V/an geelgieters koperdrijvers 1IE ,Dinanderie' werd een begrip •HU" 't Hoorntje ZATERDAG 24 JUNI 1961 DE LEIDSE COURANT PAGfNA 6 Middenstuk van een koorlezenaar uit de tweede helft van de vijftiende eeuw, bezit van de Sint Beggakerk te Andenne (B.). Reeds in de voor-Karolingische, tijd bestond er in de gebieden, die later werden bestempeld als de Zui delijke Nederlanden, een bloeiiMde kunst, die wordt aangeduid met de algemene naam „metaalkunst". Voor al brons en goud, alsook het zilver waren de elementen waarvan vele gebruiksvoorwerpen werden vervaar digd en later, toen de kerken groter werden, de liturgie uitbundiger werd gevierd en met meer praal om geven, de verering van vroeg-chris- telijke heiligen een hoge top be reikte, kwam de edelsmeedkunst in de vroege middeleeuwen tot een bijna niet te overtreffgen en ook nimmer overtroffen trap van vol maaktheid. Reliekschrijnen en „schat kisten" uit die tijden leggen nog steeds daarvan getuigenis af. In Bra bant, het Lirtiburgse, de streek van de Gelderse Nederrijn en de Vlaam se steden hielden de economische bloei en de ontwikkeling van het edele kunstambacht gelijke tred. Al naar de geaardheid der volkeren en hun groeiende rijkdom ontwikkelde zich de kunst op alle gebied, pictu raal als plastisch, tot een uitbun dige pracht. Gloedvolle emailles, bronzen, gouden en zilveren siera den smukten de Romaanse en later de gotische kerken en kathedralen tot een wel zeer kostbaar loflied voor de Heer. Werden de kostbaardere, de edele metalen gebruikt voor reliek schrijnen en gewijde vaatwerk, voor en zaken van minder gewicht in de eredienst en de heiligenverering werd later het koper gebruikt en in de vroege middeleeuwen kwam de kunst van het geelgieten het gie ten van koper en het drijven en ciseleren van dit metaal tot bloei. Lezenaars, koorkandelaars, koor hekken en doopvonten kregen onder de handen van geelgieters gestalte tot kunstwerken, die thans, na zo veel eeuwen nog onovertroffen zijn. Met grote liefde en bijkans onuitput telijk geduld modelleerden zij hun beelden, schiepen de koperdrijvers hun tableaus, picturen en grafpla ten, vaak versierd met kostbaar email in gloeiende kleuren. Keizers en koningen, hertogen en graven begunstigden de beoefenaars van de metaallkunst. Rijke steden wil den niet voor de landsheren en el kaar onderdoen en al spoedig werden de zuidelijke Nederlanden een cen trum, vanwaar de kunstproducten over de gehele toenmaals beschaafde wereld uitzwermden. Vooral Tinant nam een vooraanstaande plaats in, zo zelfs dat de koperkunst werd aange duid als „Dinanderie". Later volg den vooral Doornik, Brussel, Meche- len en Leuven, die tot in de tweede helft van de zestiende eeuw een mo nopoliepositie innamen, totdat ook in de noordelijke provinciën de kunst van het geelgieten tot bloei kwam, deels door immngratie van zuidelijke refuge's. In Amsterdam b.v. werd de naam Lutma een be grip, niet alleen verbon den met de bloeitijd van de noord-Nederlandse zilversmeed kunst, maar ook met die van het ko- pergieten. I-Iet spreekt welhaast vanzelf, dat mèt de reformatie de metaal kunst andere wegen insloeg, tenmin ste hier in het noorden. Aan de ene kant banden de aanhangers van de nieuwe leer veel van vroeger uit him kerken, anderzijds wilden zij de overgebleven kaalheid daarvan ver levendigen met voorwerpen, die zich aanpasten aan hun eredienst, al bleef men daarbij nog lang gebruik ma ken van de oude symbolen. Aan dat laatste is het ook te danken dat b.v. nog zo vele lezenaars uit de oor spronkelijke