Het knutselhoekje HET RIJMENDE PAARD ^ATERDAG 20 APRIL 1963 DE LEIDSCHE COURANT PAGINA DE CLUB VAN AVONTUUR door Marjoke Witte „Wat staan jullie te lanterfanten, kom erbij", dit was tegen Mark en Peter die aarzelend tegen het hek aanleunden. Dat lieten ze zich geen twee keer zeggen. Ze zochten eerst nog naar de jongens maar vonden ze natuurlijk nergens. „Wat flauw om zonder ons weg te gaan", zei Marjolein. „Wat hindert dat nou, wij kunnen toch de hele dag niet aan hun rokken hangen", zei Ellen. „Ik heb een heleboel dieren", zei Jette gauw, die een beetje bang voor ruzie was. „Poesjes en honden en kippen en nog veel meer". „Laat eens zien?" vroeg Marjo lein, die een echte dierenvriend was. Jet floot net als Tom en er kwam fen klein keeshondje aanwandelen. „Ze heet Mieke en Tom heeft ook •en hond, die heet Red". In de hooischuur was een plekje voor katten. Marjolein was de jongens allang vergeten en al gauw had ze in ieder hand een klein poesje, ter wijl de derde zijn nageltjes in haar broek haakte. Ellen vond het hond je veel leuker. Tegen het avondeten kwam de trac tor weer terug. Oom Theo zat aan het stuur. Hij werd aan Ellen voor gesteld en daarna gingen ze eten. Ze zaten met z'n achten aan de grote keukentafel. Na het eten vroegen de jongens of ze nog even buiten moch ten. „Natuurlijk", zei tante. „Maar we helpen eerst afwassen", tei Marjolein, en terwijl tante waste en de meisjes afdroogden verdwenen de jongens in de hooischuur. Na de afwas gingen de meisjes naar buiten en riepen de jongens. „Kom maar in de hooischuur", galmden die. De meisjes stormden de ladder op en keken naar de jon gens, die met geheimzinnige gezich ten bij elkaar zaten. „Jullie hebben wat te vertellen, achiet op", riep Marjolein. De jon gens maakten plaats voor de meisjes en toen begon Peter te vertellen: „We willen een club oprichten met z'n zessen en dan gaan we natuurlijk ook met z'n zessen uit. Niet zoals vanmiddag dat wij alleen gaan en jullie ook". „Dat is leuk", zei Marjolein, „gaan we ook een keer picknikken?" vroeg Ellen. „Wie is de voorzitter en hoe heet de club", dat was natuurlijk de practische Marjolein. „Laten we er over stemmen", zei Tom. Hij pakte een papier uit zijn zak en scheurde het zo, dat er zes stukjes waren. Een potlood had Pe ter. Na de telling bleek dat Peter drie stemmen had, Marjolein een, Tom en Mark ook een. -Peter werd tot voorzitter gekozen en Tom tot tweede voorzitter omdat hij de omge ving goed kende. Marjolein werd be waarster van de schatten, welke wis ten ze nog niet. Mark, Ellen en Jette- ke waren leden. „Ik zal geen baas over jullie spe len. jullie mogen natuurlijk ook plan nen maken", verklaarde Peter. „Nu de naam nog". De stembriefjes werden terugge geven en nu moesten ze namen ver zinnen. Ten slotte werd de naam van Jetteke gekozen. Zij had geschreven: De club van avontuur. Iedereen was het er mee eens. Tom haalde zes fluitjes uit zijn zak. Hij had ze zelf gesneden. De fluitjes waren twee-to- nig en aan de bovenkant zat er een koord aan. „Dit is ons sein", zei Tom en floot. Iedereen Vond het prachtig en ze kregen allemaal zo'n fluitje, die ze om hun als deden. Toen riep tante en ze moesten naar binnen. Ze kregen nog een glas melk en alle maal tegelijk naar bed. En omdat ze de hele dag gefietst hadden sliepen ze na een uurtje al. Midden in de nacht werd Ellen wakker. Ze keek verbaasd om zich heen. Waar was ze. O ja, ze wist het weer. De gordijnen waren 'n kier opengelaten en de maan scheen pre cies in haar gezicht. Ze klom uit bed, want ze wilde de gordijnen dicht doen. Ze keek nog even over het sla pende bos. Ze deed de gordijnen dicht en toen weer open. In het don kere bos was een klein flakkerend lichtje zichtbaar. Omdat de boerderij op een heuveltje lag keek ze zo op het bos. Er was niet één lichtje zicht baar, o nee, het waren er drie, vier! Met ontzetting telde ze de lichtjes. Ze gingen allemaal naar een punt, waarschijnlijk een open plek en toen was alles donker in het bos geen flakkerend lichtje meer te zien. Ze wachtte nog even voor ze de gordij nen dicht deed. Toen