SE
DE KAARTENDANS
IN DE KRANTENTUIN
WIE PUZZELT ER MEE?
Het knutselhoekje
ZATERDAG 14 JULI 1962
DE LEIDSE COURANT
PAGINA 5
In het oerwoud van
Nieuw-Guinea
Het viel mijn zoon op, hoe vreselijk
deze mensen aangetast waren door de
framboesia, een wondziekte, die in bijna
heel Nieuw-Guinea heerste. Zij ontstaat
door allerlei oorzaken: de muskieten-
plaag, verwaarlozing van allerlei won
den, die men in het oerwoud opdoet, in
fectie, het besmeren van het lichaam
met klei en allerhande verfstoffen enz,
enz.
Vooral de mannen hadden soms tien
tallen zweren en wonden, waarop de
vliegen gretig te gast kwamen. Wie dat
voor het eerst ziet, kan het makkelijk
te kwaad krijgen. Voeg daarbij nog de
afschuwelijke reuk - ik zal maar geen
erger woord gebruiken - die de wonden
verspreiden en de zeer onaangename
lucht, die de meeste Papoea's toch al bij
zich hebben door hun volslagen gebrek
aan lichaamsreinheid. Een en ander
maakt, dat de eerste omgang met dit
volkje voor een Europeaan niet al te
prettig en aangenaam is. Maar men went
aan vele dingen gauwer dan men aan
vankelijk denkt. Het zijn ook mensen,
maar die onder veel ongunstiger om
standigheden dan wij moeten leven en
daarom geen walging of afschuw bij ons
mogen opwekken, maar wel medelijden.
Het waren vooral de kinderen, die
in het bijzonder de belangstelling en
het medelijden van mijn zoon opwek
ten. Zij hadden, vooral de hele kleintjes
vaak allerliefste gezichtjes met schattige
kroeskopjes. Maar voor de rest zagen ze
er beklagenswaardig uit: magere spille
beentjes en onnatuurlijke dikke buikjes,
allemaal gevolg van verkeerde, onge
schikte voeding voor hun leeftijd.
Daar het gesprek natuurlijk heel moei
lijk verliep, dacht mijn zoon aan de 4
dragers, die aan de rand van het oer
woud op hem wachtten. Hij deelde dit
aan het dorpshoofd mede en vroeg hem
verlof om die 4 Papoea's ook te laten
komen. Hij verzekerde hem, dat ze geen
wapens bij zich hadden, alleen maar 'n
kapbijl, die tot de natuurlijke uitrusting
van bosmensen behoort, en het geweer
van hun „toewan". Zij hadden evenals
hijzelf alleen maar vreedzame bedoelin
gen en konden mogelijk helpen om el
kaar beter te verstaan.
Dit laatste is intussen lang niet altijd
zo, want in een land, waar ongeveer 20Q-
verschillende Papoea-talen gesproken
worden, verstaan de verschillende stam
men elkaar soms even weinig, als een in
boorling en een Europeaan, die pas in
het land gearriveerd is.
Maar de gebarentaal lijkt over het ge
hele aardrijk min of meer hetzelfde en
de Papoea's vooral gebruiken en begrij
pen ze buitengewoon goed en ze hebben
daardoor bij het onderling verkeer der
stammen weinig of geen woorden nodig.
Ze redden zich er altijd wel uit, voor
hen heeft die gebarentaal weinig of
helemaal geen geheimen.
Het dorpshoofd keek op de vraag van
mijn zoon even de kring van zijn man
nen rond en knikte toen van „ja". Op
het fluitsignaal van de „toewan" kwa
men de 4 mannen schoorvoetend uit het
bos te voorschijn. Hun hele houding ver
ried nog wantrouwen en vrees, maar
toen het dorpshoofd hun zijn knokkels
ter vreedzame begroeting aanbood, was
het ijs gebroken.
Met een gebaar naar de hoogte noodde
het dorpshoofd vervolgens het hele ge
zelschap uit om op te klimmen naar de
kampong. Met verwonderde ogen had
iedereen al gekeken naar het vreemde
ding, dat een der nieuw-aangekomenen
bij zich droeg, ik bedoel: het geweer.
Mijn zoon liet hun nieuwsgierigheid niet
langer onbevredigd en met woorden en
vooral gebaren maakte hij hen duide
lijk, dat het een schietwapen was net
als hun boog. Schaterend gelach! Neen,
dat was toch al te ongeloofwaardig. Dat
wilden ze eerst wel eens zien, voor ze
dat aannamen.
