«s EENHOEVIGEN DIERENPARKEN IN ONZE DE LETDSE COURANT i De eenhoevigen zijn de parade paard] es geweest en misschien zijn ze dat nóg wel van de biolo gen, die speuren naar de weg, welke de evolutie heeft genomen. Of met andere woorden: naar één lange - liefst ononderbroken keten van zich steeds verder ontwikkelende we zens van één soort. En het zijn de éénhoevigen, welke vanaf het eerste stadium als klein zoogdier tot het paard, dat tegenwoordig nog wel eens voor zware brouwerswagens te zien is, zich heeft ontwikkeld. Dat noemt men de evolutie. Het uitgangsdier was echter géén éénhoevige, maar een dier met 5 tenen en aan het ske let van de hedendaagse éénhoevige (of ééntenige) paard heeft men al spoedig menen kunnen vaststellen, dat de voorvaderen op méér dan één teen hadden gelopen. Enmen heeft niet alleen het 5-tenige dier gevonden, maar ook de tussenvor men, waardoor men meende te kun nen bewijzen, dat door het niet-ge- bruiken van meerdere tenen deze op de duur gingen degenereren. Dit laatste (degeneratie door niet-gebrui- ken), is trouwens een vaststaand en bekend verschijnsel. En zo bleef dan tenslotte een éénhoevige over. Maar die zijn er in nogal verschillende verschijningsvormen. Behalve het paard, ons allen wel bekend, behoren ook de ezels, de ze- bras, de onagers hiertoe. En evenals de paarden in tientallen verschillende hoogten, modellen en gewichten voor komen, zo zijn er ook verschillende soorten gestreepte paarden. En er zijn meerdere soorten ezels. En dan laten we nog buiten beschouwing de kruisingsprodukten, zoals muildie- ïen en muilezels, omdat die voor het voortbestaan van de soort geen en kele betekenis hebben: ze zijn on vruchtbaar, tenminste de manlijke dieren en de vrouwelijke meestal. In elk geval kunnen ze onderling niet met gevolg worden gepaard. Het ziet er naar uit, dat de wereld der eenhoevigen ten einde loopt. Dat geldt in de eerste plaats voor de ge streepte paarden, omdat die als huis dier eigenlijk niet te gebruiken zijn en omdat bij de vrijwording don Afrikaanse volkeren de in 't wild levende dieren vermoedelijk geen bes. te toekomst zullen tegemoet gaan. De paarden wo;rden in de ont wikkelde landen gebruikt en gelei delijk door machines en motoren ver vangen. De ponies de kleinste maat paarden dus zullen het nog het langst uithouden. In de warmere landen worden de ezels nog in grote getale gebruikt. En dat zal voorlopig ook wel door gaan, omdat de warmere landen gro tendeels tot de „onderontwikkelde" gebieden behoren, zoals men dat te genwoordig noemt. Het is duidelijk dat voor de dieren tuinen en wildparken een belang rijke taak ligt te wachten. Het is niet meer, zoals vroeger, dat een dier gaarde een verzameling vreemde die ren bijeenbrengt en ten toon stelt om de „massa" kennis te doen nemen van 'dieren, die zij in het dagelijks leven nimmer tegenkomen. Dat is tegenwoordig alles anders geworden, nu men de beschikking heeft gekre gen over een ontelbaar aantal ge ïllustreerd bladen, over foto's in de gewone kranten, over films, fotoboe ken, zelfs het beeldscherm.. Geheimen der wildernis, zeldzaamheden uit ver re landen, bijzonderheden der natuur, het wordt de mensen tegenwoordig keurig netjes onder 't oog gebracht. Men behoeft er bij wijze van spre ken geen stap voor buiten de deur te doen. Dus daarvoor zal men op de duur niet in de voornaamste plaats meer een dierenpark nodig hebben, al blijft het toch altijd interessant om een vreemd wezen eens in de werkelijk heid te zien. En van nabij. En met eigen ogen. De belangrijkste taak der dieren parken zal worden en is dit reeds voor een deel om diersoorten, wel ke op uitsterven (of uitroeien) staan, voor algehele ondergang te behoe den. Ware dit reeds de taak geweest een kleine eeuw geleden dan zouden wij thans nog tientallen echte Tar- pans kunnen zien. Want de laatste Tarpan is toch eerst in 1876 gedood? En ook zouden er dan misschien nog Oerossen zijn, zoals er nog Wisenten zijn overgebleven. Ze hebben dierentuinen, die zich zelf respecteren, één of meer Prze- walski-paarden, het enige z.g. oer- wildpaard, want het is best mogelijk, dat ze in 't wild uitgeroeid zijn. Maar in verschillende diergaarden kan men ze zien. Ook in Nederland: Rot terdam en Amsterdam. Een andere eenhoever, die er niet best aan toe is, is de Onager, of Per zische Wilde Ezel. Hagenbeek heeft zich er een aantal weten te bemach tigen. Er moeten er in 't wild nog maar heel weinig in leven zijn. Ook Blijdtvp en Artis hebben er. Over de Przewalskis is de laatste tijd vrij veel gepubliceerd, ook in de dagbladen. Het ziet er naar uit, dat dit oerpaard zich in gevangen schap wel zal voortplanten. Zowel in Rotterdam alsmede in „Artis" zijn huwelijken gesloten en is een jonge Przewalski geboren welke nog nooit de steppe heeft gezien en vermoede