Het knutselhoekje HET RIJMENDE PAARD ZATERDAG 16 MAART 1963 DE LEIDSCHE COURANT 'T ZIEKE PAARD (Slot) Niet weinig vermoeid en alweer hongerig kwamen we tegen half een thuis. Voordat we ons wedervaren vertelden, gingen we eerst even naar de patiënt kijken, maar dit lag er nog steeds hetzelfde bij. Dat was voor ons kinderlijk gevoel wel een hele teleurstelling, nadat we zo ons best hadden gedaan. Ons vertrouwen werd nog erger op de proef gesteld, toen de veearts de volgende dag weer op bezoek kwam. Na het beest weer onderzocht te hebben verklaarde hij geen ver betering in de toestand te kunnen bespeuren. Hij raadde daarom vader aan om het dier maar uit zijn lijden te helpen en het te laten afmaken. „Om u niet op verdere kosten te jagen, kom ik dus niet meer. Ik zie er echt geen heil meer in. Het spijt me zelf heel erg, maar mijn hulp en kennis kunnen hier niet baten". Je kon aan 's mans gezicht zien, hoe erg hij het zelf vond om deze raad te moeten geven. Hij was zo onder de indruk, dat hij zelfs ver gat om goedendag te zeggen. Toen vader weer binnenkwam en iedereen hem vragend aankeek, be gon hij eensklaps te huilen als een kind en met moeite bracht hij het eruit, dat 't paard afgemaakt moest worden. Een ogenblik stonden we allen verstomd, nu de nog steeds bij ons levende hoop plots de bodem werd ingeslagen. Maar het volgende moment vielen we in een nog groter verbazing. „Daar gebeurt niets van", zei moe der op een ongewoon besliste toon. „Hebben wij dan zonder vertrouwen Maria in de arm genomen? Laat de veearts maar wegblijven. Wat hij niet kon, kunnen O.L. Heer en Maria altijd nog. Maar zij hoeven ons niet op stel en sprong te verhoren. Laten wij eerst maar echt vertrouwen en geduld tonen, dan zullen we wel weer verder zien. Als wij met z'n al len bidden en het verder aan Hen overlaten, kan alles nog goed komen, ook zonder veearts". Niemand zei verder een woord, maar aller blikken waren met eer biedige bewondering op moeder ge richt. Zo hadden we haar nog zelden. of nooit gezien: zij was altijd zo be scheiden en zacht. Daar intussen het middagmaal werd opgediend, gingen we met zijn veer tienen aan tafel. Omdat in ons gezin geen zwijgplicht heerste tijdens de maaltijd, konden de pelgrims onder het eten een en ander over him er varingen op hun tochtje naar Maas- niel vertellen. Of het levendige re laas van het zestal dat veroorzaakte, kan ik niet meer zeggen, maar de iet of wat gedrukte stemming, die de laatste dagen in ons huisgezin ge heerst had, maakte weer plaats voor de opgewekte geest, waarvoor „Ko- benhof" zo heette onze boerderij algemeen bekend stond. Maar ik denk, dat de woorden van moeder ook wel een groot deel van de druk hadden weggbnomen en nieuwe hoop hadden doen herleven. Tussen onze school en ons huis, een afstand van ongeveer 20 minu ten, lag bijna halverwege onder 3 eeuwenoude lindebomen, een kapel letje, toegewijd aan de H. Antonius. Toen we 's maandags weer naar school gingen gewoonlijk zat er in elke klas één van ons dozijntje! zei moeder: „Weet je, wat jullie nu eens moesten doen? Als jullie om 4 uur uit school komen, gaan jullie even in het kapelke (Limburgs) aan en bidden daar één tientje voor de vraag dan of Antonius mee bidt". Dat deden we natuurlijk. Zater dag deden we het om 12 uur. Het was een trieste, donkere dag, maar