HET WAS AL PINKSTEREN
VóóR HET ECHT PINKSTEREN WERD
Vaderdi
fcg 17 juni
Jan Stalpart van der Wiele (1579-1630)
kreeg standbeeld in zijn Delftse parochie
ZATERDAG 9 JUNI 1962
DE LEIDSE COURANT
pINKSTEREN behoort
tot wat de kalender
de „algemene erkende
Christelijke feestdagen"
pleegt te noemen. Maar er
is geen modern opinie-on-
zoek voor nodig om vast te
stellen, dat 't met de kennis
van het „waarom" van het
Pinksterfeest over het ge
heel genomen pover ge
steld is. Over het Paasfeest
heerst bij vele buiten-ker-
kelijken onzekerheid, over
het Pinksterfeest dikwijls
volslagen onwetenheid.
„Pinksteren, dat zijn
twee vrije dagen". Daarbij
houdt voor velen de ken
nis van het Pinksterfeest
op. Is het echter niet wat
dwaas, een feest te vie
ren als men er de aanlei-
dingmiet toe kent? Wat is
eigenlijk Pinksteren, wan
néér is het Pinksteren en
waarom?
Christenen weten na
tuurlijk, dat het Christen
dom met Pinksteren de
neerdaling van de Heilige
Geest herdenkt en de defi
nitieve stichting van de
Kerk van Jeruzalem. Het
Nieuwe Testament be
schrijft in hoofdstuk 2 van
de Handelingen der Apos
telen de wonderbare ge
beurtenissen die daarop
betrekking hebben. Vurige
tongen daalden uit de he
mel en zetten zich op elk
der apostelen, die nu met
de Heilige Geest werden
vervuld. De toespraak die
Petrus daarna tot de te
hoop gelopen menigte hield
overtuigde velen. In Han
delingen 2 41 wordt ver
teld, dat die dag ongeveer
drieduizend mensen zich
lieten dopen.
DIT is alles geeft voor
de Christelijke wereld
natuurlijk een zeer bijzon
dere inhoud en waarde aan het Pink
sterfeest. Maar een verklaring voor
het ontstaan van Pinksteren is het
niet. Wie de hier vermelde wonder
bare gebeurtenissen in het boek der
Handelingen naleest, vindt trouwens
in de aanhef van het verhaal, -in Han
delingen 2:1, duidelijk vermeld, dat
dit alles plaatsvond „toen de Pinkster
dag aanbrak". Pinksteren bestond
toen al. Het is niet zó, dat het Pink
sterfeest gevierd wordt sinds de be
schreven nederdaling van de Heili
ge Geest, maar de nederdaling van
de Heilige Geest deed zich voor tij
dens het toen al sinds lang bekende
Pinksterfeest.
Evenals Pasen is Pinksteren een
feest dat de Christenen, na het van
de Joden te hebben overgenomen, een
nieuwe inhoud hebben gegeven. Van
ouds en door zijn oorsprong valt
Pinksteren 7 weken na Pasen. De
Franse naam voor Pinksteren, „pen-
tecóte", herkent men nog gemakke
lijk in de oud-Griekse woorden „pen-
tekostè hèmera", die. „vijftigste dag"
betekenen. Misschien merkt iemand
op, dat zeven weken 49 dagen zijn
en geen vijftig. Oudtijds telde men
de dag waarbij men begon te tel-
lén mee. Wij vinden dat gebruik nog
terug in de uitdrukking „over acht
dagen" in de betekenis van „over een
week", hoewel een week zeven da
gen heeft.
Pinksteren hangt dus nauw met
Pasen samen. Beide feesten vallen
èlk jaar op een andere datum. Maar
wij weten, dat Pasen is op de eerste
zondag na de eerste volle maan na
21 maart (begin van de lente). En dus
valt de le Pinksterdag op de achtste
zondag na de eerste volle maan na
21 maart. Het komt er op neer, dat
het nooit vóór 10 mei Pinksteren kan
zijn en nooit na 13 juni.
Hoewel in het Oude Testament
Exodus 23 14 van afzonderlijke
feesten spreekt, is Pinksteren oor
spronkelijk te beschouwen als de af
sluiting van de Paastijd. In de voor
schriften van Leviticus 23 16 blijkt
dat ook waar met zoveel woorden ge
waagd wordt van het aftellen van
vijftig dagen.
Oogstfeest en „Luilak"
TERWIJL in het Joodse Pasen de
betekenis van het lentefeest op
de achtergrond raakt voor de herden
king van de uittocht uit Egypte, blijft
het Joodse Pinksteren in de eerste
plaats een oogstfeest. Exodus 23 16
spreekt nadrukkelijk van „het feest
van de oogst der eerste vruchten van
uw arbeid, die gij op het veld ge
zaaid zult hebben".
