De Lei'dse Hortus Botanicus
375 jaar geleden gesticht
ZATERDAG 17 MAART 1962
DE LEIDSE COURANT
PAGINA
„Neen, het drie-en-driekwart-eeuwen-bestaan van de Leidse Hor
tus is echt geen feit om er feestelijkheden rond te organiseren zei
hortulanus Veendorp onstoen wij hem tóch opzochten ter ge
legenheid van dit feit, dat op 17 maart zal vallen. „Trouwens," zo
vervolgde onze vriendelijke en welwillende zegsman, „het 350-
jarig bestaan is in 1937 met groot vertoon gevierd en nu wachten
we nóg maar 25 jaar tot de vier eeuwen van Clusiusstichting
zijn volgemaakt."
Dat zal dus zijn in 1987, maar waarom zouden wij geen aandacht
wijden aan het 375-jarig bestaan, dat toch een diamanten lustrum
betekent? En aangezien ieder lustrum in academische kring op
meer dan gewone wijze wordt herdacht, menen wij hiermee toch
onze bescheiden herdenking te kunnen en te mogen rechtvaar
digen. En dat deze rechtvaardiging door hortulanus Veendorp voor
lief wordt genomen - wellicht ook omdat het hem deugd moet
doen dat anderen wat meer kennis maken met zijn geliefde hortus -
bewees zijn bereidwilligheid om ons met alle inlichtingen en lite
ratuur - gedeeltelijk zelfs vrij zeldzame leesstof - terwille te zijn.
Tenslotte scheen het ons passend óók bij een bestaan van „slechts"
375 jaar van een instituut met wereldvermaardheid als de Hortus
Academicus Lugduno-Batavus, waaraan de namen verbonden zijn
van een Carolus Clusius, een Herman Boerhaave en - zij het in
bescheidener mate - van een Carl von Linné in de beperkte ruimte
van een dagbladartikel even stil te staan.
1587 - DE EERSTE SCHREDE
„Soo hebben de Heer en Curateurs
aende westzijde vande Academie
tot bevorderinghe van het Studium
Medicinae, dewelcke niet weynich
gelegen is aende volcomen kennisse
vande Cruyden/ Bloemen/ Saeden/
Wortelen/ etc. ghemaeckt ende ghe-
ordonneert een seer heerlycken/
schoonen grooten Hof ofte Thuyn/
ende de selvighe door den wydtver-
maerden ende Hooch geleerden
Cruydt-kenner ende Harbarist D.
Carolum Clusium, ende verscheyden
andere doen beplanten met vele en
verscheyden medicinale Cruyden
den eersten aenlegh ende 'tbegin
van desen Hof is gedaen by Dirck
Outgertsz Cluyt, die de selve eerst
heeft gebracht in eenige ordere ende
met veele ende verscheyden Cruyden,
ende ander gewassen beplant ende
waergenomen heeft". (Orlers)
De heer H. Veendorp, de tegen
woordige hortuanus.
Het besluit tot de stichting werd
uitgevaardigd op 17 maart 1587, doch
het moest 1594 worden aleer de aan
leg een feit zou zijn. De daartoe aan
gewezen grond was gelegen tussen de
academie en de Achtergracht, groot
op de lijn ost-west 133 voeten en op
de lijn zuid-noort 103 voeten; iets la
ter aan de noordzijde nog met 40 voe
ten verbreed, waardoor de Cruydt-
tuin nagenoeg vierkant werd.
In 1598 kwam daarbij een woning
voor de hoogleraar in de kruidkun
de, gebouwd in de Nonnensteeg en
twee jaar later verrees het eerste
stenen bouwsel in de tuin, een „Ga
lerie of Wandelplaetse met een sca-
lyen (is leien) dack".
In het jaar 1638 of daaromtrent
werd een nieuwe galery gebouwd
voor alle „uytlantsche teere ende
zeltsaeme Bloemkens, Cruyden ende
ander gewassen de welcke de stren-
ghe koude deser Landen niet verdra
ghen moghen".