toen we uit het kapelke kwamen, brak opeens de zon door. Het was niet, of tegelijkertijd het in ons bin nenste ook lichter werd en vrolijk babbelend keerden we huiswaarts. Op een paar honderd meter van huis zagen we ineens moeder ons tege moet komen. En hoe? Ze zwaaide met haar armen, alsof ze heel ver heugd was. Toen we bij haar waren, vroegen we: „Wat is er toch moeder, u doet en kijkt zo blij? „ïk zeg niets, kom maar eens gauw meé". Ze bracht ons naar de stal en daar stond ons lieve paard weer op zijn benen en knabbelend van het hooi, waarop het zolang gelegen had. Ja, ja, die goede moeder wist het wel: het zijn niet alleen veeartsen, die een ziek paard kunnen genezen! EINDE. Nu gaan de kinderen weer wat vertellen Paul de Wit, Leiden: EEN DAGJE UIT „Als het mooi weer is, gaan we morgen allemaal naar Den Haag", zei Moeder op een keer. O, wat waren ze allemaal blij. Ze konden er haast niet van slapen. Om 7 uur moesten Fons en Paul er al uit. Het was mooi weer, dus ze gin gen en zouden met de treinen gaan. In een klein half uurtje waren ze er. „Moeder gaan we even naar de Bijenkorf?" vroeg Paul. „Goed, dan gaan we meteen maar". „Gaan we de roltrap op?" „Natuurlijk" en ze gingen naar de hoogste étage, want daar kon je kof fie drinken. Daar kwam al een ober aan. „Wat wenst U mevrouw?" „Geef ons maar koffie met gebak". Even later zaten ze met z'n drie tjes te smullen en toen ze het op hadden gingen ze weer de roltrap af naar buiten. „Nu gaan we naar de dierentuin", zei moeder. Ze gingen met de bus en waren er gauw. Moeder nam de kaartjes en de kinderen liepen alvast vooruit. Het eerst zagen ze de apen, die za ten in een boom te spelen. In het hok er naast zaten de beren. Ze waren mooi licht bruin. In een ander hok zaten de 2 panters met 3 jon gen. Toen kwamen ze bij de leeu wen. Juist was een man bezig om ze vlees te geven op een stok met 3 tanden. Verder zagen we nog veel papegaaien met prachtige kleuren, groen, geel, blauw, rood en groen. Om 6 uur gingen ze naar huis, maar ze hadden nog niet alles gezien. „Een andere keer gaan we weer", zei moeder. Ton Bokern, Leiden: NAAR HET CIRCUS „Marietje zullen we naar het cir cus gaan?,, vroeg vader op een goe de dag. „Nou wat graag papa", riep Ma- rietje blij. Vader pakte zijn hoed en jas en daar gingen ze. Ze wandelden naar het Dorpsplein, daarstond het cir cus. Vader kocht aan de kassa twee kaartjes van een gulden. Ze hadden nog even de tijd en gingen de kooien bekijken. Toen de bel ging, dat de voorstelling zou beginnen, gingen ze naar hun plaatsen. Ze konden alles mooi zien. Eerst kwam senior van Puffelen in de piste. „Geachte dames, heren, boeren en buitenlui! Eerst krijgt u te zien hoe senior Paffador zijn leeuwen temt". De muziek begon te spelen en daar verscheen senior Paffador met zijn grote leeuwen. Dat was niet mis. Het was prachtig. Toen kondigde senior van Puffelen het nummer van de be roemde clowns Piero en Paro aan. „Goedendag snotneuzen", zei Pie ro. De mensen lachten toen Paro een volle emmer water over Piero uit gooide. „Dat is vals", riep hij en gaf Paro een geduchte schop onder zijn broek, zodat hij tegen het plafond kwam. Maar hij had geen rekening gehou den met Paro, want die viel vanuit de lucht bovenop Piero. De mensen schaterden het uit. Zo kwam er nog veel meer dols. Daar kondigde