SE DE KAARTENDANS IN DE KRANTENTUIN WIE PUZZELT ER MEE? Het knutselhoekje ZATERDAG 14 JULI 1962 DE LEIDSE COURANT PAGINA 5 In het oerwoud van Nieuw-Guinea Het viel mijn zoon op, hoe vreselijk deze mensen aangetast waren door de framboesia, een wondziekte, die in bijna heel Nieuw-Guinea heerste. Zij ontstaat door allerlei oorzaken: de muskieten- plaag, verwaarlozing van allerlei won den, die men in het oerwoud opdoet, in fectie, het besmeren van het lichaam met klei en allerhande verfstoffen enz, enz. Vooral de mannen hadden soms tien tallen zweren en wonden, waarop de vliegen gretig te gast kwamen. Wie dat voor het eerst ziet, kan het makkelijk te kwaad krijgen. Voeg daarbij nog de afschuwelijke reuk - ik zal maar geen erger woord gebruiken - die de wonden verspreiden en de zeer onaangename lucht, die de meeste Papoea's toch al bij zich hebben door hun volslagen gebrek aan lichaamsreinheid. Een en ander maakt, dat de eerste omgang met dit volkje voor een Europeaan niet al te prettig en aangenaam is. Maar men went aan vele dingen gauwer dan men aan vankelijk denkt. Het zijn ook mensen, maar die onder veel ongunstiger om standigheden dan wij moeten leven en daarom geen walging of afschuw bij ons mogen opwekken, maar wel medelijden. Het waren vooral de kinderen, die in het bijzonder de belangstelling en het medelijden van mijn zoon opwek ten. Zij hadden, vooral de hele kleintjes vaak allerliefste gezichtjes met schattige kroeskopjes. Maar voor de rest zagen ze er beklagenswaardig uit: magere spille beentjes en onnatuurlijke dikke buikjes, allemaal gevolg van verkeerde, onge schikte voeding voor hun leeftijd. Daar het gesprek natuurlijk heel moei lijk verliep, dacht mijn zoon aan de 4 dragers, die aan de rand van het oer woud op hem wachtten. Hij deelde dit aan het dorpshoofd mede en vroeg hem verlof om die 4 Papoea's ook te laten komen. Hij verzekerde hem, dat ze geen wapens bij zich hadden, alleen maar 'n kapbijl, die tot de natuurlijke uitrusting van bosmensen behoort, en het geweer van hun „toewan". Zij hadden evenals hijzelf alleen maar vreedzame bedoelin gen en konden mogelijk helpen om el kaar beter te verstaan. Dit laatste is intussen lang niet altijd zo, want in een land, waar ongeveer 20Q- verschillende Papoea-talen gesproken worden, verstaan de verschillende stam men elkaar soms even weinig, als een in boorling en een Europeaan, die pas in het land gearriveerd is. Maar de gebarentaal lijkt over het ge hele aardrijk min of meer hetzelfde en de Papoea's vooral gebruiken en begrij pen ze buitengewoon goed en ze hebben daardoor bij het onderling verkeer der stammen weinig of geen woorden nodig. Ze redden zich er altijd wel uit, voor hen heeft die gebarentaal weinig of helemaal geen geheimen. Het dorpshoofd keek op de vraag van mijn zoon even de kring van zijn man nen rond en knikte toen van „ja". Op het fluitsignaal van de „toewan" kwa men de 4 mannen schoorvoetend uit het bos te voorschijn. Hun hele houding ver ried nog wantrouwen en vrees, maar toen het dorpshoofd hun zijn knokkels ter vreedzame begroeting aanbood, was het ijs gebroken. Met een gebaar naar de hoogte noodde het dorpshoofd vervolgens het hele ge zelschap uit om op te klimmen naar de kampong. Met verwonderde ogen had iedereen al gekeken naar het vreemde ding, dat een der nieuw-aangekomenen bij zich droeg, ik bedoel: het