Avonturen HET KNUTSELHOEKJE Eli 24 ZATERDAG 13 MEI 1961 DE LEIDSE COURANT VAN deze toestand en wreef zich de ogen uit, als iemand, die pas wakker wordt. „Is het bij God mogelijk, dat dit al les waar is?" vroeg hij. „Helaas, maar al te waar. Maar kom, u gaat een weinig rusten, terwijl ik me even met de bedienden ga bemoeien, R/I iVf Rif anders zullen ze nog de verstikkings- DiliUlil/ dood sterVen» (door Oom Toon) De sluwe streken van lord Wolsey hadden zich dus tenslotte niet tegen zijn tegenstander, maar tegen hemzelf gekeerd. Al het leed, dat hij onze lieve vrienden had aangedaan, bezorgde hem uiteindelijk een roemloos einde van 'n leven vol van wrede en schaamteloze misdaden. Jullie begrijpen natuurlijk, dat het lange en spannende verhaal van de avonturen van matroos Bambo nu zoet jesaan ten einde loopt. Maar vanzelf sprekend zijn jullie nieuwsgierig, hoe 't na dit vreselijke drama verder ging met de hoofdpersonen uit ons verhaal. Toen de Engelsman buiten gevecht gesteld was, haastte Bambo zich aller eerst naar zijn geliefde Elsa van haar banden te ontdoen. Dan spoedde hij zich naar zijn a.s. schoonvader, die bij een poging om Bambo te hulp te ko men van de divan gerold was. Zodra ook deze bevrijd was van de knellende koorden, die diepe, bloedige striemen in zijn lichaam veroorzaakt hadden, kon hij zijn ledematen de eerste ogen blikken nog niet gebruiken. Maar toen hij hiertoe in staat was, viel hij hun redder om de hals onder de woorden: „Mijn lieve vriend, mijn beminde Zoon, je bent een ware held. Jij hebt ons ge red uit de klauwen van deze vreselijke man, die 't op ons aller leven gemunt had." Hij drukte hem met kracht tegen zijn machtige borst en streelde hem als een geliefd kind. Met tranen in haar ogen aanschouwde Elsa dit aandoen lijke tafreel.. Dan wendde de gelukkige vader zich tot zijn dochter, overlaadde haar met kussen en strelingen en nam haar vervolgens bij de hand zeggend: „Ziehier, mijn kind, onze redder, je broer, neen je aanstaande man, want hij is jou ten volle waardig." Nu zijn overvol gemoed een weinig ontlast was, deed hij een paar stappen achterwaarts en stiet daarbij tegen 't lijk van zijn vroegere vriend. Hij hui verde van deze aanraking, alsof hij op een giftige slang getrapt had, die hem nog kwaad zou kunnen berokkenen. „U behoeft geen vrees meer voor hem te hebben; aan al het kwade, dat hij bedreven heeft, is voorgoed een einde gekomen. Als u me even helpen wil, dragen we hem naar buiten, dan hin dert ons zijn aanwezigheid niet meer." „Wat? deze slang aanraken? Nooit!" riep Van Walden met onbeschrijflijke walging uit. Maak de bediende» maar wakker en laat hen dat trieste werkje maar opknappen." „Ik deel uw mening niet. Hij moet zo vlug mogelijk uit deze kamer ver dwijnen, zonder dat iemand het geheim van zijn dood te weten komt." „Wat wil je dan doen? vroeg Van Walden. „Hem in zijn eigen huis brengen." „Maar we weten immers niet waar hij woont!" „Zeker," antwoordde Bambo, „in het huis naast 't onze." „Wat? was hij onze buurman? Was hij de geheimzinnige, persoon, die ons steeds bespioneerde?" vroeg Van Wal-, den. „Inderdaad, hij zelf." „Maar hoe weet je dat allemaal?" „Die geschiedenis is te lang, ik zal ze u later wel vertellen en nog veel meer. Laten we ons eerst haasten het lijk uit Elsa's kamer te verwijderen, zodat ze dit afschuwelijke toneel niet langer behoeft te zien." „Ja, vader, Bambo heeft gelijk, ver wijder het monster uit mijn kamer." „Ik ga toch maar de bedienden roe pen," zei de koppige vader, die zich zelf nog niet helemaal meester was. „Spaar u de moeite, ze zullen toch niet komen. U doet mij er echter aan denken, dat ik me nodig even met hen moet bemoeien, anders vinden we hen morgenvroeg dood." „Doe maar wat je nodig