De Leidse Hortus was niet de eer
ste van zijn soort. Reeds in 1447 be
stond er een botanische tuin bij het
vatikaan ten dienste van het onder
wijs, te Padua werd een hortus bota
nicus gesticht in 1545 en toen volgden
Pisa (1547), Florence, Bologna (1567/
1568), Leipzig (1580).
RECONSTRUCTIE
CLUSIUSTUIN
De oude (oorspronkelijke) hortus
is er niet meer, doch de tegenwoor
dige tuin ligt nog steeds op dezelfde
plaats, die curatoren en Burgemees-
leren daartoe in 1587 hebben aange
wezen (in dit licht bezien zijn de
Leidse Hortus en die van Padua de
oudste tuinen, die nog steeds op de
plaats van de eerste aanleg zijn ge
situeerd).
In 1932 is de Clusiustuin gerecon
strueerd op tweederde van de oor
spronkelijke grootte achter de Uni
versiteitsmanege in de Kaiserstraat.
Begrensd door een historische gevel,
waarachter de eerste theologische
colleges in Leiden zijn gegeven en
Gomarus en Arminius elkander me
nigmaal zo fel bestreden hebben. Het
is de binnenplaats van het oude
klooster der Cellebroers of Alexia-
nen, waarvan de laatste vier leden in
1567 het klooster moesten verlaten.
De Celle- of Zwarte broeders hiel
den zich onledig met het verplegen
van pestlijders en het begraven van
doden.
In 1592 werden de oude kloosterge
bouwen bestemd tot Collegium theo-
logicum of Statencollege. Aan de
noordzijde wordt de tuin thans be
grensd door het vroegere rectoren-
huis. Ook de oude bijenstand van
Cluyt is gereconstrueerd met de ge
sneden spreuk in de rand van het af
dak: ,Godt voet alle Creaturen". Op
de Rotterdamse Floriade was van dit
tuingedeelte een copie.
„WETTEN
ENDE STATUTEN
DES HOFS"
Vanzelfsprekend moesten regelen
worden opgesteld, die de bezoekers
van de tuin in acht hadden te nemen.
Deze regelen waren in het latijn ge
schilderd in de Galerie of Wandel
plaetse en luidden, verdeeld in een
vijftal „articulen", in de landstaal
van die tijd:
Foto's „De Leidse Courant",
met uitzondering van de opna
me van de Clusiustuin, welke
beschikbaar gesteld werd door
de hortulanus.
I Het is geoorloft in desen Hof te
gaen, op de uyre die bestemt is
by den Oversten deses Hofs: ende
daer wederomme uyt te ver-
trecken, als de onderwysinghe
geeyndicht is.
II Die inden Hof komt is geoorloft
de Planten te sien ende te ruy-
cken: maer het is verboden die
Cruyden te handelen, die teer
syn ende eerst beginnen te spuy-
ten.
III De Tacken, TelghenBloemen
ende Saeden af te plucken ofte
te breken: de Bollen ende Wor
telen uyt te rucken: Ofte den Hof
eenighe Scade aen te doen, is on-
geoorloft ende verboden.
IV Niemant ist geoorloft over de
Bedden te springen ofte met voe
ten te betreden.
V Niet teghen den wille vanden
Oversten deses Hofs, inden Hof
aen te rechten.
DE BEPLANTING
Gezicht op de Oranjerie, gebouwd
plm. 1740.
Nadat Carolus Clusius in 1592 reeds
251 soorten zaad aan curatoren van
de Academie had gezonden (groten
deels van Kreta afkomstig) werd de
tuin in 1594 aangelegd.
Op de lijst van merkwaardige plan
ten, die in het tijdvak 15941609 in
de tuin waren opgenomen, behoorden
o.a. de nog steeds in cultuur zijnde
gewassen, gedeeltelijk ook nu nog
óók als medicinale kruiden geteeld:
Tuintulp, aardappel, sering, tabak,
gele tomaat, lavendel, vijg, gember,
Afrikaan, Goudsbloem, Gouden re
gen, zoethout, Canna, 100-jarige Aloë.
