't Hoorntje
Het knutselhoekje
DE WILDE WELDOENER 65
ZATERDAG 11 NOVEMBER 1961
DE LEIDSE COURANT
PAGINA 9
DE DRAAK STEKEN
Volgens de sage moet er heel vroeger
een geweldig monster bestaan hebben:
een draak. En over dat monster bestaan
natuurlyk de nodige verhalen, 't Merk
waardige van die verhalen is, dat ze,
ondanks vele verschillen, toch bijna alle
een overeenkomstige kern hebben.
In ieder geval moet 't een vervaarlijk
beest geweest zijn en daarom kunnen
we begrijpen, dat men in 't gebied, waar
dit gedrocht geleefd zou hebben, zeer
blij moet geweest zijn, dat men er ein
delijk van verlost werd.
Maar waar heeft het monster geleefd,
waar heeft het in 't grijze verleden
schrik en angst verspreid? In Duitsland,
waar de naam „Drachenfels" Dra-
kenrost) aan een draak herinnert en
waar men je 'n hele, huiveringwekken
de geschiedenis weet te vertellen over
het monster? Of was het in het zuiden
van ons vaderand, waar zich de drama
tische gebeurtenissen rondom de draak
hebben afgespeeld? In elk geval heeft
de draak zodanig in de volksziel en in
het volksleven ingegrepen, dat hij in
tal van landen nog in volksspelen en op
tochten ten tonele wordt gevoerd. Zelfs
Aziatische volken schijnen niet onbe
kend te zijn met de geschiedenis van
het monster, dat wij draak noemen. Ze
ker hebben jullie op de televisie al meer
dan eens de verschrikkelijke gedaante
gezien, waarmee het wordt afgebeeld.
Maar waarom noemde ik zo straks het
Zuiden van ons land als plaats, waar
het monster mogelijk ook geleefd heeft?
Wel, omdat er in een dorp aan de Maas
om de 7 jaren de overwinning op dit
monsterlijke beest al sinds eeuwen ge
vierd wordt. En de viering daarvan heet
„het draaksteken", 't Is een volksspel
geworden, dat telkenmale duizenden
en duizenden uit nablije en verre omge
ving naar het anders zo rustige dorpje
Beesel lokt. Pers, radio en zelfs de te
levisie laten zich daarbij niet onbetuigd.
Ja, ik heb er zelfs buitenlandse corres
pondenten aangetroffen, die verslagen
kwamen maken voor hun couranten van
dit volksspel, dat verder nergens ter
wereld te zien valt.
Elk spel wordt gespeeld naar een* ver
haal, een gebeurtenis. Welke is nu de
geschiedenis, die aan dit spel het aan
zijn (ontstaan) heeft geschonken?
Er leefde in het gebied langs de Maas
een koning, 't Was in de tijd, toen hier
het Christendom nog niet gepredikt was.
De koning en ook het volk waren dus
nog heidens. Op zekere dag kwam uit
de Maas een verschrikkelijk monster op
duiken. Brullend en vuurspuwend kwam
het uit 't oeverriet en struikgewas te
voorschijn, greep en verslond een schaap
en verdween vervolgens weer in de diep
te van de stroom. Die roof herhaalde
zich dag aan dag en niemand durfde de
draak te weerstaan.
Nu eens was 't een schaap, dan weer
een rund of een jong paard of een var
ken, die door 't monster werden buitge
maakt. En 't beest kwam op zijn stroop
tochten steeds verder 't land in. De men
sen beklaagden zich bij de koning. Deze
zond soldaten, maar bij 't verschijnen
van 't angstaanjagende ondier sloeg zelfs
de dapperste zó de schrik om 't hart,
dat iedereen op de vlucht sloeg.
Ten laatste was er geen schaap, geen-
rund noch ander dier meer over. Toen
drong het monster de hutten der armen
binnen en dag aan dag sleurde het een
ongelukkige mee. In de hechtere wonin
gen der rijken was men veilig.
