Het knutselhoekje DE KAARTENDANS .2% ZATERDAG 16 JUNI 1962 DE LEIDSE COURANT PAGINA 7 Correspondentie Marina Weyermans, Oegstgeest Met ons gaat het goed, Marian. Ge lukkig was jij na twee weken ook weer beter. De woordjes heb je keurig gevonden. Dag meiske, groetjes aan allemaal. Tineke Koster, Voorhout Liesje woonde met haar vader en moeder aan de rand van een groot bos, ver van het dorp. Ze moest ver lopen. Want een fiets had ze niet. Liesje was altijd erg lui. Ze had geen zin om naar bed te gaan, maar zij had ook geen zin om er uit te komen. Op een dag bleef ze tot half negén liggen. Eindelijk kwam ze toch naar beneden, ze at langzaam haar boter ham op en toen om bij negen greep ze haar tas en pakte moeders fiets. Ze zette er een flinke vaart in. Bij een zebrapad verleende ze geen voor rang en reed tegen een meisje op. Alle twee vielen ze. Het meisje had een paar lichte schaafwonden maar Liesje kwam met haar hoofd op de stenen terecht. Iemand haalde een dokter en die belde een ziekenauto op, want ze had een lichte hersen schudding. Ze moest een paar weken op bed liggen. Toen ze beter was, hielp ze moeder zo goed, dat die er over verwonderd was. Op school merkte de juffrouw ook, dat ze niet meer zo lui was. Liesje vroeg om huiswerk, waar ze anders een hekel aan had. Aan alles kon je merken, dat ze van haar luiheid genezen was, door dit ongeluk. Ze zijn er allemaal blij om. Thea v. d. Geest, Leiden. Dat is knapjes Thea, voor een meisje van 6 jaar, al zo'n aardig verhaaltje en zó duidelijk geschreven. IN DE SCHUUR Ans is in de schuur en Jan en Kees ook. Wat doen ze daar? Ze spelen ver stoppertje. Kees is hem. Hij telt wel tot 50 en dan roept hij: „Ik kom". Hij gaat zoeken. Hij is al 5 minuten* aan het zoeken. Eindelijk vindt hij Ans en nog even later vindt hij Jan. Nu moet Ans hem zijn. Zo spelen ze de hele middag. Mama komt 'n snoep je brengen en zegt: „Wat spelen jullie fijn." Om 6 uur moeten ze binnen zijn. Ze krijgen eerst een glaasje limonade en dan gaan ze boterhammen eten. Ze eten zoveel dat moeder zegt: „Jul lie eten de oren van mijn hoofd." Lianneke Starrenburg, Leiden: VAN EEN JODENJONGETJE In de eerste tijden van het Chris tendom consacreerde de Priester in de H. Mis geen kleine hosties, maar hele broden en als de mensen dan te Communie gingen, ontvingen ze er een klein gedeelte van. Natuurlijk bleven er dan kruimels over. Ook onder die kleine deeltjes is Christus geheel tegenwoordigd, de mensen mochten ze daarom niet weggooien, maar men gaf ze aan kleine onschul dige kindertjes. Nu was er eens een Jodenjongetje een katholieke kerk binnengekomen en hij had ook, gelijk met de andere kinderen enige kruimels ontvangen en dus het H. Lichaam en Bloed van Christus genuttigd. Toen hij thuiskwam vertelde hij aan zijn vader wat hij gedaan had. (Zijn vader was een echte Christen hater). Hij maakte zich daarover zó kwaad, dat hij zijn zoontje greep en mee naar zijn werkplaats nam. Daar stond een grote smeltoven, want hij was glasblazer. In blinde woede opende hij de oven en. smeet het kind er in. Daarna ging hij de straat op om een beetje tot bedaren te komen. De moeder wist van niets af. Zij dacht, dat haar kind op de gewone tijd was thuisgekomen en nu aan het spelen was. Maar toen ze hem ner gens zag, werd ze ongerust. Ze' zocht 't hele huis door. Telkens riep ze zijn naam. Zo kwam ze ook in de glasblazerij. Wat was dat? Vol verbazing maakte ze de oven deur open en zag haar kind in de vlammenongedeerd! Lachend kwam hij naar buiten. Een schone vrouw was bij nem geweest en die had de hitte van het vuur verminderd, 't Was lekker in de oven. „Maar kind, hoe kwam je hier in?" Het