SCHRIJVERS
voederen
hun
lezers
(als apen in een kooi)
Afrika-reiziger" vertelde boeiend
verhalen van anderen...
WIM HORNMAN
Hij had op tijgers gejaagd...
Lesing houden
is moeilijk
China trekt de wereld in
Herinneringen aan
de Boekenweek
J]n daar stonden we dan in een boe
kenstand in de Bijenkorf in Am
sterdam. Anthony van Kampen,
juist teruggekeerd van een reis door
Nieuw Guinea met stapels „Omni
bussen" en „Jungles" voor zich; de
reizende arts uit Haarlem dr. Mel-
chior en ik. Het was de laatste dag
van een veelbewogen boekenweek,
een lange dag ook, die evenveel van
je uithoudingsvermogen vroeg dan
een dag in Afrika of Zuid-Amerika.
Het was er snikheet, benauwd en de
dikke transpiratie-lucht van duizen
den mensen, die in brede rijen naar
de tentoongestelde auteurs kwamen
kijken, kon je bijna snijden. Voor
onze stand stond een oud, streng
mannetje. Hij was al enigszins op
leeftijd en hij keek ons één voor één
lang en aandachtig aan. Zijn scher
pe oogjes werden vergroot door bril-
leglazen en zijn lange vingers bla
derden telkens in een boek. Als hij
het neerlegde, keek hij eerst naar
de naam van de auteur, dan naar de
namen boven de stand en tenslotte
scheen hij te zoeken wie van de drie
bij een bepaald boek hoorde.
Hij was kennelijk bezig zich een me
ning over ons te vormen. Toen hij zich
eindelijk met een wijzende vinger naar
mij overboog, kreeg ik het gevoel van
een verdachte, die voor de rechter van
instructie staat.
„Hebt U dit boek geschreven?'' en be
schuldigend nam hij „Carnaval der
tegenstellingen" in zijn hand. Ik knikte.
„Waarom hebt U dat gedaan?" Ja, hoe
moet je daar nu als ^auteur op reageren.
Zou ik moeten antwoorden omdat ik me
ertoe gedreven-voelde? Of zou ik moeten
zeggen. „Nou ja, mijnheer, het is een
aardige bijverdienste en per slot van re
kening moeten schrijvers ook leven.''
Omdat het mannetje zo ernstig was,
begon ik te vertellen, dat ik Zuid-Ame
rika een werelddeel vond, waar de te
genstellingen zo groot zijn, dat je vindt,
dat je de anderen het moet vertellen.
„Waarom?" vroeg het mannetje weer.
,,Als u dat weten wilt," zei ik wat
kribbig, ,,dan moet u het boek lezen.
Daarin vindt u antwoord op al uw vra
gen. Ik ben er niet voor niets heen
geweest." Ik was nog niet uitgesproken
of zijn hele gezicht klaarde op. Zijn
scherpe oogjes kregen een milde uit
drukking en er verscheen zelfs een
glimlach op zijn lippen. ,,Ah, bent u
er zelf geweest? Hebt u het allemaal
gezien. Dan noem ik dat een prestatie,
die veel groter is dan er een boek over
schrijven."
Hij gaf mij een krachtige handdruk
en liet mij volkomen verbijsterd achter.
Aangegaapt
Ik keek rond me. Zouden die anderen
ook zulke krankzinnige vragen krijgen?
Naastdr.Melchior zag ik schipper Toxo-
peus, compleet met pet op en wat ver
derop een bezige Jan Brusse, die hele
maal uit Parijs voor deze boekenmarkt
was overgekomen. Vlieger Viruly, dr.
Max Euwe, rector Coppes van de tele
visie-epiloog werden ook aangegaapt in
dit proces van massificatie, zoals de be
kende theoloog prof. Van Beek 't noem
de.
Wij stonden daar als apen in een kooi,
aangegaapt door een nieuwsgierig pu
bliek," dat keek of die schrijvers er nu
wel zo interessant uitzagen als ze had
den gedacht.