vindt, maar mij stuit het tegen de borst deze man zelfs maar aan te raken. Ik zou werke lijk nog liever een echte slang aan raken." Bambo begon deze aarzeling een wei nig op te winden. Hij pakte zelf het lijk op, wierp het over z'n schouder en zonder een woord te zeggen droeg hij het naar de kamer, waar hij de dag tevoren Wolsey slapende had gevonden, had gevonden, legde hem op zijn bed, deed vervolgens alle deuren op slot en ging terug. Z'n schoonvader stond nog steeds overeind op dezelfde plaats met verschrikte ogen en verwilderd gelaat. Het gruwelijke beeld van de dode, aan wiens leven de wreker in de gedaante van een aap 'n eind had gemaakt, kon hij nog niet van zich afzetten. Zozeer werd zijn geest er nog door in beslag genomen, dat hij de terugkomst van Bambo niet eens had opgemerkt. 't Was of een afschuwelijke droom hem in zijn macht gevangen hield. Pas toen de jongeman hem naderde en op z'n schouder klopte, ontwaakte hij uit „Wat zeg je, de verstikkingsdood sterven?" Ja, net zoals u en Elsa zouden gedaan hebben, als 't niet anders gelopen had dan de plannen van de gedode bruut." „Dan ben ik zeker nog onder de in vloed van die narcose, want 't is in mijn hoofd nog zo vreemd." „Jazeker, en daarom gaat u nu eerst wat rust nemen op de canapé, want u heeft het hard nodig," antwoordde Bambo. (wordt vervolgd) Het waren de getallen 37, 39 en 24. Na loting heeft Lia v.d. Akker, Ju- lianastraat 75, Leiden het boek gewon- CORRESPONDENTIE O, wat hebben de kinderen van de derde klas van de Antoniusschool hun best gedaan! Zulke aardige verhaaltjes. Vandaag komen er een paar in de krant. Jullie moeten elke week maar eens kijken of je al aan de beurt bent. Eerst Gerry Lodder met: DE GOUDEN BLOEM Op een keer liep ik op je, waarop mooie boterbloemen ston den. Daar schitterde opeens een prach tige grote boterbloem. Hij leek wel van goud. Zó glinsterend. Ik plukte hem en legde hem bij de andere bloemen en ging naar huis om ze moeder te la ten zien. Maar ik moest wel twintig minuten lopen en dan zouden mijn bloempjes verlept zijn. Ik had plastic zakjes bij me. Ik ging naar de beek, die langs het gras stroomde en vulde de zakjes met water. Nu bleven de bloemen fris. Toen ik thuis kwam en moeder de bloemen wilde laten zien, zag ik nergens de gouden bloem. Ik ging terug om hem te zoeken, maar vond rfiets. Moeder zei: „Dat heb je vast gedroomd." Hiermee is het ver haaltje uit. Lla Waayen, Leiden: WAT ZIJ IN DE WINTER VONDEN Het was een vrije dag en Keesje en Truiisje gingen fijn buiten spelen in de tuin. Het was nog koud, want het was winter. Truüsje ging voor Knabbeltje, zo heette haar konijntje, wat gras ha len. Jan kwam ook naar buiten om naar zijn tuintje te kijken. Zag hij daar niet iets bewegen? Opeens toen het weer bewoog, hoorde hij zacht gepiep. Met zijn handen duwde hij wat dorre takken opzij en daar zag hij een heel klein vogeltje liggen, dat zeker uit zijn nestje gevallen was. Hij pakte het dier tje op en droeg het heel voorzichtig naar de schuur, waar Truusje en Kees je ook waren. Truusje bracht een beet je stro en daarop legde Jan het kleine vogeltje. Kees rende naar huis om het aan moeder te vertellen. Toen moeder het hele verhaal gehoord had, kwam ze zelf eens kijken en ontdekte meteen dat een van de pootjes gebroken was. Ze nam een stokje en een lapje en bond dat om het pootje. Na een paar dagen was het pootje genezen en kon hij weer vliegen. Toen vloog het gauw naar zijn nestje toe. Gerard Kaldenhoven, Leiden vertelt een fijne droom: HET TOVERPISTOOL Jan en Frans -zaten allebei in de 4e klas. Zoals iedere ochtend kwam ook Jan z'n vriendje halen. „Kijk eens," zei Jan. „Hier heb ik 'n pistool uit de 80-jarige oorlog. Gekre gen van m'n grootvader. Hiermee kan ik alles laten