Toen riep de koning de medebestuur
ders van zijn rijk ter vergadering en
sprak: „Het is niet eerlijk, dat 't alleen
maar de armen van 't land zijn, die
slachtoffers van de vraatzucht van 't
ondier worden. Er zal telkens om geloot
worden en wie 't lot treft zla zonder
tegenspraak zich laten eten door de
draak. Het slachtoffer werd dan tegen
de avond - want dan verscheen de draak
- door de dienaars van de koning naar
de Maas gebracht en daar vastgebon
den. Je kunt je voorstellen wat voor
ontzettende angsten het slachtoffer uit
stond, vóór dat het vreselijke dier kwam
opdagen. Maar als het verscheen, dan
was 't leed ook gauw geleden.
(Wordt vervolgd)
Correspondentie
Kees v. d. Meer, Leiden, maakte voor
ons:
TWEE KABOUTERS GAAN
EEN DAGJE UIT
Er waren eens twee kabouters. De een
heette Puk en de ander Muk. Ze woon
den bij hun vader en moeder in een
holle boom. Die twee werden de hele
dag hard aan het werk gezet, 's Morgens
moesten ze in het bos hout sprokkelen,
dan kon moeder een vuurtje maken om
het eten op te koken. Dan moesten ze
naar de slager om vlees of worst te
halen en als ze dan thuis kwamen moes
ten ze goente gaan halen, bessen zoeken,
eikels en beukenootjes verzamelen. Als
dat allemaal gedaan was moesten ze van
vader de tuin gaan opknappen. Meestal
waren ze pas 's avonds om half zes klaar
en dan was het één, twee, drie handen
wassen en eten. Verder moesten ze iede
re avond met moeder op visite bij een
zieke kabouter in de Lakenstraat en die
visite vonden ze heel erg naar. Ze moes
ten er doodstil zitten en kregen nooit
een koekje. Zó was het leven van de
twee kabouters elke dag hetzelfde en
heel saai.
Op zekere dag, toen ze weer samen in
bed lagen, zei Muk ineens:
„Zeg Puk, ik heb een moord idee
jnogen Wat dacht Je er van, als we
eens iets meer van de wereld gaan
zien?"
„Maar Muk, hoe kom je op dat idee?"
„Zo maar. 't Is hier zo saai."
„Kom mee, we gaan."
„Ja maar", zei Muk, „we moeten eerst
een briefje aan moesie schrijven."
„Best, begin maar."
Lieve moesie,
„Wij gaan vandaag weg, omdat we
iets meer van de wereld willen zien.
We weten nog niet, hoe laat we thuis
komen. Reken maar niet op ons met het
eten." Puk en Muk
Zo gebeurde het. Ze legden het brief
je op de tafel.
„Nou gaan we dan maar?"
En zo gingen ze midden in de nacht op
stap.
Toen moeder wakker werd, zag ze het
briefje liggen.
„O man, de kinderen zijn weg", riep
ze huilend.
De hele dag moest ze nog huilen, maar
gelukkig kwamen Puk en Muk 's avonds,
voor het donker werd, weer terug. Ze
hadden een heleboel te vertellen.
Willy Olyhoek, Stompwijk, vertelt
over:
DE KAT
Wij kwamen uit de kerk en raadt eens
wat er bij ons onder de heg zat? Een
«heel lief poesje. M'n moeder zei: „Ach
laat hem maar in de keuken."
„Mama, mag ik het wat eten geven?"
vroeg ik.
„Brokkel maar wat brood op een bord
je en giet er dan wat melk over."
Het poesje zag er heel lelijk uit. Zó
nat. Dat kwam van de dauw, maar toen
hij droog was en lekker gegeten had,
zagen we wat een mooi velletje hij had,
zwart met wit.
„Kijk eens mama, hij heeft ook maar
één oog", zei ik.
„Ach wat zielig", vond moeder. „La«
ten we hem maar hier houden, anders
moet hij weer gaan zwerven."
Als hij binnen is, springt hij op je
schoot en geeft hij kopjes. Zó fijn vindt
hij het bij ons.
Henny Kroeze, Leiden, heeft een heel
fijne verjaardag gehad. Luisteren jullie
maar eens:
EEN PRETTIGE VERJAARDAG
's Morgens was ik vroeg op en ik
wacht: „Het is feest vandaag." Maar
wat voor een feest? O ja, dat ik waar
ook. Ik ben vandaag jarig. Hiep, hiep,
hoera!