De nog immer bij de Rapenburg
ingang van de hortus staande Gou
den regen is het oudste gewas
rond 1600 geplant en wellicht het
enige exemplaar dat door Clusius
werd aangevoerd. De aardappel stond
geplant onder de naam Papas Ame-
ricanonum, waarvan Clusius zeide,
dat ze rauw minder geschikt zijn om
gegeten te worden dan gekookt of ge
bakken. Een uitspraak waarmee wij,
twintigste eeuwers, het nog altijd
roerend eens kunnen zijn.
De inventarislijst van 1594 is de
oudste complete beplantingslijst van
een botanische tuin. Deze lijst werd
echter niet uitgegeven en daardoor
is de legende ontstaan, dat een in
1596 te Londen verschenen lijst van
een Engelse (particuliere) tuin de
oudste is. De inventarislijst van de
Leidse hortus werd in ouderdom
slechts overtroffen door die van Pisa
en Padua. In 1601 telde ze 757 soor
ten en in 1614: 941 soorten.
Tot de oudste nog aanwezige bo
men van de tuin behoren, behalve de
reeds gemelde Gouden Regen van
1601, een Tulpenboom van plm. 1715,
een Dadelpruim van 1740, een Japan
se Ginkgo van 1785 en voorts meer
dere bomen, w.o. een vleugelnoot, uit
1818.
In de jaren 1736 tot 1746 onderging
de tuin een grote verandering en in
het raam daarvan werd in 1740 of
1744 de Oranjerie gebouwd. Kort na
het 350-jarig bestaan werd het mo
derne kassencomplex in gebruik ge
nomen, w.o. de tropische kas met het
bassin voor de Victoria Regia, die in
1872 voor het eerst in Leiden bloeide
en toen niet minder dan twintigdui
zend bezoekers trok.
DE HORTI
PREFECTI
De lijst der prefecten of directeu
ren van de Leidse Hortus bevat roem
rijke namen.
In 1593 werd Charles de l'Ecluse
(Carolus Clusius), in 1526 als telg
van een adellijk geslacht te Atrecht
in Noord-Frankrijk geboren, door
curatoren en burgemeesteren „gestelt
ende beroepen tot opperste regent
ende opsiender van den Hof. Dan om
syne indispositie ende conde hy den
actuelen dienst niet waernemen".
Daarom werd hij door curatoren en
burgemeesteren „geëxcuseerd ende
gehouden als Professor Honorarius".
Het voorplan van de hortus met op
de achtergrond het torentje van het
Groot Auditorium.
Clusius was n.l. door een hem eerder
overkomen ongeval nagenoeg inva
lide. In 1546 was Clusius student te
Leuven. In 1573 na vele reizen te
hebben gemaakt werd hij door
keizer Maximiliaan II van Oostenrijk
aan diens hof verbonden tot 1576. In
december 1591 verzocht een Zeeuws
edelman, Johan van Hoghelande,
hem naar Leiden te komen. Clusius
stierf 4 april 1609, 83 jaar oud en
werd in de Vrouwenkerk begraven.
Clusius heeft zich bij de inrichting
van de Leidse hortus niet beperkt tot
medicinale' kruiden. Hij streefde
naar een grootst mogelijke verschei
denheid van in- en uitheemse ge
wassen. Hij zond daarom de zoon
van zijn medewerker Cluyt naar
Spanje en zelfs naar Noord-Afrika
(drie maal overvallen en beroofd!)
voor het verzamelen van planten.
Onder Clusius' leiding heeft Dirck
Outgertsz Cluyt, een Delfts apothe
ker, bijenliefhebber en hortulanus,
de tuin in de nazomer van 1594 aan
gelegd en beplant, nadat vergeefs
getracht was de beroemde Enkhui-
zenaar Bernardus Paludanus (Be-
rent ten Broecke) naar Leiden te ha
len. Door zijn echtgenote werd Pa
ludanus daar echter van weerhouden.
Die zag wellicht meer heil in de toen
bloeiende haven- en koopstad Enk
huizen als woonplaats, dan in de stad
van de Laeckenneringhe.
