Het knutselhoekje HET RIJMENDE PAARD ZATERDAG 13 APRIL 1963 DE LEIDSCHE COURANT PAGINA 7 DE CLUB VAN AVONTUUR door MARJOKE WITTE L Het was een mooie zomerdag. Op de lange zandweg was geen stukje schaduw te vinden. Behalve bij drie hoge bomen die aan de kant stonden. Voor dtie bomen lagen vier fietsen op een hoop en onder die bomen lagen vier kinderen te vergaderen. „We moeten deze weg afrijden, Mar jolein, heus!" zei een jongen vam een jaar of dertien. De toegesprokene, een meisje van dezelfde leeftijd, haalde de schouders op en zei: „We zijn niet op de goede weg, daar moeten we zijn". Ze wees naar een bos in de verte. „Oom heeft geschreven dat hij dicht bij een bos woont, daar is er een, bo vendien is de tweeling erg moe, vooral nu we zo'n omweg gemaakt hebben". De tweeling, Mark en Ellen spron gen op. „We zijn helemaal niet moe", riep Ellen verontwaardigd. De tweeling waren elf jaar en als ze door Marjolein en Peter als kleine kinderen behandeld werden, waren ze erg kwaad. Peter keek om zich heen. „Daar ligt een dorpje, als we daar eens gingen vragen hoe we moeten rij den", zei hij bedachtzaam. „Daar weten ze het vast wel". Iedereen stemde er mee in. Ze pakten hun fietsen en reden de lange weg verder af. De tweeling Mark waren broer en zus. Marjolein was een vriendin, doch ter van rijke ouders, daarom misschien wel eens eigenwijs maar verder was ze toch wel aardig. Het was vakantie en de kinderen gingen bij een oom van Marjolein lo geren. Die had hun precies geschreven hoe ze moesten rijden. Maar nu waren ze toch verdwaald zoals je hoorde. In het dorp vroegen ze aan de eerste de beste voorbijganger hoe ze op de Rozenburge, de boerderij van Marjo- leins oom, moesten komen. Deze, een heer, vertelde hoe ze moesten rijden en even later waren ze al op de oprij laan. „Is dat nu de Rozenburge",, vroeg Mark., teleurgesteld. „Ik had 1. een wit huis gedacht en natuurlijk allemaal rozen". De Rozenburge was een grote vier kante boerderij. Zij was misschien wel eens wit geweest, maar nu was zij van een vieze grijze kleur. En rozen, die waren nergens te zien. Marjolein reed haar fiets om het huis, daar zat tante in het zonnetje. „Dag tante Nel", riep Marjolein vro lijk. „Dag kinderen, gó je laat me schrik ken!" Toen ze de fietsen tegen- een hek wilden zetten riep tante Nel: „Nee hoor, zet ze maar tegen die muur". Ze wees naar een klein stenen muurtje langs het tuinpad. De kinde ren haalden de pakken van de fietsen en kwamen naar tante Nel toe. „Ga hier maar zitten en dan moeten jullie me eerst zeggen hoe jullie heten". Marjolein wees ze allemaal aan en noemde de namen. „Nu weet ik het", zei tante terwijl" ze opstond. „Ik ben voor jullie tante Nel hoor. Ik zal eerst wat limonade gaan halen". Toen ze in de keuken bezig was hol den er twee kinderen de hoek om. Zodra ze het viettal zagen stonden ze stil. Het 'waren een meisje en een jongen. „Ik ben Tom", stelde de jongen zich voor en hij ging op een stoel zit ten. Tante Nel stak haar hoofd om de keukendeur en zei tegen het meisje dat verlegen achteraf stond: „Zo Jetteke wil je me even helpen met de limo nade". Jetteke verdween in de keuken en even later kwam ze tevoorschijn met een groot blad, waarop zes glazen met heerlijke limonade stonden. Tom was aan 't praten met Peter en Mark. Jetteke ging op een krukje naast hem