Ik liep gelijk naar moeders kamer en
ik vertelde dat ik jarig was.
„Ik kom zo", zei moeder blij.
„Ik liep naar beneden en mijn zusje
Mientje was al op. Ik liep de kamer bin
nen en gelijk kwam mijn zusje al aan
lopen en stopte iets in mijn handen. Ik
keek wat het was en er zat een schrift
in, waar je mooi op kon tekenen. Er
was een .potlood bij, een heel lang pot
lood van van 3 dm.
Na het eten nam vader me mee naar
de schuur.
„Je moet me even helpen", zei vader
Hij deed de schuurdeur open en daar
stondeen mooie fiets.
„Probeer hem maar gauw", zei vader
Dadelijk zat ik er op en reed een paar
rondjes. Wat was ik blij. Toen moest ik
naar schooL Vóór het speelkwartier
mocht ik trakteren en 's avonds deden
we met onze vriendjes een heleboel
spelletjes.
Greet Hagen, Zoeterwoude. Oók toe
vallig dat je net in het bad zat, toen het
gewonnen boek bezorgd werd. Ik kan
me voorstellen dat je popelde om het te
zien. Fijn dat je het zo mooi vindt. En
nu het reisverslag van het kamp van
jullie drietjes.
OP KAMP
Eindelijk was de dag aangebroken dat
wij met de jeugdvereniging naar Boekei
in Noord-Brabant zouden gaan. Op
maandag 31 juli moesten we om 7.15 u.
naar de H. Mis. Na de H. Mis bad de
aalmoezenier het reisgebed en gaf ons
de zegen voor een goede reis. Om 8 uur
vertrokken we met een auto van jeugd-
vervoer uit Zoeterwoude. De reis duur
de 3 uur. Er waren in Boekei twee boer
derijen waar we op kamp gingen. Bij
de boerderij van meneer Melis werd de
eerste groep uitgeladen met de bagage.
De tweede groep werd bij meneer v.
Dijk uitgeladen. Toen wij aankwamen
mochten we eerst een kaart naar huis
schrijven, dat we goed waren aangeko
men. Daarna gingen we bij van Dijk
eten en toen de strozakken vullen en de
bedden opmaken, 's Middags gingen we
fijn in de bossen wandelen. We hebben
in die week ook veel speurtochten ge
daan.
De twee groepen kregen elk een Ma-
riahoekje en die moesten ze iedere dag
met verse bloemen versieren, 's Avonds
baden we ons avondgebed bij Maria.
Elke morgen gingen we naar de kerk.
's Woensdag was het bezoekdag voor de
ouders, dat vonden we heel leuk, maar
v/e hadden toch geen zin om naar huis
te gaan. We hadden op kamp ook een
snoepwinkeltje; we kregen dan bonne
tjes en daar konden we iets op kopen.
Zo gingen de dagen veel te gauw voor
bij. 's Zaterdagsmiddags moesten we
weer in de auto en gingen weer naar
huis. Om 4 uur waren we thuis. En nu
maar weer sparen voor 't volgend jaar,
want dan gaan we natuurlijk weer op
kamp.
Er liggen nog goede oplossingen van:
Betsie Veldhuizen, Bodegraven; Zusjes
Haagen, Zoeterwoude; Annie de Winter,
Warmond; Ria van Leeuwen, Voorscho
ten; Maria v. d. Helm, Zoeterwoude;
Corke v. d. W/yden, Nw.hout; Corrie
Knijnenburg, Voorschoten; Gerda Sal
man, Noord wijk, Theo Volgering, Lange-
raar; Thea Koeleman, Ter Aar; Gé Was-
senberg, Langeraar, Hans v. d. Ploeg,
Leiderdorp; Jan Kortekaas, Noordwijk;
Piet van Leeuwen, Zoeterwoude; Thea
van Rijn, Sassenheim; Ria de Wit, Al
phen; Lia Heemskerk, Zeyerveld; Sjaan-
tje Oudshoorn, Hoogmade; Gerda de
Groot, Voorhout; Chris Verdegaal, Nw.
hout; Kees Keyzer, Ter Aar; Maria Bun-
nik, Aar lander veen; Magda Neijenhuis,
Zoeterwoude; Jan Zwetsloot, Hazers-
woude; Els Omtzigt, Leiderdorp; Corrie
v. d. Kamp, Lisse; Marijke Neijenhuis.