De eerste botanische werkzaamhe
den in Leiden waren sinds de stich
ting van de tuin in 1587 verricht
door Gerard de Bont (Bontius), tot
deze werd opgevolgd door Pieter
Pauw. Pauw, de eerste Leidse pro
fessor in de medicijnen, liet in 1601
de eerste catalogus van de hortus
drukken. Hij stierf in 1617 en werd
achtereenvolgens opgevolgd door
Aelius Everardus Vorstius 1624)
en diens zoon Adolphus (1625-1663).
Het bestek van dit artikel reikt niet
toe aan alle Horti Prefecti vanaf de
stichting tot aan de huidige dag veel
woorden te wijden, hoewel allen
zij 't wellicht in verschillende orden
van grootte hun verdiensten voor
de Leidse hortus hebben gehad. Ten
einde toch nog naar enige volledig
heid te streven, volstaan wij dus met
de opsomming der namen, zoals wij
die in de verschillende publicaties
hebben gevonden.
Na Adolf de Vorst wordt Florens
Schuyl genoemd als prefect van 1667
1669, die werd opgevolgd door Ar
nold Seyen (16701678), Paulus
Hermann, een Duitser en later hoog
leraar te Bonn (16801695) en Pe
trus Hotton (16951709).
Van 1709—1730 zwaaide de we
reldberoemde Voorhouter Boerhaave
er de scepter, gevolgd door Adriaan
van Royen (17301754), tijdens
wiens bewind de Zweed Linnaeus
enkele jaren in de Hortus heeft ge
werkt. Adriaan droeg op zijn beurt
het bewind over aan zijn neef David
van Royen (17541786).
De tijd van Sebald Justinus Brug-
mans (17861819) heeft zich geken
merkt door een geheel nieuwe aan
leg van de tuin. Hij werd in 1819
opgevolgd door C. G. C. Reinwardt,
die echter eerst in 1823 de functie kon
gaan waarnemen, die tot 1823 ad in
terim werd vervuld door G. Sandi-
fort. Reinwardt „regeerde" tot 1845.
Zijn opvolger was W. H. de Vriese tot
1862. Deze werd in 1857 met 'n missie
naar Java gezonden en in dat jaar
werd dr. W. F. R. Suringar waar
nemend directeur tot 1861. Nadien
heeft de Vriese tot 1862 het directo
raat weer overgenomen en werd Su
ringar zijn definitieve opvolger tot
1898.
In onze' eeuw stonden aan het
hoofd achtereenvolgens J. M. Janse
tot 1930, prof. L. G. M. Baas Becking
(1931—1942) en prof. T. H. van den
Honert (1946—1958).
De huidige directeur is prof. dr.
W. K. H. Karstens, die wordt bijge
staan door hortulanus H. Veendorp,
die sinds 1 april 1931 zijn functie
vervult. Van 1898 tot 1931 was de
heer E. Th. Witte hortulanus als op
volger van diens vader, de in weten
schappelijke en tuinbouwkringen nog
lang niet vergeten H. Witte (1855
1889), te wiens nagedachtenis een
Oegstgeester bollenkweker een zij
ner narcissenzaailingen gedoopt heeft
met de naam „Hortulanus Witte".
Zo ligt de hortus langs de Witte
Singel.
De oudste boom in de hortus: een in
1601 geplante Gouden Regen, direct
bij de ingang.
Litt: D. Orlers: Beschryvinghe der Stadt
Leyden, I (1641).
H. Witte: 's Rijks Academietuin te Lei
den: 1887. Uitg. H. D. Tjeenk Willink,
Haarlem.
E. H. ter Kuile: Nederlandsche monu
menten van Geschiedenis en Kunst. Dl.
VII/1 - Leiden en Westelijk Rijnland.
H. Veendorp en L. G. M. Baas Becking:
Hortus Academicus Lugduno-Batavus
1587-1739 (Gedenkboek in het Engels
t.g.v. het 350-jarige bestaan van de hor
tus. GedTukt bij Enschedé, Haarlem
(1938).
Foto onder:
De Clusiustuin in zijn tegenwoordige gedaante, een in 1932 aangelegde
reconstructie van de oorspronke lijke Hortus Botanicus van 1594.