geweer. Mijn zoon liet hun nieuwsgierigheid niet langer onbevredigd en met woorden en vooral gebaren maakte hij hen duide lijk, dat het een schietwapen was net als hun boog. Schaterend gelach! Neen, dat was toch al te ongeloofwaardig. Dat wilden ze eerst wel eens zien, voor ze dat aannamen. Op een 50 meter afstand stond een paal en nu liet mijn zoon één zijner dragers daarop een klein blokje hout leggen. Onder stijgende belangstelling nam hij vervolgens het geweer en richt te. „Pang!" en onder luid gegil waren vrouwen en kinderen in een om mezientje in de huizen verdwenen. De gelaatskleur van de mannen was opmer kelijk veranderd, maar' hun mannen moed behoedde hen toch voor een laffe vlucht. Toen zij zagen, dat het blokje van de paal verdwenen was en in' hon derd flinters er rondom verspreid lag, sloegen zij in opperste verbazing en be wondering met hun handen op hun dijen terwijl zij met onverstaanbare uitroepen hun gevoelens onderstreepten. Met eer bied en ontzag gaapten zij vervolgens schutter en geweer aan. Was een man, die zo iets kon, wel een gewoon mens of veeleer een soort van god? In ieder geval moest hij op passende wijze geëerd worden. En terwijl de mannen om beurten het toverwapen Jeanettc v. d. Krogt, Leiden Je hebt van een taailesje zelf een ver haaltje gemaakt. Of dat mag? Natuur lijk vind ik een eigengemaakt verhaaltje veel aardiger. En je weetoverschrij- mag beslist niet, daar is geen kunst aan. Nu heb je dit lesje met je eigen met je eigen woorden naverteld, nou alia dan maar, je hebt er zo goed je best op gedaan en keurig geschreven. WIE NIET STERK IS, MOET SLIM ZIJN Er was eens een aapje, dat in een groot donker bos woonde. Op een keer kwam het aapje een buffel tegen, „Dag heer Buffel, ik ben sterker dan u. Zullen we het vanavond eens proberen?" „Natuurlijk", zei de buffel. „Ik wil wel eens zien of dat waar is. Ik zal wel voor een paar stevige lianen (sterke klimplanten) zorgen". van dichtbij mochten bewonderen en zelf Bang! De deur sloeg met een klap Het aapje was weer weg en holde in handen nemen, liet het kamponghoofd dicht, zodat het kaboutertje zich dood vlug het bos in. Daar kwam het een giraf de vrouwen, die intussen ook weer bui- schrok. Deze pakte een eikeblad en tegen. ten gekomen waren, vruchten van hun schreef er op, dat de burgemeester een ..Dag heer Giraf ik ben sterker dan tuinen aanbrengen. weg zou aanleggen van het ene naar het u. Zullen we het vanavond proberen? Deze daad van gastvrijheid werd zeer andere dorp. Hij had gehoord dat er Maar dan sta ik achter een bosje en gewaardeerd na de vermoeiende tocht een reus in het bos woonde en die zou trek; doch u mag niet kijken, anders door het oerwoud en mijn zoon beloofde hij gaan interviewen. verander ik in een buffel en dat wil u tot dank voor de vriendelijke, gastvrije Toen hij bij het bos kwam, stond hij nie zeker niet aandoen hè", ontvangst, dat hij, zolang ze nog in de plotseling onverwacht voor de reus. „Neen, natuurlijk niet, ik zal vast niet nabijheid kampeerden, elke dag wat „Aha!" riep de reus. „Ik had net zo'n kijken", zei de giraf, busjes melk voor de kinderen en rijst trek in kaboutervlees. Wat kom je .Het aapje rende weer weg. Die avond voor de volwassenen zou laten bezorgen, doen?" ging hij naar de afgesproken plaats. Van zyn kant zegde het dorpshoofd toe, Het kaboutertje zei bibberend: „Ik