Het behoeft dus geen verwondering
te wekken, dat ook in vele Europese
landen de volksgebruiken van Pink
steren teruggaan op heidense oogst
feesten. Net als in het Joodse Pink
sterfeest staat daarbij de éérste oogst
in het middelpunt. Vandaar, dat het
geen herfstfeest is, maar een zomer
feest en een bloeifeest.
De bekende „Luilak"-viering, waar
mee in Haarlem, Amsterdam en om
geving ervan het Pinksterfeest op de
voorafgaande zaterdag wordt inge
luid, is als bloeifeest het duidelijkst
te herkennen in de nog altijd heel
druk bezochte Haarlemse luilak-
markt, waar jong en oud in alle
vroegte een pot met bloemen kopen
en naar huis dragen. Elders in Ne
derland kent met de Pinksterkroon,
kransen, versierd met bloemen en
gekleurde eierschalen. In sommige
plaatsen, bijvoorbeeld in Deventer,
krijgen deze Pinksterkronen gedaante
van versierde palen, waarin het niet
moeilijk is de Mei-boom terug te vin
den.
En met zijn klinkende bellen.
Recht is recht, krom is krom,
Gelief je wat te geven voor de
fiere Pinksterblom,
Want de fiere Pinksterblom moet
voort.
Boer, ik vraag jou voor de laatste
keer,
Heb je soms nog takkebossen?
In het donker stoken Wij een
vuur,
Dat fikt en vlamt, en dat knettert.
Vuur en vlam, rook en smook!!
Zeg, danst misschien jouw mooie
Trientje deze avond ook
Met een fiere Pinksterblom in
't rond?
De takkenbossen van het tweede
couplet moeten natuurlijk dienen
voor een Pinkstervuur, waarvan de
verwantschap met het Paasvuur zich
al heel sterk opdringt. Maar die Pink
sterblom? Verschillende omstreeks
het Pinksterfeest bloeiende bloemen
hebben de naam van Pinksterblom g-e
kregen: de gele lis, de koekoeksbloem,
de boterbloem, de waterviolier.
Meestal is het echter de weide-
bloem uit de familie der ,cru-
ciferen", 'die Pinksterbloem wordt
genoemd, al heet ze ook wel veld-
kers. Intussen is daarmee niet ver
klaard, waarom de ik-persoon van
het liedje zo graag een Pinksterblom
wil wezen. Ook maakt de echte bloem
nu niet zo'n „fiere" indruk. Nee, de
Pinksterblom van het liedje is nog
iets méér dan een bloem alleen. In
overdrachtelijke zin is het ook de
Pinksterbruid.
Mei-koningin
IN alle delen van ons land koos men
met Pinksteren het mooiste jorfge
meisje uit om één dag koningin te zijn.
Zij werd vereerd en kreeg een gevolg
als een echte koningin. Vaak droeg
men haar in een draagstoel door het
dorp. Natuurlijk had zij een kroon
van bloemen op het hoofd. De gaven
- gewoonlijk in natura - die de stoet
in het voorbijgaan allerwege ophaal
de, herinneren aan de plicht tot het
brengen van een spijsoffer, waarvan
ook Leviticus 23 16 spreekt. Derge
lijke goedmoedige bedelpartijen met
symbolische strekking vormen een
onderdeel van veel Pinkstergebrui-
ken, onder meer het ronddragen van
een duif door het oude Den Haag.
Wat de Pinksterbruid zelf betreft,
zij is natuurlijk het levendste en aan
trekkelijkste symbool van bloei dat
men zich denken kan. En zij is in
wezen dezelfde als de Mei-koningin,
die wij in verschillende landen te
rugvinden. Tennyson heeft er met zijn
romantische gedicht „The May
Queen" meer dan enige andere dich
ter toe bijgedragen, het oude gebruik
van de verkiezing van ééndagskonin-
ginnetje in de herinnering terug te
roepen. Maar het is waarschijnlijk
het meest-verbreide Pinkstergebruik
van heidense oorsprong en was al
ZET VADER IN DE MODE
(Advertentie)
lang vóór Julius Caesar ook bij de
Romeinse jeugd in zwang.
Pasen is dus een feest van de len
te, van vruchtbaarheidsverwachting
en van levensvernieuwing. In diepere
zin: het feest van opstanding en de
belofte van een nieuwe wereld. Pink
steren is het natuurlijke sluitstuk
van Pasen. Het is een feest van zo
merbloei na lente-belofte, van het
binnenhalen van de oogst na vrucht
baarheidsverwachting. In diepere zin:
het op wonderbare wijze telkens op
nieuw en voor ieder mensenoog zich-
baar worden van de Paas-belofte.