zitten. „Jetteke is tien jaar en Tom twaalf", zei tiante Nel. „Ze is alleen nog wat verlegen, niet waar?" en ze knikte haar meisje vriendelijk toe. „Jongens ik had zo gedacht, jullie gaan nu naar boven om uit te pakken, doen jullie alsjeblieft een lange broek aan want je bent zó vies hier. Tom en Jette zullen jullie je kamers wel wij zen". De jongens gingen de pakken halen en met z'n zessen stoven ze naar boven. Jetteke bracht de meisjes naar een grote kamer waar drie bedden stonden. „Jullie mogen bij mij slapen", zei ze een beetje verlegen. „Ik hoop dat jullie het leuk vindt". „Natuurlijk" zei Ellen. Zij vond Jette een leuk meisje. Tom deed hetzelfde met de jongens hij bracht ze ook naar een grote ka mer. Ze waren eerder klaar dan de meisjes en slenterden het erf op. Tom floot en er kwam een grote hond- het erf opdraven. „Dat is mijn hond, hij heet Red", zei Tom trots. „Jet heeft ook een hond maar een kleinere". Ze liepen de oprijlaan op en bij het hek stond een tractor met een aanhang wagen en een knecht erop. „Mogen we meerijden, Dick?" schreeuwde Tom en rende naar de traktor. Toen Mark en Peter aankwamen stelde hij hen voor Diek was een jongeman met een bos blond haar. „Van mij mag je wel mee rijden", zei hij grimnekendi. „Vooruit dan", riep Tom en klom in de aanhangwagen. (Wordt vervolgd) Oplossingen van de vorige raadsels 1. Met de hoed in de hand komt men door het ganse land. 2. Op een grote voet leven. 3. Een draadnagel, een nagel aan ten of vinger. 4. Een oog van een mens. Oog van een naald Deze keer heeft Corry Janson, Dr. v. Noortstraat 62b, Stompwijk, het boek gewonnen. CORRESPONDENTIE Ali Mooren, Rijpweterïng, heeft een versje gemaakt. LENTE De lenite is gekomen. De lammetjes huppelen in de wei. Ze dansen en springen van pret. Want het is nu weer mei. Alles ruikt weer heel fris. 't Is ook fris in de wei. Je kimt al zien dat het lente is. Want alles is vrolijk en blij. Ik zie de bloemen bloeien. De-lammetjes vrolijk, stoeien. De geitjes dartelen, de eendjes spartelen In het heerlijk frisse water. Ik zie de eekhoorn springen. Ik hoor de nachtegaal zingen een vrolijk lentelied. I-k hoor de bijtjes zoemen, rondom de geurige bloemen Hoera! hoera! 't is bijna mei. DE VERDWENEN PAASEIEREN De paashaas keek tevreden naar de paaseieren, die bestemd waren voor Loesje. Loesje lag ziek te bed en zou nu met Pasen geen eieren kunnen zoeken. De paashaas zette zijn bril op, pakte het mandje en huppelde er mee' naar het huisje van Loesje. De zon was nog niet op en Loesje sliep nog. Hij zette het mandje vlak onder het raam van Loes- jes kamertje. Een paar uur later deed Loesje haar oogjes open en keek meteen naar bui ten of het mooi weer was en of de paashaas ook wel bij haar geweest was. Maar hoe ze ook speurde, ze kon geen eieren vinden. Ze vroeg aan moe der of ze even wou kijken, maar ook moeder kon geen eieren vinden. De paashaas had Loesje nog nooit over geslagen, maar nu De paashaas had intussen een dutje gedaan. Na zijn hazeslaapje voelde hij zich lekker uitgerust. Hij rekte zich eens fijn uit, gaapte, liet zijn lepeloren flap peren en dacht dat hij best even stille tjes een kijkje toon nemen bij Loesje. Vanachter een boom, goed verscholen, zat de paashaas naar Loesje te kijken. Maar wat was dat nou? Ze huilde! Grote dikke tranen redden over haar