Op een 50 meter afstand stond een
paal en nu liet mijn zoon één zijner
dragers daarop een klein blokje hout
leggen. Onder stijgende belangstelling
nam hij vervolgens het geweer en richt
te. „Pang!" en onder luid gegil
waren vrouwen en kinderen in een om
mezientje in de huizen verdwenen. De
gelaatskleur van de mannen was opmer
kelijk veranderd, maar' hun mannen
moed behoedde hen toch voor een laffe
vlucht. Toen zij zagen, dat het blokje
van de paal verdwenen was en in' hon
derd flinters er rondom verspreid lag,
sloegen zij in opperste verbazing en be
wondering met hun handen op hun dijen
terwijl zij met onverstaanbare uitroepen
hun gevoelens onderstreepten. Met eer
bied en ontzag gaapten zij vervolgens
schutter en geweer aan.
Was een man, die zo iets kon, wel een
gewoon mens of veeleer een soort van
god?
In ieder geval moest hij op passende
wijze geëerd worden. En terwijl de
mannen om beurten het toverwapen
Jeanettc v. d. Krogt, Leiden
Je hebt van een taailesje zelf een ver
haaltje gemaakt. Of dat mag? Natuur
lijk vind ik een eigengemaakt verhaaltje
veel aardiger. En je weetoverschrij-
mag beslist niet, daar is geen kunst
aan. Nu heb je dit lesje met je eigen
met je eigen woorden naverteld, nou
alia dan maar, je hebt er zo goed je best
op gedaan en keurig geschreven.
WIE NIET STERK IS, MOET SLIM ZIJN
Er was eens een aapje, dat in een groot
donker bos woonde. Op een keer kwam
het aapje een buffel tegen,
„Dag heer Buffel, ik ben sterker dan u.
Zullen we het vanavond eens proberen?"
„Natuurlijk", zei de buffel. „Ik wil
wel eens zien of dat waar is.
Ik zal wel voor een paar stevige lianen
(sterke klimplanten) zorgen".
van dichtbij mochten bewonderen en zelf Bang! De deur sloeg met een klap Het aapje was weer weg en holde
in handen nemen, liet het kamponghoofd dicht, zodat het kaboutertje zich dood vlug het bos in. Daar kwam het een giraf
de vrouwen, die intussen ook weer bui- schrok. Deze pakte een eikeblad en tegen.
ten gekomen waren, vruchten van hun schreef er op, dat de burgemeester een ..Dag heer Giraf ik ben sterker dan
tuinen aanbrengen. weg zou aanleggen van het ene naar het u. Zullen we het vanavond proberen?
Deze daad van gastvrijheid werd zeer andere dorp. Hij had gehoord dat er Maar dan sta ik achter een bosje en
gewaardeerd na de vermoeiende tocht een reus in het bos woonde en die zou trek; doch u mag niet kijken, anders
door het oerwoud en mijn zoon beloofde hij gaan interviewen. verander ik in een buffel en dat wil u
tot dank voor de vriendelijke, gastvrije Toen hij bij het bos kwam, stond hij nie zeker niet aandoen hè",
ontvangst, dat hij, zolang ze nog in de plotseling onverwacht voor de reus. „Neen, natuurlijk niet, ik zal vast niet
nabijheid kampeerden, elke dag wat „Aha!" riep de reus. „Ik had net zo'n kijken", zei de giraf,
busjes melk voor de kinderen en rijst trek in kaboutervlees. Wat kom je .Het aapje rende weer weg. Die avond
voor de volwassenen zou laten bezorgen, doen?" ging hij naar de afgesproken plaats.