senior van Puffelen weer een volgend num mer aan. „Geacht publiek nu komt er een fakir. Deze fakir komt uit het Oosten en die heet Filifalifoeli. Daar komt hij. Er komt een groot wonder. Ik ga in deze zak en hij schiet een pi stool af". Daar klonken de schoten. Een, twee, drie. Pang! Pang! En daar Mieke Walter, Leiden: NAAR KEVELAER Het was 19 augustus toen ik vroeg naar best moest. Want de volgende morgen moest ik er om 6 uur uit Het was wel vroeg, maar mijn vader, mijn zusje en ik gingen naar Keve- laer. We gingen met de auto. Toen we een eindje op weg waren, bemerkte vader dat hij zijn Duitse geld thuis had laten liggen. Het was een reis van drie uur. We moesten opschieten want om 9 uur moesten we in de H. Mis zijn. Bij de douane ging Vader geld wisselen en daarna weer vlug verder. Nog zowat 13Vs km. We waren precies om 9 uur in Kevelaer. Het was er druk op straat want er waren allemaal processies. Het is ook een bedevaartstad. We zijn er IVs dag geweest Na de H. Mis gingen we naar ons hotel, daar kregen we koffie met een lekker ge bakje. 's Middags hebben we er ook lekker gegeten en daarna nog wat gewandeld en fruit gekocht. Tegen 6 uur hebben we lampions gekocht voor de lichtprocessie. We mochten natuurlijk mee. Wat was dat mooi. Om ongeveer 9 uur gingen we naar bed. We sliepen in het hotel „De gouden appel". Om 7 uur waren Car ia en ik al 's morgens vroeg buiten. We wachtten op vader. Er waren die dag wel drie processies en we moch ten bruidje zijn. Om 2 uur gingen we uit Kevelaer weg. Onderweg kre gen we in Arnhem een uitsmijter. Heerlijk was dat. Om 4 uur waren we thuis. Moeder was er niet, ze was by Oma. We hadden nog per ziken meegenomen ook. Hedy Zwartjes, Leiden: FLANSJE Er was eens een kaboutertje, hij heette Flans je. Hij was de jongste van alle kabouters in het bos, maar de knapste. Hy had toverkracht. Die kracht had hy van de elfenko ningin gekregen. Eenmaal had hy haar kroontje opgespoord. Weet je wie dat kroontje gestolen had. Piet de ekster. Maar ik zal niet midden in het verhaal beginnen, maar bij Jt begin. Het was op een dag heel erg warm. De elfenkoningin kon het in haar paleis niet meer uithouden. Ze ging wat wandelen in het bos. Hè, wat was ze moe, ze ging eventjes uitrusten onder een boom. Ze wou haar ogen open houden, maar dat ging niet. Ze viel in slaap. Haar kroontje gleed langzaam van haar hoofd af. Toen werd ze wakker en ging weer naar het paleis maar. zonder haar kroontje. Intussen vloog Piet de Ekster over het bos. Opeens zag hij wat schit teren. Hij vloog omlaag en toen zag hij wat het was. Het was een kroontje. Natuurlijk van de elfenko ningin dacht Piet. Ze zal wel een goede beloning uitgeven, maar hij vond het veel fijner om het zelf te houden, dushij pakte 't kroon tje op (het was zo licht als een veertje) en vloog er mee naar zijn nest. Hy legde het in zyn bedje, de kens er over en klaar. Maar intussen was de koningin haar kroontje kwijt Ze at en dronk niet meer en dacht maar na, waar haar kroontje gebleven was. Ze riep alle kabouters en elfjes om hulp. „Wie mijn kroontje vindt krijgt 'n beloning"^ zei ze. Direkt gingen ze allemaal zoeken, ook Flansje. Hij ging zes maal in de holletjes en gaatjes kijken. Later dacht hij, ik ga ook bij Piet de ekster kijken. Hij liep naar Piet zijn holle tje. Piet zag hem