gezicht. Maar dat kon toch niet? Het was im mers Pasen en op Pasen warc.i alle men sen blij. Waarom zou Loesje huilen? Zou ze misschien de eieren niet gevon den hebben? Daar schrok de paashaas van. Wacht eens even! Daar moest hij zijn bril bij op zetten. Hij keek, hij tuur de, maar de eieren vond hij niet. Hij liet het er niet bij zitten. Na lang zoeken, ha, daar had hij ze. Maar er zat een duif op het mandje De paashaas stapte er heen en zei: „Waarom staat het mandje van Loesje hier en wat doe jij?" De duif knipperde met haar rode oogjes en sperde haar snavel open: „Ik moet deze eieren uitbroeden, dan komen er kuikens uit. De kippen hebben deze eieren zo maar laten staan. Twee eek hoorntjes hebben de mand gevonden en mij gevraagd of ik ze uit wil broe den en dat doe ik nu. Maar het duurt wel lang hoor, eer er kuikens uitkomen". „Domme duif, dit zijn immers paas eieren voor Loesje. Ga er nu maar vlug af, dan brengen we het mandje weer naar Loesje". De duif had het toch wel goed be doeld en die twee eekhoorntjes, wel. die wisten ook niet beter. „Ik zal je wel even helpen, paashaas", zei de duif. Samen brachten ze het mandje eieren onder het raam van Loesje en toen Loesje even later uit het raam keek, zag ze daar plotseling de mooie ge kleurde eieren. „Mammie!" riep ze. „Kom eens vlug! vlug! De paashaas is geweest Buiten staat een mandje vol eieren". Mammie ging de eieren gauw binnen halen en Loesje bekeek ze st/uk voor stuk. „Nu heeft de paashaas toch nog aan je gedacht" zei moeder. „Hij zal het te druk gehad hebben, die paashaas". De paashaas, die weer achter de boom stond te kijken, streek tevreden zijn snor op. „Gelukkig, dat is in orde", dacht hij. Tevreden huppelde hij naar huis, waar zijn kindertjes, dtie aan het bellenblazen waren, hem met luid ge juich begroetten, want hazekindertjes zijn ook blij als hun pappie weer thuis komt. Joyce van Estrik, Leiden. DE LENTE KOMT Wat heeft het vannacht weer gevro ren, 15 graden. Wat duurde die winter Boch lang en ik verlang zo naar de len te. Die winter duurt me te lang, maar één keer komt de lente toch. Het heeft nu al minstens 4 maanden gevro ren met een week-end dooi er tussen. Eerst vond ik het fijn op het kanaal te schaatsen. Heerlijk! Maar op 't laatst vond ik er ndets meer aan. Wou de lente toch maar eens komen. Mijn wens werd toch vervuld, al was het anders dan ik dacht. Het vroor weer eens hard, ik lag in mijn bed en droomde van de lente. Ik droomde dat ik naar bulten keek en wat was dat? De sneeuw was wegge - dooid en overal lagen plassen water. Toen gebeurde er iets wonderlijks. Ik ging naar school, het water was weg en de tuin stond vol bloemen. Ik was weer zo blij. We kregen die dag vrij van school om te kunnen genieten van de bloemen. Mijn gebed was verhoord, want ik had aan God gevraagd of Hij ons de lente zoi sturen. Nu gingen we iedere dag juichend naar school en zo kwam de vakantie dichtbij. Ik had een prachtig rapport, zodat vader en moeder ook verheugd waren. De schaatspret was nu wel voor bij, maar we hadden er wat veel mooiers voor teruggekregen. Dit was mijn droom, maar de lente is nu toch echt gekomen en de sneeuw klokjes en crocussen prijken al boven het gras. Ik ga nu op tijd harken en spit ten om mijn tuintje echt mooi temaken. Gerry v. d. Lans, Voorhout. Je vond de raadsels wel een