Van zyn kant zegde het dorpshoofd toe, Het kaboutertje zei bibberend: „Ik Daar stond de buffel al klaar met de
dat hij dan voor verse vruchten als te- wou u interviewen". lianen om zijn hals.
genprestatie zou zorgen. „Nou schrijf dan maar dat ik het hele >.fe mag niet kijken, anders verander
Juist toen de kleine patrouille zou kabouterdorp plat trap". in een giraf",
terugkeren naar het kamp, gebeurde er Ons kaboutertje schrok zo erg, dat De buffel schrok hevig en beloofde niet
nog iets bijzonders. Maar dat een vol- hij naar het kabouterdorp terug rende. te kijken. Maar het aapje was alweer
gende keer. Toen de kabouters dit hoorde schrok- weg en holde naar de andere kant van
(wordt vervolgd) ken ze zich een hoedje. het bosje. De giraf lag daar op zijn
De burgemeester moest nadenken over knieën, met zijn nek ingetrokken. Het
NIEUW RAADSEL een plan. Hij doorzocht vele boeken en aapje deed de liaan om zijn nek en rende
ZOEK HET MAAR UIT eindelijk had hij het. Op zijn bevel het bos in.
Alle letters staan lelijk door elkaar, moesten alle mieren bij hem komen. Ze -Ja. ik ben klaar", riep hij en keek
Zet ze eens goed. moesten nog diezelfde avond allemaal lachend door de struiken. De buffel en -
p e 1 p a de naam van een vrucht. naar het huis van de reus gaan. Ze moes- de giraf trokken uit alle macht en be- madat, 19 Eire, 20 loempia,
i m u r p ook de naam van een vrucht ten het huis binnengaan en met z'n allen grepen er niets ^van. De giraf
OPLOSSING VORIGE WEEK in Rusland, 15 niet een, 17 gril, kuur
Horizontaal: 1 index, 6 inham, 11 (Z.N.), 20 traag, 22 bijrivier van de
Adorp, 12 har, 14 merel, 16 rode, 17 Rhone, 23 stad in Griekenland a. d.
Golf van die naam, 25 eer, 26 scheik.
element (afk.), 27 plaats voor dui-
neus-
werd aap, 24 el, 25 president, 27 Ne,
naam van eendier de reus gaan kriebelen. nieuwsgierig en gluurde door de strui- geen, 29 nier, 31 kelp, 32 abt, 34 ven, 28 bid (Lat.), 30 inhoudsmaat
m e r e m daar kun je water in dra- Zo gezegd, zo gedaan. Ze begonnen ken Hij schrok, want hij keek recht tram, 36 ham, 37 Andorra, 38 kol, (afk.), 31 gehucht onder de Gelderl.
gen. allemaal gelijk de reus te kriebelen. In de ogenvan een buffel. 39 pair, 41 ara, 42 reep, 45 knap, 47 gem. Aepldoorn en onder de Gelder-
Daar kon hij met tegen. Hij werd wild MiB ta>oimdkeek xiel_ 94 om_ 51 Halsteren, 54 pa, 55 se gem. Brmelo. 33 ouderwetse da-
allemaal gelijk de reus te kriebelen. *n de ogen van een buffel,
r s a a 1 dat kun je aantrekken. Daar kon hij niet tegen. Hij werd wild meende dat hij droc
ge?rïch\e rt MEI bossen°naar de^ bergen. 'Daar 'bleef'^hij 'gr-,60 ka- mesjapon, 35 dorp in N. Brab., 37
het eerste woord. wonen. te voorsehun. Ook de giraf kwam te ros, aard, S3 tanig, 6o kus,
De oplossing sturen aan: Tante Jo en In het kabouterdorp vierde men feest, voorschijn.^ mo, 67 tegen, 68 delta,
oom Toon, Krantentuin, Leidse Courant, nu de reus weg was. Ons kaboutertje
krant. Lees maar.
Papengraoht, Leiden.
Er wordt weer een prachtig boek ver
loot.
CorresDondentie
Daar heb ik een aardig opstelletje van
Riny, maar ze heeft vergeten haar ach
ternaam er bij te zetten. Wel weet ik dat had een krentebrood gekocht voor moe-
ze in Leiden woont. der. „Liesje, Liesje!" riep de groente-
boer, die net aankwam. „Liesje wil je
MET ONS DRIETJES NAAR KATWIJK op het paard?" Liesje wilde dat graag.
He was een warme dag. Maar waar moest ze het krentebrood
Trinnggg" ging de bel. laten? „Ik zal het maar op de stoep van
„Ursela doe eens open". het burgemeestershuis neerleggen". Ze
„Mama, daar zijn Elly en Anneke. Ze holde naar de stoep en legde het brood
komen vragen of Ik mee mag naar Kat- er neer. Toen holde zij naar Hans, het
wijk", zegt Elly. paard. Ze werd er opgetild. Wat zat ze
„Laat ze maar even binnen", vindt fijn. Maar opeens dacht ze aan het kren- h
moeder. tebrood en wou van het paard af.