verdwijnen." Dat wilde Frans natuurlijk niet ge loven, maar Jan zei dat het echt waar was. En om dat te laten zien, schoot hij op een boom. Floep!weg was de boom. „Nu moet je hem ook weer terug schieten, anders wordt die agent daar boos," zei Frans. Daar kwam de agent al naar hen toe. Vlug schoot Jan de boom terug en schoot de agent weg. Het was intussen al tijd voor de school geworden: Op school moest Jan zijn droom ook aan zijn buurman ver tellen. De meester zag hem praten en Jan moest voor straf zijn naam op het bord schrijven. Dat betekende: om 4 uur blijven! Hè, dacht Jan, ik wou dat ik werke lijk zo'n pistool had, dan zou ik mijn naam van het bord schieten. Zou dat even leuk zijn. Conny was een leuk meisje van tien jaar. Zij had een vriendinnetje: Joske. De ouders van Conny waren erg rijk. Elke dag gingen de vriendinnetjes sa men naar school. Het was vlak voor de Paasvakantie, dat Conny zei: „O, ik ben toch zo nieuwsgierig naar mijn rapport." Om 12 uur kregen ze hun rapport mee en Conny huppelde dolgelukkig naast Joske naar huis. Ze had ook zo'n prachtig rapport. Een 10 voor taal en een 9 voor vlijt. Ze had geen enkele onvoldoende. Eerste Paasdag zou ze jarig zijn en dan zou ze misschien wel de fiets krijgen, die ze gevraagd had. Toen het zover was kreeg ze van haar vader een fiets en van haar moe der een paar kunstschaatsen. Ze mocht haar vriendinnetjes op een partijtje vragen en daar kreeg ze nog meer leu ke geschenkjes. Het is een fijn feest geworden. Aagje Zandbergen, Zoeterwoude. Dat heb je goed geraden Aagje. Iedere week krijg ik stapels brieven. De kin deren moeten dus maar niet mopperen, als ze eens een paar weken moeten wachten. Nu kom jij aan de beurt. ANNEKE EN DE HEKS In een arm huisje, aan de rand van een groot bos, woonde een houthakker met zijn vrouw en dochtertje Anneke. In het woud woonden ook veel wilde dieren. Ook woonde er aan de andere kant van het bos een heks, maar dat wist Anneke niet. Die heks was heel boos en heette Iwano. Op een dag ging Anneke wandelen. Ze liep steeds die per het bos in. Iwano zag in haar kris tallen bol, dat het meisje steeds dich terbij kwam. Ze nam haar bezemsteel en ging Anneke halen. Nu was Anneke al een paar dagen bij de heks. Terwijl de heks zat te toveren moest Anneke al het werk doen. Op een middag ging de heks weg. Ze deed de deur op slot. Anneke stond verdrietig door het raam te kijken. Daar zag ze een grote sterke beer aankomen; deze sloeg met zijn sterke poten de ramen kapot. Net wil de Anneke door het raam vluchten, toen de heks in de lucht op haar be zemsteel kwam aansuizen. De beer zag het ook en at haar op. Nu kon Anneke weer veilig naar huis en ze leefde nog lang en gelukkig. Er liggen nog goede oplossingen van: Jeanette v.d. Krogt, Leiden, Jan Baak, Ter Aaar; Jan v.d. Hoeven, Zoeter woude; Joke v.d. Kamp, Lisse; Ellen Giezen, Leiderdorp; Ella Olierook, Ha- zerswoude; Ria de Vos, Sassenheim; Annelies Ammerlaan, Marjo v.d. Holst, Leiden; Lisette Vroonhof, Voorhout; Co- bie en Hannie v.d. Krogt, Sassenheim; Nellie v. Eeden, Noordwijkerhout; An neke van Leyden, Hazerswoude; Mar tha v.d. Klugt, Roelofarendsveen; Ineke v. Klink, Nieuwveen; Anneke Nyman, Oude Wetering; J. v.d. Aakker, Leiden; Joke v. Steyn, Leiden; Dineke Heuzen, Leimuiden; Tonny Vollernig, Bodegra ven; Jan Plasmeyer, Hazerswoude; Ria Berends Leimuiden, Arie v.d. Krogt, Zoetferwoude; Annemleke v.d. Lans te Sassenheim; Nellie Onderwater, Zoe- termeer; Lida Zonneveld, Noordwjjk; Sophietje Moons, Zoeterwoude; Wille- mien v. Vliet, Hazerswoude; Lia Heems kerk, Zeyerveld; Jan van Haastregt, Rijpwetering. Rina Heemskerk, Rijpwetering maak- Marijke was bij Lucia aan het loge ren. Ze waren nu buiten aan het spe len in de sneeuw, want 't had 's nachts