In de uren, die voorbijtrokken, dacht
ik aan de avonden van de boekenweek.
Het was een goedgevulde agenda ge
weest. Zevenaar, Winterswijk, Dieren,
Tilburg, Den Haag en Amsterdam, een
tocht kris-kras door Nederland. Lezin
gen... lezingen... lezingen. In Zevenaar
was het gezellig geweest, herinnerde ik
me. De avond was uitgeschreven door
een boekhandelaar en hij had een klei
ne moderne zaal gehuurd, waarin onge
veer 50 stoelen stonden. Om kwart voor
8 was er nog niemand; om 8 uur 60
mensen en om kwart over 8 90 zodat
haastig stoelen moesten worden bijge
sleept Ik stond als het ware midden in
het publiek. Onder de pauze verkocht
ik boeken achter een speciale boeken
stand en ik stond er nog geen minuut
of er kwam een opgewonden mevrouw
naar me toe, die haar man, die juist
een gesprek met me voerde, wegduwde
en zei: ,,U haalt hem niet over om naar
Zuid-Amerika te gaan hoor. We wonen
naast mijn moeder en ik wil niet weg
uit onze straat."
Een rotiand, mijnheer!
De man keek me zielsbedroefd aan en
probeerde daarna dapper te zijn. „Die
landbouwkolonies in Brazilië...", maar
dat was het enige wat hij kon zeggen,
want weer onderbrak zij hem: „Een
rotiand meneer, daar ga ik nooit mee
naar toe. Wat dacht u wel van mij. Ik
kom uit een goed gezin, mijn man heeft
een flinke boterham. We zijn best te
vreden en nu wordt hij ineens helemaal
gek van al die boeken, die hij leest.
Neen, vroeger hadden we het beter.
Toenlas hij alleen maar studie-boeken."
Ik haalde mijn schouders op. Me
vrouwzei ik, „en wat las u?".
Ze keek mij hooghartig aan.
„Niets," zei ze, „helemaal niets
en ik voel me er nog steeds geluk
kig bij."
Maar dat was tegen het zere been
van haar echtgenoot. Hij trok ongedul
dig zijn portefeuille uit zijn binnenzak
duwde mij 13 in de hand, wees be
velend naar het boek en zei: „Inpak
ken."
Ik stond voor een gewetensconflict
Moest ik weigeren? Moest ik hem aan
het verstand brengen, dat dit eerste
boek in zijn huis rampzalige gevolgen
met zich zou kunnen brengen? Ik keek
nog eens naar de titel. „Carnaval der
tegenstellingen" en liet het inpakken.
Per slot van rekening was het boeken
week!
jn het hotel waar wij de nacht doorbrachten, werd ik 'savonds na de lezing aange
klampt door een vreemde mijnheer. Hij vroeg me of ik die avond een lezing had
gegeven en toen ik bevestigend knikte, deelde hij me mee, dat zijn leven zeker zo
interessant was geweest als het mijne. Hij had in Afrika op tijgers gejaagd en in
een ademloos tempo vertelde hij me het ene spannende avontuur na het andere.
Toen hij eindelijk een pauze hield, realiseerde ik me, dat er in heel Afrika geen
tijgers voorkomen en begon ik zijn verhalen wat kritischer aan te horen. Mensen
eters, stroomversnellingen, wilde dieren, uitgestorven negerdorpen, mystieke ritu
elen, het speelde allemaal een rol en af en toe meende ik me hier en daar een
hoofdstuk uit de vele boeken, die ik oVer Afrika las, te herinneren. Ik liet hem
maar uitspreken, want per slot van rekening gaf hij een gratis lezing en uit zijn
verhalen bleek zeer duidelijk, dat hij een lezer was. Eindelijk stond hij op.
„Wat doet XJ tegenwoordig", vroeg ik.
