c IN DE KRANTENTUIN Het knutselhoekje VI IV III I III IV DE WILDE WELDOENER r ZATEKDAG 4 NOVEMBER 1961 DE LEIDSE COURANT PAGINA 15 't Sint Maartensvuur op 11 november Wanneer eindelijk de grote dag is aangebroken, dan brengen de boeren al de verzamelde brandstof met wagens naar een groot stuk land, waar de helfst- gewassen al af zijn. Midden in de stapel planten zij de Sint Maartensvogel op een hoge paal. Deze vogel (veugelke) werd telkenjare door een oude boer op een plankje geschilderd, 't Versje zei jullie al, dat hij 'n rood „keugelke" en blauw „stertje" had. De bossen stro, die vergaard zijn, wor den aan de windzijde van de houtstapel gelegd en daar zal 't Sint Maartensvuur ontstoken worden. De jongens en meisjes hebben na school ook nog wat te doen. Zij moeten nl. - meestal met hulp van vader of grote broer - hun fakkels klaar maken. Deze bestaan uit een 2 m lange dennestaak, die van de top tot on geveer een halve meter van 't onder einde omgeven wordt door mooi lang en recht roggestro, dat er met een aantal bandjes, ook van roggestro, stevig om bevestigd wordt. De bedoeling is nl. dat de fakkel niet te vlug opbrandt en hoe meer bandjes er omheen zijn gewonden, des te langer houdt zij het uit. Zodra de avond gevallen is, trekken de kinderen boven de 6 jaar, gekleed in hun slechtste plunje en gewapend met hun fakkels, naar de brandstapel. De vaders gaan meestal ook mee om een oogje in het zeil te houden, want er kan immers van alles gebeuren. Als dan alle kinderen, voor zover 't te bekijken is, trappelend van onge duld rond de donkere, dreigende hout stapel verzameld zijn, treedt de oudste der aanwezige mannen naar voren en richt nog even een vermanend woord tot de jeugd om toch vooral voorzichtig te zijn met de fakkels en niet door de vonkenregen van 't vuur te lopen. Dan slaat hij een kruis en bidt met alle aan wezigen een Onze Vader en Weesge groet, opdat er geen ongelukken zullen voorkomen. Vervolgens roept hij met luide stem: „Hoera voor Sinte Merte!" welke uitroep door allen met een luid keels „hoera" beantwoord wordt. En nu is het lang verbeide moment aangebroken, dat het Sint Maartensvuur bij de strobossen wordt aangestoken. Eerst wat zacht geknetter, dan kleine vlammetjes en weldra laaien lange, rode tongen tegen de flank van de hoge hout stapel op. Nu komen de kinderen hun fakkels aansteken en verspreiden zich dan joelend en zwaaiend in de omgeving van het vuur. Overal, waar je een rode gloed tegen de donkere hemel ziet afsteken, brandt er een Sint Maartensvuur, 't Is een fan tastisch gezicht als je uit de verte al die dwaallichtjes van de fakkelvuurtjes over de donkere velden ziet zwerven en hun flakkerend schijnsel tegen de bos rand en 't struikgewas laten spelen. Onderwijl doet het vuur zijn werk in de grote Sint Maartenshoop. Knapperend en knetterend vreten de vlammen zich naar de ingewanden van de hoge berg en telkens als zij weer een holte ge maakt hebben, heeft er een instorting plaats, vergezelt van een ware vonken regen, zó, dat 't soms wel op 'n 3 okto- bervuurwerk lijkt. De mannen genieten intussen van hun pijpen en van de dolle kinderpret. Soms moeten ze wel eens tussenbeide komen bij 'n klein ruzietje of als 'n fakkel- zwaaier wat te dicht bij bos of struik gewas komt. Soms ook komt er wel eens een pleistertje aan te pas. Maar gewoonlijk verloopt alles reuze prettig. Als, veel te vroeg natuurlijk, alle fak kels zyn uitgedoofd, dan begint de na pret. De jongens maken hun gezichten en handen roetzwart aan de geblakerde staak en achtervolgens dan de meisjes om ze insgelijks tot negertjes te maken, wat natuurlijk vergezeld gaat van 