INDIAANSE TRAPPERS DE CANADESE BEVER IS EEN PRIMA PELSLEVERANCIER r DE LEIDSE COURANT De Canadese stad Montreal dankt het goeddeels aan de Canadese bever, dat '»ij even als Londen, Leningrad en New York een brandpunt is gewor den van de internationale han del in pelzen. vangen miljoenen dollars onder het ijs Rechts: Twee Indiaanse trappers in het bever- reservaat Abitibi (pro vincie Quebec) keren per sneeuwschoen terug naar hun kamp met ge vangen bevers over de schouder. Links: Bevervallen wor den onder het ijs gezet. Deze Indiaanse trappers kennen de gewoonten der bevers precies. Dit is nodig om op jacht succes te kunnen heb ben. J.JET VROOR DAT HET KRAAKTE. Sneeuw bedekte de winterse wouden. Sneeuwschoenen van ouder wets Indiaans model waren onmisbaar voor een ieder, die zich wilde ver plaatsen. Wij bevonden ons in het bever- reservaat Abitibi, gelegen in het noorden van de Canadese privincie Quebec. Door een Indiaanse gids waren wij gebracht naar de oever van een klein meer. Het wateropper vlak was dik bevroren. Wij waren echter niet gekomen om een ijstocht te maken, doch om een vriend „op te vangen" uit de lucht. Daarom tuur den we naar boven om te zien of het vliegtuigje met de „bever-deskun dige" aan boord in aantocht was. Van die deskundige zouden wij bij zonderheden horen over de bever vangst en over de betekenis, die de bever heeft voor de Canadese eco nomie. We hadden Bob (zo heette de deskundige) al eerder ontmoet in Montreal. Toen het toestelletje ein delijk neerstreek op het bevroren meer en Bob er uitstapte, was de be groeting hartelijk en gespeend van alle plichtplegingen. Beverpraat nOB HEEFT ONS UREN achtereen verteld over „zijn" bevers. Zijn betoog was interessant, zó interessant, dat wij nu op onze beurt iets aan „beverpraat" kunnen gaan doen. De meeste bevervangers zijn van Indiaansen bloede. „Trappers" wor den zij gemeenlijk genoemd. Iedere trapper krijgt permissie van de over heid om per jachtseizoen in zijn ge bied een bepaald aantal bevers, va riërend van twintig tot honderd, te vangen. Zodra zij weten, hoe groot hun aantal is, maken zij zich gereed en trekken zij de wildernis in. Hun vallen zetten zij uit onder het ijs van rivieren, poelen en meertjes. Deze bezigheid is niet slechts „ijskoud", maar is bovendien een werkje, dat een grondige kennis van de wilder nis en van de gedragingen der bevers vereist. Amateurs zei Bob ko men thuis met bevroren vingers, maar zonder bevers! De Indiaanse trappers echtervervolgde hij) leren hun kennis van de wildernis en de bevers van hun prilste jeugd af en dit verklaart hun succes. Vroeger was de bevervangst eigen lijk een „wilde jacht" of „pels-roof - bouw". Dit schaadde de beverstand zeer, zodat dat overheid heeft moeten ingrijpen. Nu is het gelukkig zo, dat zowel de blanke als de rode trappers inzien, dat hun belangen op den duur gebaat zijn bij samenwerking met de ambtenaren, wier taak het is om voor het op peil houden van de be verstand te zorgen. Die ambtenaren zijn Bob en zijn collega's. Geregeld houden zij „volkstellingen" onder de bevers. Aan de hand van de uitkom sten van die tellingen stellen zij ver volgens vast, hoe groot de jaarlijkse „beveroogst" in een bepaald gebied mag zijn. Aan Bob en zijn collega's danken de ongeveer zevenhonderd Indiaanse families, die de bevervangst in noor delijk Quebec een „beverland" dat bijna twaalf maal zo groot is als Ne derland! beoefenen, eigenlijk hun bestaansmogelijkheid. Ieder jaar krij gen zij een flink deel van de circa twee miljoen gulden, die de pelzen der door hen gevangen bevers (om en nabij de twintig duizend) op de vei lingen in Montreal opbrengen. Het is de taak van Bob en zijn col lega's om de trappers steeds dieper te overtuigen van het nut van een ver standige „bever-politiek". Gelukkig slagen zij, al komen incidentele ge vallen van stroperij nog voor. Ook probeert een trapper soms wel eens om zijn pelzen „clandestien" te ver kopen. Hij maakt dan misschien wat betere prijzen, maar de overheid ver liest het overzicht en dat mag niet. De ambtenaren hebben derhalve te vens tot taak, te zorgen, dat alle pelzen, afkomstig uit de grote bever- reservaten Abitibi, Rupert House, Mistassini en Bersimis de open markt bereiken. VLIEGTUIGJE STREEK NEER OP EEN BEVROREN MEER Grote bedragen DAT HET om zeer grote bedragen gaat in de beverpelshandel zei Bob heb je al gehoord. Ik zal nog een paar cijfers noemen. Jaarlijks brengen de provincies Quebec, Sas katchewan, Manitoba en Ontario in totaal ongeveer een kwart miljoen beverpelzen op de markt. De prijzen variëren van jaar tot jaar, maar als ik als gemiddelde prijs voor zo'n be vervelletje vijfenzeventig k honderd gulden noem, sla ik de plank niet ver mis. Laten we de jaaromzet in bever- pels in Canada maar stellen op twin tig a vijfentwintig miljoen gulden. Dat is geen kleinigheid. En je begrijpt dus, dat wij ons zeer veel moeite geven om te zorgen, dat onze trap pers die miljoenen ook in de komen de jaren onder het ijs kunnen blijven vangen! Gelukkig beseffen de meeste trappers het ook en werken zy dus braaf mee. De Indiaanse vrouwen hebben ook een belangrijke taak in de „bever- industrie". Heel dikwijls zijn zij het namelijk, die de gevangen dieren vil len, de pelzen drogen en de gaten ter plaatse van de poten dichtnaaien. Dat is huisindustrie of, beter nog, hut- en tentindustrie. Hij verschaft tal van vrouwen werk en een flink stuk brood. Maar natuurlijk kunnen de huiden pas klaar voor de veiling worden gemaakt nadat de mannen de bevers hebben verschalkt. Op hen, op de mannen dus, komt het aller eerst aan. Nu, onzè trappers zijn stoe re kerels. Zij vrezen de wouden niet en evenmin zijn zij bang voor de koude. Zij kennen de wildernis in de bevercontreien op hun duimpje, ja, zoals wij de inhoud van onze vest zakken kennen. Het moet al heel bar weer zijn, als zij er niet op uit trek ken! Zo'n bever jas is erg mooi en bo vendien heerlijk warm, besloot Bob. Maar, vriend, als je je vrouv. er een cadeau wilt doen, mag je eerst wel een poosje heel flink sparen. Een mooie lange be ver jas kost je beslist niet veel minder dan vier duizend gulden. En dat is een forse prijs, vind je niet? Wij vonden en vinden dat inderdaad. De gaten in de bever pels ter plaatse van de poten moeten dichtge naaid worden, terwijl de pels nog op 't droog- rek is gespannen. In de regel belasten de vrou wen zich met dit werk je.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1962 | | pagina 11