„Ik koop tweedehands boeken op", zei hij, „als het met een van uw boeken met
best mocht gaan, geef me dan maar een telefoontje. Hier hebt u mijn kaartje".
bliek, dat zeer sterk in leeftijd ver
schilt. Hier waren zowel Mulo-scholieren
als mensen van over de 60 aanwezig.
De zaal was tot de laatste plaats bezet
en ik nam me voor de jongeren het
hunne te geven. Zijn er jongeren aan
wezig, dan dient een spreker vooral
op hen te letten, want doe je dat niet,
dan geven ze vaak luidruchtig te ken
nen, dat ze iets anders hadden verwacht.
Dit vergt ongelooflijk veel van je ener
gie en je bent na z'n avond dan ook
volkomen uitgeput.
Lezingen houden lijkt bijzonder gemak
kelijk, maar in wezen is het zeer moei
lijk. In het ene gezelschap mag je zeg
gen „Toen ik mijn derde borre'tje
dronk", maar dat word je in een ander
gezelschap hoogst kwalijk genomen, dus
verander je maar haastig dat borreltje
in een kopje koffie. Het ene gezelschap
is veel meer goedlachs dan het andere
en omdat je nu eenmaal als spreker
ook reageert op je publiek, gaat het je
veel gemakkelijker af dan bij een lesing
waarin de zaal gevuld is met mensen,
die pijn in hun kaakspieren krijgen als
ze zouden lachen.
Want al is waar, dat de mensen op
de spreker reageren, omgekeerd is dat
precies hetzelfde. Tijdens zo'n boeken
week merk je, dat de televisie toch niet
zo'n heel ernstige concurrent is, be
halve als er op dinsdagavond een zeei
goede film is of op donderdagavond
een zeer goed toneelspel. Voor de rest
valt het wel mee en het sprookje, dat
lezingen beginnen uit te sterven, is al
leen maar waar voor hen, die slaaf
zijn geworden van hun toestel en om
kwart voor acht het testbeeld al aan
zetten om toch maar vooral niets te
missen.
Brabants boekenbal
Op de donderdag van de Boekenweek
maakte ik het eerste boekenbal mee
in de Stadsschouwburg in Tilburg. Het
werd een echt Brabants feest, waar de
mensen nog wat onwennig stonden te
genover de schrijvers die er een ere
zaak van maakten zoveel mogelijk boe
ken te verkopen. Ja, je denkt natuur
lijk al vlug: „Och, laten we het maar
doen, want anders heeft de man mor
gen niet te eten". Ook dat is natuurlijk
onjuist. Want als je zoudt moeten Ie-
Tn Winterswijk voelden we ons eigen -
lijk al in het buitenland. We zagen
er meer Duitse autonummers dan Ne
derlandse en voor het eerst zag ik ook
Duitse nozems. Hier gaf ik een lezing
in een flinke zaal. De drie boekhande
laren hadden er alle aandacht aan be
steed. Toen de pauze was aangebroken
en ik weer achter mijn boekentafel ging
staan, herinnerde ik me plotseling een
verhaal, dat Anthony van Kampen me
vertelde. Hij had de hele avond over
Nieuw-Guinea gesproken, en gehoopt,
dat hij het publiek had geboeid. Na af
loop kwam er een man naar hem toe,
die hem complimenteerde en zei: „Wat
interessant. Wat zou het voor u enig
zijn om er eindelijk eens naar toe te
gaan."