't no dige gelach en gegil. Ten laatste is er geen blank kind meer te bekennen. Dan wordt, dat er nog van de fakkelstokken is overgebleven, op 't vuur geworpen om 't nog een beetje leven in tê blazen. Maar als ten laatste alleen nog maar 'n smeulend hoopje van staken en dikkere takken is overgebleven klinkt de stem van de oudste: „Kinderen, 't is mooi geweest, 't was prachtig Sint Maartens vuur. Nog eenmaal een hoeraatje voor Sint Merte en dan braaf en vlug naar huis. Julie weten wel, wat je daar nog wacht." Inderdaad weten ze allemaal wat thuis door moeder is kaargemaakt, nl. kren- tenpannekoek met „slijverpap" en een appel toe. Slijverpap is een meelpap, die erg aanhangt, dus een lange draad na laat, als je de lepel er uit haalt. Maar jullie begrijpen wel, wat er eerst nog moet gebeuren, want moeder wil geen duveltjes aan tafel hebben. Dus eerst wassen en boenen en dan pas is 't aan vallen geblazen. Als de builtjes boorde vol zijn, is 't natuurlijk al lang bedtijd Maar één keer mag 't wel eens flink over de schreef zijn, daarvoor is 't ook „Sinte Merte". Wanneer ze 's anderendaags weer naar school komen, is 't een opsnijden en snoeven van geweld. Iedereen beweert natuurlijk, dat zijn Sint Maartensvuur veruit het grootste was en 't langst ge brand heeft. Zouden jullie 11 november ook niet eens graag in Limburg willen zijn? Correspondentie Aagje Zandbergen, Zoeterwoude. Je boft hè, dat je verhaaltje zo gauw in de krant komt. Doe je ook onze groetjes aan de zusjes Haagen. PLUIMSTAART Er was eens een eekhoorntje, dat Pluimstaart heette. Op een keer was Pluimstaart in het bos aan het beuke- nootjes zoeken, toen hij opeens de tak, waarop hij zat, hoorde kraken. Hij pro beerde weg te komen maar het was al te laat. Plotseling viel hij op de gronc met een gewond pootje. De jager, die het diertje geraakt had, kon het niet vinden en is ergens anders heen gegaan. Een poosje later kwam er een arme houthakker voorbij. Hij zag Pluimstraat liggen, pakte hem op en nam hem mee naar huis. Thuisgekomen zei hij tegen z'n vrouw: „Tine, je moet dit eekhoorn tje even een lapje om zijn poot doen, dan ga ik in de schuur even een kist met stro klaar zetten." Z'n vrouw deed wat hij gezegd had en de houthakker zelf ging naar de schuur om het kistje met stro klaar te zetten. „Nou zullen we hem verzorgen, tot hij beter is", zei hij toen hij klaar was. „Dat is best", zei z'n vrouw, „hij mag overdag binnen staan en 's nachts in de schuur." Zo werd het dan ook gedaan. Na een paar weken was het pootje beter, maar hen moest toch nog een weekje blijven en toen mocht hij gaan. Maar iedere dag kwam hij toch nog even bij de vrouw van de houthakker kijken en dan kreeg hij altijd wat lek kers. En weet je wat het leuke was? Iedere avond als de houthakker de schuur, ging sluiten, dan lag Pluimstaart in zijn kistje en dan mocht hij altijd •blijven liggen. Zo leefde Pluimstaart nog enkele ja ren voort en de houthakker en zijn vrouw hadden veel plezier van hem. Piet van Haastert, Leiden, maakte: EEN LEUKE VAKANTIE Ik ben op vakantie bij mijn oom op een boerderij geweest. Het was op een morgen, toen wij in de hooiberg aan het spelen waren, dat wij er onze tent gingen Opzetten. Toen die klaar was gingen we rovertje spelen. Mijn vriend je en ik waren de rovers en de andere twee waren de politie. Ik had mij ver stopt in het hooi en ze konden me maar niet vinden. Eindelijk hadden, ze me. Ze hebben me gevangen genomen. Zo heb ben we nog veel spelletjes gedaan tot we gingen eten. Na het eten ging mijn oom de beesten voeren. Dat was een leuk karwei. De schapen werden ge voerd, het paard met het veulentje, de