beetje moeilijk, toch had je alles goed. Je moet maar dikwijls mee doen, dan heb je steeds een kans om het boek te winnen. WE MAKEN ZELF EEN WOLLEN KUIKENTJE Knip van diun carton twee cirkels ter grootte van een gulden en twee cir kels ter grootte van een cent. Maak in het mddden een flink gaf, omwikkel de kartonnetjes twee aan twee met gele wol. Doe dit zo lang tot er in het mid den geen draadje meer door kan. Ge bruik er een naald bij. knip dan langs de buitenrand de draden door, bindt om het midden een stevige draad en verwijder het karton. Nu zijn er twee gele pomponnetj es, dlie aan elkaar be vestigd moeten worden nl. lijf en kopje. Geef het kuikentje daarna pootjes van ijzerdraad of pijpenrager, die om het lijfje bevestigd kunnen worden. Maak een snaveltje en staartje van zeildoek of iets dergelijks en oogjes van zwarte wol. Een paar spelletjes voor de vakantie BLOEMPOTTENRACE Een spannende wedloop, vooral voor wat groteren, 't Is een buitenspel. Op de gTond worden twee lijnen getrokken op een flinke afstand. Twee kinderen gaan achter de lijn staan en vóór hen staan 3 bloempotten of 3 grote blokken of 3 bakstenen. Op een gegeven ogenblik gaan de kin deren op twee bloempotten staan en zetten de derde voor zioh. Ze zetten dan één voet op de derde bloempot en zetten met de hand óe vrijgekomen bloempot weer een eindje verder. Nu moeten de kinderen trachten zo snel mo gelijk, zonder met handen of voeten de grond te raken, de andere streep te be reiken. NEUSWEDLOOP (Binnenspel) Dit spel wordt in 2 groepen gespeeld. Nodig zijn twee hulzen van luciefrs- doosjes. Nummer één van elke groep heeft een buisje op de neus. Op een gegeven teken keren de nummers één zich om en geven het huisje met hun neus door op de neus van nummer twee. Deze doet het weer bij nummer drie enz. tot de laatste het huisje op de neus heeft Deze moet heel snel dit huisje op zijn neus aan de leider brengen, die tussen de nummers één zit of staat. De spe lers moeten de handen op de rug heb ben. Als het huisje op de grond gevallen is, moet het met de neus opgeraapt wor- den. BAL ESTAFETTE Welke van de twee haasjes kan bij het mooie Paasei ko men, dat midden in het bos is verstopt? Let goed op, want je mag alleen dan links of rechts af, als de kruisende lijn naar de andere kant doodloopt. Er is geen enikele timmerman. Die Itje-witje weer maken kan. Huppelepup zat in het gras Huppelepup sprong in de plas Huppelepup ging o zo diep Huppelepup vedronk toch niet. Vijf vingers en toch geen hand. Een schoen, maar zonder zool, Soms zo wit als de wand, Soms zo zwart als kool. (Buitenspel) De spelers worden in twee groepen verdeeld. Elke groep sbaat in een rij opgesteld, achter elkaar op een flinke pas afstond. Nummer één van elke groep heeft een bal in de hand. Op een ge- 4.. Wikker de wakker, geven teken beginnen de nummers één Vloog over de akker, de bal naar achteren te gooien naar no. En al waren er zeven landsheren. 2, die hem zo snel mogelijk achterwaarts Die zouden Wikker de wakker niet naar no. 3 gooit enz. Is de bal bij de keren, laatste speler aangeland, dan loopt deze Oplossingen deze week sturen aan: snel naar nummer één. De groep die Tante Jo en oom Toon, Krantentuin wint krijgt een punt. Men kan het spel Leidse Courant, Papengracht, Leiden, eindigen bij 5 of 10 punten. Dag allemaal. NIEUWE RAADSELS Zalig Paasfeest. 