Daar stond de buffel al klaar met de dat hij dan voor verse vruchten als te- wou u interviewen". lianen om zijn hals. genprestatie zou zorgen. „Nou schrijf dan maar dat ik het hele >.fe mag niet kijken, anders verander Juist toen de kleine patrouille zou kabouterdorp plat trap". in een giraf", terugkeren naar het kamp, gebeurde er Ons kaboutertje schrok zo erg, dat De buffel schrok hevig en beloofde niet nog iets bijzonders. Maar dat een vol- hij naar het kabouterdorp terug rende. te kijken. Maar het aapje was alweer gende keer. Toen de kabouters dit hoorde schrok- weg en holde naar de andere kant van (wordt vervolgd) ken ze zich een hoedje. het bosje. De giraf lag daar op zijn De burgemeester moest nadenken over knieën, met zijn nek ingetrokken. Het NIEUW RAADSEL een plan. Hij doorzocht vele boeken en aapje deed de liaan om zijn nek en rende ZOEK HET MAAR UIT eindelijk had hij het. Op zijn bevel het bos in. Alle letters staan lelijk door elkaar, moesten alle mieren bij hem komen. Ze -Ja. ik ben klaar", riep hij en keek Zet ze eens goed. moesten nog diezelfde avond allemaal lachend door de struiken. De buffel en - p e 1 p a de naam van een vrucht. naar het huis van de reus gaan. Ze moes- de giraf trokken uit alle macht en be- madat, 19 Eire, 20 loempia, i m u r p ook de naam van een vrucht ten het huis binnengaan en met z'n allen grepen er niets ^van. De giraf OPLOSSING VORIGE WEEK in Rusland, 15 niet een, 17 gril, kuur Horizontaal: 1 index, 6 inham, 11 (Z.N.), 20 traag, 22 bijrivier van de Adorp, 12 har, 14 merel, 16 rode, 17 Rhone, 23 stad in Griekenland a. d. Golf van die naam, 25 eer, 26 scheik. element (afk.), 27 plaats voor dui- neus- werd aap, 24 el, 25 president, 27 Ne, naam van eendier de reus gaan kriebelen. nieuwsgierig en gluurde door de strui- geen, 29 nier, 31 kelp, 32 abt, 34 ven, 28 bid (Lat.), 30 inhoudsmaat m e r e m daar kun je water in dra- Zo gezegd, zo gedaan. Ze begonnen ken Hij schrok, want hij keek recht tram, 36 ham, 37 Andorra, 38 kol, (afk.), 31 gehucht onder de Gelderl. gen. allemaal gelijk de reus te kriebelen. In de ogenvan een buffel. 39 pair, 41 ara, 42 reep, 45 knap, 47 gem. Aepldoorn en onder de Gelder- Daar kon hij met tegen. Hij werd wild MiB ta>oimdkeek xiel_ 94 om_ 51 Halsteren, 54 pa, 55 se gem. Brmelo. 33 ouderwetse da- allemaal gelijk de reus te kriebelen. *n de ogen van een buffel, r s a a 1 dat kun je aantrekken. Daar kon hij niet tegen. Hij werd wild meende dat hij droc ge?rïch\e rt MEI bossen°naar de^ bergen. 'Daar 'bleef'^hij 'gr-,60 ka- mesjapon, 35 dorp in N. Brab., 37 het eerste woord. wonen. te voorsehun. Ook de giraf kwam te ros, aard, S3 tanig, 6o kus, De oplossing sturen aan: Tante Jo en In het kabouterdorp vierde men feest, voorschijn.^ mo, 67 tegen, 68 delta, oom Toon, Krantentuin, Leidse Courant, nu de reus weg was. Ons kaboutertje krant. Lees maar. Papengraoht, Leiden. Er wordt weer een prachtig boek ver loot. CorresDondentie Daar heb ik een aardig opstelletje van Riny, maar ze heeft vergeten haar ach ternaam er bij te zetten. Wel weet ik dat had een krentebrood gekocht voor moe- ze in Leiden woont. der. „Liesje, Liesje!" riep de groente- boer, die net aankwam. „Liesje wil je MET ONS DRIETJES NAAR KATWIJK op het paard?" Liesje wilde dat graag. He was een warme dag. Maar waar moest ze het krentebrood Trinnggg" ging de bel. laten? „Ik