„Dag mevrouw", groeten de beide „Dag! dag!" riep ze en weg was ze.
meisjes. Ze holde en holde tot ze er was. Maar
„Dag kinders. Jullie komen vragen of wat schrok ze, het brood was er niet
Ursela mee mag naar Katwijl. Hoe gaan meer. Daar klopte een mevrouw tegen
jullie met de bus of op de fiets?" het raam, die had het krentebrood van
„Wij gaan op de fiets". de stoep gepakt en voor haar bewaard.
„En wat wou ik nou meer vragen? O Ze gaf het brood aan Liesje. O, wat was
ja, ik weet het al. ze blij. Ze holde gauw naar huis.
„Hoe laat gaan jullie weg?" Rob v. d. Zwet, R.A. Veen
„Zo gauw als het kan", zei Anneke. Leuk hoor Rob, dat je met ons mee-
Mal- mondeling, 39 boom, 41 duw, 42 gem.
in Drente, 43 zwaardvis, 45 zijtak
Vertikaal: 1 idool, 2 node, 3 drem- Donau, 47 dorp in Friesland, 50 even-
Ze ^ertelden^elkaar alles en keken be- pel, 4 e.p., 5 rad, 7 N.M., 8 heester, nachtslijn, 52 dwaas, 54 gil, 56 afkor-
„Wie ben jij?" vroeg de giraf.
werd beroemd. 0„,
Liesbeth v. d. Borg, Voorschoten. schaamd omdat ze zich door een klein 9 aria, 10 Meran, 11 Arles, 12 haas, ting van idem, 57 keurig, 59 pape-
Zo Liesbeth, dat eerste verhaaltje heb «Pje hadden laten beetnemen. 13 rand, 15 lepel, 17 Mien, 18 teen, gaai in N. Zeeland, 60 familielid, 61
21 preparaat, 23 unitariër, 26 inborst, kleverige zelfstandigheid, 63 gehucht
Zon AnTtSh. Ze heeft ook f?fa£ i»f. Utrecht onder Unschoten,
LIESJE EN HET KRENTEBROOD al een verhaaltje gemaakt en nog wel 33 tTa'.35 ™°P' ,1? 1,nl?all«! f3 eel?:
Liesje kwam uit de bakkerswinkel Ze eerste. He' komt vandaag in de 44 robot, 46 plek, 47 Jtros, 48
lindervormig voorwerp, 67 vrucht,
69 bekoorlijk gelegen, 70 mikpunt,
saldo, 50 Marat, 52 slak, 53 Enos, 54 71 Ierland, 73 gem. in N. H., 75 over-
aalt, 61 ruk,
LORRE DE PAPEGAAI
Lorre was schor en vroeg aan moeder:
„moeder wanneer komt de dokter?"
„Hij komt zo Lorre, nog even geduld" -
Daar kwam de dokter al. De dokter Groot Staalwijkstraat 5,
schot, 76 een der apostelen.
Vertikaal: 1 het gevleugeld paard
Wij zullen dezer dagen een chèque der muzen, 2 middag, 3 boom, 4 tel-
van 5,— toezenden aan mevr. J. woord (Fr.), 5 eetgerei, 7 kienspel,
had drankjes bij zich. Dat zag Lorre.
„Ik hoef die rommel niet, bah!" riep boom, Pastoor
bijwoord, 9 bron, 16 lelieachtig l
Leiden en aan de heer J. M. Hogen- was, 11 eetlepeltje, 13 treurspel, 16
d. Plaatstraat 36, slot, 18 waterstand (afk.), 19 voeg-
Rijpwetering. Deze lezers zonden een woord, 21 regelmaat, 23 kleur, 24 stad
het lot als winnaar aangewezen.
in en werden door in Algerije, 27 stuk grond, 2j9 repu-
bliekje in de Oostelijke Pyreneeën,
„Maar Lorre toch, je wilt toch gauw
ïter worden?" zei moeder.
„Ja moeder".
„Nou dan moet je dat drankje op-
'Lorre 'deed het, maar meteen daarna va,n,/ te wmnen. Twee van deze telwoord 38 vaarwel,
Met bijgaande puzzel bieden wij 32 gem. in Utrecht, 33 kruipend dier,
onze lezers weer de kans een prijs 34 schrijver op een kantoor, 36 rang-
Lorre de lepel weg.