lijk ook nooit zal zien. Ezels zijn er voorlopig nog vol doende, zodat opsluiten in een die rentuin alleen nog maar betekenis heeft in die landen, waar ezels niet of zo goed als niet worden gebruikt en men dus niet weet hoe een ezel er in levende lijve uitziet. Ons land behoort daartoe ook. Er zullen dui zenden kinderen zijn, die nimmer oog in oog met een levensgrote ezel hebben gestaan, zodat voor hen een ezel in de kinderboerderij wel op zijn plaats is. Onze huisezel heeft echter een voor vader, evenals ons paard een voor vader had in de vorm van het Prze walski of de Tarpan. met dien ver stande dan dat des ezels voorouders nog te vinden zijn en bekend staan als „Nubische of Afrikaanse wilde ezels" Toch zijn hun dagen geteld, evenals die van de Somali-wilde ezels. De Afrikaanse wilde ezels, de voorvader dus van onze huisezel, heeft lange oren en zijn haarkleur is grijs of roodachtig grys, zulks in tegenstelling tot de in Azië voorko mende wilde ezels die doorgaans geelachtig van kleur zijn en minder lange ezels-oren hebben. Het ver spreidingsgebied der Aziatische wil de ezels is zeer groot (vanaf het Mid den-Oosten tot Zuid-Siberië en Mon golië). Tot deze wilde ezelsooTten worden gerekend te behoren de halfezels in 3 hoofdvormen: de Onagers, de Koe- lans (of Dschiggetai) en de Kiang. De eerstgenoemde soort wordt be dreigt met een algehele uitroeiing. Het is daarom zeer verdienstelijk, dat Hagenbeek door luchtverkenning in de jaren 1954-'55 heeft doen vast stellen waar er zich nog in Perzië Onagers bevonden en daarna op kostoare en zeer moeizame wijze meer dan een dozijn van die dieren gevangen heeft en opgestuurd naar 'Hamburgs dierenpark Stellingen. Wat de leek met één algemene naam „zebras" noemt is veel meer een bont gezelschap. In het Duits worden ze „Tigerpferde" genoemd, een duidelijke naam. Op de onderste trap van ontwikkeling (zou men kun nen zeggen) staat bij de tijgerpaar- den de Grévy -zebra. Het is de groot ste en laatst ontdekte eenhotver (schofthoogte: max. 1.60 m.). Dat is dus de grootte van een normaal paard. Maar er zijn niet alleen zwart-wit gestreepte Girévy-zebras maar ook nog roodbruinachtig en grijs ge streepte soorten. Dan is er de berg- zebra, waarvan een soort de Hart- mann-zebra is. Verder kent men nog de Grant-zebra en de Böhm-zebra, de Chapman-zebra. Dat zijn wel zo on geveer de voornaamste. Verschillen de soorten zijn al uitgeroeid door de mens. Het verspredingsgebied der zebras is van oudsher Zudd-Afrika en Zuid-Oost-Afrika. Interessant aan de zebra-soorten is iets wat weinigen slechts weten dat hun „pyamas" alle verschillend gestreept zijn. Daaraan is voor de ingewijden het soort te. herkennen. Onze Nederlandse dierentuinen er zijn er vrij veel! herbergen ook verschillende eenvoevigen. Vo rig jaar heb ik eens getracht een vol ledig overzicht daarvan te maken. Het is weliswaar niet' geheel gelukt maar het komt hierop neer, dat „Blij- dorp" en „Artis" nogal op een grote verscheidenheid kunnen bogen. Ze bra's, onagers, Przewalskis en enkele ezels. In Wassenaar kan men alleen maar zebras vinden, evenals in het Noorderdierenpark in Emmen, waar- echter ook nog ezels zijn. In Burgers Dierenpark (Arnhem) heeft men dwerg Shetlanders i.p.v. ezels, maar wél zebras. Ouwehands Dierenpark (Rhenen) daartegen heeft zebras, ezels en ponys. Tenslotte had C. van Dijk vogel- en dierengroothandel te Tilburg vorige winter nog twee Tar- pans (hengst en merrie). Dat zijn natuurlijk geen echte, maar z.g. te- ruggefokte Tarpans. Ze zullen wel uit Berlijn of München afkomstig zijn, waar de heren Heek (neven van elkaar) zich met kruisingen en z.g. terugfokken bezig houden. Firma van Dijk had toen ook nog 4 onagers (2 hengsten en 2 merries) ingevoerd uit Iran, vermoedelijk door Hagen beek). Langzaam maar zeker sterft de we reld der eenhoevigen uit. Een bij zonder interessante wereld, welke vanaf de kinderjaren der mensheid tienduizenden jaren geleden, een rol gespeeld heeft in de ontwikkeling dier mensheid. Een rol, welke thans uitgespeeld schijnt te zjjn, omdat de mensheid eindelijk door middel en met behulp van die eenhoevigen op het punt is gekomen, dat zij het zon der het paard en de ezel wel redden kan. WOUTER SLOB Foto boven Dit is de hengst Ivan, een Przewalski gefotografeerd in de dierentuin „Blij- V', Rotterdam in de winter van Foto midden Een Chapman-zebra met veulen (te Rotterdam). Het vel is voorzien van brede zwarte strepen waartussen dunnere lichtere strepen. Foto onder Grévy-zebra's in de Rotterdamse diergaarde „Blijdorp". Deze zebra's - de grootste soort, welke er is - heb ben in tegenstelling bijvoorbeeld tot de Chapman-zebra's dunne zwarte strepen. De tekening gaat ook in de rechtopstaande manen door.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1962 | | pagina 8