Over de gehele wereld is een oogst
feest begrijpelijkerwijze een feest,
waarbij men „het er eens goed van
neemt", dat wil zeggen waarbij men
lekker eet en drinkt. Het land heeft
dan immers pas weer nieuwe voed
selvoorraden opgeleverd. Vandaar,
dat in ons land vaak in aansluiting
op Pinksteren kermis wordt gevierd,
of ook wel demonstraties van ven-
delzwaaien en vogelschieten worden
gegeven, -waarbij een uitbundig ge
meenschappelijk maal het hoogtepunt
vorrot.
Justus van Maurik is de wel ten
onrechte in het vergeetboek raken
de beschrijver van het Amsterdamse
volksleven in de vorige eeuw. In zijn
schets „Pinksterbloemen" herinnert
hij aan de nog niet zo heel lang
voorbije tijd, toen in Amsterdam de
bewoners van de Jordaan er op Pink
ster-Drie (de dag na Pinksteren) in
koetsen en rijtuigen op uit trokken
om „buiten" te zijn. Daar deden zij
allerlei spelletjes, maar zij vergaten
vooral het eten en drinken niet. Het
was bij uitstek het oogst- en zomer
feest van de stedeling.
„De fiere Pinksterblom"
„DINKSTERBLOM" dat herin-
nert aan een bekend Nederlands
volksliedje. Paasliederen zijn er ve
le. Pinksterliederen zijn niet talrijk.
Van Terschelling schijnt het volgen
de afkomstig te zijn, dat zich over
heel Nederland verbreidde:
Hier is onze fiere Pinksterblom,
En ik zou hem zo graag eens
wezen:
Met zijn mooie kransen op het
hoofd
Frank Sinatra in Parijs
ADVOKAAT - PRIESTER - DICHTER VAN DE CONTRA-REFORMATIE
In aanwezigheid van 'n aan
tal genodigden onder wie de
beeldhouwer A. J. P. F. Teeu-
wisse uit Amsterdam, heeft gis
termiddag de burgemeester van
Delft, de heer D. de Loor, het
standbeeld onthuld van de ze-
ventiende-eeuwse priester
dichter Joannes Stalpart van
der Wiele, dat op het Bagijn-
hof in Delft is geplaatst
\7RIJDAG is op het Begijnhof
in Delft een standbeeld ont
huld van Joannis Baptista Stal
part van der Wiele (door velen
foutief „Stalpaert" genoemd), die
van 1612 tot aan zijn dood in
1630 pastoor is geweest van de
statie van St. Hippolytus in die
stad. Hij is een der meest be
kende priesters geweest, die in
de tijden van grote druk op de
belijders van 't oude geloof, in
Holland de leer van de ware
kerk van Christus heeft verde
digd en gepredikt. Daarvoor gaf
hij een hoge functie in het maat
schappelijke leven van die da
gen op, nl. die van advocaat bij
den Hove van Holland.
Behalve als priester heeft Stal
part van der Wiele bekendheid
gekregen als dichter, door zijn
religieuse liederen, die spraken
tot de „Roomschc Goê-gemeen-
te" in eenvoudige taal. Als pries
ter-dichter is Stalpart mede een
der grote mannen geworden'van
de zgn. contra-reformatie.
VAN DER WIELE werd in
het jaar 1579 te Den Haag ge
boren. Hij was een achter-ach
terneef van Vincentius Stalpart
van der Wiele (1601-1655), de
stichter van de Carmelietensta-
tie in Leiden.
Hij was gesproten uit 't zeer
oude
Hollandse geslacht Van der Later, wel meer geregeld doch nooit Portret van Jan Baptist Stalpart van
Wiele, waarvan de stamvader reeds zonder gevaar, las hij de mis in de der wiele Konereravure van Wilh
in een oorkonde van 1220 wordt ge- kapel van de Begijnen. In 1613 werd kopergravure van Wlin.
noemd. De overgrootvader van Jan hij deken van Delf en Rotterdam en Delff naar een schilderij van Joh.
Baptist, Adriaen van der Wiele (1438- in 1617 aartspriester van Schieland. van Nes. Verzameling Bisschoppelijk
De beroemde zanger Frank Sinatra, die in het Lido in Parijs een gala
voorstelling heeft gegeven ten bate van liefdadige instellingen, heeft in de
Franse hoofdstad een tehuis voor gehandicapte jongeren, bezocht. Met dit
Jongetje was hU al gauw zeer goede vrienden.
