mensenetende krokodillen
l
ROBINSON
JONGE KROKJES ZIJN LIEVE DIERTJES
VAN RUIM VIJFTIEN CENTIMETER LENQTE
Gevaarlijk, zeer gevaarlijk en uiterst gevaarlijk
DE LEIDSE COURANT
poetst de
tanden van
EN daar ziet U nu Barnacle Bill, zei een
alleraardigst jong meisje. Ik keek eens goed
over het lage hek. Inderdaad, daar lag Bar
nacle Bill, een krokodil van bijna honderd
jaar. Hij lag zich te koesteren in de zon en
maakte een lusteloze en bijna levenloze indruk
op mij. Toen ik iets in deze geest zei, begon
het meisje te lachen. „Levenloos? Haha, dat
denkt U maar. Als U bij Bill in het hok zoudt
komen, zoudt U merken, hoe levenloos die
oude Bill is en vóór U het helemaal begrepen
zoudt hebben, was U al levenloos geweest en
voor een groot deel in Bill's maag verdwenen.
Alleen mijnheer Robinson kan zondei gevaar
voor zijn leven bij Bill in het hok komen. Maar
hij heeft hem dan ook gevangen! Dat vas vóór
de oorlog. Bill was toen al een flinke krokodil
en genoot volop van het leven in de vrije na
tuur in de buurt van Rollingstone in het
noorden van Queensland. Op een kwade dag
kruiste mijnheer Robinson zijn pad en toen
belandde Bill in een stalen klem. Uit was het
met de krokodillevrijheid van Bill, Hij kreeg
weliswaar woede-aanvallen en spartelde her
haaldelijk erg tegen, maar tenslotte moest hij
zich gewonnen geven. Mijnheer Robinson
bracht Bill goed verpakt dat verzeker ik U!
hier en nu is hij hier nog. Hij zal ons allemaal
wel veel jaren overleven, denk ik;"
Krioelend gedoe
„DUS Bill is bijna een eeuw oud. En hoe
lang is hij?" vroeg ik. Ruim vijf metui (kreeg
ik ten antwoord). Dat is een forse maat, vindt
U niet? Onze Australische krokodillen zijn
meestal wat langer dan hun Afrikaanse neven.
Ze bereiken een lengte van 4.5 tot 5.5 meter.
Sommige worden zelfs nóg wel iets langer.
Maar als ze pas geboren zijn, dus als ze pas uit
het ei zijn gekomen, zijn het aardige krioelen
de en krinkelende diertjes van 15 tot 18 centi
meter. Net hagedisjes. Allermerkwaardigst om
te zien. Gaat U maar eens mee. Er zijn, geloof
ik, vandaag weer eieren uitgekomen.
We gaan samen naar een moerassig omheind
stukje grond. „Hier heeft enige tijd geleden
een wijfjeskrokodil haar eieren gelegd (ver
neem ik). We hebben de moeder weggehaald
en de rest aan de natuur overgelaten. De zon
en het vochtig-warme gras zorgen, dat de eie
ren uitgebroed worden."
Ik zie de eieren. Enige waren opengebroken.
Naast de kapotte schalen een tweetal kleine
krokjes, pas geboren. Wat verder liggen een
dozijntje van die piepjonge (aanstaande) mon
sters zich behagelijk te koesteren. Er is geen
gevaar bij, verzekert het meisje mij nog eens
ten overvloede. Toch kijk ik wel even, of er
misschien een geschubde en gepantserde moe
derkrokodil in de buurt is!
St. John Robinson
TERWIJL wij bij de jonge krokodillen staan,
komt de „krokodillenboer", de heer St. John
Robinson naar ons toe. „Komt U mijn gevaar
lijke monsters ook eens bekijken? Nu, eigenlijk
„Mijn Amerikaanse alligator Jim kan ver
draaid lastig en gevaarlijk zijn, maar mij
doet hij niets sedert ik hem onder appèl
heb gekregen", zei de heer St. John Ro
binson, de „Krokodillenkoning van
Townsville" in Noord-Queensland.
zijn ze niet gevaarlijk, althans voor mij niet.