katholieke kerken zijn overgebleven. Doopvorten en koorhekken, maar vooral lezenaars voor predikanten en voorzangers, later ook de z.g.n. doop- bogen werdm, weliswaar in veelal minder uitbundige maar niettemin schone vorm gegoten. Kaarsenkro nen werden groter om de wat kille, dikwijls reusachtige witte kerkruimte nog enigermate te vullen. De heili genbeelden verdwenen van deze kronen, maar de vormen werden los ser en ronder en gingen het sacrale en verstilde missen van de vroegere gotiek. r\e ontwikkelingsgang van de kunst U van het geelgieten is prachtig te volgen op de niet zo grote maar se lecte tentoonstelling „Koper", die momenteel in het stedelijk museum Prinsenhof te Delft wordt gehou den. Unieke stukken van geelgieters- kunst vallen daar te bewonderen, voortbrengselen van de middel eeuwen tot aan ongeveer de tweede helft van de achttiende eeuw toe. Merendeels, voorwerpen, bestemd voor de eredienst, ook echter zaken voor minder sacraal gebruik, minder grootse doch in hun vormgeving soms even kostbaar kleinodiën uit de z.g.n. collectie Verstër, een verza meling, die helaas niet voor ons land zal kunnen behouden blijven, waar om de conservator van het Prinsen hof, dr. Bolten, zioh gelukkig achtte de collectie hiernog eens in haar ge heel te kunnen tonen. Verblijdend is het ook dat er zo weinig museumstukken in letter lijke zin op deze tentoonstelling aanwezig zijn. Verreweg het groot ste deel is nog in onze kerken in gebruik, zodat ze niet gedegradeerd zijn tot kijkstukken in zakelijke vi trines en uitstalkasten, maar in vorm en wezen nog steeds dienstbaar zijn en beantwoorden aan het doel, waar voor de hand van de kunstenaar ze schiep. IJet zou te ver voeren de bijna negentig stukken, afgezien nog van de honderd nummers, die de collectie Verster telt, elk voor zich te gaan beschrijven. We volstaan er dus mee de aandacht te vestigen op naar onze smaak enkele In Caleutta zal de hoogste wolkenkrabber van Azië verrijzen. Het ge bouw, dat 133 meter hoog zal worden, is bestemd voor een combinatie van Indiase staalindustrieën. Het administratiekantoor is ontworpen door architect P. Schneider-Esleben uit Düsseldorf. Het zou wervelstormen kun nen doorstaan. WU LEVEN WEER in het seizoen der touren. Elk land kent zijn instituten, die zich beijveren, de beenspieren der beoefenaars soepel te houden en een groot publiek de broodnodige sensatie te verstrekken. Er zit natuurlijk nog meer achter die touren, maar onze kennis daar omtrent schiet tekort en voor een outsider is het tourterrein te uitge strekt om overal het fijne van te weten. Een paar rondes liggen al achter de rug, maar voor het grij pen liggen nu twee evenementen, die ons telkenjare rood van opwinding vermogen te maken: de Tour de Frats en de Tour de France. De Tour de Frats is voor knulletjes net goede karak tereigenschappen, een goed school rapport of een lof felijk schrijven van hun werkge ler. En ome Joop Kleisterlee zorgt voor le rest. Büj de Tour de France ligt de zaak even anders. De goede ka raktereigenschappen zijn een bij komstigheid, die gemakkelijk over het hoofd wordt gezien; als de jon gens een goed rapport hadden gehad waren ze waarschijnlijk niet in de Tour terecht gekomen en het loffe lijk schrijver kunnen ze pas krijgen als het circus erop zit. De Franse tour dóét ons wat. In het begin noemde men de leiding van de Tour een troep bandieten en moordenaars en er werd weieens iemand vergiftigd, maar sinds mon sieur Goddet aan de touwtje trekt heeft men alleen maar aandacht voor de