aankomen en beef de als een rietje. Flansje kwam het nestje binnen en keek naar alle kan ten en keek ook in het bedje. Daar zag hij het kroontje liggen. Flansje keerde zich met een ruk om, Piet wou wegvliegen, maar Flansje pakte hem vast en greep het kroontje. Hij liep er vlug mee naar de elfenkonin gin. En Piet? Wel die werd het bos uit gejaagd. Als beloning kreeg Flansje toverkracht. Er werd een week lang feest gevierd. Rita van Haasterecht, Leiden: EEN DAG OP DE BOERDERIJ Het was een mooie dag in de zo mer. De koeien liepen in de wei. „Chris haal jij de koeien even uit het land en breng ze naar de bocht, want het is tijd om te melken. Als je klaar bent roep je me maar", zed vader. „Ja vader". „Dan ben ik de varkens aan het voeren, hoor Chris". „Zeg Piet,,, zo heette de knecht, „maak jij de melkmachines in orde, want zelf heb ik geen tijd,,. „Cor, er is geen kippenvoer meer. Vraag aan Leoniet of ze even kippen voer wil gaan halen,,. „Leoniet! Leoniet!" „Ja moeder. Wat is er?" „Wil je even naar de maalderij gaan?" „Wat doen?" „Kippenvoer halen. Hier heb je geld". IN DE VARKENSSCHUUR „Knor, knor, knor, knor!" „Lieve help, wat is er aan de hand? Wat ligt dat varken raar. Oei, wat is dat nou? Dat varken bloedt bij z'n oren en zijn kop! Ze hebben elkaar zeker gebeten. Even later komt Chris. „Zeg vader, de koeien zyn in de bocht". „Piet zijn de machines en 't blok er ook al? En het touw ook?" „Ja baas". „Vlug, het is half 6. We zijn pre cies op tijd. Gelukkig maar want de koeien loeien al. Even de poten hin den. Zo, en nu beginnen. Later komt Leoniet in de schuur. „Papa, ik ben er hoor. Ik heb gelijk maar koeken meegenomen". „Dat is goed. Geef ze meteen I8888888W888SS8WW „Zeg Liet geef jij de kippen voer?" „Ja, dat is goed". „Tok, tok, tok, zeiden de kippen al tegen elkaar. „Piet, ga jij maar even de eieren garen". „Ja baas". „Zo nu nog wat stro bij de varkens gooien". „Ik ga nog even de schapen sdie ren" zei Lien, „dan breng jij de vach ten weg". s Avonds is al het werk aan kant. Ze zitten aan tafel en denken: het was weer een fijne dag. Er wachten nog veel meer ver haaltjes. Volgende week verder. Dag allemaal. Tante Jo en oom Toon DE LIGGENDE BOEDDHA VAN PEGOE (IN INDIA) In 1881 bouwden de Engelsen een spoorweg in Achter-Indië. Ze had den stenen nodiig en begonnen daar om in een heuvel te graven, dlie zij midden in de rimboe (wildernis) bij Pegoe vonden. Toen ze een tijdje gegraven hadden, stieten zij op een geweldige liggende Boeddha-figuur. Ze is maar eventjes 60 m. lang. 't Eigenaardige is daarbij, dat de Birmanen (bewoners van dat gebied) van het bestaan van dit beeld niets afwisten. Geen verhalen of legenden erover waren in die streek bekend. Maar toen het geweldige beeld aan het daglicht kwam, stroomden van wijd en zijd de gelovige Boeddhisten toe om het te vereren of zelfs te aanbidden. NIET ZO EENVOUDIG Op de tekening zien jullie een vierkant, waarin 3 schuine lijnen zijn getrokken van 't midden van de ene zijde naar dat van de andere (3 keer dus). Knip nu 't witte deel uit en gooi de rest weg. Je hebt nu dus een vyfhoek. Probeer nu om nog langs 2 schuine lijnen zó te knippen, dat de vyfhoek in drie stukken verdeeld wordt ,die een vierkant vormen als men ze weer samen voegt. Dat is heus niet zo eenvoudig,' en daarom krijg je de oplossing, als r