laag aangezette gladde rok horizontaal lopen. Op deze ma
nier wordt er een aardig effect bereikt. Er schuilt echter een gevaar in,
want een dergelijke japon moet een vrouw met korte benen niet dragen.
Door de strepen in de lengte en de lage taille lijkt het bovenlichaam lan
ger, terwijl door de breedtestrepen in de rok de indruk wordt gevestigd,
dat de benen korteT zijn. Bij uitstek een japonnetje voor dames met lange
benen en kort bovenlichaam.
BLLY MARTINS.
ooooooooooooooooooooooooooooooooooooooooooooooooco
Zij brengt ons het water in versierde
glazen op witte borden. Een beetje
beschaamd zegt de huisvrouw, dat ze
ons geen wijn kan aanbieden, want
de wijn van het vorige jaar is op en
de jonge wijn gist nog. Het koude
water smaakt ons echter op dit mo
ment net zo goed als de lekkerste
wijn.
Plotseling komt er een ezeltje het
plaatsje opgewandeld. Twee grote
korven met maïs hangen over zijn
rug. Heel rustig stapt het dier langs
ons heen. Bij de berg maïskolven
blijft het kalm staan wachten tot zijn
baas, die achter de ezel aankomt, hem
van zijn last bevrijdt. Zodra de kor
ven geleegd zijn, loopt het dier naar
het beekje om wat te drinken en
komt daarna ook onder de vijgeboom
een beetje staan dromen.
De boerin komt weer het huis uit.
Ze heeft een bord vol noten bij 2ich.
Ze kraakt de vruchten stuk voor
stuk met een grote steen en biedt ze
ons vervolgens aan. Grootmoeder
deelt vanaf haar schaduwrijke plekje
de bevelen uit. „Mijn dochter, geef
hun nóg een glas water. Heb je soms
geen brood en druiven meer in huis?
Zie je niet, dat onze gasten honger
en dorst hebben?"
De boer was ook naar binnen gegaan.
Nu komt hij weer buiten met iets in
zijn handen, dat verborgen is onder
een bonte doek. Voorzichtig zet hij
het voorwerp op de stenen bak, kijkt
ons vol verwachting aan en trekt de
doek weg. Een kleine transistor-
radio! Het ding past totaal niet in de
ze omgeving, maar we passen er wel
voor op, dit te laten blijken. Speciaal
ter ere van ons heeft de boer het ap
paraat voor de dag gehaald en hij is
er kennelijk zeer trots op.
Moeilijk, maar tevreden.
"ft1 EN poosje laat iedereen het werk
rusten. Allen scharen zich om ons
heen. Geen van deze mensen is ooit
buiten de eigen provincie geweest. Zij
zijn heel nieuwsgierig naar het le
ven in het verre Nederland, waarvan
ze alleen maar weten, dat het bene
den de zeespiegel ligt en dat men er
klompen draagt. Verder dan nieuws
gierigheid komen zij niét. Ze zouden
voor geen goud met ons willen rui
len. Vele geslachten reeds woont dit
fezin van vader op zoon in het hoer
erij tje aan de voet van de Moorse
waterput. Zij zijn gelukkiger dan vele
streekgenoten, want langs hun huis
stroomt een kristalhelder beekje, zo
dat ze niet alleen maar van het re
genwater afhankelijk zijn. Hun ak
kers leveren genoeg op om van te
leven. Hun voornaamste bron van
extra inkomsten is de olijvenoogst.
De boer vertelde: „Als de zomer erg
droog is, zoals het geval was in 1962,
gaat een groot deel van de olijven-
oogst verloren. Dan moeten we in
de volgende winter veel maïs eten.
Eigenlijk gpbruiken we maïs de laat
ste jaren vrijwel uitsluitend alleen
nog maar als veevoeder. Maar ja, in
geval van nood moeten we het ook
zelf eten!"
De mensen hier zijn zo opgewekt van
aard, dat zelfs de grootste tegensla
gen hen niet uit hun evenwicht bren
gen. Geen vloek of verwensing komt
over hun lippen. Ze houden van hun
geboortegrond en van hun werk. Ze
weten, dat ze een harde strijd moeten
voeren tegen de natuur. Soms over
winnen ze en zijn daar dan trots op.
Ook hun verlies weten zij echter trots
te dragen.
Het wordt tijd voor de boer om weer
aan het werk te gaan. Hartelijk
neemt hij afscheid van ons. Dan
springt hij (als eens Dik Trom) ach
terstevoren op zijn ezeltje en ver
dwijnt hij in het dal.
HET OUDE MOORSE AQUADUCT
„Te allen tijde bent U wel
kom. Ons huis Is Uw huis! God
zij met U!" Dit was het af
scheidswoord van een eenvou
dige Spaanse boerin, gericht tot
onze medewerkster mevrouw
Aline van Loon. Het waren
geen loze woorden. Zij kwamen
regelrecht uit het gastvrije ge
moed van de boerenbevolking
van Aragon.