Leiderdorp; Nico Zwetsloot, Hazerswon-
de; Rina Heemskerk, Rijpwetering; Jozef
de Jong, Noorden; Lida van Leeuwen,
Hoogmade; Adrie Droogh, Leiden; Jan
Koek, Zoeterwoude.
NIEUWE OPGAVEN
Vul eens het juiste woord in
Zo bitter als
Zo licht als een
Zo sluw als een
Zo zuur als
Zo rond als een
Stampvoeten van
Zieden van
Trappelen van
Branden van
Smachten van
De oplossingen insturen aan: Tante
Jo en Oom Toon, Krantentuin Leidse
Courant, Papengracht, Leiden.
Wie heeft er al een Sint Nicolaasver-
haaltje klaar? Dan vlug insturen.
WE HELPEN SINT NICOLAAS
Knutselwerkje voor de jongens
Een kruidenierswinkeltje
Van een stevige schoenendoos hebben
we de lange zijwand afgehaald. Tegen
de achterwand plakken we een hele ver
zameling lege lucifersdoosjes. In de la
den van die kleine kastjes worden kra
len en spelden gestoken,bij wijze van
handvatten. Lege pleisterdoosjes of
schoongemaakte zalfpotjes dienen voor
busjes. De toonbank en kassa wordt van
karton geknipt en in de doos geplakt.
Het weegschaaltje bestaat uit twee
eikeldopjes en een lucifershoutje.
EEN POPPENKAMER
Van een stevige schoenendoos kunnen
we ook een poppenkamer maken. In de
achterwand snijden we een raampje uit
waar tegen we dan een stukje plastic
plakken. Ook kunnen we er een stukje
gordijn voor plakken. De meubeltjes
worden ook weer van lege lucifersdoos
jes gemaakt. Om deze doosjes beter aan
elkaar te kunnen plakken, omplakken
we ze eerst met krantepapier. Kleine
wollen lapjes, met uitgerafelde randjes,
dienen als vloerkleedjes.
EEN POPPENBEDJE
Wie een stevige sigarendoos heeft, kan
daarvan heel gemakkelijk een ledikantje
maken. Vier lege garenklosjes worden
op de hoeken, aan de onderkant gelijmd.
Dit zijn dan de poten. Tegen de binnen
wand van de achterkant wordt een
stokje geschroefd, waarop een ander
stokje zit vastgespijkerd. Hierover wordt
een lapje als gordijntje gelegd.
Grote zus moet jullie maar even hel
pen om het beddegoed voor dit ledi
kantje te naaien.
Misschien kun je van Je zakgeld nog
wel een klein popje kopen. Wat zal je
zusje blij zijn!
Dag kinders, knutsel maar fijn en tot
de volgende week maar weer.
TANTE JO EN OOM TOON
•pEMIDDEN VAN ALLE onzeker
heid, hangende de beslissing,
heeft de parlementaire missie naar
Nieuw-Guinea een verslag uitge
bracht over „hoe het er is en hoe het
er met een beetje goede wil nog kan
worden" als er maar de tijd voor
wordt gelaten. En passant wordt in
het verslag melding gemaakt van een
soort kermis, welke nog door de re-
OPLOSSING: ROOKT U?
Na 25 dagen.
gering gesubsidieerd moet worden
ook.
De missie kan niet overtuigd ra
ken van de subsidienoodzaak ten be
hoeve van de in de Baliem opereren
de Harvard Peabody Museum-expe
ditie, een raar soort Amerikanen met
een bijzondere hang naar niet-Ame
rikaanse folklore, welk gezelschap
vergezeld is van een wetenschappe
lijk ambtenaar van het gouverne
ment (om de weg te wijzen) en enige
politie-agenten (om de infiltranten
tikken te geven.