1486) huwde met Everarda v. Poelen- In 1625, toen in Delft in hevige
burgh, die na de dood van Adriaen mate de pest woedde, heeft hij zijn
voor de tweede maal huwde en wel parochianen heldhaftig bijgestaan. In
met een zekere Jan Stalpert. Dat hu- 1630 stierf Jan Baptist Stalpart van
welijk bleef kinderloos en Stalpert der Wiele, 51 jaar oud, te Delft aan
vermaakte bij zijn dood in 1495 al de tering,
zijn goederen aan Everarda, onder
voorwaarde, dat haar kinderen uit A LS DICHTER was hij 'n zeer ge-
het eerste huwelijk de naam en het voelig mens, zegt Anton v. Duin
wapen rar Stalpert zouden aanne- kerken van hem, maar letterkundige
men. Van die tijd af voerde het ge- .eerzucht kwelde hem weinig. Hij
slacht de naam Stalpert (of Stal- was 42 jaar toen zijn eerste boekje
part) van der Wiele en de grootva- verscheen en het beste gedeelte van
der van Jan Baptist was de eerste, zijn werk, de „Gulde-laers Feestda-
die deze dubbele naam voerde. &en" werd uitgegeven na zijn dood.
Zijn mooiste liederen zal hij waar-
JAN STALPART VAN DER WIELE schijnlijk bestemd hebben voor het
(wiens moeder een Ruigrok van bescheiden zangkoor van de Begij-
de Werve was, van een oude wel- nen en klopje, wier geestelijke vader
geboren familie, waarvan nog steeds hij was. Hij was in de dichtkunst zij-
afstammelingen in onze streek wo- ner dagen zeer bekwaam, doch de
nen) studeerde rechten aan de Leid- poëzie die hij schreef, heeft hij zelf
se universiteit v1595), doch ging wel- voor het gewone volk bestemd. Men
dra over naar de katholieke hoge- mag zeggen, dat hij zijn aanleg en
school van Orleans, waar hij in 1598 zijn smaak bedwong om voor 't volk
tot licentiaat in de beide rechten pro- verstaanbaar te schrijven. „Niet al-
moveerde. Nog datzelfde jaar trad leen, dat het zijn bedoeling was bij
hij op als advocaat bij het Hof van zondere belangstelling te wekken
Holland, een functie, die ook zijn voor dat, wat hij leerrijk achtte voor
vader had bekleed. Zijn levensbe- het volk", maar ook om datgene uit
schrijvers menen, dat deze hem heeft de „Roomse volksoverlevering" te
willen afhouden van een blijkbaar behoeden, wat door de geestelijke
vroegtijdige priesterroeping, maar beeldenstorm der hervorming met
hoe het zij, de jonge Stalpart ging vernietiging werd bedreigd",
rond 1601 naar Leuven. In 1606 pries- Fijnzinnig dichter, was hij tevens
ter gewijd, trok- hij kort daarop naar een krachtig apologeet, zelfs op zijn
Rome en promoveerde aldaar in 1609 tijd een scherp polemist,
tot doctor in de theologie. Als voorbeeld van zijn dichterschap
In 1611 keerde hij naar Holland drukken wij hierbij enkele strofen
terug en werd een jaar later door de af van een zijner verzen uit de bun-
ap. vic. Sasbout Vosmeer aangesteld del „Gulde-laers Feestdagen of Den
tot pastoor van de Delftse St. Hip- Schat der geestelycke Lof-sangen.
polytusparochie. Hij moest mis-lezen gemaeckt op Elcken Feest Dagh van
in een hoekje van een brouwerij, die 't geheele Iaer. Door den eerw. Heer
in deze zin wel zeer toepasselijk I. S. V. W Tot Antwerpen by Ian
„De verkeerde Wereld" heette. Cobbaert. 1635."
Museum te Haarlem.
SINTE ADELBERTUS
Archidiaecken van Uytrecht.
25 Juni.
Wat waeren 't voor ryckdommen,
Sint Elbert, konings soon
Van Engeland! Waeromme
Gy liet den rycken kroon,
En t' Egmond aen het strand
kwaemt leven en kwaemt sterven,
Kwaemt laeten en kwaemt derven
Uw lieve Vaederland?
De kronen, die wy draegen
Hier op der aerde, syn
Niet dan voor weinig daegen
End'om en om met pyn
Besingelt en met haet,
Maer d'hemelsche juweelen,
die God daeruyt sal deelen
En hebben eind noch maet.
Voor al: wil God verhoeden,
Dat wy veriaeten niet
Waer gij soo rycke goeden
Ten lieven danck voor liet;
'k Wil seggen: d'oude leer,
die gy ons hier kwaemt preecken,
Och, laet ons niet versteken
Van deze immer meer.
Dit zuldy ons verbidden
Wel door uw krachtig woord,
Als g'u oor ons in't midden
Met Sinte Willebroord
By Gode maer en stelt.
Wilt dan tezaemenspannen,
O! uitgelesen mannen,
Uw leering lydt geweld.