jongetje vertelde haar alles en ook over de schone vrouw. Dit won der kon niet verborgen blijven. Moe der en kind lieten zich dopen en leefden als goede katholieken. Aagje Zandbergen, Zuidbuurtse- weg 6, Zoeterwoude zou zo graag 'n correspondentie vriendinnetje heb ben, die niet zo dicht bij Zoeterwou de woont. Ze is elf jaar. En hier komt haar verhaaltje: Sprookje In de tijd dat de berggeest Rube- zahl in het Reuzengebexgte woonde, leefde er vlakbij een boer, Urie ge naamd. Urie was heel gierig. Op een keer wilde hij een schuur bouwen op de binnenplaats. Maar toen hij bijna gereed was, kreeg hij te horen, dat hij ingestort was in een heel diepe kuil. Al het personeel ging aan het werk, maar niets hielp. Ze waren een paar dagen bezig, toen er een vreemdeling het erf op kwam. Hij ging naar boer Urie en zei, dat hij wel helpen wilde, maar dan moest hij 100 daalders hebben. „Dat is goed", zei Urie. De vreemdeling ging aan het werk en was zó klaar. Hij ging naar de boer en vroeg om het geld, maar de boer zei, dat hij nog 14 dagen wilde wachten, om te kijken of de kuil niet instortte. Na 14 dagen kwam de vreemdeling zijn geld halen, maar hij kreeg maar één d. aider. „Maar boer Urie", zei de vreem deling. „U hebt toch 100 daalders beloofd". „Dat weet ik, maar 't werk was zó klaar", zei de gierige boer. Daar na verdween de vreemdeling ineens. Na twee maanden begon de boer op dezelfde plaats weer een schuur te bouwen, maar de schuur stortte weer in en de kuil was nog dieper. Weer gingen de arbeiders aan het werk, maar niets hielp. Weer kwam de vreemdeling. Hij vroeg nu het dubbele loon en de kuil was weer zo dicht. Nu kreeg hij maar 5 daalders, De vreemdeling was hiermee niet te vreden en riep boos: „Ik kom terug, boer Urie". Voor de derde keer liet de boer 'n schuur bouwen maar ook nu stortte hij in, en de kuil was no^ dieper dan de beide vorige keren samen. Weer gingen de arbeiders aan 't werk, maar niets hielp. Toen de vreemde ling voor de derde keer kwam, werd hij met gejuich begroet. De kuil was zo weer dicht. Maar de vreemdeling had afge sproken, dat hij 1000 daalders krij gen zou. Toen de kuil dicht was, stond de zak met 1000 daalders klaar. De vreemdeling zei: „Boer Urie, houdt het geld en geef het aan de ar- bieders, want ik ben berggeest Ru- bezahl". Daarna verdween hij en van u af, werd de boer goed voor zijn perso neel. Bernadette Kortmann, Zoeterwoude vertelt ook iets, dat ze heeft meege maakt. JAMMER! Het was zaterdagmorgen. Ik heb vrij en zat te leren voor mijn exa men. Ik. keek naar buiten en zag plot seling een geel kanarievogeltje bui ten vliegen. Het vloog tegen het raam, wel vijf keer, maar het raam was dicht. Toen vloog het hoger, naar boven en even later zag ik hem niet meer. Mijn moeder kwam binnen en ik vertelde het haar. „Het is misschien boven wel ergens binnen gevlogen, door een van de open ramen". We gingen zoeken, maar helaas, het was nergens te zien. Ik heb er nog vaak aan gedacht, maar niet alles zal gebeuren zoals je het zelf graag wilt. Agnes Vink, Oud-Ade. Je hebt het al gezien, je oplossing was goed. Toch was het niet zo heel gemakkelijk. Piet Berg, Zoeterwoude. Heb je de oplossing alleen gevonden? Vertel *ie eens in welke klas je zit. J. Hogenboom, Seminarie Alden- ghoor Haelen Limburg. Fijn, Jan dat je vandaag het vervolg van de ge schiedenis van het kasteel Alden- ghoor stuurde. De kinderen herinne ren het zich nog wel. ALDENGHOOR 1428. De naam Alden-ghoor ont staat. Na een verblijf van 160 jaar te Haelen, deden de van Ghoors Huize Ghoor over aan de Van den Bon- gaerts (1380-1428) omdat ze een kas teel gingen bouwen te Neer. Dit werd toen Neyen