De leider van de
ze expeditie is gek
op curiositeiten en
we laten even
de missie aan het
woord „hij zou
bijzonder gaarne
stamoorlogjes op
de film vastleg
gen". De Papoea's die minder voor
aan staan dij over het algemeen van
ze gewend zijn hebben in de
streek waar de expeditie doorheen
trok begrip getoond voor de ziele-
wens van de leider: in de eerste
twee maanden na de aankomst van
de expeditie zijn, naar schatting var
het bestuur te Wamena, in en om Ku-
rulu 7 doden en enige tientallen ge
wonden gevallen. Er gaan geruchten,
dat enkele scènes overgedaan moes
ten worden, omdat de gekke Ameri
kaan een andere belichting wilde pro
beren.
De katholieke missie en de zen
ding hebben uit de aard hunner taak
en plicht op deze gang van zaken
felle kritiek uitgeoefend. Maar, zo
wordt gezégd, de expeditie houdt
zich alleen bezig met het verfilmen
van het dagelijks leven van de nog
niet gepacificeerde verderop staande
Papoea's. Dat dit dagelijks leven toe
vallig bestaat uit het voeren van ge
zellige oorlogjes die voor de bevol
king ten naaste bij de betekenis heb
ben van voetbalwedstrijden voor
ons, kunnen deze Amerikanen ook
niet helpen.
Tot zover het verslag van de parle
mentaire missie. We wisten waarach
tig niet, dat er noe zoveel grappigs
over Nieuw-Guinea te vertellen viel.
Misschien wil boeng Soekarno juist
daarom het westelijk eiland hele
maal gaan inrichten als recreatiecen
trum. En dan komen wij later wel
filmen.
EEK.
K r-
Ja, nu we al een beetje voor het Sin
terklaasfeest gaan zorgen en knutselen,
denken we vanzelf ook al even verder
en wel aan het mooie Kerstfeest. Je
kunt gerust nu alvast wat mooie ver
sieringen maken, die je zolang nog op
bergt.
Hoe maak je een kerststukje als in
fig. c?
De bodem vlecht je uit boombast, die
je voor de soepelheid eerst wat weekt
en dan split, of uit raffia, dat je ook
eerst wat weekt. Het laatste zal wel het
makkelijkst zijn. Splits je bundel in 3 ge
lijke delen en vlecht een flinke vlecht
ervan. Met een schaar knip je de uit
stekende „haren" af. Nu wind je de
vlecht in spiraalvorm, waarbij je met
stopnaald en dun touw of raffia de win
dingen aan elkaar bindt.
Zet vervolgens een dikke, korte kaars
in het midden, flankeer ze met een en
kel dennetakje, wat rode bessen of een
paar rode zwammetjes (paddestoeltjes).
Voor een pijproker onder hen kan men
een aardig pijpzakje maken (fig. 1).
Daarvoor heb je een restje wasleder no
dig. Meet eerst op een stuk papier af,
hoe groot de beide helften (vierhoeken)
moeten worden, waarvan je het zakje
zult maken. Gebruik daarbij liefst liniaal
en ballpoint, leg ze daarna op je lapje
leer en knip ze precies langs de lijnen
af. Naai vervolgens de twee helften aan
elkaar, maak er boven gaatjes in en
haal er een stevige katoendraad of dun
leren riempje door.
Moet je een tabakszakje maken, dan
gaat dat op dezelfde wijze, alleen op
iets groter formaat, b.v. 14 bij 28 cm.
Leg het ene uiteinde van de lange kant
ongeveer 10 cm om en naai de 2 zijden,
tegen elkaar. Neem daarvoor knoopsga
tenzijde en naai met stiksteek, zoals fig.
2 aangeeft. Dan knip je een smal strook
je leer van ongeveer 40 cm lengte en
naai dat in het midden (dus op 20 cm)
vast aan het midden van de kleprand.
Doe nu wat lekkere tabak in het zakje,
rol het gevalletje op en bind het met
een keurig strikje dicht. Echt een leuk
cadeautje! (3).