je er zelf niet mee klaar komt, in fig. c. EEN KLEINE TEDDY (als mascotte of als speelgoed) Fig. a. De teddy van de tekening is vlug genaaid, want hij bestaat slechts uit twee delen. Knip eerst een pa pieren monster door langs de omtrek van het voorbeeld te knippen en knip dan weer langs dit model twee ge lijke viltlapjes uit. Trek de stippel lijnen om de buik van de teddy met 'n balpoint na. Leg nu de 2 lapjes vilt op elkaar en naai ze met naald steken door beide lapjes aan elkaar langs de stippellijn. Voor je 't laatste stukje hier diehtnaait vul je de ont staande teddy op met watten, zodat hy een lekker rond buikje krijgt, 't Kopje behandel je precies zo, dus ook weer vullen met watten. Bij armen en benen evenwel naai je gewoon rondom zonder ze met watten te vullen. Oogen en neus zijn gewoon stukjes vilt evenals 't lichte deel van de poten, die opgeplakt of vastge naaid worden. NIEUW HOSPITAAL - KERKSCHIP Het bestuur der Vereniging ten behoeve van Zeelieden van elke na tionaliteit, hospitaal-kerkschip „De Hoop", heeft besloten tot de bouw van een nieuw groot hospitaal-kerk schip. De gewijzigde situatie in de Nederlandse vissery, de trawlervis serij is belangrijker geworden dan de drijfnetvisserij, en de ervaringen op gedaan met het tegenwoordige hos pitaal-kerkschip hebben de bouw van een nieuw groter schip nodig ge maakt, zo deelt het bestuur mede. WINTERWEER: Gunstige resultaten «p spaargeld Het winterweer heeft geen kans gezien afbreuk te doen aan hel gun stig spaarklimaat. Bij de Boerenleen banken, aangesloten bij de Coöpera tieve Centrale Raiffeisenbank te Utrecht en de Coöperatieve Centrale Boerenleenbank te Eindhoven, werd gedurende de afgelopen maand f 234 miljoen ingelegd en f 157 miljoen terugbetaald, zodat er een spaarover schot resulteerde van f 76 miljoen, tegen f 74 miljoen in de vorige maand en f 44 miljoen in februari 1962. Het totale spaartegoed bij het ge organiseerde landbouwkrediet wezen bedroeg per 28 februari 1963 f 5 557 miljoen, aldus deelt het bestuur van de Raiffeisenbank mede. UntilMtr.tiehid! Munt M uerr ftrn trtlusf! ANDROKLUS EN DE LEEUW 1. Vele jaren geleden woonde in Noord-Afrika een rijke Romijn. Hij bezat een groot huis, vele soldaten en talrijke slaven. Eén dezer slaven heette Andiroklus en 't is over hem, dat ons nieuwe ver haal gaat. Andiroklus was in Griekenland ge boren. Hy was jong, schoon van uiterlijk en zeter vlijtig. Daarom gaf men hem werk in het huis van de Romein. Hy moest aan tafel bedie nen ey de gasten vermaken. Hij kon citer en fluif spelen voor hen en hun bovendien mooie verhalen voorlezen. 2. De echtgenote van de Romein had niets te doen en verveelde zich daardoor dikwijls. Daarom deed zij iets, wat zeer ongewoon was voor een rijke Romeinse dame. Zij 9telde Androklus voor om bij haar te ko men zitten en samen wat te praten. Maar de slaaf antwoordde: „Neen meesteres, dat zou myn heer zeker niet toestaan. Ik heb alleen maar mijn werk te doen. Maar telkens weer trachtte zij hem over te halen: nu eens om haar wat voor te spelen, dan weer om haar wat voor te lezen. Doch telkens wei gerde hij even beslist met de woor den: „Ik moet 't werk doen, dat mij is opgedragen". Ten laatste werd de mevrouw ver toond op hem. Wordt vervolgd

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1963 | | pagina 11