kroop ze weer in bed en sliep in. De volgende dag merkte iedereen dat Ellen wat te vertellen had. Ze wachtten echter tot alles aan kant was en toen vertelde Ellen in de hooischuur wat ze die nacht gezien had. Toen ze uitverteld was keek ze Peter aan. „Ik vind dat we er heen moeten, Peter", zei ze. „We moeten het avontuur zoeken, we heten niet voor niets: De club van avontuur en misschien vinden we nog sporen". Iedereen was het met Ellen eens en ze gingen gauw op stap om de open plek te vinden. Na een uur lopen vonden ze de plek en kamden ze de omgeving uit. Daarna kwamen ze bij elkaar om te zien wat er gevonden was. Tom had zijn opschrijfboekje al klaar. Hij noemde de namen op. „Peter?" „Niets". „Tom?" Hij lachte. „Ik heb drie sigaretten peukjes van een bekend merk". Hij noteerde het. (Wordt vervolgd). CORRESPONDENTIE Yvonne Ammerlaan, Leiden is van daag het eerst aan de beurt. FEEST IN HET BOS Het was een drukte in het bos. En weet je hoe dat kwam? De kabouter koning was morgen jarig en hij had iedereen op het feest uitgenodigd. Kabouters, elfjes, schildpadden, egels en nog veel meer dieren. Ook de kinderen waren uitgenodigd. Eindelijk brak de dag aan. Ieder een was al op pad naar het paleis, alleen Arie Konijn lag nog lekker te slapen. Eindelijk schrok hy wakker en keek om zich heen. Wat was het stil in het bos. O, opeens wist hij het: de koning was jarig. Vlug kleedde hij zich aan en ging naar de huis kamer. Maar wat een schrik, vader, moeder en Antje waren al weg. Vlug ging hij aan tafel zitten en at zijn boterhammen op. Toen hij klaar was rende hij weer naar boven om zijn pakje voor de koning te halen en ging toen vlug naar het paleis. Ze waren nog bezig om naar de koning hun pakje te brengen en vlug ging hij achter de rij staan. Daarna begon het feest. Ze kregen limona de, gebakjes en lekkers, te veel om op te noemen, 's Avonds kwamen duizenden glimwormpjes en toen was het bos nog veel mooier dan overdag. Om half vier was het feest afgelopen. Tonny Maas, Leiden vertelt nog over het strand in de afgelopen win ter: OP HET STRAND Om twee uur gingen we weg, met z'n zessen in de auto. We gingen naar Katwijk. Onderweg zagen we veel schaatsers en langs de weg lagen me tershoge hopen sneeuw. Er waren veel auto's op de weg, we gingen dan ook heel langzaam en het duurde lang eer we aan de zee waren. Op de duinen waren er veel bobsleeën. Ze kwamen van boven op de duinen tot onderaan gegleden. Ik ben ook nog met mijn kleine broertje op de slee geweest. Toen zijn we op het ijs gegaan, maar niet lang, want mijn broertje zakte tot zijn bovenbenen in de sneeuw. We hebben nog een poosje staan kijken naar het ijs op de zee, maar mijn broertje wou lie ver sleeën. Toen zijn we naar huis gegaan. Onderweg zagen we nog 'n auto die vast zat. Met een takelwa gen hebben ze hem er uit getrokken. We zijn toen gauw naar huis gere den. Willy v. Rijzen, Leiden: DE KROKODIL EN HET HERT Er was eens een krokodil, die in een paar dagen al niets gegeten had. Op een dag lag hij weer aan de kant van het water. Hij was de laatste dagen niet gelukkig geweest en had vreselijke honger. Hij hoorde geritsel in de struiken. Hij tuurde of hij iets zag en ja hoor, daar sprong een hert tot vlak bij de rivier. Hij zocht een plekje in 't struikgewas om er over heen te springen. Maar de rivier was zó breed en het water stroomde snel. Het hert begon weemoedig te klagen: „Ach kon ik toch maar aan de over kant komen". De krokodil hoorde het en zei: „Waarom ben je zo treurig? Kan ik je misschien helpen?" „Ik moet naar de overkant zien te komen en wel zo vlug mogelijk. Een tijger achtervolgt mij. Als ik niet spoedig aan de overkant kom, ben ik verloren". „O, is 't anders niets", sprak de krokodil met een valse vriendelijk heid. „Ik zal je met genoegen helpen. Wacht ik ben in een ogenblik by je". Haastig zwom de krokodil naar de plaats waar het hert stond. „Kom, ga maar gauw op mijn rug zitten. Ik zwem dan vlug naar de overkant." Eerst durfde het hert het niet, toen hij opeens de tijger meende te horen. In zijn angst wipte hij op de rug