Ghoor genoemd; Hun be zit te Haelen, 't stamhuis, betitelden ze voortaan als „Aldenghoor". Zo bleef het heten tot de dag van vandaag en nu, 5 eeuwen later voe gen de bezitters van het landgoed te Haelen, aan hun titel toe „d'Alden- ghoor". ALDENGHOOR KASTEEL 1435. Daniël IV van Ghoor d'Alden ghoor, begon zeven jaar na terugkeer van zijn geslacht naar Haelen, in- plaats van de bijna 3 eeuwen oude Ridderhofstee ,een groots kasteel te bouwen: 4 torens, wallen, grachten en valbruggen. Zijn zoon Arnold vol tooide het 1758-1590. Algehele ver woesting door de benden van de 80- jarige oorlog. Alleen één toren werd gespaard door het heldhaf'-fee optre den van Freule van Den Boetselaar, bekend gebleven als „De heldin van Aldenghoor". Treesje Ammerlaan, Zoeterwoude OP VAKANTIE Ik was op vakantie in Sassenheim. In ging voor een buurvrouw een boodschap doen en ik kreeg centen mee. Toen ik een paar stappen gelopen had, kwam is een ijsco-man tegen. Wat had ik trek in een ijsje. Ik dacht: „Ik wil zo graag een ijsje hebben en ik heb toch centen bij me". Ik kocht een ijsje, het smaakte heerlijk, maar toen ik het op had, dacht ik aan de buurvrouw en begon te huilen. Ik ging naar de buur vrouw. „Waar zijn de boodschappen?" vroeg ze. - „Die heb ik niet. Ik heb voor het geld een ijsje gekocht" vertelde ik huilend. „Ja, wat nou?" De buurvrouw ging zelf de bood schappen halen. Ik beloofde dat ik het nooit meer doen zou. Toen kreeg ik een snoepje en ging weer spelen. Anneke v. d. Helm, Zoeterwoude UITGEWEEST Ik ben pas naar de stad geweest en toen ik naar huis ging zag ik een hondje met een zeer pootje. Het had geen baasje, want het liep alleen op straat. Ook zag het er heel armoedig uit. Ik nam het mee naar huis en legde hem op een matje bij de kachel. Moeder deed een lapje om zijn pootje. Een paar dagen later was het pootje beter en toen pas mocht ik er mee gaan wandelen. Arno Jans, Leiden DE EEKHOORN Een eekhoorn hebben jullie zeker wel eens gezien? Hij springt van tak tot tak en nooit springt hij mis. Als je een eekhoorn ziet, valt het je on middellijk op, dat hij zo'n mooie staart heeft. Hij houdt veel van beu- kenootjes. Hij pakt er een in zijn voorpootjes en begint te knagen. Beukenootjes vind je zowat in-elk bos. Als je in de vakantie in een bos loopt, let je er maar eens op. Ze heb ben een bruine kleur, maar als je goed kijkt zie je ze wel. De eekhoorns hebben een schut kleur, voor als er gevaren dreigen, dan zie je ze bijna niet. Als je hem van dichtbij bekijkt, dan zie je, dat hij twee tanden naar voren heeft staan. Die zijn om te kna gen. De eekhoorns hebben hun holen in de bomen. Als je ze wilt zien sprin gen moet je, als er een in de boom zit, tegen dat boompje duwen, dan springt hij dadelijk naar de andere boom. Leni Geerlings, Leiden DE VERFPOT Brammie en Gerardje kwamen uit school en dachten dat ze goed schil deren konden. Daar zagen ze de lad der en de verfpot staan van de schil der, die bij mevrouw Bakker aan het schilderen was. Brammie nam de kluit stopverf en zou alle gaatjes en kiertjes dichtstoppen, toen dat ge beurd was, ging hij schilderen. Hij nam de kwast en begon te kwasten. Maar het ging hem te langzaam. Daar nam hij de verfpot en keerde die om tegen de ramen. Alles was rood. Brammie schrok er van. Me vrouw Bakker, zag het gebeuren. Ze holde naar de keuken en kwam terug met een emmer water, spons en doekjes. Daar zag ze ook Brammie en Ge rardje naar huis hollen. „Wat zien jullie er onrustig uit, zeker kattekwaad uitgehaald", zei moeder. Gaan jullie maar naar bed, dan ga ik eens kijken of ik mevrouw Bakker kan helpen". In bed zeiden ze tot Onze Lieve Heer, dat ze het nooit