1. Itje-wit zat op het hek. Itje-witje brak zijn nek. Tante Jo en oom Toon ONZE AARDE KENT MEER DAN 2000 TALEN Fig. b. Een Amerikaans geleerde, dr. Mason, meent, d^t er in ieder geval 2000 ver schillende talen bestaan en dan nog niet eens de dialecten meegerekend. Ongeveer de helft van die talen is ontstaan in Noord- en Zuid-Amerika. Australië heeft alleen meer talen dan Europa. De meeste dezer talen kunnen alleen maar gesproken en niet gesche- ven worden. Enige behoren tot zgn. dode talen. Onder de Indianen bestaan er nog talen, die slechts nog door 10 a mensen geroken worde,, station te lopen. Vaak werd die bood- Vele der „primitieve" talen die niet schap mondelmg overgebracht, maar als hreven worden hebban z„r ze lang en moeüuk was, nam men de raoellyke vorminK on zijn dus TCk lMüg Quipo te hulp Wat was dat? Dat was (e s #én der een snoer, dat uit draden gevlochten Men werc,d maar he, ChjnMS u was met verschillende kleuren; van dit eenvoudiger. Bij talen Is het nl. «o. snoer gingen verscheidene kleinere haar TOrmi zleh „.reenvondigt. draden uit, die ook weer allerhande naarmatA kleuren hadden. Deze draden werden volgens een heel bepaalde wijze ge knoopt en wie nu de kunst verstond, deze eigenaardige „brief" te lezen, wist dat elke kleur en élke knoop een heel eigen betekenis had. langer gebruikt worden. DE EERSTE POST IN AMERIKA Reeds vóór de blanken kwamen, be stond er in Amerika een post. De Imka's in Peru hadden die ingericht. Zij waren Fig. c. zeer begaafde mensen, die uitstekende wegen konden aanleggen en poststations Zien jullie maar eens naar deze figuur, inrichten. Dan zult ge spoedig bemerken, dat ze Op zo'n poststation hielden steeds de zeldzame eigenschap heeft voortdu- enkele lopers de wacht Zij waren be- rend een andere vorm naar de schijn reid op elk moment met boodschappen aan te nemen. De 2 tekeningen lijken volkomen het zelfde. En toch is dat niiet zo. Er zijn zelfs een 7-tal verschillen. Ik wed, dat jullie heel wat moeite hebben ,om ze alle 7 te vinden. Als extra-Paasprijs verloot ik onder de goede oplossers ook nog een boek Prettige vakantie en een Zalig Paasfeest AISUROKLUS EIS DE LEEUW 9. De soldaten sleepten Androklus mee naar huis. Toen de Romein hem zag, riep hij toornig uit: „Sterven zul je, want je hebt je ketenen verbroken en bent voor je eigenaar op de vlucht gegaan. De vol gende week zal ik je voor de wilde d»ie- ren laten werpen; ik ben dan van plan de keizer en de goden een feest aan te bieden. Toen de leeuw ontdekte, dat Andro klus weg was, ging hij terstond op zoek naar hem. Hij volgde zijn spoor en waag de rich tot bij de stad, wat hij nog nooit gedaan had. Daar hi) de nodige voorzich tigheid niet in acht nam. zakte plotse ling het zand onder hem weg en.hij was in een val terechtgekomen. 10. Hat wae één dar vallen, waarin de Romeinen de wilde dieren voor het a.s. feest wilden vangen. Tevergeefs probeerde hij zich te be vrijden. Maar, hoewpl hij alle krachten inspande en brulde van woede, WJ be reikte alleen, dat hij rijn krachten nut teloos verspilde. De soldaten stonden een eindjevan hem verwijderd en wachtten geduldig het ogenblik af, waarop de leeuw al zijn krachten verloren an van honger en dorst uitgeput wae.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1963 | | pagina 15