gesneeuwd. „Pets!" in Lucia's gezicht. Maar nu gooide Lucia terug. „Ha, ha, mis poes!" riep Marijke. „Weet je wat, we gaan een sneeuw pop maken." „Ja riep Lucia. Marijke begon meteen de buik te rol len. Toen ze klaar waren, tikte vader tegen het raam. Ze moesten binnen komen. „Trekken jullie je jasjes aan," zei vader. Vlug gingen ze naar boven en trokken hun jas aan. Toen ze be neden kwam zei vader: „Stappen jullie maar in de auto, want we gaan naar de film." „Hoera!" riepen ze allebei tegelijk. Willie de Groot, Hazerswoude (7 jaar) heeft een aardig verhaaltje gemaakt over: NAAR MADURODAM Het was zondagmorgen. We zouden 's middags naar Madurodam gaan. Wat duurde die ochtend lang. Eindelijk gin gen we eten. Toen we klaar waren met eten gingen we weg. We reden over Voorschoten naar de plaats van be stemming. Eindelijk waren we er. We namen kaartjes en gingen er in. 't Was een aardig gezicht, dat kleine stadje. Alles zagen we in het klein. Ik was nog groter dan de kerktoren. Toen we alles gezien hadden, kregen we nog een ijsje en gingen naar huis. Het was een fijne middag geweest. Riet en Jos Ellenbroek, Zoeterwoude stuurden deze twee verhaaltjes. Riet vertelt: EEN VERKEERDE BOODSCHAP Tonnie was vijf jaar. „Tonnie, haal jij eens even bij de kruidenier 'n pond suiker en 'n ons toverballen?" vroeg moeder. „Goed," zei Tonnie en was al weg op zijn step. Onderweg zei hij nog eens: 1 pond toverballen en 1 ons sui ker. Dat vond de winkeljuffrouw vreemd en zei: „Weet je het wel zeker. Je moe der koopt altijd 1 ons toverballen en 1 pond suiker." „Nee, nou niet," zei Tonnie en stepte naar huis met de boodschappen en nog een toverbal in z'n mond, die had hij voor niks van de winkeljuffrouw ge had. „Nee Tonnie, dat is niet goed," zei moeder toen ze de zakjes had nagezien en moeder schreef het op een briefje. Toen Tonnie de winkel binnenstapte gaf hij het briefje af. „Zie je wel," lachte de winkeljuf frouw. Ze gaf nu 1 pond suiker en 1 ons toverballen en Tonnie kreeg voor de moeite 3 toverballen en-thuis kreeg hij er 2 uit het zakje. Tevreden ging hij weer steppen. De volgende keer komt 't verhaaltje van Jos Ellebroek het eerst aan de beurt, dus Josje nog even geduld. Dag allemaal. TANTE JO EN OOM TOON de grond komen en bracht dan door telkens afstoten zijn rijwiel in beweging Wanneer hij dan een behoorlijk gan getje had bereikt liet hij zijn benen even rusten om daarna weer opnieuw af te zetten. Eerst 35 jaar later Vond een andere man de pedalen uit en ongeveer op dezelfde tijd maakte men in Amerika het eigenaardige soort fiets, dat men velocipede noemde. Het had een zeer groot voorwiel en 'n klein achterwiel. „Wil je een eindje meerijden, col lega?" „Dank je, ik heb op het moment weinig tijd". PRONONCE voor DE LINNENKAST o.m. Elias - Favorita - Stork - Zeepaardje - Cinderella. (Advertentie) Fig. 'N AKROBAATJE Vouw een blad papier 3 x 10 cm lang éénmaal in de breedte en éénmaal in de lengte (zie afbeeldingen 1, 2, 3). Teken in 't voorvlak van 3 een halve „sterke man". Zijn armen en benen moeten precies tot aan de kant komen (4). Knip vervolgens langs de lijn van de tekening alle 3 blaadjes ineens uit, vouw het papier open en daar staan de akrobaten voor je. De pedalen waren aangebracht aan het voorwiel bijna recht onder het zadel. Het was lang niet makkelijk op dit rij wiel de kunst van het fietsen te leren. Zelfs zij, die meenden al knappe rijders te zijn, maakten nog menige val en omdat ze zo hoog zaten was het dan meestal nog behoorlijk „raak" ook. Bijzondere ondernemende lui span den een zeil op hun velocipedes om de snelheid te vergroten. Dit had echter 't nadeel dat het sturen er moeilijker door werd, vooral bij rukwinden en zo had men meer kans om in greppels, sloten of in