kalfjes, de lammetjes en het varken met de jonge biggetjes. Mijn oom pakte een klein varkentje op, rnaar het begon te gillen.' Daarna gingen we met de traktor weg om hooi te halen. Mijn broertje ging boven op de hooikar zitten en ik mocht sturen op de traktor. Dat ging pas fijn. Al dat hooi moest de hooiberg in. Onze tent stond er nog voor, dus die moest afgebroken worden. De avond daarop kwam mijn vader ons met de auto halen. Frans van Valderen, Leiden. MIJN TUINTJE Ik wilde altijd zo graag een tuin heb- den. De tuin van mijn vader mocht ik niet. Toen ben ik het bij de buren gaan vragen en de tuin van onze buurvrouw mocht ik hebben. Ik heb eerst de wilde bomen en struiken weggehaald. Toen de wortels en daarna ben ik gaan spitten. Ik ben pas op de helft, maar dat geeft niet, want mijn huiswerk gaat voor. Ik ga vanmiddag weer verder als ik mijn huiswerk af heb. Eerst ga ik wat bollen poten en zo nog meer. In het voorjaar •ga ik gras zaaien en planten kopen. Als mijn tuintje klaar is, zal ik er nog eens over schrijven. Ton Schamper, Leiden: EEN ONGELUK Op het trottoir liep een blinde krant- jes rond te delen. Hij had zijn geleide hond bij zich. Hij liep straat in, straat uit, tot de krantjes op waren. Daarna nam hy de tram naar huis. Toen hij moest uitstappen zei hij tegen de hond: „De tram Fik." De hond leidde zijn baas naar de vluchtheuvel. Nu stond hij aan de overkant van zijn huis.Op het ogen blik dat de blinde de straat zou over steken gooide een jongen aan de over kant een steen naar de hond. De geleide hond werd afgeleid, wou de jongen bij ten, maar.dacht niet meer aan zijn baas. Opeens voelde de blinde een schok en hij tuimelde omver. De auto, die aan kwam, remde nog uit alle macht, maar kon niet voorkomen dat de blinde een wiel over zijn been kreeg. Met een ge broken been werd de blinde naar het ziekenhuis gebracht. De jongen werd door omstanders gepakt en aan de po litie gegeven. Hij kreeg een geldboete. Ansje Heemskerk, R.A.veen. Leuk Ansje, dat je met ons mee gaat doen. De woordjes van deze keer heb je prach tig gèvonden. EEN ONGELUK Er was eens een meisje dat Liesje heette. Ze was 8 jaar en zat in de der de klas. Op een keer riep moeder: „Liesje!" Liesje kwam. „Je moet naar school Liesje!" Ze ging gauw naar school. Ze keek op de kerktoren hoe laat het was en het was al kwart voor negen Ze liep gauw naar de overkant, zonder links of rechts te kijken. Opeens: „toet, toet, toet!" Daar had je het al. De auto raakte haar en ze viel. Ze hadden gauw moe der gewaarschuwd. Moeder schrok, want Liesje had een arm gebroken. Ze werd naar het ziekenhuis gebracht. „Dat kan wel 5 weken duren", had de dokter gezegd. Toen ze beter was, werd er feest ge vierd. Ze kreeg van vader en moeder, van oma en opa en de buurvrouw aller lei mooie spullen. Maar Liesje zei: „Voortaan zal ik wel beter uitkijken op straat en niet meer zo maar overhollen." Peter Heemskerk, Ilazerswoude. Je houdt zeker veel van tekenen? Je hebt je oplossing aardig versierd. Dag Peter. Corrie Groen, Hazerswoude. De woordjes waren prima in orde. Schrijf me eens hoe oud je bent en in welke klas je zit. Jan Wassenburg, Langeraar. Het spijt me voor jou, Jan, dat je, nu je voor de tweede keer meedoet, weer niets ge wonnen hebt. Maar heel veel kinderen ondervinden die teleurstelling. Je moet het echter doen als een prettige tijdspas sering en 't is ook wel leuk om een ant woordje in de krant te hebben. gen een konijntje in de strik van stro pers gevangen. Met een tang hebben we de draad doorgeknipt. Nu was het dier tje vrij, maar om zijn hals liep een blauwe streep. WIT: HELPT SINT NICOLAAS EEN HANDJE? Voor