meer zouden doen. Thea Fopma, Leiden HET MUISJE DAT VERHUISDE Er woonde eens een muisje in de kleerkast. In die kast stond ook een stapel oud papier. Hij smulde er al tijd heerlijk van, maar op een goede morgen smaakte dat oude papier niet lekker meer. „Ik ga verhuizen", zei het muisje en dat deed hij. Hij glipte onder de kast vandaan en stond op de gang loper. Hè, wat rook hij daar? „Kaas" Dat was iets anders dan oud papier. Hij trippelde de keuken in. Maar oei! wat hoorde hij daar? Bom! Bom! Bom! Vlug rende hij naar één van de keukenkastjes, die juist openstond. Hij rende naar bin nen en wachtte even. Daar kwam 't weer: bom! bom! bom! recht op het kastje af. Het muisje piepte van angst. Dat bom, bom, bom, kwam van het gerinkel van een kop en schoteltje, dat de moeder van Kees uit de kast haalde. Maar dat wist het muisje niet. Hij begon aan stukjes zeep te knab belen, die voor zijn snoetje stonden. Dat was weer anders dan oud papier, maar toen hij ademde, kwamen er al lemaal zeepbelletjes uit zijn neusje. Daar schrok hij zo van, dat hij uit het kastje weg rende en door de open deur naar buiten rende. Bij het hek kwam hij een ander muisje tegen. „Kun je mij niet helpen en ander huisje te zoeken?" „Ja zeker", zei het muisje. „Kom maar mee". Toen gingen ze samen een huisje zoeken en natuurlijk kwamen ze te recht in het huis van Kees. „Zullen we daar....? vroeg het muisje. „Goed". Ze gingen binnen en zagen een naaimand met zachte lapjes staan. Daar gingen ze in zitten en ze woon den er heel prettig. Totde moeder van Kees een sok moest stoppen, de mand nam en een naald begon te zoeken. Ze kon geen naald vinden en keerde de hele mand om. Wat zag ze daar? Moeder gaf een gil, maar de muisjes renden weg en waren verdwenen in een la van het bureau. Daar woonden ze gezellig achter een paar mappen. Tot ook weer op een goede dag, de vader van Kees, de mappen hebben moest. Hij deed de la open en daar sprongen de muisjes weg. Weet je waar ze nu wonen? Onder de vloer. Kjees Breedeveld, Leiden NAAR DE DIERENTUIN We gingen naar de dierentuin. Het was mooi weer. De zon. scheen prachtig. We stapten op de bus. Bij Wassenaar stapten we uit. We koch ten bij de. kassa zes kaartjes- en we gingen de dierentuin binnen. Eerst gingen we naar de olifanten, dat was leuk. Daarna gingen we naar de leeuwen en de tijgers. Die keken zo dreigend. Toen gingen we naar de apen. Ik gaf een aap wat nootjes. Hij graaide zo maar een noot uit mijn hand. Er waren ook gorilla's en oerangoetangs. Een eindje verder liepen de giraffen. Wat waren die dieren groot. Daarna gingen we wat uitrusten in, de speel tuin. Ik ging eerst op de glijbaan, maar vader zei, dat ik eerst moest komen eten en dat deed ik toen. Toen we gegeten hadden, ging ik op de wip en op de andere dingen. Na een poosje kwam vader ons roepen want we moesten nog naar de vo gels. Wat waren er mooie gekleurde vogels bij. Er was een papegaai die alsmaar: lorre! riep. We kwamen ook langs beesten, waarvan ik de naam nog nooit gehoord had. We ble ven nog wat bij de beren staan en toen naar huis. Ik droomde van die olifant met een lange snuit. Jullie weten het wel hè. BLIKSEM EN DONDER schiedt. Maar ze weten wel, dat een gewoon flink onweer in theorie lOOx sterker en geweldiger is, als de atoombommen, die in de laatste we reldoorlog vielen. En ze weten ook, dat onweer net zo belangrijk is voor het leven op aarde als de lucht zelf. Wanneer de bliksemstraal de lucht doorklieft, veroorzaakt de enorme hitte, dat stikstof en zuurstof zich verbinden met elkander en daarna weer zuurstof en water opnemen en salpeterzuur en zout vormen. Deze stoffen vallen daarna verdund