„Nou blief ik niet meer" en al dade
lijk praatte ze niet meer zo schor.
Marian Jansen, Stompwük.
Dat uitstapje naar de Efteling was
toch zeker wel prachtig. Je vertelt niets
over die mooie sprookjes alleen
geldprijzen zullen worden verloot naam, 44 vaartuig, 46 vis, 48 stad in
onder de inzenders van een goede Duitsland, 49 plaats in de schouw-
„Ga je dart maar gauw klaar maken doet. Helaas moet ik je teleurstellen. Je ™01,e sPro°KJes aiieen maar net
Trsela" versie zet ik niet in rte krant. Heh ie het vertrek van de bus en _zo heel eventjes
Ursela'
Ursela is al boven voor moeder is uit
gesproken. Moeder zal even de banden verhaaltje, dat is niet zo moeilijk als
oppompen. en versje. Dag Rob, ik hoop je gauw
Mama, mag ik ook wat snoepjes en li- weer terug te zien.
monade mee?". Ella Olierook, Hazerswoude.
De oplossingen dienen burg, 51 denkbeeld, 53 gelijk, 55 drie-
vóór donderdagmiddag a.s. 12 uur op tenige struis, 58 hoog bouwwerk, 59
onze bureaus te zijn bezorgd. kettipg, 62 jongensnaam, 64 munt in
China, 65 onbekende, 66 stad in Ita-
Horizontaal: 1 uurwerk, 6 zwaard lië, 68 kikker kuit, 70 honigbij, 72
(Ind.), 12 dorpje in Gel'dérl., 14 stad deel van de mast, 74 de dato (afk.).
eens goed en vertel er dan een ver
haaltje van. Dag Marian, tot ziens.
Lyda Angevaare, Voorhout.
Je wordt zeker al ongeduldig Lyda.
al naar de grote school gaat. Lees
je haar wel eens de verhaaltjes voor?
Dag kinders.
Dag allemaal. Tot de volgende week.
TANTE JO EN OOM TOON
„Goed kind, doe dat maar. Nemen jul- Die raadsels heb je keurig opgelost. Eerst moet het verhaaltje van de Pa-
lie ook nog wat geld njee?", vraagt moe- Wat wordt die kleine Hetty toch groot, P?ea s Ult zlJn en öanmaar goed
der aan de beide meisjes. fint. 7P al naar dp orcito sphnnl «at T.ppc ult-
„Ja mevrouw, we nemen een kwartje
mee, voor een zakje patates frites en 'n
dubbeltje voor de fietsenstallinig".
Moeder geeft Ursela vijf en dertig
cent mee.
„Dag mam, dag mevrouw!" roepen ze
alle drie.
„Dag kinders, een prettige dag!"
„Wat een heerlijk weer", zegt Elly.
„Het is prachtig. De vakantie begint
al goed", zegt Ursela.
„Ik zie het strand- al!" roept Anneke,
die een eindje vooruit fietst.
„Gauw jongens, de fietsen stallen en
dan naar het strand!"
Uitkleden was zo gedaan. Even de kle
ren netje leggen en dan de zee in.
„Brrr, wat is dat koud", zegt Anneke.
Maar al heel gauw waren ze er hele
maal door.
Kees Paardekooper, Leiden.
EEN SLIM KABOUTERTJE
Er was eens een kaboutertje, d-ie op een
goeden dag door het bos wandelde. Daar
zag hij op de grond een stuk papier lig
gen. Hij rende er heen. Hij pakte het,
keek er naar en draaide het onderste
boven. Toen dacht hij: waarom zouden
kabouters geen krant hebben? Tegelijk
dacht hij: ik ka een kabouterkrant op
richten.
Hij liep eenrst naar de oudste kabou
ter van het dorp, die een beetje doof
was. „Ik kom u interviewen", zei hij.
„O, wil je een glas water?" verstond
de dove kabouter.
„Nee, ik kom je interviewen".