de meisjes PUNNEKEN In een leeg garenklosje worden van boven, rondom het gat, vieb spijkertjes geslagen, die er 1 cm uitsteken. Nu nog wat wol en een flinke stopnaald met een stompe punt. Het begin van de draad steek je van boven naar beneden door het klosje en van boven leg je de draad om elk van de spijkertjes heen. Dus om ieder spijkertje zit een lusje. Nu ga je „breien". Je legt de draad boven de eerste lus (alleen buitenom) langs de eerste spijker, tilt met de stop naald de lus over de spijker naar binnen toe, zo. dat de bovenste draad als een lusje om de spijkertjes blijft liggen. Nu naar de tweede spijker, nu naar de der de en als je twee keer rond geweest bent, snap je het wel. We gaan zo door, steeds maar 't klosje draaien. Na een poosje zien we ons breiwerk onder het klosje uitkomen. We maken het zo lang we willen en je kunt er van alles van maken: Een onderzetje, poppenmutsje, mofje, tasje enz. Voor de jongens heb ik de volgende week een mooi werkje. Laten ze alvast een stevige schoenendoos en lege luci fersdoosjes verzamelen. Dag allemaal. Tot de volgende week. TANTE JO EN OOM TOON DE GLASBLAZER Meneer Klabas is glasblazer. Hier heeft hij vijf ten ballen geblazen en ze daarna prachtig geverfd. Zo op het oog zijn alle patroontjes van el kaar verschillend. Maar volgens de heer Klabas zijn er toch nog twee glazen ballen, die geheel met elkaar overeenkomen. Welke zijn dat? Op lossing elders. (Advertentie) Deze figuur laat je zien, hoe je van uil en vis doe je eerst de pootjes en dan sinaasappels met 'n ooftmesje en wat de rest. Voor ogen gebruik je kruid- handigheid in 'n ommezien een leuke, nagels. De derde figuur, de kop dus, zet geestige tafelversiering kunt maken, 't je op een kopje. Voor de rest is 't: steeds Is alleen oppassen, dat je de schil pre- goed uitkijken en dan met overleg doen. cies tot aan 't vruchtvlees insnijdt. Bij Bekommerde vader zorgde voor vangnetten in Zwolse trappenhuizen Een vindingrijke en om de veiligheid var zijn eigen kin deren en die van de andere flatbewoners bekommerde va der in de Zwolse buurt Hol- tenbroek heeft aan het gevaar dat de wentelende trappen in zijn trappenhuis opleverden, door een praktische wenk een einde gemaakt. Vele ouders maakten zich dagelijks zorgen over de veiligheid van hun kinderen, die oeen gegeven moment misschien over de leuning van de zich omhoog wentelende trappen in hun flat zouden ':unnen klimmen, waarna zij beslist een dode lijke val zouden maken, omdat de trappen in deze flatgebou wen zich wentelen rond een groot, diep gapend gat, waar in wel een lift zou kunnen. De hier bedoelde vader ech ter kreeg een lumineus idee en deed dat meteen de wo ningvereniging aan de hand-. Op zijn voorstel hangen nu in de gapende afgrond twee vang netten in elk trappenhuis. De rust en de veiligheid zijn in de betrokken flats (g) otendeels( teruggekeerd. Marian Egmond, Leident KARELTJE Het was nacht. Kareltje lag in bed,.in een diepe slaap. Opeens gleed er langs een manestraal een geel figuurtje naar omlaag. Het ging op het kussen van Ka reltje zitten en priemde Kareltje in de nek. Plots schrok hij wakker en keek verwonderd om zich heen. Toen bemerk te hij een elfje op zijn passen. Het elfje vroeg hem om mee te gaan omdat hij de vogeltjes had gered van de honger. Hij mocht op de rug zitten van Refia, zo heette het elfje, en ze vlogen naar het bos. Daar aangekomen gingen ze naar de koning, van de kabouters. Deze gaf hem een toverring, waarmee hij alles kon toveren. Toen gingen ze naar de open plek in het bos waar gedanst werd. Alles was feestelijk verlicht. Kareltje mocht meedansen, hij struikelde, viel