heggen terecht te komen. De vorm der fietsen veranderde steeds tot men, ongeveer 80 jaar geleden, tot het model kwam, dat we nu nog ken nen. Het was Dunlop, een dierenarts uit de Ierse stad Dublin, die zo'n flets aan zijn zoontje schonk op diens ver jaardag. De banden waren echter in die tijd' nog slechts holle gummi-hoe- pelsen wegens de slechte toestand der toerimalïié wëgën was hel; fietsen nog geen onverdeeld genoegen, wegens de stoot, die men bij elke oneffenheid kreeg te verduren. Toen 't zoontje zich bij papa beklaagde, dat hij zo gauw pijn kreeg bij het rijden ging deze zich aan het bezinnen. Het gevolg ervan was de uitvinding van binnenband en ven tiel. Dat was een enorme verbetering en de fietssport leefde toen geweldig op. De rijwielindustrie nam toen ver bazend snel toe, de fabrieken rezen als paddestoelen uit de grond, wat aan duizenden mensen werk en brood ver schafte. Fig. D In Australië leven veel zeldzame die ren. Als je er een van wil leren ken nen, dan trek je met rechte lijntjes van 1 naar 2, naar 3 enz. tot je bij 't laat ste getal aanlandt. brandt heette. De klompen behoorden hem evenwel zelf niet toe, maar aan zijn nichtje. Toen de onderwijzer op school Rembrandts „kunstwerk" ont dekte, werd hij heel kwaad. Hij schreef een brief aan de vader van het meisje, waarin hij hem vroeg, welke straf hij de jongen moest opleggen voor dat „schilderwerk",, waarmee hij zijn tijd verbeuzelde en de voorwerpen ontsier de. Tot geluk kende Rembrandts oom zijn neefje heel goed. Voor hem stond 't vast dat de jongen talent had. Hij schreef aan de boze onderwijzer terug, dat de jongen eenmaal schilder zou worden. En Rembrandt werd schilder en wel één der besten, die ooit geleefd hebben. OVER DE FIETS Fig. b De eerste fietsen leken veel op een autoped door de Duitser Karei von Drais uitgevonden. In 1815 toonde hij ze voor 't eerst op 't Wener Congres aan het publiek. Zijn „fiets" bezat twee even grote wielen die door een houten lat ver bonden waren. Op die lat was 't zadel bevestigd. Pedalen waren er nog niet aan. De fietser kon met de benen aan Fig. a Een paar kleine beschilderde klom pen. In een museum in Nederland zijn een paar beschilderde kinderklompen tentoongesteld. De kleuren zijn welis waar verbleekt, maar men kan er toch nog enige kuikentjes, eenden en bigge tjes uithalen. Ze werden vele jaren geleden door een kleine knaap beschilderd, die Rem- De vader van de ^dichter las zeer veel. Als jongeman had hij graag ge studeerd, maar zijn ouders, die eens welgestelde boeren geweest waren, moesten wegens ziekte hun boerderij verlaten en woonden daarna in Odense in een bescheiden huisje, dat ze nog met hun laatste geld hadden kunnen kopen. Er was daarna weinig of niets meer over voor de opvoeding van hun zoon. Hij werd daarom in de leer ge daan bij 'n schoenmaker, maar hij had heel weinig vreugde in z'n ambacht. Daar stond tegenover, dat zijn baas hem verwende; hij maakte speelgoed voor hem, las hem voor en vertelde hem spannende verhalen en oude sagen, 's Zondags maakte hij bovendien lan ge wandelingen met zijn leerling. Eens in het 'jaar, als de beuken uit gelopen waren, ging de moeder met hen mee naar het bos. Dan droeg zij steeds 't zelfde bruingebloemde katoenen jurk. Het was 't enige kleed, wagrin Hans zijn moeder ooit zag. De vader sprak niet veel, als zij in het bos waren. Meestal zat hij er stilletjes in gedach ten verzonken, terwijl de jongen in de buurt speelde. Als zij dan weer naar de stad teruggingen, brachten zij altijd groene takken en bloemen mee naar huis, die zij gedeeltelijk boven de oven. opbergden, anderdeels in de scheuren van de dekbalken staken of op de deu ren bevestigden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1961 | | pagina 15