van de krokodill. Deze zwom naar het midden en dook onder. Hij sleurde het hert de diepte in. En dit was het het einde van het leven van het hert. Gonnie Devilee, Leiden vertelt ons over een fyn feest: DE VERLOVING VAN MIJN BROER 's Zondags ging Wim myn oudste broer verloven. O, wat verrukkelijk wat dat. „Hé, he, morgen is het zo ver", dachten we. Mama had een heel mooie groene jurk voor me gemaakt. Eindelijk was het dan zo ver, ik be doel zondag. Na de kerk gingen we ergens ontbijten. Weet je wat er alle maal op de grote lange tafels stond? Een tulband, krentebrood, allerlei worst, kleine broodjes en ook ge woon brood. Na het ontbijt gingen we felicite ren, trouwens Wims verloofde was die dag jarig. Van mama kregen ze een glasservies, van mijn twee broers een vaas met prachtige bloemen en van mijn zusje en mij een paar soep kommen. Later kregen we koffie met gebak. Toen gingen we wat spelletjes doen, want er was nog geen visite. Tijdens de receptie moest ik bij 't receptieboek zitten. Maar dacht je, dat ik dan geen snoepjes en taartjes kreeg? Niks hoor! Ik mocht snoep jes nemen, zoveel ik wou. En weet je hoeveel handtekeningen we hadden? 109! Is dat niet veel? De receptie was afgelopen. Nu kregen we een di ner. Weet je wat we kregen? De heerlijkste dingen. 's Avonds gingen we liedjes zingen en zo zitten van: schuitje varen. Een kapelaan dacht: „Wat is dat toch een lawaai daarbinnen". Toen kwam hy ook nog even. We mochten tot 3 uur opblijven. Annelies van Duyn, Leiden: HET WORDT PASEN De paashaas heeft het druk dit jaar. Hij moet verf gaan halen, want hij is al bezig om de eieren voor Pa sen mooi te schilderen. Gelukkig helpt mevrouw Haas ook mee en de zes kindertjes ook. De kin deren heten Jan, Joris, Jannie, Sas- kia, Elsje en Krientje. Jan, Joris en Jannie zijn een drieling, Saskia en Elsje een tweeling en Krientje, de jongste is alleen en is drie jaar. Op een keer kwam Joris met een heel groot ei aan. Hij wou het gaan schilderen. „Zou je dat wel alleen kunnen?" vroeg vader. „En laat je het niet val len? Het is het grootste van alle maal". „Nee vader, ik zal voorzichtig zijn". Hij zette het ei in de keuken en ging verf halen. „Joris, de verf staat in de keuken kast", riep vader. Joris liep terug naar de keuken, pakte de pot verf maar hij struikelde over de mand van moeder. Pardoes viel hy op het grote el. Dat was met een kapot, dat begrijpen jullie wel. Vader kwam op het lawaai aan gelopen en hij zag Joris midden in het kapotte ei zitten. Voor straf moest hij naar bed. H(j nam zich voor om nooit meer grote eieren te schilderen, maar alleen de kleintjes. Paul de Wit, Leiden: NAAR DE DIERENTUIN „We gaan morgen naar de dieren tuin", zegt moeder. O, wat waren ze allemaal blij. Ze konden haast niet slapen. Om 7 uur moesten Paul en Fons er al uit. „Zullen we met de trein gaan?" vraagt moeder. „Ja! ja!" roepen de jongens alle bei. Ze zaten in de trein en binnen een half uurtje waren ze er. „Zeg moeder, gaan we ook naar de Bijenkorf?" vroeg Paul. „Ja, goed dan maar" en ze liepen de kant van de Bijenkorf op. „Gaan we ook op de roltrap?" „Natuurlijk" zei moeder. „We gaan naar de hoogste etage, daar kunnen we lekker koffie drinken". Toen ze er waren, kwam er een ober vragen, wat ze wilden gebrui ken. „Geef ons maar koffie met ge bak". Toen ze dat op hadden, gingen ze weer de roltrap af en even later waren ze weer buiten. „Nou naar de dierentuin!" riepen de jongens. Met de bus gingen ze naar de die rentuin. Eerst kwamen ze bij de apen, die zaten in een boom te spe len. Vlak er bij zaten de beren, ze waren mooi licht bruin. In een ander hok waren twee pan ters met drie jongen. Paul riep: „Kijk die ene kleine heeft maar drie po ten". Maar dat leek maar zo. Vlakbij zaten in een hok drie leeu wen. Juist kwam er een man aan, met een emmer vlees. Met een lange stok met drie ijzeren tanden, gaf hij iedere leeuw een groot stuk vlees. Ze gingen weer verder en kwamen by een hok vol prachtige papegaaien van allerlei kleuren, groene, gele, blauwe, rode. De jongens bleven maar kijken. „Oei!" riep moeder. „Het is