zal het maar op de stoep van „Ursela doe eens open". het burgemeestershuis neerleggen". Ze „Mama, daar zijn Elly en Anneke. Ze holde naar de stoep en legde het brood komen vragen of Ik mee mag naar Kat- er neer. Toen holde zij naar Hans, het wijk", zegt Elly. paard. Ze werd er opgetild. Wat zat ze „Laat ze maar even binnen", vindt fijn. Maar opeens dacht ze aan het kren- h moeder. tebrood en wou van het paard af. „Dag mevrouw", groeten de beide „Dag! dag!" riep ze en weg was ze. meisjes. Ze holde en holde tot ze er was. Maar „Dag kinders. Jullie komen vragen of wat schrok ze, het brood was er niet Ursela mee mag naar Katwijl. Hoe gaan meer. Daar klopte een mevrouw tegen jullie met de bus of op de fiets?" het raam, die had het krentebrood van „Wij gaan op de fiets". de stoep gepakt en voor haar bewaard. „En wat wou ik nou meer vragen? O Ze gaf het brood aan Liesje. O, wat was ja, ik weet het al. ze blij. Ze holde gauw naar huis. „Hoe laat gaan jullie weg?" Rob v. d. Zwet, R.A. Veen „Zo gauw als het kan", zei Anneke. Leuk hoor Rob, dat je met ons mee- Mal- mondeling, 39 boom, 41 duw, 42 gem. in Drente, 43 zwaardvis, 45 zijtak Vertikaal: 1 idool, 2 node, 3 drem- Donau, 47 dorp in Friesland, 50 even- Ze ^ertelden^elkaar alles en keken be- pel, 4 e.p., 5 rad, 7 N.M., 8 heester, nachtslijn, 52 dwaas, 54 gil, 56 afkor- „Wie ben jij?" vroeg de giraf. werd beroemd. 0„, Liesbeth v. d. Borg, Voorschoten. schaamd omdat ze zich door een klein 9 aria, 10 Meran, 11 Arles, 12 haas, ting van idem, 57 keurig, 59 pape- Zo Liesbeth, dat eerste verhaaltje heb «Pje hadden laten beetnemen. 13 rand, 15 lepel, 17 Mien, 18 teen, gaai in N. Zeeland, 60 familielid, 61 21 preparaat, 23 unitariër, 26 inborst, kleverige zelfstandigheid, 63 gehucht Zon AnTtSh. Ze heeft ook f?fa£ i»f. Utrecht onder Unschoten, LIESJE EN HET KRENTEBROOD al een verhaaltje gemaakt en nog wel 33 tTa'.35 ™°P' ,1? 1,nl?all«! f3 eel?: Liesje kwam uit de bakkerswinkel Ze eerste. He' komt vandaag in de 44 robot, 46 plek, 47 Jtros, 48 lindervormig voorwerp, 67 vrucht, 69 bekoorlijk gelegen, 70 mikpunt, saldo, 50 Marat, 52 slak, 53 Enos, 54 71 Ierland, 73 gem. in N. H., 75 over- aalt, 61 ruk, LORRE DE PAPEGAAI Lorre was schor en vroeg aan moeder: „moeder wanneer komt de dokter?" „Hij komt zo Lorre, nog even geduld" - Daar kwam de dokter al. De dokter Groot Staalwijkstraat 5, schot, 76 een der apostelen. Vertikaal: 1 het gevleugeld paard Wij zullen dezer dagen een chèque der muzen, 2 middag, 3 boom, 4 tel- van 5,— toezenden aan mevr. J. woord (Fr.), 5 eetgerei, 7 kienspel, had drankjes bij zich. Dat zag Lorre. „Ik hoef die rommel niet, bah!" riep boom, Pastoor bijwoord, 9 bron, 16 lelieachtig l Leiden en aan de heer J. M. Hogen- was, 11 eetlepeltje, 13 treurspel, 16 d. Plaatstraat 36, slot, 18 waterstand (afk.), 19 voeg- Rijpwetering. Deze lezers zonden een woord, 21 regelmaat, 23 kleur, 24 stad het lot als winnaar aangewezen. in en werden door in Algerije, 27 stuk grond, 2j9 repu- bliekje in de Oostelijke Pyreneeën, „Maar Lorre toch, je wilt toch gauw ïter worden?" zei moeder. „Ja moeder". „Nou dan moet je dat drankje op- 'Lorre 'deed het, maar meteen daarna va,n,/ te wmnen. Twee van deze telwoord 38 vaarwel, Met bijgaande puzzel bieden wij 32 gem. in Utrecht, 33 kruipend dier, onze lezers weer de kans een prijs 34 schrijver op een kantoor, 36 