„O, dan moet je bij mij niet wezen". ivccua U1 iOIU ulltuCtt.LC CCI1
MDuS,nflnf."-h^t kaboutertje maar W?S- sterrenkundige een wonderlijk net van
Nu wilde hij de burgemeester gaan in- kanaien op Mars en zowel hij als
terwewen veje anderen meende, dat deze kana-
De burgemeester was Brumtje de Beer. ien door verstandelijke wezens moes-
Dat wisten jullie zeker nog niet. Hij belde ten aangelegd zijn. Later zeiden de as-
aan en hoorde al gauw iemand aanko- tronomen, dat deze kanalen toevallige
men. Dat zal vast de burgemeester zijn. oneffenheden in de oppervlakte der
Ja, daar ging de deur al open en daar planeten waren. Pas als een satelliet
stond Bruin vlak voor hem. buiten de aardatmosfeer opnamen van
„Wat kom je doen?" bromde de beer. Mars kan maken, komen we er achter,
„Ik kom je interviewen". welke der twee zienswijze de juiste is.
EEN ETUI VOOR DE ZONNEBRIL
Fig. b. Als je op je fietstocht een
zonnebril wilt dragen, kun je ze in dit
etui opbergen (1).
Maak eerst een model van 't zonne
briletui (2) van papier, vooral niet te
klein, zodat het ding makkelijk in- en
uitglijdt. Naar dit model knip je twee.
lagen linnen (of andere sterke stof)
stof, geruit of gebloemd. Dat is dus
de buitenkant van het etui (vooral iets
ruim knippen! Nu knip je naar 't pa
pieren model weer 'n dubbel laagje
voor de voering. Dit kan wasleer, fla
nel of vilt zijn, in elk geval 'n zachte,
weke stof. En nu nogmaals knippen
en wel een dubbel laagje karton of stijf
linnen, 't Etui moet n.l. stevig gemaakt
worden. Nu leg je een laagje voering
en 'n laagje stof op elkaar rechts
op rechts! en stik ze door tot 4 a 5
cm. overblijven; dan keer je die rech
terzijde naar buiten en schuif die stijve
laag tussen de beide andere (3) buig
de zijden naar links en naai de laatste
cm overhands aan elkaar. Dat is alzo
de eerste helft van 't etui, de andere
wordt precies eender gemaakt.
Leg nu de 2 helften links op links
Fig. a. In ons zonnestelsel staat de en naai ze overhands aan elkaar van
WAT IS FOUT AAN PIETS
TEKENING?
Fig. c. Piet heeft 'n paar proeven op
getekend, die hij in 't natuurkunde-
uur gemaakt heeft. De tekening stelt
'n W-vormig glas voor, met gekleurd
water erin.. Wat is er nu fout in die
tekening?
kan dragen,
beide uiteinden t
etui vast.
Als 't etui effen (eenkleurig) is, kun
IN WELKE RICHTING DRAAIEN
DE RAADJES
Fig. d. Hier zien jullie enkele tand-
REMI EN ZIJN
VRIENDEN
(Uit het „Weeskind"
van Het Malot)
1. Ik heet Remi en ik ben een wees
kind. Toen ik 10 jaar oud was, kwam
ik te weten, dat mijn „moeder" hele
maal niet mijn echte moeder was, maar
slechts mijn pleegmoeder.
We leefden in een eenzame streek
van Frankrijk, omgeven door heide en
rotsen. Veel mannen gingen ver weg
om werk te zoeken en als ze genoeg
verdiend hadden, kwamen ze weer
naar huis. Mijn pleegmoeder was met
een man getrouwd, die Barbarin heette.
Hij was naar Parijs gereisd om daar
werk te zoeken en hij was al zo lang
weg, dat ik hem stellig vergeten was.
2. Maar op een avond, toen ik met
m'n lieve pleegmoeder voor 't- huis zat.
kwam een onbekende man op ons toe
Hij vertelde, dat Barbarin een onge
luk had gehad. Hij was was een stel
ling (steiger) gevallen en lag nu in
een ziekenhuis. Hij zou invalide blij
ven, maar zijn baas wou geen schade
loosstelling betalen, omdat hij niet op
die steiger had mogen staan. Moeder
zou geld naar Parijs moeten zenden,
opdat Barbarin tegen de werkgever 'n
klacht kon indienen en dan mogelijk
toch nog schadevergoeding zou krij
gen.
Daarvoor moest mijn moeder de koe
verkopen, de koe, die ik steeds èehoed
had, als moeder naar 't werk ging. Zij
was mijn beste vriend; zij verstond
ieder woord, dat ik tegen haar sprak.