Ik heb ze in de hand. Ze bijten mij niet en zij
slaan mij niet met hun staart, waarmede ze
anderen maar al te graag een dodelijke mep
zouden geven! Ik kan U krokodillen verhalen
vertellen, zo opwindend, dat U in angst en
vrees zoudt luisteren, maar ook „stories" dat
U de krokodillentranen van het lachen over
de wangen zouden biggelen! Ja, die beesten
zijn slim. Slim en vlug. Het sprookje van de
traagheid der krokodillen kunt U op mijn ge
zag wegbergen op de rommelzolder der popu
laire misvattingen. Die krokodillen zijn blik
semsnel, kunnen het althans zijn, als er maar
wat te vangen of te halen valt. Maar alsnog,
mij doen ze niets. Ik heb contact met ze!'
Dit zeggende klimt Robinson over de om
heining van een der hokken. Die arme Ben
(zegt hij) heeft een beetje last van zijn gebit.
„Zelf kan hij zyn tanden nu eenmaal niet
poetsen. Daarom doe ik het voor hem." Robin
son haalt dan uit een zijner zakken een tan
denborstel, gaat rustig zitten vlak bij de open
muil van het dier en begint de voortanden van
het monster te reinigen.
De staart is een dodelijk wapen van de kro
kodillen, maar de heer St. John Robinson is
er niet bang voor en legt zijn dieren „zout
op de staart"!
„Het zou me helemaal niet verbazen (zegt
hij bij wijze van geruststelling), als Ben in zijn
jonge wilde jaren een paar maal een mensen
boutje had geprobeerd, Maar nu is hij U
ziet het een brave jongen. Hij kent zijn baas
en is voor mij volkomen ongevaarlijk!"
In een der andere hokken bevindt zich een
door Robinson geïmporteerde Amerikaanse al
ligator. Een mooie knaap, licht hij toe. Ge
vaarlijk? vraag ik.
„Gevaarlijk? 't Mocht wat!" Tegelijk stapt
Robinson over het hek, gaat zitten op de rug
van zijn „Amerikaan" en aait het monster over
de harde kop, Vol verbazing zie ik toe. Vergis
ik mij als ik meen, dat de „Amerikaan" begerig
naar mij ligt te loensen? „Best mogelijk" zegt
Robinson, „best mogelijk.... Jim kan inder
daad erg lastig en gevaarlijk zijn en hij heeft
zo' zijn natuurlijke verlangens. Maar voor mij
is hij als een lam zo mak en gedwee...." En
opnieuw aait hij de alligator over de kop
„Weet U, als je meer dan veertig jaar kro
kodillen hebt gejaagd, gevangen en gehouden,
dan raak je met ze vertrouwd, dan leer je ze
kennen. En ze hebben mij ook leren kennen.
Ze weten, dat ik niet bang ben voor ze. Daar
om reageren ze goed op mij. Neen, komt U
maar liever niet in het hok, dat zou verkeerd
kunnen aflopen!"
Nu, ik was helemaal niet van plan om bij de
„Amerikaan" op visite te gaan, zelfs niet met
de „Krokodillenkoning van Townsville" als
lijfwacht.
Robinson toonde mij nadien de rest van zijn
farm. Grote en kleine krokodillen, gevaarlijke,
zeer gevaarlijke en uiterst gevaarlijke exem
plaren. Binnen een omheining waadde er een
aantal rond in een moerassig terrein. Langs de
kant stonden nieuwsgierigen, die de Krokodil
lenkoning en zijn Geschubde Onderdanen wel
eens wilden zien. De monsters kwamen tot vlak
bij de afrastering en hielden als gedresseerde
honden hun muilen open in de hoop op lekkere
hapjes. Die kregen ze inderdaad van de be
zoekers.
Een merkwaardig man, die „Krokodillenko
ning" St. John Robinson. En zijn krokodillen
farm is ongetwijfeld een even merkwaardig
bedrijf.
„Ze zijn zo kwaad niet, die krokodillen", zei
Robinson ten afscheid.
Ik beaamde dit maar niet.
Een nest met krokodilleneieren op mr. St.
John Robinson's eigendom, Townsville. De
eieren liggen te broeien bij de natuurlijke
warmte van de zon in een hoopje gras. De
krokodillen, bij de geboorte 15-18 centimeter,
groeien tot een lengte van circa 56 meter.
Stellig een indrukwekkend gezicht, zo'n „krokje" in de vrije natuur. Maar ongevaarlijk is hij niet en er is dus
veel moed en behendigheid voor nodig om hom to vangen!
Mr. St. John Robinson zit op de rug van een imposante Amerikaanse
alligator. „Hij kan zeer wild zijn, maar hij gedraagt zich goed als
ik bij hem ben," aldus St. John Robinson