met de regen op aarde en men meent, dat de onweers jaarlijks wel zo onge veer 100 miljoen van deze voor de vruchtbaarheid van de bodem zo be langrijke stoffen voortbrengen. Maar een onweer brengt ook nog andere voordelen. De verontreiniging der lucht door stof, rook enz. zou der mate toenemen, dat het ademen le vensgevaarlijk zou worden, als niet nu en dan een electrisch onweer de lucht zou reinigen door die stofdelen ter aarde te slingeren. Maar al is onweer dus hoogst nut tig, het kan ook grote schade aan richten en levensgevaarlijk zijn voor allen, die bij onweer onverstandig handelen. Ga b.v. bij onweer nooit onder een boom staan. Vlucht in huis, wanneer fig. a. Bliksem en donder horen bij de dat niet te ver is. Kan dat niet, ga zomer. De geleerden beweren, dat dan b.v. plat in een greppel of ge- elk ogenblik 3600 onweers op aarde woon op de grond liggen. Altijd zor- woeden, maar zij kunnen nog steeds gen, dat je niet boven je omgeving niet verklaren, waarom dat alles ge- uitsteekt, want de bliksem wordt a.h.w. aangetrokken door uitsteken de punten, zoals torens en boomkrui nen. Daarom zijn torens en hoge ge bouwen meestal voorzien 'van blik semafleiders, die de bliksem wel aan trekken, maar langs de „afleider" verder meestal onschadelijk maken. In huis en onderweg in de, auto is men eigenlijk het veiligst. In huis moet men er echter wel nog op letten, dat men zich liefst niet ophoudt bij waterbuizen en sterk verhitte ovens. Ook deze oefenen aantrekkingskracht uit op de bliksem. Geleerden bewe ren ook nog, dat hoe groter een huis is, hoe minder de kans van inslag is. Denkt vooral niet te licht over deze raadgevingen. Een jongeman, die in mijn jeugd vlak bij ons in de buurt woonde, was in het veld aan het spit ten en werd door een onweer over vallen. Hij haastte zich naar huis, maar droeg daarbij zijn spa over de schouders. Prompt werd hij door de bliksem gedood. Verleden jaar kwam ik in Brabant langs een weiland, waarin 5 dode koeien lagen. Ze waren voor het on weer en de regen onder een boom ;aan schuilen, de bliksem sloeg erin, kliefde de boom van boven tot onder in tweeën en doodde vervolgens nog de .5 koeien. DRAMA IN DE RIMBOE fig. c. Holla, Jim, hoor je mij? Waar zou die jongeman zich toch bevinden? Wel, teken een lijn van 1 naar 2, naar 3 enz. tot 60 dan kom je er wel achter. 17 '29 'tt T» tl vi ts ilfr,..' DE POSTVLIEGER 5. Red Bill en zijn begeleiders had den, zoals de sheriff terecht ver moedde, ijlings de stad verlaten en hun toevlucht gezocht in de bergen, waar zij hun kamp opsloegen. Red Bill had geweldig de duvel in, dat zijn slag mislukt was. Starend in het kampvuur smeedde hij nieuwe plan nen. Plotseling klaarde zijn gezicht op en met een boosaardige lach riep hij uit: „Nu weet ik, hoe we Johns vliegtuig te pakken kunnen krijgen en ons van het goud meester maken. John zal de wraak van Red Bill on dervinden; niemand slaat mij onge straft. „Te paard! en volgt mij, we'hebben een verre rit voor ons". 6. De volgende morgen startte John. De weinige mensen, die erbij waren, riep hij vrolijk toe: „De „Orkaan" en ik zullen het met dit transport klaar spelen. Tot vanavond!" De motor van het vliegtuig was grondig nagezien en na een paar uur reeds landde hij op het terrein van het goudveld. Hij hield een waakzaam oog over het inladen van het stof goud en spoedig zat hy weer tussen de vleugels. Langzaam steeg de „Or kaan" tot steeds grotere hoogte. Maar spoedig bemerkte John, hoe moeilijk het was voor de „Orkaan" om die last de hoogte in te.voeren. Bovendien naderden zij steeds dich ter de hoge bergen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1962 | | pagina 7