bergen, de etappe-zeges, de tourmiss-kussen, de verschillende truien en de nieuwe francs. De hoofdprijs, zo lazen we, is helemaal niet zo belangrijk voor de winnaar; het is de roem die het 'm doet. Zo waren er winnaars, die hun prijs af stonden aan hun ploegmakkers. Zo iets vinden we edelmoedig en groots en ongewoon. Dat kan alleen maar in de Tour de France. Uiter aard verslinden wij enkerle weken achtereen weer de krant met tour- nieuws; radio en t.v. houden (bijna) iedereen thuis. Tot aan het Pare des Princes: veel genoegen en rode oren, beste mensen, maar vat geen tour der itisEEK. hoogtepunten, waarbij we niet mo gen nalaten iedereen op te wekken de expositie met eigen ogen te gaan zien. Laten vooral zij, die verant- wooordelijk zijn voor de ruimtelijke vulling van onze katholieke kerken, deze gelegenheid niet voorbijgaan om met verbazing te kunnen aan schouwen wat een kunstzinnig voor geslacht deed tot meerdere eer en glorie van God. En dan willen we wijzen op een tweetal koorkandelaars (cat. nr. 54) van de Sint Janskerk te Roosendaal, gemaakt in het midden van de 15de eeuw. Tegelijk strak en sierlijk ge modelleerd, de voet rustend op drie fijngeprofileerde engelenfiguurtjes. Op de koorkandelaars uit 1640, over gangsperiode renaissance en barok, bijna twee meter hoog en bezit van de Sint Brixiuskerk te Doornik (cat. nr. 56). Op de koorlezenaar (cat. nra 22) van het Roermondse groot seminarie (vroeger kartuizerkloos ter), vervaardigd in de tweede helft van de vijftiende eeuw; op die van de Sint Leonarduskerk van Zout leeuw in Vlaanderen (cat. nr. 25), in 1485 gemaakt door Joost van Ant werpen en op die van de Sint Jacob te Doornik uit 1411 (cat. nr. 20). Prachtig is ook de paaskaarskande laar uit ongeveer 1500 (cat. nr. 52), in het gelukkige bezit van de Leu vense Sint Jacobskerk. We mogen voorts ook wijzen op het prachtige koorhek uit 1517 van de (oude) Sint Bavo te Haarlem (cat. nr. 12) en verder ook op een vier tal bronzen beeldjes (cat. nr. 76), af komstig van het grafmonument voor Isabelle de Bourbon, eerste vrouw van Karei de Stoute, in 1476 opgericht door haar dochter Maria van Bourgondiën in de O.L. Vrouwe- kerk te Antwerpen. De liggende fi guur van Isabella het enige dat nog van de eigenlijke tombe is overge bleven, is op de tentoonstelling ook aanwezig. A FGOMSTIG uit hervormde en an- dere protestantse kerken zijn vele kunstwerken uit latere eeuwen tentoongesteld. Langzamerhand wer- cien de oude symbolen losgelaten, de vorm werd grover en ze missen ook veelaal de liefdevolle, minutieuze afwerking van vroeger werk. Het wordt realistischer, boerser soms, vooral de voorwerpen uit patteiands- kerken. Een besliste uitzondering uit de Nederl. Hervormde kerk van Bennebroek (cat. nr. 18), geschonken door Adriaen Paauw, raadspensio naris van Holland en heer van Heem stede en Bennebroek, alsmede voor een z.g.n. doopboog in Lodewijk XIV-stijl, Gronings werk uit 1750 en in het bezit van de Evangelisch Lutherse kerk te Leiden (cat. nr. 9). „Koper", tentoonstelling van ker kelijke geelgieterskunst uit de zui delijke en noordelijke Nederlanden, alsmede de collectie Versted zoal3 de ietwat wijdlopige naam volgens de door dr. Bolten samengestelde, uit voerige catalogus luidt blijft ge opend tot 9 augustus aanstaande. W. PRINS Hoogste wolkenkrabber van Azië Een der drie koningen. Verguld-koperen beeldje uit een epitaaf. Bezit van het Metropolitaan Kapittel van Keulen. Leuvens werk uit plm. 1518.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1961 | | pagina 6