rang- Lorre de lepel weg. „Nou blief ik niet meer" en al dade lijk praatte ze niet meer zo schor. Marian Jansen, Stompwük. Dat uitstapje naar de Efteling was toch zeker wel prachtig. Je vertelt niets over die mooie sprookjes alleen geldprijzen zullen worden verloot naam, 44 vaartuig, 46 vis, 48 stad in onder de inzenders van een goede Duitsland, 49 plaats in de schouw- „Ga je dart maar gauw klaar maken doet. Helaas moet ik je teleurstellen. Je ™01,e sPro°KJes aiieen maar net Trsela" versie zet ik niet in rte krant. Heh ie het vertrek van de bus en _zo heel eventjes Ursela' Ursela is al boven voor moeder is uit gesproken. Moeder zal even de banden verhaaltje, dat is niet zo moeilijk als oppompen. en versje. Dag Rob, ik hoop je gauw Mama, mag ik ook wat snoepjes en li- weer terug te zien. monade mee?". Ella Olierook, Hazerswoude. De oplossingen dienen burg, 51 denkbeeld, 53 gelijk, 55 drie- vóór donderdagmiddag a.s. 12 uur op tenige struis, 58 hoog bouwwerk, 59 onze bureaus te zijn bezorgd. kettipg, 62 jongensnaam, 64 munt in China, 65 onbekende, 66 stad in Ita- Horizontaal: 1 uurwerk, 6 zwaard lië, 68 kikker kuit, 70 honigbij, 72 (Ind.), 12 dorpje in Gel'dérl., 14 stad deel van de mast, 74 de dato (afk.). eens goed en vertel er dan een ver haaltje van. Dag Marian, tot ziens. Lyda Angevaare, Voorhout. Je wordt zeker al ongeduldig Lyda. al naar de grote school gaat. Lees je haar wel eens de verhaaltjes voor? Dag kinders. Dag allemaal. Tot de volgende week. TANTE JO EN OOM TOON „Goed kind, doe dat maar. Nemen jul- Die raadsels heb je keurig opgelost. Eerst moet het verhaaltje van de Pa- lie ook nog wat geld njee?", vraagt moe- Wat wordt die kleine Hetty toch groot, P?ea s Ult zlJn en öanmaar goed der aan de beide meisjes. fint. 7P al naar dp orcito sphnnl «at T.ppc ult- „Ja mevrouw, we nemen een kwartje mee, voor een zakje patates frites en 'n dubbeltje voor de fietsenstallinig". Moeder geeft Ursela vijf en dertig cent mee. „Dag mam, dag mevrouw!" roepen ze alle drie. „Dag kinders, een prettige dag!" „Wat een heerlijk weer", zegt Elly. „Het is prachtig. De vakantie begint al goed", zegt Ursela. „Ik zie het strand- al!" roept Anneke, die een eindje vooruit fietst. „Gauw jongens, de fietsen stallen en dan naar het strand!" Uitkleden was zo gedaan. Even de kle ren netje leggen en dan de zee in. „Brrr, wat is dat koud", zegt Anneke. Maar al heel gauw waren ze er hele maal door. Kees Paardekooper, Leiden. EEN SLIM KABOUTERTJE Er was eens een kaboutertje, d-ie op een goeden dag door het bos wandelde. Daar zag hij op de grond een stuk papier lig gen. Hij rende er heen. Hij pakte het, keek er naar en draaide het onderste boven. Toen dacht hij: waarom zouden kabouters geen krant hebben? Tegelijk dacht hij: ik ka een kabouterkrant op richten. Hij liep eenrst naar de oudste kabou ter van het dorp, die een beetje doof was. „Ik kom u interviewen", zei hij. „O, wil je een glas water?" verstond de dove kabouter. „Nee, ik kom je interviewen". „O, dan moet je bij mij niet wezen". ivccua U1 iOIU ulltuCtt.LC CCI1 MDuS,nflnf."