Maar dat zijn nog de minst erge reac
ties op lezingen. Veel erger zijn de men
sen, die menen het allemaal beter te
weten. Op een avond gaf ik het publiek
gelegenheid schriftelijk vragen te stel
len. Ik beantwoordde ze stuk voor stuk
en toen ik was uitgesproken, stond er
een onbekende mijnheer op, die een
lang betoog begon te houden over de
sociale problematiek. Ik liet hem even
zijn gang gaan, maar tot mijn schrik
scheen de man tijd genoeg te hebbpn
Hoe onrustiger het publiek werd, hoe
meer hij erin kwam en zo verstreken er
tien minuten. Tenslotte kreeg ik er ge
noeg van, maar ik wist niet hoe ik aan
deze spraakwaterval een einde kon ma
ken. Tenslotte stak ik mijn hand op en
vroeg hem of ik even wat mocht vra
gen. Toen hij toestemmend knikte zei
ik: „Kunt u mij zeggen wie er van
avond hier een lezing geeft, u of ik".
Toen het publiek lachte, stapte de man
boos de zaal uit. Sindsdien beantwoord
ik op lezingen geen vragen meer.
In Winterswijk gebeurde niets van dit
alles, maar in het rustieke Dieren was
het publiek moeilijker. Er is niets zwaar
der voor een spreker dan om een le
zing te moeten houden voor een pu-
MAAR MEVROUW...
...ik vertel het mijn
kinderen
In De Bijenkorf in Amsterdam,
gebeurde het volgende: Een der
schrijvers had een sprookjesboek
geschreven en toen een mevrouw
met haar kindje aan de hand
voor zijn stand bleef staan en
het boekje inkeek, probeerde hij
het natuurlijk te%verkopen.
„Is het voor kinderen?", vroeg
de mevrouw.
De schrijver dacht even inge
spannen na en antwoordde toen:
„Ja, zeker, mevrouw." Deze las
enkele bladzijden en zei toen
verontwaardigd:
„Maar, mijnheer, dat is niét
voor kinderen."
De auteur stortte niet van
zijn voetstuk. Kalm antwoordde
hij: „Maar, mevrouw, ik lees het
zelf mijn kinderen vctor."
„Dan zal ik het maar meene
men," zei de mevrouw. „Wilt U
het voor me inpakken?"
Toen de mevrouw weg was, zei
de schrijver tegen zijn buurman:
„Ja, maar mijn kinderen zijn
dan ook 21 jaar. Per slot van
rekening staan wij hier om te
verkopen."
er ook heel eerlijke by, die zeggen: Jk
zou graag Uw boek kopen, maar ik
heb geen centen bij me'" en anderen,
die heel lang en aandachtig je boek
doorlezen en dan zeggen: „Geeft U me
maar dat boek van Anthony van Kam
Gewogen en te licht bevondendenk
je dan bij jezelf en je zoudt die mijn
heer wel een vriendschappelijke klap
op zijn schouder willen geven als hij
tussen alle andere werken jouw boek
uitzoekt en zegt: „Dit lijkt me wel het
interessantste."
Kritisch blijven
ven van wat er op een boekenmarkt
wordt verkocht, dan was elke schrij
ver reeds lang van honger omgekomen.
De schrijver-vlieger Viruly had en
kele stekelige opmerkingen aan het a-
dres van de uitgevers. „Toen ik hier
aankwam," zei hij, „zag ik voor de
Stadsschouwburg een slee van een wa
gen en ik dacht zo bij mezelf: Zo, zo.
de eerste uitgever is er tenminste al."
U aan de andere kant van de stands,
weet natuurlijk niet, hoe bang U bent
voor een schrijver. Wij hebben dat uit
gedokterd. Er staan een aantal mensen
voor je stand en jij doet net of ze er
niet zijn. Want richt je het woord tot
hen met het vriendelijke verzoek toch
even die boeken in te kijken, want je
kunt toch onmogelijk aan de buitenkant
zien of het iets ts, dan verstarren de
gezichten alsof je een formidabele greep
in hun portemonnaie hebt gedaan.
Je moet altijd vriendelijk blijven, niet
zeggen zoals een andere schrijver, die
geërgerd staarde naar een mijn
heer met vieze handen, die alle boe
ken inkeek: ,jHet voordeel is, dat je
hier op de markt alle boeken moogt
beduimelen, zonder er een te kopen.'