al haast zes uur, we moeten naar huis. Een andere keer gaan we weer eens". Dag allemaal. Tot de volgende week. TANTE JO EN OOM TOON We beginnen met de haan: Neem een stuk papier van 10 bij 10 cm. Vouw 't van hoek tot hoek. Maak dan 'n vouw zoals in fig. 1 (stippel lijn!) Knip deze vouw in, tot 3 cm benedehwaarts (zwarte loodrechte lijntje). Sla de 2 vouwen langs de 2 nieuwe stippellijnen scherp om en steek de gearceerde (donker gestreep te!) hoeken van afb. 2 tussen de beide onderste driehoeken, dan krijg je afb. 3. Maak nu 'n vouw naar je zelf toe volgens de schuine stippellijn van afb. 3, zodat de rechte zijden langs de middenvouw lopen (afb. 4). Sla de bovenpunt naar de stippellijn om, zodat de haan 'n snavel krijgt; vouw nu de staart naar de andere stippel lijn, zodat je nu fig. 5 krijgt zie ook het model. Schuif nu een stukje rode pijprei- niger met wat lijm aan 't uiteinde in een schijfje kurk, zodat de haan kan staan. Strijk nu ook aan hals, kop en staart wat lijm tussen de papier bladen, zodat ze beter houden (dus steviger zijn). Knip nu nog een kam en de lellen onder de snavel van rood papier, plakt ze vast ende haan is klaar! En nu de kippen. Je begint pre cies zoals bij de haan; alleen neem je nu een papier van 9 bij 9 cm. Het inknipsel van fig. 1 houd je nu op plm. 2 cm. Op fig. 6 zie je, hoe sna vel en staart moeten worden omge bogen en met lijnen is aangegeven, hoe men knippen moet om de snavel af te ronden en de staart in te kor ten. Ook de kip moet 'n kleinere kam en lellen onder de bek hebben. Ogen en vleugels schilder je er met zwart op. VREEMDE PROCESSEN In de Middeleeuwen kwam het dik wijls voor, dat in alle ernst dieren voor de rechter werden geroepen en er een rechtsproces tegen hen ge voerd werd volgens de gewone re gels. In Bordeaux werd b.v. een stier aangeklaagd en ter dood veroordeeld, omdat hij een jong meisje een dode lijke stoot had toegebracht, 'n Var ken, dat een kind gedood had, werd eveneens door het hooggerecht in Caën (Fr.veroordeeld. Omstreeks 1480 werden de ratten in Frankrijk met verbanning be dreigd, als ze niet vrijwillig binnen 8 dagen het land verlieten. En om streeks 1550 werden de kool wormen (maden) in de ban gedaan, omdat zij in de Provence aan de kool ern stige schade hadden toegebracht. Het doet ons wel gek (vreemd) aan, als we van deze processen le zen; maar we moeten niet vergeten, dat de mensenin die tijd aan 'n rol van de duivel, van heksen en boze geesten geloofden. Als dus dieren schade aanrichtten, meende men, dat de duivel in het spel was door hen; en de kerkelijke ban scheen dan het beste middel om het kwaad onscha delijk te maken. DE SKI-SCHANS-SPRINGER Ik vraag me af, hoe HIJ op de schans gekomen is. De troubadour in de schouwburg maakt 'n misstap. Maar de tekenaar, die beide tekeningen maakte, heeft ook fouten gemaakt en wel 7 stuks. Vergelijk de twee figuren en pro beer ze alle 7 te vinden. ANDROKLUS EN DE LEEUW 11. Toen de leeuw onder in de Val moe geworden was, wierpen de soldaten een groot, sterk net over hem heen. Hij probeerde het af te schudden, maar verwarde er zich daardoor hoe langer hoe meer in. Tenslotte trokken de soldaten hem Uit de val. Zij sloten hem in een kooi op en brachten hem naar de stad in het circus, waar de voorstelling zou plaats hebben. Op de dag, dat de Romein zijn feest zou geven, was het circus over vol. Ofschoon het gloeiend heet was, wilde niemand zich het bloedige schouwspel laten ontgaan. 12. Eerst werden er worstelwed strijden gehouden, waarna gladiato ren tegen wilde dieren moesten vech ten. Velen verloren hierbij het le ven, zowel mensen als dieren, maar dat vonden de toeschouwers alleen maar hoogst spannend. Ten laatste was ook Androklus aan de beurt. De man die als feest leider optrad riep: „De slaaf Andro klus is zijn meester ontvlucht. Hij werd echter weer gevangen en tot straf zal hy over enige ogenblikken door een wilde, enorme leeuw ver scheurd worden. In het vooruitzicht daarvan jubelde het volk reeds. (wordt vervolgd)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1963 | | pagina 9