-h^t kaboutertje maar W?S- sterrenkundige een wonderlijk net van Nu wilde hij de burgemeester gaan in- kanaien op Mars en zowel hij als terwewen veje anderen meende, dat deze kana- De burgemeester was Brumtje de Beer. ien door verstandelijke wezens moes- Dat wisten jullie zeker nog niet. Hij belde ten aangelegd zijn. Later zeiden de as- aan en hoorde al gauw iemand aanko- tronomen, dat deze kanalen toevallige men. Dat zal vast de burgemeester zijn. oneffenheden in de oppervlakte der Ja, daar ging de deur al open en daar planeten waren. Pas als een satelliet stond Bruin vlak voor hem. buiten de aardatmosfeer opnamen van „Wat kom je doen?" bromde de beer. Mars kan maken, komen we er achter, „Ik kom je interviewen". welke der twee zienswijze de juiste is. EEN ETUI VOOR DE ZONNEBRIL Fig. b. Als je op je fietstocht een zonnebril wilt dragen, kun je ze in dit etui opbergen (1). Maak eerst een model van 't zonne briletui (2) van papier, vooral niet te klein, zodat het ding makkelijk in- en uitglijdt. Naar dit model knip je twee. lagen linnen (of andere sterke stof) stof, geruit of gebloemd. Dat is dus de buitenkant van het etui (vooral iets ruim knippen! Nu knip je naar 't pa pieren model weer 'n dubbel laagje voor de voering. Dit kan wasleer, fla nel of vilt zijn, in elk geval 'n zachte, weke stof. En nu nogmaals knippen en wel een dubbel laagje karton of stijf linnen, 't Etui moet n.l. stevig gemaakt worden. Nu leg je een laagje voering en 'n laagje stof op elkaar rechts op rechts! en stik ze door tot 4 a 5 cm. overblijven; dan keer je die rech terzijde naar buiten en schuif die stijve laag tussen de beide andere (3) buig de zijden naar links en naai de laatste cm overhands aan elkaar. Dat is alzo de eerste helft van 't etui, de andere wordt precies eender gemaakt. Leg nu de 2 helften links op links Fig. a. In ons zonnestelsel staat de en naai ze overhands aan elkaar van WAT IS FOUT AAN PIETS TEKENING? Fig. c. Piet heeft 'n paar proeven op getekend, die hij in 't natuurkunde- uur gemaakt heeft. De tekening stelt 'n W-vormig glas voor, met gekleurd water erin.. Wat is er nu fout in die tekening? kan dragen, beide uiteinden t etui vast. Als 't etui effen (eenkleurig) is, kun IN WELKE RICHTING DRAAIEN DE RAADJES Fig. d. Hier zien jullie enkele tand- REMI EN ZIJN VRIENDEN (Uit het „Weeskind" van Het Malot) 1. Ik heet Remi en ik ben een wees kind. Toen ik 10 jaar oud was, kwam ik te weten, dat mijn „moeder" hele maal niet mijn echte moeder was, maar slechts mijn pleegmoeder. We leefden in een eenzame streek van Frankrijk, omgeven door heide en rotsen. Veel mannen gingen ver weg om werk te zoeken en als ze genoeg verdiend hadden, kwamen ze weer naar huis. Mijn pleegmoeder was met een man getrouwd, die Barbarin heette. Hij was naar Parijs gereisd om daar werk te zoeken en hij was al zo lang weg, dat ik hem stellig vergeten was. 2. Maar op een avond, toen ik met m'n lieve pleegmoeder voor 't- huis zat. kwam een onbekende man op ons toe Hij vertelde, dat Barbarin een onge luk had gehad. Hij was was een stel ling (steiger) gevallen en lag nu in een ziekenhuis. Hij zou invalide blij ven, maar zijn baas wou geen schade loosstelling betalen, omdat hij niet op die steiger had mogen staan. Moeder zou geld naar Parijs moeten zenden, opdat Barbarin tegen de werkgever 'n klacht kon indienen en dan mogelijk toch nog schadevergoeding zou krij gen. Daarvoor moest mijn moeder de koe verkopen, de koe, die ik steeds èehoed had, als moeder naar 't werk ging. Zij was mijn beste vriend; zij verstond ieder woord, dat ik tegen haar sprak.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1962 | | pagina 5