Ja, dat is natuurlijk tegen het zere
been en ze zijn toch al zo schuw, voor
al als je wat aan gaat dringen. Je hebt
En intussen praat je met elkaar. Je
hoort dat dokter Melchior ziek ge
weest en daardoor zijn reis naar Ethi
opië uit moest stellen. Je hoort, dat At-
hony van Kampen eerst langzaam zijn
boek laat groeien en als hij er ten
slotte van bezeten is, zijn kamerdetAT
afsluit, zijn telefoon blokkeert en in een
maand tijds bekende boeken schrijft els
jungle-Pimpernel. Je denkt dan aan die
uitnodiging, die je kreeg om ergens
een maand te komen wonen, zodat je
je midden in de weidse natuur aan het
nieuwe boek, waaraan je bezig bent,
geheel kunt wijden.
En tijdens de lunch maak je hevige de
batten mee over het schrijven en hoor
je Viruly verzuchten, dat sinds de ruim
tevaart is gekomen het vliegen eigen
lijk weinig romantiek meer heeft. Zo
gaat het door. Kijkende naar de men
sen, zegt Van Kampen tegen je. „Eén
ding moet je nooit vergeten. Je moet
kritisch blijven staan tegenover ie^elf
want als je de twijfel niet meer hebt,
dan is het onherroepelijk met je afge
lopen.
De twijfel in jezelf
Een der auteurs vroeg een onge
trouwde juffrouw of hij het boek wat
zij van hem kocht, mocht signeren
waarop deze hem vernietigend aankeek
en boos zei: „Waarom? Ik heb hele
maal geen kennis aan U."
Zo ontstond in de broeierige atmos
feer toch het bevrijdende van de lach.
Je stond er als apen in een „non-
fiction-artis" en je zult je nog lang
de woorden van een groot theoloog
herinneren, die op het einde van de
avond opmerkte: „Ik beschouw de uit
nodiging om achter een boekenstalle
tje in de Bijenkorf te staan als een
soort vestigingsvergunning als popu-
lair-persoon."
Als je zelfs aan dié woorden twij
felt, dan kan er als schrijver nog iets
van je terecht komen.
Iedereen is er
wel van over
tuigd dat China
de opkomende
politieke macht is.
Werd China een
reeks van jaren
economisch ge
steund door Rus
land, thans is dit
in veel mindere
mate het geval.
De meeste Rus-
sische deskundi
gen zijn uit Chi-
na verdwenen en
ook de handel tus. ,gBi
sen China en Rus-
Londen Vncar China belangrijke
hondelskontoktcn mee heeft
land botert niet zo best. post voor deze handel.
Niettemin heeft China wat zijn econo- Niettemin wordt ook West Duitsland
mie betreft geen andere keus dan de han. steeds belangrijker en momenteel is het
del te doen floreren. Het is voor eeh deel zelfs zo, dat het aandeel van West Duits-
de opbrengst van deze handel dat China land in de Chinese handel groter is dan
zijn diverse plannen, inzake de opbouw het aandeel van Rusland,
van een zware industrie, wil en moet Ook Engeland neemt een grote plaats
financieren. Aangezien de totale handel in als handelspartner, van China De Chi-
van China met het communistische blok, nezei. ztfn echter allerminst tevreden met
wel aanzienlek is maar toch te weing de bereikte resultaten en min of meer
om Chinas behoefte te voorzien, richt de zonder veel ruchtbaarheid, znn zij bijzon.
-k0°3 ïï.n.bhk naar de vr*i® «cNrf op het gebied van de handel
wereld. Een aantal jaren geleden is men In onze kaart geven wij een kort overzicht
hzermee begonnen en thans blukt dat van de diverse economische bindingen
35% van de Chinese handel op naam van China met de vrije wereld, zoals deze
S.vS.ri niet-communistische zich.in het atgelopen jaar hebben ontwik-
landen. Vooral z.o.-Azie is een belangrijke keld.