Slotaccoord.
"T)E boerin nodigt ons uit om binnen
te komen en haar huis te zien.
De hele benedenverdieping is een
grote woonkeuken. Er staat niet meer
in dan het allernoodzakelijkste. Een
tafel, stoelen en een kast. Er is een
open stookplaats, waarboven in een
ijzeren pot de maaltijden worden ge
kookt. De tegelvloer is keurig schoon.
Het grootste deel van het jaar wo
nen deze mensen meer buiten dan
binnen, want de zon schijnt hier bijna
altijd, ook in de paar wintermaanden,
als het koud is.
„Gelukkig, dat grootmoeder nog zo
flink is", zegt de boerin, „want daar
door kan ik mijn man veel helpen op
het land. Grootmoeder doet de was
bij de beek, kookt het eten en ver
telt al werkende allerlei verhaaltjes
en sprookjes aan onze kleine Ga
briel".
Zonder dat we het merkten is de mid
dag omgevlogen. De zon is al achter
,de bergen verdwenen en het wordt
[tijd voor ons om op te stappen. Vóór
we vertrekken moeten we nog een
tros druiven en een paar schijven
sappige meloen eten. Onze tassen
worden volgestopt met noten.
Haar afscheidsgroet is geen lege
phrase, maar komt recht uit het hart:
„Te allen tijde bent U welkom. Ons
huis is Uw huis. God zij met U!"
Tot we achter de Moorse put verdwe
nen zijn, worden we uitbundig nage-
zwaaid. Adiós, adiós!
Nadruk verboden.
BOER REED OP EZELTJE MET ZIT
ALS DIK TROM
een van de akkertjes, die traps-
gewijs tegen de berghelling rus
ten, loopt een boer achter de ploeg.
Hij draagt een blauwe kuitbroek en
een grote strooien hoed. Met een die
pe keelstem zingt hij een „jota" (Ara-
gonese volkszang), die door de berg
wanden achter hem weerkaatst
wordt. Onvermoeibaar trekt de muil
ezel de ploeg door de droge, steen
achtige grond. Even onderbreekt de
boer zijn zang om ons een hartelijk
„adiós" toe te roepen.
Direct daarna is hij weer uit het ge
zicht verdwenen, want het smalle
bergpaadje kronkelt om een grillig
rotsblok. Het landschap, dat nu voor
ons ligt, is volkomen anders. We
staan voor een heel oud aquaduct.
Daarachter ligt, in de diepte, een
groene vallei. Het is een van de vele
aquaducten, die men in dit land
vindt. De Moren bouwden ze eeuwen
geleden om de akkers te kunnen be
vloeien. De put bij het begin van
het aquaduct staat op een meters
hoog voetstuk van grote brokken
berggraniet. De stenen zijn wel wat
afgebrokkeld, maar met enige moei
te kunnen we er nog op klimmen.
Over de rand heen kijken we in zo'n
grote diepte, dat de putbodem maar
nauwelijks zichtbaar is. De put is
droog.
Water en veel meer.
LTET is heerlijk om even uit te rus-
ten in de schaduw, maar door
ons denken aan water, dat er niet
(meer) is, hebben we dorst gekregen.
Even verder 'kijken wij neer op het
dak van een boerderijtje. Dus dalen
we de helling af om daar een slokje
water te vragen. Uit de verte ziet het
huisje er een beetje vervallen uit.
Een zijwand is met rieten matten
dichtgemaakt. In de achtergevel zijn
maar twee kleine raampjes. Een
schuurtje leunt er tegen aan en over
het hekje kijken twee geitjes ons
nieuwsgierig aan. Maar als wij bij de
voorkant van het huis komen, kun
nen we onze ogen bijna niet geloven!
In de schaduw van een reusachtige
vijgeboom zit een oud vrouwtje op
een stenen bank haar lange grijze
haren te kammen. Naast haar staat
een grote waterkruik en op de grond
een hele verzameling manden en
drinkkruiken. Het tafereeltje is zo
bijbels, dat we een ogenblik wanen,
niet werkelijk in de twintigste eeuw
te leven.
Een jongere vrouw zit op een laag
stoeltje bij een berg goudkleurige
maïskolven, die ze snel van hun bla
deren ontdoet. Een klein jongetje
probeert zich onder de maïshoop te
verbergen. We vragen om water. Dan
blijkt ons opnieuw hoe bij zonder gast
vrij de boerenbevolking van Aragon
is. We worden heel hartelijk begroet.
De jonge vrouw is onmiddellijk opge
sprongen en komt terug met twee
stoelen, die ze onder de boom in de
schaduw zat. En daar zitten we dan.