Ton Bouwman, Leiden: HERFST Ik heb met mijn vader in de bossen gekampeerd. De eerste nacht, toen vader en ik lagen te slapen, hoorde ik opeens voetstappen. Je snapt wel, dat ik erg schrok. Ik maakte vader wakker en we zijn de tent uitgegaan. Daar zagen we vlak voor ons een groot hert staan. Toen hij ons hoorde, liep hij met grote spron gen weg. We zochten onze tent weer op en gingen weer slapen. Even later hoor de vader in de tent knagen. Hij keek eens goed rond en daar was een eek hoorn de tent ingeglipt. Hij zat naast vaders hoofd een denneappel op te knab- beien. Ik deed vlug de rits van de tent dicht. Vader probeerde hem te pakken, maar 't lukte hem niet, want toen hij 't probeerde kreeg hij een flinke knauw in zijn vingers. Hij probeerde het nog een keer met mijn handschoenen aan en ja, daar kreeg hij hem te pakken. We deden hem in een rieten mand. Op onze wandelingen zagen we prachtige padde stoelen, we hebben er enige meegeno men. We hebben een week gekampeerd en hebben nog veel leuke dingen gevonden en meegenomen. Het eekhoorntje heb ben we vrij gelaten. Op een wandeling door de bossen hoorden we op een keer vlak bij ons ritselen. We keken en za- EVEN LACHEN 1. Een rateltje! Dat maak je uit 'n halve notenschaal, 'n lucifer en een gummibandje. Wikkel 't gummibandje zoals op de figuur om de halve lege noot, steek 't luciferstokje ertussen en span 't net zolang, tot 't stijf om de schaal zit (fig. 1). Als je nu met je vinger op de punt van 't luciferstokje tikt, krijg je een ratelend geluid. 2. 'n Bril! 2 Gaatjes boren in de 2 noteschalen. Verder zie je wel, hoe je met soepel draad de „glazen" omwik kelt. Boven de neus neem je 't draad dubbel. Links en rechts van de buiten kant van de glazen sla je 't draad één „Het is toch alleen maar mijn eerste slag om en de rest worden de beugels, schooldag; ik hoef toch nie' in mili- waarvan de uiteinden - de oorbogen taire dienst!" 4 Een wiegje op twee als in fig. 5 >En hoe moet ik mijn man doen ge_ verbogen pypreimgers. loven, dat ik ben aangereden door een boomstam, huh?" Hier staan 6 Romeinse getallen, die samengeteld 23 opleveren. Wie kan met 2 rechte lijnen door (tussen) die getal len, het geheel in 3 groepen van ge tallen delen, elk met een waarde van 9, zodat de som van alle getallen nu 27 bedraagt? (Oplossing elders). JACKENDEBONESTAAK Plotseling zag hij een jonge wonder schone vrouw op zich afkomen. Ze was zeer sierlijk gekleed en hield een witte staf in de hand en op de punt van de staf zal een pauw van zuiver goud. De lieflijke fee kwam tot vlak bij hem, groette hem minzaam en zei: „Ik kom je vertellen, wat je moeder je nooit heeft durven zeggen. Maar daarvoor moet je mij beloven, dat je mij daarna gehoor zaamt. Doe je dat niet, dan heb ik geen macht meer om je te helpen en ben je ten dode opgeschreven. Er bleef Jack niets anders meer over dan te beloven haar steeds te zullen ge hoorzamen. Daarop begon zij: „Je vader was een zeer rijk man en hij was daar bij ook goed. Altijd hielp hij de armen en iedereen prees zijn grote hulpvaar digheid. Er woonde evenwel enige mijlen van je vaders huis een vreselijke, slechte reus, voor wie allen in de omtrek een grote vrees koesterden. Hij was daarbij ook nog erg jaloers en wond zich voor al vreselijk op, als iemand 't waagde iets goeds over je vader te vertellen. Ten laatste besloot de boze reus je vader te doden. Op 'n dag, dat je ouders op weg waren naar goede vrienden, liet hij hen door een paar rovers overvallen. Je vader werd gedood en je moeder en jou namen ze gevangen. (Wordt vervolgd)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1961 | | pagina 15