Nu je toch bezig bent, maak dan nog
een étuitje voor kraag- en manchetkno
pen. Daarvoor heb je slechts een vier
hoekig stukje wasleer nodig van 10 bij
5 cm (4). Leg 4 cm om en naai de zij
den aan elkaar. Stik ook het klepje
rondom. Je kunt het étuitje ook afron
den (hoeken rond maken) dat staat wel
zo leuk. Nu nog de sluiting.
Dit kan met drukknoopje natuurlijk.
Maar je kan ook een leuk klein knoopje
op het étui naaien precies onder het
midden van het klepje, knip vervolgens
op de juiste maat een knoopsgaatje in
de klep (4).
Doet vader of wie ook aan fotografe
ren, dan kun je ook een beursje (tasje)
voor zijn belichtingsmeter maken (5).
Hoe groot je lapje nu moet zijn, hangt
natuurlijkvan het toestelletje of. Leg
in ieder geval eerst alles met papier
uit en knip dan pas (denk om ruimte
voor de naden). Voor de rest net als het
vorige. Alleen moet je denken aan het
gat voor het moer, waaraan het beursje
hangen moet (niet te groot en liefst rand
afzomen). Snoer niet te kort en te dun
nemen!
anwxrKj&rJegazi&z*
Onze spoorbreedte heeft 'n echte
buitenissige maat: 1435 mm. Zoals
men weet, werden de eerste lokomo-
tieven van George Stephenson in
Engeland gebouwd. De Engelse auto
riteiten verlangden echter dezelfde
spoorwijdte als die van de oude post
koets. Deze wijdte bedroeg 4 Engel
se voet en 8,5 duim, dat is omge
rekend precies 1435 mm. Omdat Ste
phenson zijn lokomotieven ook aan
andere landen leverde, werd deze
spoorbreedte bijna algemeen ver
breid.
ROOKT U?
Als je nog wat restjes leer over hebt,
kun je daar best nog wat boekenleggers
van maken, waarvan je hier enkele
voorbeelden hebt. Als je motieven ge
bruikt b.v. hondje, blad enz., dan maak
je die liefst van gekleurd leer. Die naai
of lijm je dan op de strook, die voor
legger dient.
Dan valt het u wellicht gemakke
lijk onderstaande opgave op te los
sen. Twee vrienden, Theo en Henk
kochten elke maand bij elkaar 20
pakjes sigaretten van elk 25 stuks.
Theo kreeg hier steeds 12 pakjes van
en Henk 8. Theo rookte dagelijks
10 sigaretten, Henk slechts 6. Na
hoeveel dagen hadden beiden even
veel sigaretten? Oplossing elders.
JACK EN DE BONESTAAK
De fee sprak verder: „Je was nog heel
klein, toen de reus je vader doodde. Hij
wierp jou en je moeder in de gevange
nis en roofde jullie gehele bezit. Later
liet hij jullie vrij onder voorwaarde, dat
je moeder nooit aan iemand zijn wan
daad bekend zou maken. Vervolgens
bracht hij jullie aan boord van een
schip en zond jullie heel ver weg. Na je
geboorte was ik uitverkoren (aangewe
zen) om jou steeds en overal te be
schermen; maar hoe zeer ik het ook ge
wild had, ik heb je niet kunnen helpen.
Ik had me n.l. verzet tegen de voor
schriften van de elfen en tot straf ver
loor ik enige tijd mijn toverkracht.
Maar nu heb ik ze weer terug en wil
je helpen de reus te bestraffen en zal
ervoor zorgen, dat je alles terug krijgt,
wat je rechtmatig toekomt. Ik was het,
die je ertoe bracht je koe te verruilen
voor en zak bonen en toen liet ik deze
groeien, tot ze een ladder vormden.
Want de slechte reus woont hier en jij
zult hem voor al zijn boosheid bestraf
fen Ga steeds maar je neus achterna,
dan zul je vanzelf je onmenselijke vij
and vinden".
Na deze woorden verdween de fee en
Jack ging op weg. Maar eerst 'tegen de
avond bereikte hij een grote, sombere
boerderij. In de deur stond een vrouw,
aan wie hij om brood en nachtverblijf
vroeg. Zij keek hem verschrik** aan
en zei: „Weet jij niet, dat mijn man een
kwade reus is, die het liefst mensenvlees
eet?"
(wordt vervolgd)